abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
pi_105164905
Kan ik in dit topic ook een vraag stellen hoe ik een Bode plot (phase,amp/freq) naar een transfer functie moet omzetten? Of kan ik daar beter voor bij een ander topic zijn?
pi_105169550
quote:
0s.gif Op zondag 4 december 2011 14:02 schreef dynamiet het volgende:
Kan ik in dit topic ook een vraag stellen hoe ik een Bode plot (phase,amp/freq) naar een transfer functie moet omzetten? Of kan ik daar beter voor bij een ander topic zijn?
Past hier wel, maar je zult iets specifieker moeten zijn.
Good intentions and tender feelings may do credit to those who possess them, but they often lead to ineffective — or positively destructive — policies ... Kevin D. Williamson
pi_105179273
Ik heb de volgende opdracht gekregen:
"Based on the measurement data in the lab exercise 2, estimate the dynamical model of the systemsto-be-controlled, which consists of the amplifier, motor, conveyor mechanism and the
tachogenerator."


Nu heb ik voor verschillende frequenties de vesterkingsfactor en fase-verschuiving gemeten. De volgende resultaten heb ik hier bij gekregen
Freq = [0.628318531,1.256637061,3.141592654,6.283185307,12.56637061,31.41592654,62.83185307]
Amp = [2.6719,2.6415,2.6611,2.8076,1.1931,0.4647,0.1142]
Phase = [-1.186022636,-2.319637234,-5.723848373,-11.63104324,-60.61320515,-87.11739091,-91.23122788]

Freq = rad/s, amp(versterking)= factor, Phase= fase verschuiving in graden.

Hier heb ik de volgende bode plot uit gecreëerd:


Mijn vraag is hoe ik hier nu een transfer functie uit kan creëren?
pi_105215998
Niemand?
  dinsdag 6 december 2011 @ 14:35:53 #155
323748 WhatsTheSecret
That's a question, sir.
pi_105252201
Zou iemand mij in het kort uit kunnen leggen wat de quantumgetallen (n,l,m) inhouden? En dan bijvoorbeeld bij een 4p-toestand.

Tevens is het voor mij ook lastig te begrijpen wat de spintoestand nu precies inhoud en hoe je dit bepaald en aangeeft. Wij gebruiken het boek "Chemistry'' van McMurry & Fay en dat is dus in het (Harvard) Engels. Soms een beetje lastig. De stof zelf is niet zo moeilijk, maar deze dingen kom ik niet helemaal uit. Alvast heel erg bedankt.
Waarom?
pi_105252847
quote:
0s.gif Op maandag 5 december 2011 17:29 schreef dynamiet het volgende:
Niemand?
Het is voor mij diep graven. Ik gebruik dit spul wel voor optische transfer functies, maar daar werken we niet met bodeplotten.

Wat ik me van die materie herinner, is dat je een delta functie (pulse input, oneindig kort en oneindig hoog met een oppervlak van 1) nodig hebt om de transferfunctie van het systeem te bepalen. De reactie van het systeem op die functie is namelijk de transfer functie, en daarmee kun je berekenen hoe een andere input (bijvoorbeeld een sinus met een bepaalde frequentie) versterkt zal worden.

In jouw geval heb je metingen waarbij je de versterking en fase als een functie van de frequentie hebt.

Het lijkt me dat je daarmee ook wel een transferfunctie op kunt stellen, maar dan op een andere manier dan ik eerder beschreef. Je roll-off, 3dB punt en zo zijn vrij klassiek en lijkt daarmee op een klassieke versterker. In dat geval kun je eens googlen op een transferfunctie voor een versterker. Je weet waar je 3dB punt ligt, en je weet hoe veel je roll-off (~10dB/decade?) is. Ik hoop dat ik je hiermee niet het bos instuur. ;)
Good intentions and tender feelings may do credit to those who possess them, but they often lead to ineffective — or positively destructive — policies ... Kevin D. Williamson
pi_105256444
quote:
5s.gif Op dinsdag 6 december 2011 14:35 schreef WhatsTheSecret het volgende:
Zou iemand mij in het kort uit kunnen leggen wat de quantumgetallen (n,l,m) inhouden? En dan bijvoorbeeld bij een 4p-toestand.

Tevens is het voor mij ook lastig te begrijpen wat de spintoestand nu precies inhoud en hoe je dit bepaald en aangeeft. Wij gebruiken het boek "Chemistry'' van McMurry & Fay en dat is dus in het (Harvard) Engels. Soms een beetje lastig. De stof zelf is niet zo moeilijk, maar deze dingen kom ik niet helemaal uit. Alvast heel erg bedankt.
Ik ben zelf geen natuurkundige, daarom kan ik je geen diepgaande uitleg hierover geven. Wat ik wel weet, is dat de quantumgetallen bedoeld zijn om de toestand waarin een elektron zich bevindt te beschrijven. Het hoofdquantumgetal n beschrijft het energieniveau (ofwel de schil) waarbinnen het elektron zich bevindt. Het nevenquantumgetal l beschrijft in wat voor type orbitaal het elektron zich bevindt (s, p, d, f). Het magnetisch quantumgetal m geeft weer binnen welke orbitaal zich het elektron zich bevindt (er zijn bijvoorbeeld 3 p-orbitalen). Het spinquantumgetal s beschrijft ten slotte de spin van het elektron (spin up of spin down).

