Afgelopen woensdag ben ik rond het middaguur vertrokken vanaf Schiphol. Het afscheidnemen moest razendsnel, aangezien -zo zei de grondstewardess- de "ondervraging" ging beginnen...hmmm, klinkt leuk he? Nog een paar dikke knuffels en dan snel naar de gate om lang te wachten en stompzinnige vragen te beantwoorden. Gelukkig zag de beveiligingsman (ondanks aantoonbaar gebrek aan humor) ook in dat je met een ladyshave geen vliegtuig kunt kapen.
Ik had een tussenlanding in Newark en aangezien het weer superhelder was hadden we bij het landen een prachtig uitzicht over een piepklein vrijheidsbeeld en een toch wel aanzienlijk gat in de skyline van New York. Overigens ben ik er achter gekomen dat de reisbureau-juffrouw mij wat verkeerde info heeft gegeven, want op de terugweg heb ik geen tussenlanding in Atlanta (zoals zij beweerde) maar heb ik zowaar een hele dag in New York. Goh, balen!
UIteindelijk landde ik om een uur of negen 's avonds in Atlanta waar Marleen al op mij stond te wachten (Marleen is een vriendin die ik al ken van de peuterspeelzaal en die met haar man vorig jaar hiernaartoe is ge-emigreerd). Over 10-baanswegen, tussen wolkenkrabbers naar hun all-American appartment gereden, maar in de auto ging het over...Pim Fortuyn... Natuurlijk lekker op de bank zitten bijkletsen tot mijn jetlag echt toesloeg.
Op donderdag hebben we een lekker rustig dagje gehad, waarbij we in de auto hebben rondgecrost en ze al die dingen heeft laten zien die ik al kende uit de verhalen: de wijk, de kerk, de school waar ze werkt, de mall... Zoals Marleen al zei: Atlanta is een veel Amerikaansere stad dan New York of Los Angeles. Wat "gewoner" in hun vele suburbs. Het is leuk om die leuke dagelijkse dingetjes te zien, alle dingen die toch net even anders zijn dan in Nederland. En dat is iets waar we de afgelopen dagen ook veel over hebben gesproken...terwijl we (op z'n Amerikaans) zaten te eten in een mall aan de rand van een parkeerterrein...convenience voor alles!
Vrijdagochtend zijn Marleen en ik naar Stone Mountain geweest. Een park met een enorme klomp graniet, waarvanaf je een geweldig uitzicht hebt over Atlanta en omgeving. Aldaar ook nog een stukje Amerikaanse cultuur geproeft: een nagebouwd Zuidelijk dorpje uit de 19e eeuw, inclusief rondwandelende mensen in kostuums uit die tijd. Waarom lijkt alle Amerikaanse cultuur op Disneyland? Mijn opmerkelijke feit van de dag: Nee, het zuidelijk accent is ECHT niet te verstaan (en tegen de tijd dat Marleen weer in Nederland woont klinkt ze waarschijnlijk als Scarlett O'Hara ).
Vrijdagavond gebarbequed met...Nederlanders. De hele avond lekker met Margaritas aan het zwembad gezeten tot we onderbroken werden door een gigantische hoosbui.
Gisteren een heel ander stukje Atlanta gezien. Geen suburbs en keurige grasmatten meer, maar Sweet Auburn, de zwarte wijk van Atlanta. Bordjes met "Drug free area" en totaal afgeleefde autos. En het graf en geboortehuis van Martin Luther King. Marleen en Frans waren hier ook nog niet eerder geweest en we waren alle 3 danig onder de indruk van het museum waarin zijn leven wordt beschreven. Zo indrukwekkend gemaakt met videos en quotes, dat je je pijnlijk realiseert dat dit nog heel kort geleden is en dat je bijna de neiging krijgt je excuses aan te gaan bieden aan de vele donkere mensen voor wie deze plek nog steeds een soort bedevaartoord is. We waren er een beetje stil van. In Sweet Auburn zijn we ook nog naar een een overdekte markt geweest (ik ben dol op markten!) en daarna zijn we Downtown gegaan voor een blik in Underground Atlanta (een winkelcentrum in zowaar redelijk autentieke oude gebouwen) en bij CNN. De dag afgesloten in de mall (hoe kan het ook anders) met eten en een film. Al met al een heel gevarieerd beeld van de stad gekregen!
Vandaag gaan we een dagje de bergen in. Het weer houdt zich goed (het is steeds een graad of 27 geweest, alleen gisteren iets kouder).
Volgde post komt vanuit Lima, Peru!
quote:Nee hoeft niet. Zij toch de enige fotos die ik kon sturen en verder niet bijster interessant...Dank!
