Past hier wel, maar je zult iets specifieker moeten zijn.quote:Op zondag 4 december 2011 14:02 schreef dynamiet het volgende:
Kan ik in dit topic ook een vraag stellen hoe ik een Bode plot (phase,amp/freq) naar een transfer functie moet omzetten? Of kan ik daar beter voor bij een ander topic zijn?
Het is voor mij diep graven. Ik gebruik dit spul wel voor optische transfer functies, maar daar werken we niet met bodeplotten.quote:
Ik ben zelf geen natuurkundige, daarom kan ik je geen diepgaande uitleg hierover geven. Wat ik wel weet, is dat de quantumgetallen bedoeld zijn om de toestand waarin een elektron zich bevindt te beschrijven. Het hoofdquantumgetal n beschrijft het energieniveau (ofwel de schil) waarbinnen het elektron zich bevindt. Het nevenquantumgetal l beschrijft in wat voor type orbitaal het elektron zich bevindt (s, p, d, f). Het magnetisch quantumgetal m geeft weer binnen welke orbitaal zich het elektron zich bevindt (er zijn bijvoorbeeld 3 p-orbitalen). Het spinquantumgetal s beschrijft ten slotte de spin van het elektron (spin up of spin down).quote:Op dinsdag 6 december 2011 14:35 schreef WhatsTheSecret het volgende:
Zou iemand mij in het kort uit kunnen leggen wat de quantumgetallen (n,l,m) inhouden? En dan bijvoorbeeld bij een 4p-toestand.
Tevens is het voor mij ook lastig te begrijpen wat de spintoestand nu precies inhoud en hoe je dit bepaald en aangeeft. Wij gebruiken het boek "Chemistry'' van McMurry & Fay en dat is dus in het (Harvard) Engels. Soms een beetje lastig. De stof zelf is niet zo moeilijk, maar deze dingen kom ik niet helemaal uit. Alvast heel erg bedankt.
De waarde voor s is arbitrair. Er kunnen maximaal 2 elektronen in een orbitaal zitten. Als je aan de ene de waarde -1/2 toekent, dan heeft de andere automatisch de waarde 1/2.quote:Op dinsdag 6 december 2011 18:08 schreef WhatsTheSecret het volgende:
Ah thanx, dan had ik het toch wel redelijk begrepen. Alleen snap ik die 's' nog niet, hoe bepaal je die? -1/2 en 1/2.
Chromatografie is een methode om stoffen van elkaar te scheiden en deze gescheiden van elkaar op te vangen of te meten.quote:Op zondag 18 december 2011 19:17 schreef vault_tec het volgende:
Iemand die mij simpel kan uitleggen wat chromatografie is en wat gas-vloeistof chromatografie is.
Waarschijnlijk heb je eerst van een aantal oplossingen met bekende concentratie de absorptie gemeten (of zijn de meetwaarden hiervan al gegeven). Als je deze meetwaarden dan zou uitzetten tegen de concentratie, dan kun je door de punten een lijn tekenen. Als je dan de absorptie meet van jouw onbekende oplossing, kun je uit de grafiek aflezen welke concentratie daarbij hoort.quote:Op dinsdag 3 januari 2012 13:32 schreef daantje1044 het volgende:
Ik heb een vraag:
Ik heb een practicum gedaan waarbij ik het gehalte vanille in Baukje moest bepalen. Eerst heb ik de vanille geextraheerd met chloroform. Daarna het chloroformextract behandeld met NaOH-oplossing.
Daarna de absorptie gemeten met een spectrofotometer.
Nu moet ik de extinctie uitzetten tegen de concentratie, en dan de concentratie van de gemeten monsteroplossing met interpolatie bepalen.
Nu heb ik geen idee hoe ik dat moet doen. Is er iemand die me op weg kan helpen?
Ok dank je wel. Ja ik heb met bekende concentratie de absorptie gemeten.quote:Op dinsdag 3 januari 2012 17:44 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Waarschijnlijk heb je eerst van een aantal oplossingen met bekende concentratie de absorptie gemeten (of zijn de meetwaarden hiervan al gegeven). Als je deze meetwaarden dan zou uitzetten tegen de concentratie, dan kun je door de punten een lijn tekenen. Als je dan de absorptie meet van jouw onbekende oplossing, kun je uit de grafiek aflezen welke concentratie daarbij hoort.
Maar: je zult zien dat deze grafiek niet een rechte lijn is, waardoor je grote fouten zou maken bij de interpolatie. De truc om dit te omzeilen is de extinctie uitzetten tegen de concentratie. Daarvoor zul je eerst de gemeten absorptie moeten omrekenen naar transmissie en deze vervolgens omrekenen naar extinctie. De extinctie is wel lineair met de concentratie.