Voor jouw voorbeeld 4p geldt in ieder geval dat n = 4 (vierde energieniveau/schil en l = 1 (p-orbitalen). Er zijn dan nog 6 combinaties van m (-1, 0, 1) en s (-1/2, 1/2) mogelijk. Dat komt precies overeen met het aantal elektronen dat zich in de 4p-orbitalen kan bevinden. Met andere woorden elk elektron heeft zijn unieke combinatie van quantumgetallen!

Hopelijk helpt dit je een beetje op weg!
  dinsdag 6 december 2011 @ 18:08:51 #158
323748 WhatsTheSecret
That's a question, sir.
pi_105261495
Ah thanx, dan had ik het toch wel redelijk begrepen. :) Alleen snap ik die 's' nog niet, hoe bepaal je die? -1/2 en 1/2.
Waarom?
pi_105264396
quote:
0s.gif Op dinsdag 6 december 2011 18:08 schreef WhatsTheSecret het volgende:
Ah thanx, dan had ik het toch wel redelijk begrepen. :) Alleen snap ik die 's' nog niet, hoe bepaal je die? -1/2 en 1/2.
De waarde voor s is arbitrair. Er kunnen maximaal 2 elektronen in een orbitaal zitten. Als je aan de ene de waarde -1/2 toekent, dan heeft de andere automatisch de waarde 1/2.

Stel dat er zich 2 elektronen in de 2px-orbitaal bevinden. Dan heeft het ene elektron bijvoorbeeld als quantumgetallen n=2, l=1, m=-1, s=-1/2, de ander heeft dan n=2, l=1, m=-1, s=1/2. In dit geval staan n en l vast, maar ik had voor m ook 0 of 1 kunnen kiezen. De waarde die je kiest voor m is dus ook arbitrair, zolang je (even doorgaand op mijn voorbeeld) voor py en pz maar de andere mogelijke waarden kiest.

[ Bericht 0% gewijzigd door lyolyrc op 06-12-2011 19:34:14 ]
  dinsdag 6 december 2011 @ 21:18:32 #160
300556 Tom_Poes
Marten bedankt!
pi_105270767
vandaag een college gehad over de glycolyse:

Daarbij werd een plaatje getoond waarin ik iets niet snap. Dat plaatje kon ik niet op internet vinden maar onderstaand is goed genoeg voor mn vraag



Het gaat om NAD+ en NADH

Als NAD+ een elektron opneemt om te vervoeren, wordt het toch NAD (met lading nul)?
En als er dan een H+ (lading plus 1) bijkomt, wordt het toch weer NADH+ (lading plus 1)?

Waarom staat er in de plaatjes (ook in die van mijn college) dat NAD+ verandert in NADH?
  dinsdag 6 december 2011 @ 22:06:23 #161
300556 Tom_Poes
Marten bedankt!
pi_105273471
Ik heb m al, de beschrijving is niet helemaal compleet op de plaatjes en dat bracht mij in verwarring.

pi_105278465
Hoe schrijf ik een Turing Machine die een binair getal kan vermenigvuldigen met drie? Dus de input is een binair getal (zeg 11) en de uitkomst is aan het einde van de rit 1001. Hoe doe ik dit, welke toestanden heb ik nodig? Ik zie geen eenduidig patroon hierin om correcte toestanden te maken. Wie helpt me op weg?

Edit: Binaire getal + (binaire getal + 'n 0 toevoegen als laatste bit) = vermenigvuldiging met drie binair :)

[ Bericht 4% gewijzigd door Diabox op 08-12-2011 18:30:38 ]
pi_105462503
Ik ben een paar proeftoetsen aan het maken voor statistiek, nu kom ik de volgende vraag tegen: zou even kort omschrijven

Onderzoek : 46 studenten, 23 controle groep, 23 experimentele groep.
Veronderstel dat in de populatie van alle studenten de test scores voor de controlegroep variëren volgens de N(56,9)-verdeling. Voor de experimentele groep is dit volgens de N(49,8) verdeling.

Vraag a: wat is de steekproef verdeling van de gemiddelde score x voor studenten die aan de controle groep worden toegewezen bij vele herhalingen van het experiment.

Ik begrijp niet helemaal wat ik nu moet doen. Als ik het goed begrijp, moet ik dus een betrouwbaarheidsinterval uitvoeren voor de mogelijke steekproeven? We hebben wel eens geoefend met het berekenen van een steekproef naar de populatie, maar niet vanuit een populatie naar een steekproef..