Op vrijdag 24 mei 2002 15:07 schreef Lucille het volgende:
Moet ik de foto's uit je mail er nog bijplakken Hik?
De eerste post vanuit het echte Latino-land!
De laatste dag in Atlanta was weer heel erg de moeite waard. Een heel stuk gewandeld door Amicalola State Park (vind dat maar eens in de Encarta, pap!) en daarna in Dahlonega (een oud goudzoekersplaatsje) de lokale markt, rommelwinkel en ijssalon bezocht. En genoten van de banjo-band en de oude mannetjes met grote cowboyhoeden...net een film!
Voor mijn laatste avond overheerlijk uit eten geweest in Buckhead, een wijk van Atlanta. En toen was het maandagochtend alweer tijd om afscheid te nemen!
Helaas had vice-president Cheney het nodig gevonden tijdens mijn verblijf in Atlanta aan te geven dat er nieuwe aanslagen aan zitten te komen. De security was dus tot in het absurde opgevoerd (Mijn reeds half-opgedronken flesje sinaasappelsap moest door de X-ray! ) en ik ben tot twee keer toe compleet gefouilleerd. Aankomst in Lima was nog even spannend. Na het commentaar van de grondstewardess op Schiphol was ik toch een beetje bang dat ze me linea recta terug zouden sturen. Ik had dus m'n best gedaan er vrolijk en fris uit te zien (na een vlucht van 8 uur!) en zette mijn meest financieel-draagkrachtige hoofd op (dat schijnt te helpen)...maar de douanier liet me, zonder verdere ondervraging, met een grote stempelklap, voor 90 dagen toe in Peru.
Er stonden al twee mensen van het hostel op me te wachten en in de auto werd ik gelijk weer geconfronteerd met de (voor een Europeaan) verbazingwekkende nieuwsgierigheid van Latinos: Hoe oud ben je? Getrouwd? Kinderen? Broers en zussen? Aangezien een grote familie hier de norm is word ik altijd meewarig aangekeken met mijn nul broers en zussen, maar Stiefbroers en een stiefzusje plus stief-nichtje doen het ook goed hoor! De rest van de rit ging het gesprek over de juiste ingredienten voor een ceviche (een Peruvaans gerecht waar ik dol op ben, wat bestaat uit rauwe vis gemarineerd in Limoensap). Nee Anne, er horen geen tomaten in!
Hostel Espana is een prachtig hostel in de binnenstad van Lima. Waarschijnlijk een samenvoeging van meerdere pandjes is het een doolhof van trappen, balkonnetjes en gangen. Er is een eigen restaurantje met een bar waar we 's avonds videos kunnen kijken (Speed en The Fugitve, voor de 400ste keer...), een Internetcafe, heel veel vogelkooien met duiven en twee gigantische, rondrennende schildpadden.
De afgelopen dagen heb ik me bezig gehouden met het verkennen van de stad (wat een hele opgave is voor iemand met nul gevoel voor richting) en het wennen aan (=accostumbrarme) het idee dat ik helemaal niets hoef. Ik heb lange wandelingen gemaakt door de stad en gekletst met straatverkopers en taxichauffeurs. Het Plaza Mayor hier is prachtig, alle koloniale panden zijn hier geweldig onderhouden. Ik heb een rondleiding genomen door de catedraal waarin Francisco Pizarro begraven ligt. Hij is de Spaanse veroveraar die Peru heeft "ontdekt" en en passant de Inca-keizer en het grootste deel van zijn inderdanen heeft uitgemoord (Lang leve het College Latijnsamerikaanse cultuur aan de Universiteit van Utrecht dat ik vorig jaar heb gevolgd!). Ik was dus nogal verbaasd over het eerbetoon waarmee de man hier wordt omringd (standbeelden, gouden inscripties). Maar volgens mijn gids komen daar ook regelmatig protesten over. En dat is niet het enige waartegen de Peruvaren protesteren. Aan het Plaza Mayor ligt ook het Gouvernementeel Paleis, focuspunt voor veel, heel veel demonstraties. Walter de straatverkoper (de arme jongen, zijn moeder had hem een Amerikaanse naam gegeven die hij zelf niet eens kon uitspreken) legde me uit dat het vandaag ging om een demonstratie van gepensioneerden die hun pensioen niet ontvingen van de regering. Een sneu gezicht was het wel, al die bejaarden met fluitjes, spandoeken en potten en pannen (om op te slaan). Blijkbaar staan ze er al weken achtereen.