Hoe doe je dat:
• transmissie berekenen: transmissie = 1 - absorptie (in formulevorm: T = 1 - A)
• extinctie berekenen: E = - log(T)
• je kunt ook in 1 stap van absorptie naar extinctie: E = - log(1 - A)
• berekende extincties in een grafiek uitzetten tegen de concentratie
• absorptie van jouw monster omrekenen naar extinctie en met de grafiek de bijbehorende concentratie aflezen.
De reacties die je hier geeft zijn alleen de halfreacties. Om te bepalen hoe ijzer en dichromaat samen gaan reageren, moet je de halfreacties nog samennemen. Dit kun je doen door het aantal elektronen dat de reductor (Fe2+) opneemt en de oxidator (Cr2O72-) te balanceren.quote:Op maandag 9 januari 2012 15:09 schreef daantje1044 het volgende:
Ik heb weer een vraag,
Ik ga een potentiometrische titratie doen om het ijzergehalte in ijzertabletten te bepalen.
Nu is de vraag: Geef alle reactievergelijkingen die tijdens dit experiment plaatsvinden.
Maar het enige wat in de begeleidende tekst staat is dit:
Het gehalte ijzer in ijzertabletten kan bepaald worden door middel van een titratie met kaliumdichromaat, waarbij Fe2+ wordt geoxideerd door het dichromaat-ion volgens:
Fe2+ --> Fe3+ + e
Cr2O72- + 14 H+ +6e --> 2 Cr3+ + 7 H2O
Ik neem aan dat dat niet alle reactievergelijkingen zijn, maar heb ook geen idee welke er dan nog meer zouden moeten zijn?
Bij benodigheden staat wel dat ik ook nog fosforzuuroplossing moet gebruiken en zwavelzuuroplossing.
Ik ben volledig de kluts kwijt.
Kan iemand me helpen?
Zonder de reactievergelijkingen kan ik mijn berekeningen niet doen.
Door gedachte-experimenten.quote:Op vrijdag 13 januari 2012 21:27 schreef zoem het volgende:
Hoe kun je natuurkunde beter begrijpen? Lastige vraag hoor
Sowieso veel oefenen natuurlijk. Kunnen 'goochelen' met formules en dimensies is wel een vereiste. Weten wanneer je iets toepast, wanneer niet en wat uitzonderingsregels zijn. Dat kun je allemaal uit je hoofd leren. Maak samenvattingen. Welke onderdelen van de stof snap je wel, welke niet en waarom? Pas dan kan iemand je concreet verder helpen, hetzij via bijles of hier op FOK!
Wat mij altijd heeft geholpen is om stappenplannen te maken voor de meest voorkomende vragen. Op den duur leer je de stappen uit je hoofd en hoef je op het examen niet moeilijk te gaan lopen nadenken.
Zoals hierboven al is aangegeven, is een stappenplan opzetten voor de meest voorkomende vraagstukken een goede oplossing. Amerikanen doen het zo ook (GRE test), en dat blijkt enorm effectief. Zelfs pre-med students, die het vak alleen maar gekozen hebben om zo medicijnen te kunnen studeren, maken zo'n standaard test zonder problemen.quote:Op vrijdag 13 januari 2012 21:07 schreef withloveproductions_ het volgende:
Haihai, ik zit nu in het examenjaar van havo 5 met het ng-profiel en heb nogal veel moeite met natuurkunde. Ik begrijp het vak weliswaar niet. Voor mijn gevoel is het een miljoen keer moeilijker dan wiskunde en scheikunde bijvoorbeeld (die vakken begrijp ik veel beter). Ik kan wel bijles krijgen enzo en die krijg ik ook, maar wat kan ik nou doen om natuurkunde beter te begrijpen? Ik heb het totaal niet nodig voor me vervolgopleiding, maar wil het vak het liefst wel even last-minute met een voldoende of minimaal een 5 aflsluiten.
Alvast bedankt!
Het antwoord moet a zijn. Vind iemand dat deze vraag een beetje vreemd gesteld is?quote:De lichaamscellen van één individu bezitten niet alle hetzelfde pakket eiwitten. De variatie in eiwitvorming is het gevolg
van:
A verschillende concentraties aan mRNA in de ribosomen;
B verschillende DNA-strengen in verschillende lichaamscellen.
a A is juist, B is onjuist;
b B is juist, A is onjuist;
c A en B zijn beide juist;
d A en B zijn beide onjuist.
Het dikgedrukte is niet waar, want in elke cel behalve totipotente stamcellen zijn er delen van het DNA geblokkeerd. Dat is de reden dat verschillende celtypen een verschillend pakket aan eiwitten produceren. Je kunt dan stellen dat dit tot verschillende mRNA-concentraties leidt, maar ik vind dat net als jij nogal vaag.quote:Op maandag 23 januari 2012 16:39 schreef Warren het volgende:
[..]
Het antwoord moet a zijn. Vind iemand dat deze vraag een beetje vreemd gesteld is?
Elke cel kan alle eiwitten produceren, maar niet in elke cel worden alle eiwitten geproduceerd. Dat komt omdat niet van elk stukje DNA, mRNA wordt gemaakt. Om dit te formuleren als concentratie vind ik een beetje vreemd.