Heb t nu als volgt gedaan, maar weet bijna wel zeker dat dit niet klopt:
SE berekenen: wortel 56.9^2/ 23 = 11.86
Ga voor 95% zekerheid, dus Z = 1,96

Statistic +/- Z * SE, dus
56.9 + 1. 96 * 11. 86 = 80.15
56.9 - 1. 96 * 11.86 =33.65
x gemiddeld ligt met 95 % zekerheid tussen 33.65 en 80.15

Wie kan mij helpen en kan uitleggen hoe ik dit moet aanpakken??? Kom er niet meer uit!
Alvast bedankt
  maandag 12 december 2011 @ 19:50:12 #164
323372 DikBoek
Ook lekker met kaas.
pi_105505408
Als je me vertelt wat je met de N-verdeling bedoelt kom ik misschien verder. De normale verdeling met midden mu en standaarddev sigma zien jullie als N(mu,sigma), is dat zo?
Maar laten we wel wezen, dat was natuurlijk al lang duidelijk.
pi_105516583
Verplaatst

[ Bericht 51% gewijzigd door GeertJan88 op 12-12-2011 23:52:18 (Verkeerde tp[oc) ]
pi_105736355
Iemand die mij simpel kan uitleggen wat chromatografie is en wat gas-vloeistof chromatografie is.
pi_105877719
quote:
0s.gif Op zondag 18 december 2011 19:17 schreef vault_tec het volgende:
Iemand die mij simpel kan uitleggen wat chromatografie is en wat gas-vloeistof chromatografie is.
Chromatografie is een methode om stoffen van elkaar te scheiden en deze gescheiden van elkaar op te vangen of te meten.
Meestal maakt men hierbij gebruik van een stationaire fase en een mobiele fase die zich baseren op polariteit van de stof. De stationaire fase is altijd de kolom en de mobiele fase is het gas of vloeistof.

In het geval van HPLC (high performance liquid chromatografie) wordt een vloeistof onder druk door een kolom gespoeld. Wanneer men een vreemde stof in de chromatograaf spuit zal deze een interactie hebben met het vloeistof (de mobiele fase) en oplossen.

De binnenkant van de kolom is gecoat met een laag die een bepaalde affiniteit geeft met moleculen, afhankelijk van de polariteit. Ieder molecuul zal dus graag interactie aangaan met de binnenkant van het kolom (de stationaire fase). Hoe meer affiniteit een molecuul heeft met jouw stationaire fase, hoe langer hij er over zal doen om door de kolom heen te komen.

Misschien snap je dan wel dat je vreemde monster/stof in de kolom dus helemaal uit elkaar wordt getrokken en afhankelijk van zijn polariteit in tig van verschillende stoffen wordt gesplitst.

Aan het einde van je chromatograaf zit een detector die de deeltjes zal meten en dit uitschrijft in een chromatogram doormiddel van piekjes.

Tot slot kun je dan aan de hand van het verschil van afstand tussen de piekjes uitrekenen wat het verschil in polariteit van de stoffen in je monster was.
Vergeet hierbij nooit om een bekende controle aan je monster toe te voegen (dus waar je de polariteit van kent) van dan kun je die stof in je chromatogram terugzoeken en vervolgens aan de hand daarvan berekenen welke stoffen allemaal vertegenwoordigd moeten zijn door de andere gemeten (onbekende) piekjes.

Gas-chromatografie is een vrijwel identieke methode, welke zich echter baseert op gas in plaats van vloeistof. Er zal hierbij een ander (meestal veel langer) kolom worden gebruikt en er wordt gebruik gemaakt van anderen vormen van affiniteit.

:)
pi_106351866
Ik heb een vraag:

Ik heb een practicum gedaan waarbij ik het gehalte vanille in Baukje moest bepalen. Eerst heb ik de vanille geextraheerd met chloroform. Daarna het chloroformextract behandeld met NaOH-oplossing.
Daarna de absorptie gemeten met een spectrofotometer.

Nu moet ik de extinctie uitzetten tegen de concentratie, en dan de concentratie van de gemeten monsteroplossing met interpolatie bepalen.

Nu heb ik geen idee hoe ik dat moet doen. Is er iemand die me op weg kan helpen?
  dinsdag 3 januari 2012 @ 14:06:38 #170
364548 tiepmasheen
Effectiever studeren?
pi_106353391
Hi iedereen,

Er is heel veel wetenschappelijk onderzoek gedaan, naar hoe je het beste kunt leren.
Dus als je tentamens/examens hebt, zijn er allerlei trucjes die je kunt toepassen. Als je ze toepast, haal je veel hogere cijfers!

De trucjes zijn:

- Op tijd pauze houden (en weer beginnen)
Een Duitse wetenschapper (Ebbinghaus) heeft onderzoek gedaan naar de precieze tijden waarop je concentratie hoog is en wanneer je dingen vergeet. Het beste kan je 50 min leren, dan 10 min pauze nemen en dan weer 10 min herhalen wat je net hebt geleerd. Dan onthoud je het het beste en blijft je concentratie het best.

- Begrijpend lezen voor je begint
Voor je tekst begint te lezen, moet je eerst even nadenken: wat ga ik lezen? Waarom hoort dit bij het hoofdstuk? Dan heb je meteen een soort "kapstok" waaraan je de kennis ophangt! Dan onthoud je het daarna veel beter.

-Gebruik allebei de helften van je hersenen
Normaal gebruik je bij het leren alleen de linkerhelft van je hersenen (dit is de rationele kant, de feitelijke kant). Maar als je alle capaciteit van je hersenen wilt gebruiken moet je ook de rechterhelft (de creatieve, fantasievolle kant) van je hersenen gebruiken. Hoe doe je dit? Door bijvoorbeeld een mind map te maken van de stof! Mindmap is een kleurrijke weergave van de stof, in de vorm van een boom met takken.