Nog meer accostumbrarme...ik kom veel dingen tegen die ik nog wel ken uit Nicaragua, maar waarvan ik weer even denk: "Oh ja, ZO was het"...Het geroep, gesis, gestaar, gefluit op straat en het werkelijk traffic-stopping effect dat je als blonde vrouw hier hebt (en proberen je gezicht in de plooi te houden): "Oh ja!". Het verkeer: de stank, de drukte, het lawaai: met 4 rijen autos op drie banen rijden en daar dan een taxi tussendoor proberen te persen, de toeters die onophoudelijk gaan, voorsorteren dat ook best op de linkerbaan kan als je naar rechts gaat: "Oh ja!". Overigens is het voor voetgangers wat beter hier. Waar ik in Nicaragua nog in mijn eentje als een idioot de weg over rende heb je hier de bescherming van de massa. Als een groep voetgangers het wachten, de stank en de toeters zat is storten ze zich en masse, als een familie lemmingen de weg op...en ik doe vrolijk mee: When in Rome, do as the Romans!
Gisteren ben ik met de taxi naar het Museo de la Nacion geweest, waar prachtige dingen liggen uit de Inca-tijd en daarvoor. Veel zaken die eigenlijk heel modern zijn en die zeker niet zouden misstaan in mijn woonkamer, maar dat is waarschijnlijk niet toegestaan! Met de taxichauffeur hele gesprekken over eten (Alweer? Wat is dat toch?), Films (zijn lievelingsfilm was Braveheart...het kost me toch moeite me voor te stellen hoe een Latino zich kan relateren aan een verzetsheld in de Schotse hooglanden, maargoed...) en Politiek. Wat de politieke kleur van Nederland was? Ik legde uit dat de verkiezingen net zijn geweest en dat dat dus nog een beetje afwachten is, maar dat veel Nederlanders, uit onvrede met de huidige politiek, op een nieuwe, rechtse partij hebben gestemd. Dat verbaasde hem: "Maar het gaat toch heel goed in Nederland?" Tja....
Gisteren ben ik ook naar Miraflores geweest, een wat rustiger, rijkere wijk van Lima. Naar het strand gelopen (wat hier niet erg aantrekkelijk is) en even binnengekeken bij Santa Isabel(een supermarkt en broertje van onze AH), waar ik enkele jaren terug nog heb gesolliciteerd toen ik op zoek was naar een stageplaats in deze regio. Markten en supermarkten zijn zo leuk om te bekijken: Wat verkopen ze allemaal? Waar komt het vandaan? Hoe is het verpakt? Hoe wordt het aangeprezen? Zo hebben ze hier chips in de smaken "Picante" en "Argentijns vlees" en in plaats van door Marco Borsato wordt het hier aangeprezen door Chayanne, een hele bekende salsa-ster.
Tja en verder. Ik eet bergen ceviche, drink biertjes met andere mensen in het hostel, heb mijn eerste boek al bijna uit en bereid me voor op mijn eerste busreis. Zometeen ga ik naar het busstation om een ticket te kopen voor de bus naar Pisco, een plaatsje aan de kust met een natuurreservaat waar je veel vogels en zeeleeuwen kunt zien.
Tiet
quote:Dat is inderdaad een van de highlights van een bezoek aan Peru
Op vrijdag 24 mei 2002 18:19 schreef Hik het volgende:
De rest van de rit ging het gesprek over de juiste ingredienten voor een ceviche (een Peruvaans gerecht waar ik dol op ben, wat bestaat uit rauwe vis gemarineerd in Limoensap).
quote:Daar ben ik ook geweest, maar toen was het een muffe bende met enorm grote slaapzalen. Maar wel een van de gezelligste hostels waar ik ben geweest! En een goede plek om andere budget reizigers te ontmoeten. Ze hadden daar trouwens menselijke (Inca) schedels in een vitrine liggen.
Hostel Espana is een prachtig hostel in de binnenstad van Lima. Waarschijnlijk een samenvoeging van meerdere pandjes is het een doolhof van trappen, balkonnetjes en gangen.
quote:Inderdaad een van de mooiste musea daar. Ze hebben ook een compleet overzicht met pre-Inca culturen. Verder kreeg ik ongevraagd een gratis prive guia (
Gisteren ben ik met de taxi naar het Museo de la Nacion geweest, waar prachtige dingen liggen uit de Inca-tijd en daarvoor.
quote:Ben je nog naar Parque Amor geweest?
Gisteren ben ik ook naar Miraflores geweest, een wat rustiger, rijkere wijk van Lima. Naar het strand gelopen
Veel plezier verder!
Ben heel erg benieuwd naar 'al' je verhalen maar daar zullen we nog even moeten op wachten...
