Je kunt twee tijden onderscheiden:
1. toekomende tijd
2. tegenwoordige tijd
Je kunt drie onderwerpen onderscheiden:
1. ik
2. jij
3. hij
Je kunt vier lijdend voorwerpen onderscheiden:
1. jou
2. hem
3. ons
4. hen
Wat opvalt is dat de vormen met "hij" beginnen op ana- of ata-.
De vormen op ata- zijn hij in de toekomende tijd, op ana- is hij in de tegenwoordige tijd. Door vergelijken zie je dat nita "ik" in de toekomende tijd is, en una "jij" in de tegenwoordige tijd.
Dus:
t in onderwerp: toekomende tijd
n in onderwerp: tegenwoordige tijd
Nina is dus "ik" in de tegenwoordige tijd, uta "jij" in de toekomende tijd.
De lijdend voorwerpen:
Door vergelijken zie je:
jou: ku
hem: m
ons: tu
hen: wa
De betekenissen van de werkwoorden:
penda: liefhebben
piga: slaan
sumbua: irriteren.
Maak 'm dus maar af