-Samenvatting maken
Door een samenvatting te maken, onderscheid je de hoofd en bijzaken in de tekst.

- Aantekeningen delen met je vrienden
Je vrienden zien weer dingen die jij niet wist en andersom! Zo leer je dubbel zoveel.

- Ken jezelf!
Iedereen heeft een eigen manier van leren. Er zijn verschillende testen om je leerstijl te testen. Als je je leerstijl kent en deze toepast, ga je veel effectiever leren. Doe bijvoorbeeld de leerstijl van Kolb test op internet.

- Gebruik de inhoudsopgaven
Kijk goed naar de inhoudsopgaven, want dat is de structuur van je boek! Als je de structuur van je boek goed begrijpt, snap je ook veel beter waarom bepaalde dingen in het boek staan. Je hebt het " grote plaatje" van het boek door!

[ Bericht 7% gewijzigd door GlowMouse op 03-01-2012 14:11:48 ]
kijk op www.efaqt.com !
pi_106363142
quote:
0s.gif Op dinsdag 3 januari 2012 13:32 schreef daantje1044 het volgende:
Ik heb een vraag:

Ik heb een practicum gedaan waarbij ik het gehalte vanille in Baukje moest bepalen. Eerst heb ik de vanille geextraheerd met chloroform. Daarna het chloroformextract behandeld met NaOH-oplossing.
Daarna de absorptie gemeten met een spectrofotometer.

Nu moet ik de extinctie uitzetten tegen de concentratie, en dan de concentratie van de gemeten monsteroplossing met interpolatie bepalen.

Nu heb ik geen idee hoe ik dat moet doen. Is er iemand die me op weg kan helpen?
Waarschijnlijk heb je eerst van een aantal oplossingen met bekende concentratie de absorptie gemeten (of zijn de meetwaarden hiervan al gegeven). Als je deze meetwaarden dan zou uitzetten tegen de concentratie, dan kun je door de punten een lijn tekenen. Als je dan de absorptie meet van jouw onbekende oplossing, kun je uit de grafiek aflezen welke concentratie daarbij hoort.

Maar: je zult zien dat deze grafiek niet een rechte lijn is, waardoor je grote fouten zou maken bij de interpolatie. De truc om dit te omzeilen is de extinctie uitzetten tegen de concentratie. Daarvoor zul je eerst de gemeten absorptie moeten omrekenen naar transmissie en deze vervolgens omrekenen naar extinctie. De extinctie is wel lineair met de concentratie.

Hoe doe je dat:
• transmissie berekenen: transmissie = 1 - absorptie (in formulevorm: T = 1 - A)
• extinctie berekenen: E = - log(T)
• je kunt ook in 1 stap van absorptie naar extinctie: E = - log(1 - A)
• berekende extincties in een grafiek uitzetten tegen de concentratie
• absorptie van jouw monster omrekenen naar extinctie en met de grafiek de bijbehorende concentratie aflezen.
pi_106363310
quote:
3s.gif Op dinsdag 3 januari 2012 17:44 schreef lyolyrc het volgende:

[..]

Waarschijnlijk heb je eerst van een aantal oplossingen met bekende concentratie de absorptie gemeten (of zijn de meetwaarden hiervan al gegeven). Als je deze meetwaarden dan zou uitzetten tegen de concentratie, dan kun je door de punten een lijn tekenen. Als je dan de absorptie meet van jouw onbekende oplossing, kun je uit de grafiek aflezen welke concentratie daarbij hoort.

Maar: je zult zien dat deze grafiek niet een rechte lijn is, waardoor je grote fouten zou maken bij de interpolatie. De truc om dit te omzeilen is de extinctie uitzetten tegen de concentratie. Daarvoor zul je eerst de gemeten absorptie moeten omrekenen naar transmissie en deze vervolgens omrekenen naar extinctie. De extinctie is wel lineair met de concentratie.

Hoe doe je dat:
• transmissie berekenen: transmissie = 1 - absorptie (in formulevorm: T = 1 - A)
• extinctie berekenen: E = - log(T)
• je kunt ook in 1 stap van absorptie naar extinctie: E = - log(1 - A)
• berekende extincties in een grafiek uitzetten tegen de concentratie
• absorptie van jouw monster omrekenen naar extinctie en met de grafiek de bijbehorende concentratie aflezen.
Ok dank je wel. Ja ik heb met bekende concentratie de absorptie gemeten.
Ik denk dat ik er hiermee wel uit kom!
Bedankt! :)
pi_106602078
Ik heb weer een vraag,

Ik ga een potentiometrische titratie doen om het ijzergehalte in ijzertabletten te bepalen.

Nu is de vraag: Geef alle reactievergelijkingen die tijdens dit experiment plaatsvinden.

Maar het enige wat in de begeleidende tekst staat is dit:
Het gehalte ijzer in ijzertabletten kan bepaald worden door middel van een titratie met kaliumdichromaat, waarbij Fe2+ wordt geoxideerd door het dichromaat-ion volgens:

Fe2+ --> Fe3+ + e
Cr2O72- + 14 H+ +6e --> 2 Cr3+ + 7 H2O

Ik neem aan dat dat niet alle reactievergelijkingen zijn, maar heb ook geen idee welke er dan nog meer zouden moeten zijn?
Bij benodigheden staat wel dat ik ook nog fosforzuuroplossing moet gebruiken en zwavelzuuroplossing.
Ik ben volledig de kluts kwijt.
Kan iemand me helpen?
Zonder de reactievergelijkingen kan ik mijn berekeningen niet doen.
pi_106632070
quote:
0s.gif Op maandag 9 januari 2012 15:09 schreef daantje1044 het volgende:
Ik heb weer een vraag,

Ik ga een potentiometrische titratie doen om het ijzergehalte in ijzertabletten te bepalen.

Nu is de vraag: Geef alle reactievergelijkingen die tijdens dit experiment plaatsvinden.

Maar het enige wat in de begeleidende tekst staat is dit:
Het gehalte ijzer in ijzertabletten kan bepaald worden door middel van een titratie met kaliumdichromaat, waarbij Fe2+ wordt geoxideerd door het dichromaat-ion volgens:

Fe2+ --> Fe3+ + e
Cr2O72- + 14 H+ +6e --> 2 Cr3+ + 7 H2O

Ik neem aan dat dat niet alle reactievergelijkingen zijn, maar heb ook geen idee welke er dan nog meer zouden moeten zijn?
Bij benodigheden staat wel dat ik ook nog fosforzuuroplossing moet gebruiken en zwavelzuuroplossing.
Ik ben volledig de kluts kwijt.
Kan iemand me helpen?
Zonder de reactievergelijkingen kan ik mijn berekeningen niet doen.
De reacties die je hier geeft zijn alleen de halfreacties. Om te bepalen hoe ijzer en dichromaat samen gaan reageren, moet je de halfreacties nog samennemen. Dit kun je doen door het aantal elektronen dat de reductor (Fe2+) opneemt en de oxidator (Cr2O72-) te balanceren.

Hoe doe je dat? Fe2+ staat 1 elektron af, terwijl Cr2O72- er 6 opneemt. Met andere woorden als de halfreactie van ijzer 6x nemen en die van dichromaat 1x dan is er balans, waarbij je de elektronen na optellen van de halfreacties kan wegstrepen.

Fe2+ --> Fe3+ + e |6x|
Cr2O72- + 14 H+ +6e --> 2 Cr3+ + 7 H2O |1x|
============================================================= +
6 Fe2+ + Cr2O72- + 14 H+ + 6 e- --> 6 Fe3+ + 2 Cr3+ + 7 H2O + 6 e-

Het toevoegen van zuur is nodig om de reactie te laten verlopen. Je kunt dit ook zien in de halfreactie van dichromaat. Op elke mol dichromaat moet er 14 mol H+ aanwezig zijn.
pi_106657250
Heel erg bedankt weer! snap het nu eindelijk beter!
pi_106726104
Heb met een klasgenoot een projectje. Moeten een citroen batterij maken. Nu is dit best simpel alleen het probleem is dat hij de batterij heeft gemaakt en ik maak het verslag. Volgens mij heeft hij de waardes van serie bij parallel op geschreven en andersom.

Dus wat zou er verschillend moeten zijn bij serie en parallel? Ik heb hier de gegevens liggen maar hou die even voor mij zodat ik mensen niet laat twijfelen ;)
pi_106731360
Dat ligt er aan wat je gemeten hebt. Als je verschillende weerstanden in serie schakelt, is de stroom door iedere weerstand gelijk, maar het voltage wat over de weerstand niet (of de weerstanden moeten allemaal dezelfde weerstand hebben). Als je ze parallel schakelt is het voltage over alle weerstanden even groot, maar de stroom die er door heen loopt niet (of, net als bij de serieschakeling, de weerstanden moeten allemaal dezelfde weerstand hebben).
The biggest argument against democracy is a five minute discussion with the average voter.
pi_106777482
Haihai, ik zit nu in het examenjaar van havo 5 met het ng-profiel en heb nogal veel moeite met natuurkunde. Ik begrijp het vak weliswaar niet. Voor mijn gevoel is het een miljoen keer moeilijker dan wiskunde en scheikunde bijvoorbeeld (die vakken begrijp ik veel beter). Ik kan wel bijles krijgen enzo en die krijg ik ook, maar wat kan ik nou doen om natuurkunde beter te begrijpen? Ik heb het totaal niet nodig voor me vervolgopleiding, maar wil het vak het liefst wel even last-minute met een voldoende of minimaal een 5 aflsluiten.

Alvast bedankt!
with love..♥
  Moderator / Redactie Sport / Devops vrijdag 13 januari 2012 @ 21:27:34 #179
176766 zoem
zoemt
pi_106778592
Hoe kun je natuurkunde beter begrijpen? Lastige vraag hoor :s)

Sowieso veel oefenen natuurlijk. Kunnen 'goochelen' met formules en dimensies is wel een vereiste. Weten wanneer je iets toepast, wanneer niet en wat uitzonderingsregels zijn. Dat kun je allemaal uit je hoofd leren. Maak samenvattingen. Welke onderdelen van de stof snap je wel, welke niet en waarom? Pas dan kan iemand je concreet verder helpen, hetzij via bijles of hier op FOK!

Wat mij altijd heeft geholpen is om stappenplannen te maken voor de meest voorkomende vragen. Op den duur leer je de stappen uit je hoofd en hoef je op het examen niet moeilijk te gaan lopen nadenken.
pi_106779480
quote:
2s.gif Op vrijdag 13 januari 2012 21:27 schreef zoem het volgende:
Hoe kun je natuurkunde beter begrijpen? Lastige vraag hoor :s)

Sowieso veel oefenen natuurlijk. Kunnen 'goochelen' met formules en dimensies is wel een vereiste. Weten wanneer je iets toepast, wanneer niet en wat uitzonderingsregels zijn. Dat kun je allemaal uit je hoofd leren. Maak samenvattingen. Welke onderdelen van de stof snap je wel, welke niet en waarom? Pas dan kan iemand je concreet verder helpen, hetzij via bijles of hier op FOK!

Wat mij altijd heeft geholpen is om stappenplannen te maken voor de meest voorkomende vragen. Op den duur leer je de stappen uit je hoofd en hoef je op het examen niet moeilijk te gaan lopen nadenken.
Door gedachte-experimenten.
Croce e delizia cor. Misterioso, Misterioso altero, croce e delizia al cor.
  Moderator / Redactie Sport / Devops vrijdag 13 januari 2012 @ 22:12:49 #181
176766 zoem
zoemt
pi_106781659
quote:
0s.gif Op vrijdag 13 januari 2012 21:41 schreef Mathemaat het volgende:

[..]

Door gedachte-experimenten.
Dus :')
pi_106794377
quote:
0s.gif Op vrijdag 13 januari 2012 21:07 schreef withloveproductions_ het volgende:
Haihai, ik zit nu in het examenjaar van havo 5 met het ng-profiel en heb nogal veel moeite met natuurkunde. Ik begrijp het vak weliswaar niet. Voor mijn gevoel is het een miljoen keer moeilijker dan wiskunde en scheikunde bijvoorbeeld (die vakken begrijp ik veel beter). Ik kan wel bijles krijgen enzo en die krijg ik ook, maar wat kan ik nou doen om natuurkunde beter te begrijpen? Ik heb het totaal niet nodig voor me vervolgopleiding, maar wil het vak het liefst wel even last-minute met een voldoende of minimaal een 5 aflsluiten.

Alvast bedankt!
Zoals hierboven al is aangegeven, is een stappenplan opzetten voor de meest voorkomende vraagstukken een goede oplossing. Amerikanen doen het zo ook (GRE test), en dat blijkt enorm effectief. Zelfs pre-med students, die het vak alleen maar gekozen hebben om zo medicijnen te kunnen studeren, maken zo'n standaard test zonder problemen.

Ik heb op het VWO heel erg met het vak geworsteld, omdat ik dacht dat ik de stof snapte, maar dat bleek vaak niet het geval te zijn. Mijn ervaring is dat als je de stof aan iemand anders uit kunt leggen, dat je het dan pas snapt.

Veel vraagstukken maken, en veel voorbeeldvraagstukken met antwoorden napluizen, om te zien of je de manier van oplossen helemaal snapt, helpt.

Natuurkunde is een vak waarbij zelfvertrouwen erg belangrijk is. Als je denkt, dit kan ik niet, dan gaat het ook echt niet lukken. Maar als je veel vraagstukken gemaakt hebt, en als je weet dat je het kunt, dan is het vak een makkie.
Good intentions and tender feelings may do credit to those who possess them, but they often lead to ineffective — or positively destructive — policies ... Kevin D. Williamson
pi_106794379
Natuurkunde is juist het vak waar de abstractie en reallife elkaar goed tegenkomen. Ik vond het heerlijk omdat het zo lekker logisch was.
Wie dit leest is een lezer van dit.
pi_106794859
Ok. Bedankt! Dat met het stappenplan heb ik ook geprobeerd. Maar ik ga het nu nog veel meer doen. Ook oude examens oefenen etc. Hopelijk haal ik minimaal een 5,5 dit keer..
with love..♥
pi_107143067
quote:
De lichaamscellen van één individu bezitten niet alle hetzelfde pakket eiwitten. De variatie in eiwitvorming is het gevolg
van:
A verschillende concentraties aan mRNA in de ribosomen;
B verschillende DNA-strengen in verschillende lichaamscellen.
a A is juist, B is onjuist;
b B is juist, A is onjuist;
c A en B zijn beide juist;
d A en B zijn beide onjuist.
Het antwoord moet a zijn. Vind iemand dat deze vraag een beetje vreemd gesteld is?

Elke cel kan alle eiwitten produceren, maar niet in elke cel worden alle eiwitten geproduceerd. Dat komt omdat niet van elk stukje DNA, mRNA wordt gemaakt. Om dit te formuleren als concentratie vind ik een beetje vreemd.

Het antwoord impliceert namelijk, alsof alle mRNA in meer of mindere mate aanwezig is in de ribosomen. Dat is toch niet waar?

Naar mijn mening moet het d zijn.
pi_107143348
quote:
0s.gif Op maandag 23 januari 2012 16:39 schreef Warren het volgende:

[..]

Het antwoord moet a zijn. Vind iemand dat deze vraag een beetje vreemd gesteld is?

Elke cel kan alle eiwitten produceren, maar niet in elke cel worden alle eiwitten geproduceerd. Dat komt omdat niet van elk stukje DNA, mRNA wordt gemaakt. Om dit te formuleren als concentratie vind ik een beetje vreemd.

Het antwoord impliceert namelijk, alsof alle mRNA in meer of mindere mate aanwezig is in de ribosomen. Dat is toch niet waar?

Naar mijn mening moet het d zijn.
Het dikgedrukte is niet waar, want in elke cel behalve totipotente stamcellen zijn er delen van het DNA geblokkeerd. Dat is de reden dat verschillende celtypen een verschillend pakket aan eiwitten produceren. Je kunt dan stellen dat dit tot verschillende mRNA-concentraties leidt, maar ik vind dat net als jij nogal vaag.
pi_107143845
Bedankt. Wat er eigenlijk had moeten staan in het vetgedrukte is dat iedere cel in het menselijk lichaam in zijn celkern de volledige genetische informatie bevat.

quote:
3s.gif Op maandag 23 januari 2012 16:47 schreef lyolyrc het volgende:

[..]

Het dikgedrukte is niet waar, want in elke cel behalve totipotente stamcellen zijn er delen van het DNA geblokkeerd. [b]Dat is de reden dat verschillende celtypen een verschillend pakket aan eiwitten produceren.[/b] Je kunt dan stellen dat dit tot verschillende mRNA-concentraties leidt, maar ik vind dat net als jij nogal vaag.
Naar mijn mening zouden zij dat in één van de alternatieven moeten zetten, en niet de mRNA-concentraties.
pi_107144357
quote:
Indien experimenteel uit een cel de kern wordt weggenomen, is de cel niet meer in staat:
A eiwitmoleculen te vormen;
B mRNA te vormen.
a A is juist, B is onjuist;
b B is juist, A is onjuist;
c A en B zijn beide juist;
d A en B zijn beide onjuist.
Nog een vraagje. Vind iemand ook dat deze vraag slecht geformuleerd is? Als je de celkern weghaald, dan wordt er geen mRNA meer gemaakt. Dat leidt er toe dat er geen eiwitten worden gemaakt. Echter, door het weghalen van de celkern, haal je niet de ribosomen weg, dus in theorie kunnen er nog eiwitten ontstaan als er nog mRNA werd afgelezen.

Kortom, naar mijn mening is deze vraag niet éénduidig te bentwoorden. Iemand mee eens?
pi_107144549
quote:
0s.gif Op maandag 23 januari 2012 17:18 schreef Warren het volgende:

[..]

Nog een vraagje. Vind iemand ook dat deze vraag slecht geformuleerd is? Als je de celkern weghaald, dan wordt er geen mRNA meer gemaakt. Dat leidt er toe dat er geen eiwitten worden gemaakt. Echter, door het weghalen van de celkern, haal je niet de ribosomen weg, dus in theorie kunnen er nog eiwitten ontstaan als er nog mRNA werd afgelezen.

Kortom, naar mijn mening is deze vraag niet éénduidig te bentwoorden. Iemand mee eens?
Ben het helemaal met je eens. Juist vanwege dit soort vragen ben ik niet zo'n fan van biologie. Je kunt nuance moeilijk in een meerkeuzevraag vangen.
pi_107146199
quote:
14s.gif Op maandag 23 januari 2012 17:23 schreef lyolyrc het volgende:

[..]

Ben het helemaal met je eens. Juist vanwege dit soort vragen ben ik niet zo'n fan van biologie. Je kunt nuance moeilijk in een meerkeuzevraag vangen.
:) Ok, bedankt. Deze twee vragen zijn afkomstig uit één van de eerste hoofdstukken uit een fysiologieboek. Ik schrok een beetje van het feit dat ik de helft van de vragen fout had, maar het lijkt er op dat het toch komt omdat het veelal dit soort ambigue vragen zijn, waarop je eigenlijk geen exact antwoord kan geven. Het verbaast mij ook dat zij zulke vragen er in hebben verwerkt, waar je als je heel nauwkeurig bent, meerdere kanten op kan redeneren.

Ik moet wel zeggen dat dit wel een van de slechtere meerkeuzevragen zijn die ik ooit ben tegengekomen, ook al ben ik in het algemeen geen fan van meerkeuzevragen.
pi_107257824
Hallo!

Kan iemand mij uitleggen hoe je de POWER moet berekenen [statistiek] met onderstaande gegevens:

H0 μ = 100, σ = 10, n = 50
en Ha μ = 105

Ik dacht dus zelf 105-100 / [10/wortel 50] dan z waarde opzoeken met bijbehorende kans
Ik kom maar niet op het juiste antwoord:: wat doe ik verkeerd???
pi_107260277
quote:
0s.gif Op donderdag 26 januari 2012 14:26 schreef RedroseSK het volgende:
Hallo!