Ik was gebleven in Lima, waar ik mijn laatste avond in Miraflores ben wezen stappen met Nigel, een Australische jongen. We hadden op de een of andere manier een soort lokale studentenkroeg gevonden waar het met een biertje en wat gefrituurde kip goed toeven was. Ondanks Nigels stoere imago, 8 maanden on the road and counting, maakt zijn moeder thuis nog steeds plakboeken van alle locaties die hij bezoekt. Waarmee ze vervolgens de buren lastigvalt. Schattig.
De volgende ochtend bijtijds met de bus naar Pisco, een stadje aan de kust van Peru, ongeveer 4 uur van Lima. Het hotel dat ik had uitgezocht bleek vol, maar geen nood: ik werd opgepikt door Joel, een 14-jarig Peruvaans jongetje dat mij de weg wees naar een ander hotel. Tot mijn stomme verbazing bleek Joel niet alleen vloeiend Engels te spreken (op zich al een rariteit hier), maar ook een behoorlijke woordenschat te hebben in Duits, Italiaans en Nederlands (Waaronder: "Goedemorgen" en "Lekker Moppie"). Het hotel was prima en goedkoop, maar tegen de tijd dat Joel met mij klaar was had hij me bovendien een tour verkocht en verteld in welke restaurants en cafes ik moest zijn. Kortom: de beste verkoper die ik in mijn leven heb gezien.
De zaterdagavond lezend in bed doorgebracht, om de volgende ochtend om 7 uur (Latino-tijd: kwart voor 8) te worden opgepikt door een busje dat me naar Paracas bracht. Alhier vertrekken boten naar wat in backpackerstermen "The poor mans Galapagos" heet: Islas Ballestas. Persoonlijk ben ik geen vogelkenner of -liefhebber, maar alleen al de hoeveelheid vogels (hónderden!) op deze eilanden is geweldig om te zien. Pelikanen, meeuwen, aalscholvers, condors en zelfs een paar pinguins. De oorspronkelijk rode rotsen van de eilanden zijn nu totaal wit van de vogelpoep, dat door de mensen daar wordt verzameld en verkocht als mest. Maar als je met de boten dichterbij komt zie je waar iedereen voor komt: De zeeleeuwen! Rustig zonnend op de rotsen, zwemmend en duikend. Het meest imposante was een strand tussen de rotsen met tientallen zeeleeuwen en het geluid dat daar vanaf kwam: het gesnuif en gebrul en de echo daarvan op de rotsen...fantastisch!
Joel en een paar van zijn vriendjes stonden bij het hotel toen ik terugkwam. Ze zijn allemaal trouts (mensen die op commissiebasis toeristen binnenhalen in een hotel) en konden voor mij reserveren bij het hotel van mijn volgende stop. Of ik vanavond met hen "rond wilde hangen", vroeg Joel. Waarom niet?
Dus toog ik die avond met Joel en zijn 16-jarige vriendje Joseph naar de kroeg, waar Joel vanzelfsprekend korting kreeg en tijdens onze gesprekken zaken deed met Travel Agents. Ondertussen kwam zijn verhaal eruit: Joels ouders zijn gescheiden, zijn vader woont in Lima en heeft een goede baan, maar hij "vergeet" voor het gemak dat hij nog kinderen heeft in Pisco. Joels moeder is een straatverkoopster: ze verkoopt losse snoepjes en sigaretten, iets dat vanzelfsprekend niet veel geld opbrengt. Met zijn trout-zijn verdient Joel geld om zichzelf op school te houden en voor zijn 5(!) jongere broertjes en zusjes. Mijn mond viel open: Ik heb kinderen gezien die er veel slechter aan toe waren, maar het gebrek aan drama waarmee het verhaal werd verteld en de toch ook wel zichtbare trots van Joel op zijn "bedrijfje" was indrukwekkend. Bovendien had hij iets dat maar weinig volwassenen (laat staan kinderen) hier hebben: plannen voor de toekomst. Joel wil niet in Peru blijven, omdat daar voor iemand met zijn (arme) achtergrond geen mogelijkheden zijn. Joel wil nog beter engels leren en dan naar Engeland.
Toen ik opstond om de rekening te voldoen bleken de jongens hier al voor te hebben gezorgd. Zij waren de heren en ik de dame, tenslotte... Avondvermaak met 2 puberjongens? In de game-hall van Josephs neef (waar ik duidelijk de enige boven de 18 was!) spelletjes spelen op de playstation. En de heren lieten mij galant winnen natuurlijk, ondanks het feit dat ik met mijn autootje tot in den treure tegen muren aanzat.
Om half tien brachten ze me terug naar mijn hotel (schoolnight!) waar ik iets deed dat ik normaal niet snel doe: Ik heb Joel geld gegeven zodat hij hiervan voor zichzelf een goed engels-spaans woordenboek kan kopen. En dat heeft hij beloofd.
