quote:
‘Wij tonen al 5 jaar dat het anders kan’
Manager Spekenbrink van Argos weigerde het dopingakkoord van de wielrenunie en de andere teams te ondertekenen.
Door onze redacteur MAARTEN SCHOLTEN
Nog wat dopingbekentenissen uit het verleden en dan snel verder met de eerste koersen van het nieuwe seizoen? Iwan Spekenbrink ziet het mis gaan. „De wielersport staat nu voor een belangrijke identiteitskeuze”, zegt de manager van de Nederlandse ploeg Argos-Shimano. „Willen we zo weinig mogelijk hinder van het dopingprobleem, en snel een zwarte bladzijde uit ons boek omslaan? Of willen we nu echt de cultuur veranderen en de structuren van doping uit de sport halen?”
Spekenbrink (37) werkt al aan een cultuuromslag sinds hij vijf jaar geleden het team opbouwde. Nadruk op een dopingvrij klimaat staat succes niet in de weg. Zijn Duitse kopmannen Marcel Kittel en John Degenkolb zijn veelwinnaars. Argos-Shimano kreeg dit jaar zijn eerste licentie voor de WorldTour, die startrecht geeft in alle grote koersen. De ploeg begon in de schaduw van Rabobank (nu Blanco) en Vacansoleil. Terwijl daar de contracten na dit jaar aflopen, weet Spekenbrink zich als enige Nederlandse profmanager verzekerd van een meerjarige verbintenis met multinational Argos Energies. „Wij laten al vijf jaar zien dat het anders kan.”
Toch schaart Spekenbrink zich nu niet achter het ‘gezamenlijke plan van aanpak’ van de dopingproblematiek, dat wielrenunie KNWU en de profploegen Blanco en Vacansoleil vorige maand presenteerden. Ondanks stevige druk van bonds-voorzitter Marcel Wintels en de andere twee partijen. „We doen wel mee aan de vragenlijst maar ondertekenen het akkoord niet”, stelt Spekenbrink. „Er wordt te krampachtig omgegaan met het verleden en te weinig gekeken naar de toekomst. Dan heb je elke dag nieuwe bekentenissen in de krant, maar doe je niets voor deze generatie. Voor hen moet je een veilig sportklimaat creëren.”
Makkelijke oplossingen zijn er niet, zegt hij. „Ik hoor zo vaak dat deze generatie lijdt onder de vorige. Met andere woorden: we hebben nu geen enkel probleem meer. Dat zie ik echt anders. ‘Vanaf nu zero tolerance’, roepen ze ook. Mooie term, maar wat betekent het? We zeggen nu: ‘Jantje, Pietje of Klaasje was fout en klaar’. Dan verval je in cosmetische oplossingen. Dat baart me zorgen, maar ik blijf strijdbaar.”
Belangrijk aan het akkoord is een vragenlijst waarin alle medewerkers van de profteams moeten aangeven of ze doping hebben gebruikt. „Het risico is dat velen toch ‘nee’ blijven zeggen. We blijven zo speculeren. En hoeveel bekentenissen hebben we nog nodig? Iedereen weet nu echt wel hoe het er aan toe ging. We hadden het direct op tafel moeten leggen, die realiteit volledig moeten erkennen en duidelijk maken dat het anders moet. Maar ook uitleggen hoe zo’n cultuur kan ontstaan. Alleen bekentenissen veranderen niks voor de nieuwe generatie.”
In het buitenland houden ze zich veel minder bezig met het verleden, stelt hij. „Ik snap wel dat na het stoppen van Rabo behoefte ontstaat met een verleden van twintig jaar om te gaan. Maar ploegen weten zelf wie ze in dienst hebben, daar is geen vragenlijst voor nodig. Het is te makkelijk om te zeggen ‘zonder verleden geen toekomst’. Dan moet je eerst het verleden met de juiste nuances benoemen. En niet de suggestie wekken dat je zelf niet weet wie je in de ploeg hebt.”
Hij heeft zijn analyse al klaar. „Je rijdt veel harder op doping. De renner is in het huidige systeem afhankelijk van resultaten voor zijn contract en zijn geld, de ploeg heeft resultaten nodig voor een licentie, het management belooft succes aan de sponsor. Als de kans om gepakt te worden klein is, ben je gek geen doping te gebruiken. In zo’n klimaat kan een cultuur ontstaan waarin doping gedijt. De pakkans is ondanks meer geavanceerde controles nog steeds te klein. Dus zal de cultuur nog steeds hetzelfde zijn, in mindere mate. Dat moet je doorbreken.”
Niet door het probleem bij renners te zoeken. „Het kon gebeuren in een cultuur waarin je misschien mee moest doen, of een andere baan moest kiezen. Het blijft een eigen keuze, maar ik snap dat je vatbaar bent als twintigjarige sporter die jaren heeft getraind en gestreden om aan de top te komen. Met alle druk van je omgeving. Dan kun je zwichten, niet om de boel te bedriegen maar omdat je de uitweg niet ziet.”
Om het dopingprobleem aan te pakken wil Spekenbrink substantieel meer geld van de ploegen voor controles en vooral verandering van het systeem. Ethiek moet belangrijker zijn dan prestatie, vind hij. „Beloon degenen die het goede doen. Mijn hoogste belang is al vijf jaar dat ik mijn renners wil beschermen tegen doping, zodat zij niet voor de keuze komen te staan. Dat kan alleen als het om ons heen ook zo gaat. Als wij dopingvrij achteraan rijden, hebben we geen bestaansrecht. Wij hebben er belang bij dat het schone wielrennen breed wordt gedragen. Daar moet het nu over gaan.”
In plaats van bijval oogstte Spekenbrink hoon toen zijn eigen ploegleider Rudi Kemna onlangs dopegebruik opbiechtte. „Mijn geloofwaardigheid wordt nu in twijfel getrokken, maar je moet het in de tijdgeest plaatsen. Dat speelde rond 2008 helemaal niet. Ik moest een ploeg bouwen en had mensen nodig uit die tijd, die wisten hoe het met de wielersport zat. Rudi was de enige die tegen mij zei: ‘Iwan, zelfs ik heb mijn rug niet altijd recht kunnen houden’. Ik wilde niet schijnheilig zijn dat ik het niet wist, wilde het juist weten. Een eerlijk verhaal.”
Na het Usada-rapport over Lance Armstrong vonden de twee het tijd voor openheid. „Juist om te vertellen in welke cultuur iemand als Rudi, met zo’n rechte rug, toch door de knieën ging. Dat zal ook bij anderen zijn gebeurd, en zal nog steeds gebeuren. Alleen door die werkelijke problemen te benoemen, krijgen we de sport in de goede richting.”
Kemna wees Spekenbrink juist de weg. „Hij kwam niet met cosmetische oplossingen. ‘We moeten de medische begeleiding uit de ploeg halen’, zei hij. De jaren ervoor moest je voor de koers naar de dokter, in de koers en na de koers had je herstel nodig. En het liefst met een naald. In die cultuur was de stap naar doping een laatste dingetje. Niet zwart-wit. Rudi vertelde dat het niet binnen een dag anders kon. ‘Dan raak je het vertrouwen van renners kwijt’, zei hij. Zo konden we met onze arts Edwin Achterberg, een moderne bewegingswetenschapper en geen traditionele pillendokter, het vertrouwen van de renners winnen. En bouwen aan een schone sport.”
Wat binnen zijn eigen ploeg lukte, ziet hij daarbuiten niet ontstaan. „Deze sport is van nature niet geneigd te veranderen”, zegt Spekenbrink, net herkozen als vicevoorzitter van de Movement Pour un Cyclisme Crédible (MPCC), de internationale actiegroep van ploegen die streven naar een geloofwaardiger sport. „We hebben druk van buiten nodig: fans, media, sponsors, organisatoren, overheden. We moeten met zoveel mogelijk partijen een veilig klimaat scheppen voor de [internationale wielerunie] UCI om hervormingen door te voeren. En niet over de rug van het probleem goede sier maken of ons onderscheiden met de ‘Nederlandse’ aanpak.”
Spekenbrink is blij dat ook sportminister Schippers (VVD) zich met de discussie bemoeit. Hij zou graag het gesprek met haar aangaan. „Minister Schippers zegt: ‘de wielersport moet anders, het verleden moet op tafel’. Maar het doel zou niet moeten zijn dat je nu perse alles naar boven wil halen wat Michael Boogerd of Jeroen Blijlevens wel of niet heeft gedaan. We weten wat de problematiek is. Ik roep de minister op haar energie te steken in de toekomst. Laat de huidige generatie niet in de kou staan. Als we de sport echt willen verbeteren, kan het.”
© 2013, NRC Handelsblad
Alstu.