Kan iemand mij uitleggen hoe je de POWER moet berekenen [statistiek] met onderstaande gegevens:

H0 μ = 100, σ = 10, n = 50
en Ha μ = 105

Ik dacht dus zelf 105-100 / [10/wortel 50] dan z waarde opzoeken met bijbehorende kans
Ik kom maar niet op het juiste antwoord:: wat doe ik verkeerd???
Deze vraag kun je het best stellen in het [Bèta wiskunde] Huiswerk- en vragentopic
pi_107462025
Morgen moet ik voor een praktisch handelingsdeel een titratie uitvoeren (ik zit nu in 6vwo). We gebruiken als indicator standaard fenolftaleine, een indicator met een omslagpunt van 8,2-10.

Wanneer het zuur een pH bereikt van minimaal 8,2, wordt de oplossing paars/roze. Echter, hierdoor kunnen we niets zeggen over het equivalentiepunt van de stof, omdat de pH van de oplossing tussen de 8,2 en 10 ligt. Dit terwijl je, om iets nuttigs te kunnen zeggen over bijvoorbeeld de molariteit van het zuur, uiteindelijk een pH van 7 nodig hebt, om iets over het aantal opgeloste mol te kunnen zeggen.

Kortom, wat kun je wel concluderen als je weet dat de pH tussen de 8,2 en 10 ligt?
Not everything that counts can be counted, and not everything that can be counted counts
pi_107463579
quote:
11s.gif Op dinsdag 31 januari 2012 23:03 schreef Manu. het volgende:
Morgen moet ik voor een praktisch handelingsdeel een titratie uitvoeren (ik zit nu in 6vwo). We gebruiken als indicator standaard fenolftaleine, een indicator met een omslagpunt van 8,2-10.

Wanneer het zuur de oplossing een pH bereikt van minimaal 8,2, wordt de oplossing paars/roze. Echter, hierdoor kunnen we niets zeggen over het equivalentiepunt van de stof, omdat de pH van de oplossing tussen de 8,2 en 10 ligt. Dit terwijl je, om iets nuttigs te kunnen zeggen over bijvoorbeeld de molariteit van het zuur, uiteindelijk een pH van 7 nodig hebt, om iets over het aantal opgeloste mol te kunnen zeggen.

Kortom, wat kun je wel concluderen als je weet dat de pH tussen de 8,2 en 10 ligt?
Ik heb even een correctie in je tekst doorgevoerd. Een oplossing heeft namelijk een pH, maar een zure stof op zich niet. We gebruiken de term pKa om weer te geven hoe zuur een stof is. Bij pH = pKa is 50% van het zuur in de geassocieerde vorm (HA) en 50% in de gedissocieerde vorm (A-) aanwezig.

Je moet je niet blindstaren op het omslagpunt van fenolftaleïne. Het omslagpunt ligt weliswaar hoger dan pH 7, maar bij het titreren overbrug je het gebied van pH 6 naar pH 8 met enkele druppels base.
pi_107506094
Om even aan te vullen; de specifieke pH-indicator die je dient te gebruiken hangt af van welke titratie je precies uitvoert. Concreter gezegd, het hangt af van de sterkte van het zuur en de base die je gebruikt. Een zwak zuur is via zn pH-reactie gekoppeld aan zn geconjungeerde base; schoolvoorbeeld in dezen is CH3COOH ⇌ CH3COO- + H+, oftewel de dissociatie van azijnzuur tot het proton en het acetaat-ion. Máár... het acetaat-ion is zèlf ook een zwakke base middels de pH-reactie CH3COO- + H2O ⇌ CH3COOH + OH-. Als je dus Azijnzuur gaat titreren met NaOH en je bereikt het equivalentiepunt, heb je alle Azijnzuur omgezet tot Acetaat, en omdat Acetaat basische activiteit vertoont zal je uiteindelijke oplossing geen pH 7 zijn, maar iets hoger (ong. pH 8). Op dit gegeven dien je in te spelen met je indicatorkeuze, en fenolftaleïne is idd degene die zn kleuromslag rond de pH 8 heeft zitten.

Een soortgelijk verhaal gaat voor als je NH3-oplossing (NH4OH, ammonia) met HCl gaat titreren; een oplossing van een zwakke base titreren met een sterk zuur zal bij het equivalentiepunt alleen een zwak zuur opleveren, dus dien je een indicator te kiezen waarbij het kleuromslagpunt rond de pH 6 ligt.

Maar net wat Lyolyrc zegt, dan praten we over concentraties van 10-6 M, oftewel in de praktijk 1 of 2 druppeltjes titer-oplossing meer.
pi_107597724
Wie kan dit voor me beantwoorden?

http://www.scribd.com/doc/80471940/Literatuur-Nederlands


Alvast bedankt.
ss
pi_107600958
Dit is het Beta topic...
pi_107975211
Ik heb een klein vraagje.

Als men zegt: "Je leidt 0.5 Mol waterstofchloride gas in 550 mL zuiver water." en je moet de nieuwe pH berekenen van die nieuwe oplossing, hoeveel mL / gr is 0.5 Mol waterstofchloride gas?
pi_107975628
Door het aantal mol HCl te vermenigvuldigen met de molmassa van HCl krijg je de massa van het gas. Het aantal ml HCl kun je vinden door het aantal mol te vermenigvuldigen met het molair volume.
abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')