Mijn volgende stop kon bijna niet verder van deze wereld afliggen: Huacachina, een piepkleine oase in de woestijn nabij Ica. Prachtig gelegen tussen enorme zandduinen ligt daar een backpackershostel met een zwembad, de perfecte plaats om een paar daagjes uit te puffen. ´s Avonds een van de zandduinen beklommen voor een geweldig uitzicht over de woestijn en de oase. Daarna in de bar met mijn logboek om te luisten naar gesprekken in Spaans, Frans, Nederlands, Duits, Hebreews en Engels in 20 verschillende accenten. Ja, de vooroordelen over dit soort backpackes-hubs zijn bevestigd: veel langharige jongens die met hun gitaar reizen en kreten bezigen als "Swééét!" en "Wicked!" (een meisje op mijn dorm viel zelfs zo nu en dan te betrappen op een "Blimey!"). Maar ondanks dat toch een heleboel leuke mensen ontmoet en goede gesprekken gevoerd. De eigenaar van het hotel bleek salsa te dansen, wat voor mij de feestvreugde natuurlijk alleen maar verhoogde. Naast zwemmen, lezen en zand uitonverwachte hoeken pulken, was er ook nog tijd om een Pisco (lokale sterke drank - Ja Kimmie!)-distilleerderij te bezoeken, waar we om 11 uur ´s ochtends mochten proeven om vervolgens enigzinds rozig weer terug te keren naar het zwembad. Overigens was de rondleiding voor mij weer even een ego-boost. Joel en Joseph hadden mijn Spaans zoveel verbeterd dat ik weer even last had van het "Ik leer het nooit"-syndroom. Voor de Pisco-tour heb ik echter gefunctioneerd als Engels-Spaanse tolk, omdat de man die ons rondleidde geen Engels sprak. En dat ging verbazingwekkend goed. Het grappigste was nog dat Scott, een van de jongens die mee was op de tour compleet verbaasd was toen hij me Nederlands zag schrijven in mijn logboek: "Lees eens een stukje voor dan...", het was voor hem niet te bevatten dat er nóg een taal bestond die mijn eigen was...
Na twee dagen "relajar" (relaxing) heb ik samen met een Engels meisje dat ik van daar kende de nachtbus genomen naar Arequipa, waar ik nu zit. De nachtbus bleek vol te zitten met Peruvaanse bejaarden die hun ongenoegen over de opgelopen vertraging kenbaar maakten door hard op de ramen te bonzen de de chauffeur uit te schelden voor Tortuga (schildpad). Vreemd, met de Latino-levensstijl zou je toch verwachten dat deze mensen de meest geduldige op aarde zijn!
Wat ik tot nu toe van Arequipa heb gezien is heel erg leuk. Het is een vrij grote stad, maar het heeft een gezellige, beetje studentenstad-uitstraling met veel leuke winkeltjes en kroegjes. Ik zit in een leuk hostel op een kamer met 4 meisjes, met ons eigen balkonnetje en uitzicht over de besneeuwde toppen van de Andes.
Arequipa roeleert!
Vredes demonstratie in Arequipa (oftwel anti-Ecuador demonstratie ). De gringo die foto's neemt vanaf het dakterras is duidelijk interessanter
El Misti, net buiten Arequipa
quote:Heb ik voor nu even over geslagen, maar ik kom in November weer terug in Peru. Dan is het qua prijs ook beter te doen dan nu (begin toeristenseizoen). De mummies zijn momenteel trouwens in restauratie...
Op vrijdag 31 mei 2002 21:10 schreef Aernout het volgende:
Dus je bent niet naar Nasca geweest en de mummies in de woestijn?
Leuke fotos! Aangezien ik inderdaad geen digitale camera bij me heb kun jij mijn beeldjes mooi ff invullen!
En al ik dan terug ben ga ik wel eens een topikje volspammen met fotos! (Ben toch werkeloos)
Overigens die reisverhaaltjes schrijven zijn een beetje een sluimerende hobby, dus maken jullie je vooral niet druk om al het typwerk!
Mocht je nog om een lekker ontbijtje verlegen zitten in Arequipa, dan kan ik een tentje aanbevelen met heerlijke geroosterde stokbroodjes gesmolten kaas - vlak naast de kathedraal op het Plaza de Armas in oostelijke richting (ik geloof in de Moran Santodomingo).
Nog een aanrader is het terras op het balkon van Hotel Portal aan de oostkant van het Plaza de Armas. En voor een uitstekende espresso moet je zijn aan de westzijde van het plein bij een klein tentje (Terwijl ik dit tik twijfel ik mateloos of het een Franse naam had, of iets met Amsterdam in de naam. Het wordt gerund door een allervriendelijkste Peruaan die een tijd in Nederland heeft gewoond. Als je hem vriendelijk aankijkt mag je ongetwijfeld ook nog wel even op zijn dak klimmen voor een mooi uitzicht op de kathedraal en de El Misti.
En alvast voor de terugweg in Nazca, mocht je budget het toelaten, een vluchtje boven de Nazca-lines is de enige manier om die lijnen te zien. Ga dan wel 's cohtends vroeg of laat in de middag zodat de lage zon voor wat contrast kan zorgen, alhoewel je dat zonder twijfel al zult hebben gelezen in je Lonely Planet of Rough Guide.
P.S. Het zijn overigens geen trouts (schelvissen), maar touts (een soort proppers) die je allerlei soorten tourist-traps proberen binnen te sleuren.
quote:Er zijn een paar plaatsen waar je ook vanaf de grond een klein beetje kunt zien maar een vliegtuigje is veel beter. US$45 heb ik geloof ik betaald.
Op zondag 02 juni 2002 01:50 schreef Max het volgende:
En alvast voor de terugweg in Nazca, mocht je budget het toelaten, een vluchtje boven de Nazca-lines is de enige manier om die lijnen te zien.
Omdat ik helemaal achterin het vliegtuigje zat en de piloot niks kon aanwijzen ging er een schattig 22jarig Peruaans meisje met babyvet mee om speciaal aan mij dingen aan te wijzen. Dat leidde behoorlijk af .
Maargoed, terug naar de slaapzaal. Met Annie, een meisje uit Montreal, heb ik 2 dagen opgetrokken. We hebben in Arequipa het geweldige museum "Juanita, La bella niña del Volcan Ampato" bezocht. Wellicht dat enkele mensen zich het nog kunnen herinneren (ik weet in elk geval nog dat het op het nieuws was), maar in 1995 hebben enkele onderzoekers/mountaineers op een vulkaan vlakbij Arequipa het totaal geconserveerde lichaam gevonden van een 13-jarig Incameisje dat zo´n 500 jaar geleden werd geofferd aan de berggoden. Omdat ze al die jaren onder het ijs heeft gelegen is ze helemaal compleet: haar kleren zien eruit of ze zo uit de winkel komen, haar haren, zelfs al haar organen en bloed zijn nog in tact. De tentoonstelling is prachtig ingericht,met heel veel respect voor het feit dat het natuurlijk blijft gaan om een overleden meisje. Het meest opzienbarende is nog, dat doordat ze nog zo intact is, onderzoekers ontzettend veel te weten kunnen komen over haar achtergrond en dus die van de Inca´s. Ze weten wat haar laatste maatijd was en door middel van DNA-onderzoek kunnen ze zien welke ziektes ze had en wie haar ouders waren. Zeer indrukwekkend! (voor de liefhebbers: http://dsc.discovery.com/stories/history/desertmummies/juanita.html)
Ondertussen bleek Arequipa ook nog eens een hele leuke stad om uit te gaan. Nicole, een meisje uit Quebec, van dezelfde slaapzaal blijkt (bijna) net zo verslaafd aan dansen als ik, dus op zaterdag zijn we het nachtleven maar eens gaan verkennen. We zijn uiteindelijk beland in een prachtige tent met tropische planten, watervallen en leuke muziek. Het enige nadeel bleek dat wij lange tijd het enige niet-stelletje op de dansvloer waren...Gezellig! Tot mijn stomme verbazing blijkt Braziliaanse muziek heel populair in Peru: Ik hoor regelmatig Axé nummers voorbij komen! Niet dat de Peruvanen overigens weten wat ze er mee moeten: er worden af en toe wat halfslachtige bewegingen gemaakt, maar daar blijft het dan bij. Tijdens "Vampiru" maar eens laten zien hoe het eigenlijk hoort (uhm....) en dan zie je ineens allemaal mensen met een Oh-ja-blik.
Tussen Nicole en ik klikte het in ieder geval. We reizen nog steeds samen, wat er min of meer op neer komt dat we overdag ieder ons ding doen en aan het eind van de dag verhalen uitwisselen. Erg leuk! We spreken een vreemdsoortige mix van Engels en Spaans, dat gecombineerd met haar Franse accent toehoorders in totale verwarring achterlaat.
Afgelopen maandag en dinsdag zijn we met z´n tweeen meegeweest met een tour naar de Cañon del Colca, volgens Peruvanen de diepste kloof in de wereld (wat, met bijna 3500 meter op het diepste punt,wel eens zou kunnen kloppen). Met een man of 8 in een busje en dan merk ik dus al snel dat ik geen mens ben voor georganiseerd vermaak. Aan de gids, die zeer boeiend kon vertellen over de omgeving, heeft het niet gelegen. Achterin de bus zaten echter 3 Nederlanders (een jongen van mijn leeftijd die alles (ALLES!) aan het videotapen was, zijn vader en oom) die echt te erg voor woorden waren. We waren nog geen 5 minuten onderweg of er kwamen uit uitspraken in de categorie: "Tjee, wat een armoedige hutjes!" - "Achjoh, die mensen weten niet beter." Daarna ging het gesprek 1,5 uur (!) lang over tennis. De rest zal ik jullie besparen, maar ik heb Nicole verzocht verder niet aan mijn Nederlanderschap te refereren, en heb de rest van de dag Engels gesproken. Verder was er ´s avonds speciaal voor ons een peña georganiseerd, waarbij je geacht werd aan lange tafels te zitten en te kijken naar gedresseerde muzikanten en treurige dansers. Nicole en ik zijn vroeg naar bed gegaan...
Was het helemaal vreselijk? Integendeel! Allereerst hadden we de meest luxe hotelkamer sinds het begin van deze trip, almoet ik toegeven dat je perceptie van luxe aan verandering onderhevig is: "Woehoe...we´ve got toiletpaper!!".
Maar waar het eigenlijk omging: het prachtige natuurpark Aguas Blanca, waar we vicuñas hebben gezien, een zeldzame llama-achtige. De schittende kleuren van het landschap in de ochtend: het felblauw van de hemel op die hoogte, de grijze bergpieken met spierwitte toppen, knalgroene bomen, terrassen die al sinds de Incatijd in gebruik zijn, in alle kleuren groen en geel, de mensen die langs de kant van de weg hun spullen verkopen, bergkonijnen, flamingo´s, herders met kuddes llama´s en alpacas (ook weer een llamasoort), gigantische cactussen. Ongelooflijk mooi allemaal. Onderweg gestopt in kleine dorpjes, waar de winkelmeneer mijn geld uittelt in Quechua, waar de mensen gezamelijk de kerk aan het restaureren zijn na de laatste aardbeving en waar kinderen met enorme snottebellen uit alle hoeken en gaten komen als je lollies gaat uitdelen (Nee, dat was niet zo slim nee, om dat midden op de markt te gaan doen...). Als ik terugkom heb ik zoveel prachtige kinderfoto´s dat ik mijn eigen Novib-kalender kan starten! En naast het feit dat Alpacas grappige beesten zijn om te zien is Alpaca-biefstuk een lokale specialiteit en wordt de heerlijk zachte wol gebruikt voor wanten, sjaals en mutsen, die ik gelijk maar heb aangeschaft, aangezien Peru op bijna 5000 meter ineens een stuk minder tropisch is! De tweede dag van de tour zijn we vroeg opgestaan om naar Cruz del Condor gegaan, een stuk van de kloof waar in het vroege ochtendlicht tientallen condors zich door middel van de termiek omhoog laten glijden. Het heeft iets idioots, om met tientallen toeristen (camera´s in de aanslag natuurlijk) in de bittere kou te gaan wachten tot het die vogels blieft om op te stijgen. Maar het moment dat zo´n beest, met een spanwijdte van 3 meter (!) voorbij suist wordt je vanzelf stil. Prachtig!
Nog een dagje uitslapen in Arequipa en daarna met de nachtbus richting Cuzco, Latijns-Amerikas grootste gringo-hangout. In de bus was het even: Nicole en ik tegen de Peruvanen, want op de een of andere manier zitten Peruvanen dolgraag 12 uur lang in een afgesloten bus, met de verwarming op tien en vooral géén ramen open! Ik weet niet of jullie weten hoezeer zo´n bus stinkt na 12 uur, maar ik vind zelf dat dat onze standvastigheid (en het pakje kauwgom tussen de raamsluiting) best rechtvaardigde. Maar uiteindelijk verloren we natuurlijk toch....
Ik ben nu een dag of 3 in Cuzco en ben er tot nu toe niet echt weg van. De stad op zichzelf is prachtig, maar er zitten hier iets te veel toeristen van het kaliber: "Wat een armoedige hutjes...etc", de Peruvanen spreken je standaard in het Engels aan (ook al begin jij in het Spaans) en de hoeveelheid freaks die afkomt op de ontelbare happy-hours is te gek voor woorden. Voordelen aan Cuzco: Door de internationale atmosfeer kun je ervrijwel alles kopen en eten. Mijn lust naar Sushi is weer even gestild! Bovendien kan ik vanuit hier wat kleine dorpjes in de omgeving bezoeken, wat me een welkeome afwisseling lijkt na al die toeristen.