Het antwoord impliceert namelijk, alsof alle mRNA in meer of mindere mate aanwezig is in de ribosomen. Dat is toch niet waar?
Naar mijn mening moet het d zijn.
Naar mijn mening zouden zij dat in één van de alternatieven moeten zetten, en niet de mRNA-concentraties.quote:Op maandag 23 januari 2012 16:47 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Het dikgedrukte is niet waar, want in elke cel behalve totipotente stamcellen zijn er delen van het DNA geblokkeerd. [b]Dat is de reden dat verschillende celtypen een verschillend pakket aan eiwitten produceren.[/b] Je kunt dan stellen dat dit tot verschillende mRNA-concentraties leidt, maar ik vind dat net als jij nogal vaag.
Nog een vraagje. Vind iemand ook dat deze vraag slecht geformuleerd is? Als je de celkern weghaald, dan wordt er geen mRNA meer gemaakt. Dat leidt er toe dat er geen eiwitten worden gemaakt. Echter, door het weghalen van de celkern, haal je niet de ribosomen weg, dus in theorie kunnen er nog eiwitten ontstaan als er nog mRNA werd afgelezen.quote:Indien experimenteel uit een cel de kern wordt weggenomen, is de cel niet meer in staat:
A eiwitmoleculen te vormen;
B mRNA te vormen.
a A is juist, B is onjuist;
b B is juist, A is onjuist;
c A en B zijn beide juist;
d A en B zijn beide onjuist.
Ben het helemaal met je eens. Juist vanwege dit soort vragen ben ik niet zo'n fan van biologie. Je kunt nuance moeilijk in een meerkeuzevraag vangen.quote:Op maandag 23 januari 2012 17:18 schreef Warren het volgende:
[..]
Nog een vraagje. Vind iemand ook dat deze vraag slecht geformuleerd is? Als je de celkern weghaald, dan wordt er geen mRNA meer gemaakt. Dat leidt er toe dat er geen eiwitten worden gemaakt. Echter, door het weghalen van de celkern, haal je niet de ribosomen weg, dus in theorie kunnen er nog eiwitten ontstaan als er nog mRNA werd afgelezen.
Kortom, naar mijn mening is deze vraag niet éénduidig te bentwoorden. Iemand mee eens?
Ok, bedankt. Deze twee vragen zijn afkomstig uit één van de eerste hoofdstukken uit een fysiologieboek. Ik schrok een beetje van het feit dat ik de helft van de vragen fout had, maar het lijkt er op dat het toch komt omdat het veelal dit soort ambigue vragen zijn, waarop je eigenlijk geen exact antwoord kan geven. Het verbaast mij ook dat zij zulke vragen er in hebben verwerkt, waar je als je heel nauwkeurig bent, meerdere kanten op kan redeneren.quote:Op maandag 23 januari 2012 17:23 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Ben het helemaal met je eens. Juist vanwege dit soort vragen ben ik niet zo'n fan van biologie. Je kunt nuance moeilijk in een meerkeuzevraag vangen.
Deze vraag kun je het best stellen in het [Bèta wiskunde] Huiswerk- en vragentopicquote:Op donderdag 26 januari 2012 14:26 schreef RedroseSK het volgende:
Hallo!
Kan iemand mij uitleggen hoe je de POWER moet berekenen [statistiek] met onderstaande gegevens:
H0 μ = 100, σ = 10, n = 50
en Ha μ = 105
Ik dacht dus zelf 105-100 / [10/wortel 50] dan z waarde opzoeken met bijbehorende kans
Ik kom maar niet op het juiste antwoord:: wat doe ik verkeerd???
Ik heb even een correctie in je tekst doorgevoerd. Een oplossing heeft namelijk een pH, maar een zure stof op zich niet. We gebruiken de term pKa om weer te geven hoe zuur een stof is. Bij pH = pKa is 50% van het zuur in de geassocieerde vorm (HA) en 50% in de gedissocieerde vorm (A-) aanwezig.quote:Op dinsdag 31 januari 2012 23:03 schreef Manu. het volgende:
Morgen moet ik voor een praktisch handelingsdeel een titratie uitvoeren (ik zit nu in 6vwo). We gebruiken als indicator standaard fenolftaleine, een indicator met een omslagpunt van 8,2-10.
Wanneer het zuur de oplossing een pH bereikt van minimaal 8,2, wordt de oplossing paars/roze. Echter, hierdoor kunnen we niets zeggen over het equivalentiepunt van de stof, omdat de pH van de oplossing tussen de 8,2 en 10 ligt. Dit terwijl je, om iets nuttigs te kunnen zeggen over bijvoorbeeld de molariteit van het zuur, uiteindelijk een pH van 7 nodig hebt, om iets over het aantal opgeloste mol te kunnen zeggen.
Kortom, wat kun je wel concluderen als je weet dat de pH tussen de 8,2 en 10 ligt?
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |