De geboorte van L!Het is vrijdagochtend 19 april als we ons moeten melden bij de gynaecoloog voor een controle, en een groeiecho. Ik ben dan exact 33 weken zwanger. Sinds de 29ste week van mijn zwangerschap loop ik met hypertensie, die even later is over gegaan in pre-eclampsie en ik word nauwlettend in de gaten gehouden. Pre-eclampsie kan heel ernstig compliceren, en heel snel ook, wordt telkens gezegd. Maar voor nu voel ik me prima, en los van de 2 weken groeiachterstand van ons kindje is er weinig aan de hand. Denk ik. Maar na het riedeltje bloeddruk meten/urine/bloedafname blijkt het tegendeel waar: ik heb ondanks de bloeddrukmedicatie een bloedddruk van 150/105 en mijn urine laat een enorme toename in eiwitten zien. Ik mag naar huis, met de afspraak komende week élke dag bloeddruk te laten controleren, en morgenochtend wederom bloed en urine inleveren. De volgende dag blijkt het pas écht mis: ook mijn bloeduitslagen zijn niet goed, en ik word voor de vierde keer in vijf weken opgenomen in het ziekenhuis. De artsen en verloskundigen zijn heel duidelijk: de kans bestaat dat ik het met deze klachten nog wel eventjes uitzing zo, maar de kans is veel groter dat dit binnen korte tijd escaleert: wij moeten ons mentaal gaan voorbereiden op een prematuur kindje. Ik zal het ziekenhuis niet meer verlaten zonder baby, zegt een verloskundige. Gek genoeg stelt dat gerust: dit is dus de laatste keer in het ziekenhuis, het eind is in zicht. We zetten ons vizier op de vrijdag erna, dan ben ik 34 weken: een geweldige mijlpaal.
Maandag en dinsdag krijg ik longrijpingsspuiten: mocht er nog voor week 34 ingegrepen worden heeft de baby al wat meer kansen. Ik bedenk bij mezelf hoe voortvarend ik dat vind, ik ga die 34 weken op mijn sloffen halen, vind ik. En dan wordt het dinsdag en gaat het met mij ineens heel slecht. Ik zie en voel mezelf met het uur vol lopen met vocht, en eenmaal op de weegschaal blijk ik tien kilo zwaarder dan een week eerder. Tien kilo aan vocht. Dinsdagnacht bereik ik rockbottom: het voelt alsof het vocht mijn longen in loopt, ik raak toenemend benauwd. Ik geef dit herhaaldelijk aan bij de verpleging, zij zeggen dat de gyn er vanaf weet, 'het hoort er even bij'. Midden in de nacht sms ik Vriendje, hoe doodsbang ik ben, hoe ik voel dat mijn lichaam deze zwangerschap niet meer trekt, dat ik niet durf te slapen uit angst niet meer wakker te worden, zo benauwd ben ik. De hele nacht ben ik wakker, rechtop zittend, mezelf proberen te kalmeren. Om 08:00 's morgens staat Vriendje naast mijn bed, en om 08:30 komt de dienstdoende gynaecoloog melden dat ze 'een begin willen maken met de baring'. Hoofdreden hiervoor is mijn lichamelijke conditie: ze willen geen risico meer lopen met mij. Al snel wordt er een balloncatheter ingebracht, de vk meldt dat dit heel vaak weinig tot niets doet: we moeten geen wonderen verwachten. We stellen ons in op een bevalling die wel twee dagen kan duren. Dat is prima, dan ben ik alsnog 34 weken ten tijde van de bevalling. Een paar uur na de balloncatheter wordt er een weeenopwekkend infuus gestart, heel licht.
Ik geef bij de gyneacoloog én de verpleging aan dat ik wil dat een anesthesist zich buigt over mijn situatie: ik heb verschillende rugoperaties gehad in het verleden en vraag me af in hoeverre een ruggeprik mogelijk en verantwoord is, mocht het uitlopen op een keizersnede. Ik benadruk hoe belangrijk een ruggeprik voor mij is, een keizersnede staat hoog op mijn angstenlijst: dat ons kind geboren wordt terwijl ik onder zeil ben en Vriendje achter glas kijkt vind ik een immens naar idee. Na contact met de anesthesist wordt gezegd dat de anesthesist op het moment zelf zal beoordelen of een ruggeprik mogelijk is. Ik vind dit bijzonder, maar wil geen doemdenker zijn en me te veel vastbijten in het idee dat het een ks kán worden: er is absoluut geen reden om dat te denken. Ik laat het los.
In de loop van de dag krijg ik venijnige krampen die ik echt weg moet zuchten. Als de vk komt controleren rond 19:00 's avonds constateert ze 3 cm ontsluiting: meer dan verwacht, en ze wil mijn vliezen breken om mijn lichaam het laatste zetje te geven. Al heel de dag lig ik tussen alles door aan het CTG: een CTG wat 'te vlak' is. Dit is het echter al een week, ze geven aan zich daar niet enorm zorgen om te maken: het kan ook een reactie zijn op alle medicatie die ik de afgelopen tijd heb ingenomen. Mijn vliezen worden gebroken en ik zie het meteen: de baby heeft in het vruchtwater gepoept. 'Dat is niet goed he?' zeg ik tegen de vk. Ze knikt. Dat is inderdaad niet goed. Vlak erna wordt het CTG nog slechter: de hartslag van de baby gaat enorm dippen. Ik kijk Vriendje aan, we weten allebei dat ze snel gaan ingrijpen nu. En dat doen ze. De vk vertelt dat het operatieteam van huis wordt gehaald, dat ze een spoedsectio gaan doen ivm foetale nood. Wij vinden het prima, haal onze baby maar, hij heeft het duidelijk heel moeilijk in de buik. Ik grap tegen Vriendje dat het voordeel van een ks is dat ik iig niet uit zal scheuren downunder. Hoera voor ons seksleven, enzo

Rond 20:00 zijn we op de OK. De anesthesist blijkt een tactloze ongevoellige boer, die me keihard meedeelt dat een ruggeprik godsonmogelijk is. en dat hij als hij zich 'eerder had kunnen inlezen wel had kunnen voorbereiden hierop, maar nu niet hoor'. Ik begrijp er niets van, we hadden dit toch besproken, en ik raak langzaamaan in paniek. Het gaat met onze baby niet goed, hij komt veel te vroeg ter wereld, en nu kan ik er ook nog niet zijn voor hem zijn allereerste momenten. En vanuit het niets bekruipt me een gevoel van totaal verlammende angst. Ik lig te rillen, te hyperventileren, te huilen, en ik kerm om Vriendje die zijn OK-kleding staat aan te trekken. De anesthesist zegt: 'Nee hoor mevrouw, die deur blijft dicht, u kunt hem niet meer zien'. Ik voel me alsof alle grond onder me wordt weggeslagen. Ik eis huilend en wel dat ik mijn Vriendje verdomme nog mag zien voordat ik onder narcose ga, en zuchtend en steunend laat de anesthesist Vriendje binnen. Vriendje is de rust zelve, zoals altijd. Hij ziet er weergaloos uit in het OK-pak, ik voel me gezegend dat ik nooit in mijn leven hoef te twijfelen aan waarom ik voor hem heb gekozen. Hij kust me, zegt hoe alles goed komt, dat hij bij me is. Blijf bij de baby als hij er is, zeg ik nog. Laat hem níet alleen. Hij belooft het, geeft me een laatste zoen, en vertrekt.
Anderhalf uur later kom ik bij. De keizersnede is prima verlopen, om 21:00 exact is onze zoon L. ter wereld gekomen. Piepklein, nog helemaal niet klaar voor het leven buiten de buik met zijn 1545 gram, maar hij is perfect. Alles zit er op en er aan, en hij leeft, onze zoon lééft! Hij wordt bij me gelegd en een paar minuten lang zijn we de gelukkigste mensen op aarde. Totdat ik vraag of ze L. van me af willen halen: ik krijg het zo benauwd van hem, zeg ik. Ze halen hem van me af, en daarna gaat alles razendsnel: binnen enkele minuten ben ik extreem benauwd. In de verte hoor ik ze het hebben over een bloeddruk van 240/160, een zuurstofgehalte van maar 70%, en ze proberen me zuurstof toe te dienen maar ik sla alles weg, roepende dat ze me zo benauwd maken 'met dat gedoe in mijn gezicht'. Ik voel mijn lichaam keihard werken, de strijd voelt ongelijk, en ik voel en besef dat de kans bestaat dat dit het dan was voor mij. Dat ik de grootste liefde van mijn leven met twee kinderen laat zitten, en dat alles afhangt van wat de artsen nu doen. Zelf kan ik het niet, zoveel is me duidelijk. Ze gaat naar de Intensive Care, zegt iemand. What the fuck, is mijn reactie. Dat klinkt wel heel ernstig. Op de IC wordt, onder ander dmv een longfoto, al heel snel duidelijk dat ik last heb van pulmonair oedeem: vocht achter de longen als complicatie bij de al bestaande pre-eclampsie. Ik word volgestopt met infusen en medicatie en binnen zeer korte tijd raak ik een groot deel van dat vocht weer kwijt. Uiteindelijk ben ik stabiel genoeg, waarna ik nog twee dagen op de IC moet blijven. Twee dagen waarin ik me lichamelijk nog steeds voel alsof ik wél ben dood gegaan: wát een uitputtingslag was het.
In de dagen erna dringt de ernst van alles tot me door. We zien de longfoto, genomen op het toppunt van mijn benauwdheid. Het is een beeld dat we niet snel zullen vergeten: mijn longen zijn compleet wit, alsof ze in een melkbad staan. Van onder tot boven gevuld met alleen maar vocht, geen wonder dat ik zo benauwd was. Al het medisch aanwezig personeel van die avond komt bij me langs en benoemt hoe heftig ook zij het hebben ervaren. En ik kan alleen maar heel dankbaar zijn dat het medisch personeel zo kundig was dat ze dit tot een goed einde hebben gebracht.
Lichamelijk voel ik me elke dag een beetje beter. De gyneacoloog vertelt dat het herstel van dit alles echt wel maanden zal duren, ook emotioneel gezien, maar dat is prima. Wij hebben er een zoon bij en we zijn dolgelukkig elkaar nog te hebben. Inmiddels is L. morgen een week oud. Ik ben nu thuis, hij blijft nog even in het ziekenhuis om groot en sterk te groeien. Dat kost tijd en liefde, maar beide hebben we in overvloed. We prijzen ons gelukkig.