Na al jullie verhalen over het nieuws in Nederland zal ik jullie maar eens vergasten op wat nieuws van hier. Enkele dagen is de immens populaire ex-president Fernando Belaunde overleden. De vlaggen hangen al dagen halfstok, de kranten berichten dat hij nooit corrupt is geweest (dat is hier het vermelden waard)en voor de Peruvanen weer een goede reden om de straat op de gaan. Want demonstreren, dat lijkt hier het nationale tijdsverdrijf. In de paar weken dat ik hier nu ben is het aantal demonstraties waarin ik terecht ben gekomen al niet meer op de vingers van 2 handen te tellen: De bejaarden in Lima, die op potten en pannen slaan om toch hun persioen te krijgen; Kinderen, verkleed als tijger en als boom, die in Arequipa demonstreren voor een schoner Peru; Handtekeningenacties en bezettingen van kerken door het hele land, omdat de Peruvaanse regering het waterleidingbedrijf wil privatiseren en met name de echte armen in het land vrezen dat het water onbetaalbaar zal worden; Ontevreden overheidspersoneel dat zich in Arequipa voor het gemak maar heeft verenigd met de anti-pravatiseringmensen. En gisteren in Cuzco een waanzinnig indrukwekkende rally ten bevoeve van de zojuist opgestarte Waarheidscommissie. Deze commissie moet gaan uitzoeken wat er in de jaren 80 precies in gebeurd met alle burgers die zijn vermoord omdat ze zich precies tussen de regering en de lichtend-pad-terroristen in bevonden. De rally die bestond uit statements van nabestaanden werd helaas verstoord door een redelijk dronken, dansende groep Corpus-Christi gangers, een feest dat hier nu ook al drie dagen aan de gang is...Maar daarover dan maar een volgende keer!
quote:Ik ken dat ja. Vaak wordt je nieteens binnen gelaten als je geen man-vrouw stelletje bent.
Op zaterdag 08 juni 2002 22:00 schreef Hik het volgende:
Het enige nadeel bleek dat wij lange tijd het enige niet-stelletje op de dansvloer waren...
quote:Dat is inderdaad schitterend. Van precies dezelfde tour heb ik zelf ook een reisimpressie gepost in
een tour naar de Cañon del Colca, volgens Peruvanen de diepste kloof in de wereld
quote:De Peruanen zelf beschouwen dit als uitgaansstad #1. Ik kende een paar rijke Peruaanse meisjes in Lima die hier in de kerstvakantie speciaal naartoe vlogen om te feesten.
Ik ben nu een dag of 3 in Cuzco en ben er tot nu toe niet echt weg van.
quote:Dat herken ik ja
Want demonstreren, dat lijkt hier het nationale tijdsverdrijf.
Veel plezier verder!
Nogmaals vanuit het kosmopolitische Cusco...
Gisteren al een dik uur bezig geweest met het opstellen van dit mailtje, maar toen de computer vervolgens vastliep en ik alles kwijt was, was ik het even zat. Nog maar een poging dus....
Zoals ik in mijn vorige mail al vertelde viel ik bij aankomst in Cusco direct in de festiviteiten omtrent Corpus Christi. Voor een niet-katholiek (en voor de mensen hier een bijna-heiden) als ik een bizarre optocht van bebaarde beelden die guwelijke pijnen ondergaan, kinderen die belangrijk uitziende voorwerpen vol gouddraad en plastic kraaltjes dragen, jongemannen die bijna bezwijken onder het gewicht van de enorme altaars en mensen die vroom in gebed verzinken voor hun favoriete heilige. En volgens goed katholiek gebruik wordt alles afgelsloten met een flinke zuippartij, zodat ik tegen de avond vanaf een balkon aan de plaza een groepje jongens kon gadeslaan, die een draagstoel hadden gekaapt (2 erop, de rest eronder) waarmee ze de plaatselijke fanfare probeerden te rammen.
Cusco is waarschijnlijk de grootste backpackerstrekpleister van Zuid-Amerika. Dat betekent (zie mijn vorige mail) veel vreselijke mensen, maar ook dat er zoiets als een "backpackersgemeenschap" ontstaat: Mensen leren elkaar kennen, spreken af, maken vrienden of ruzie, roddelen, ontmoeten oude bekenden...en trekken verder. Een oude bekende voor mij was Sophie, het Engelse meisje waarmee ik van Ica naar Arequipa reisde, die tijdens Corpus Christi ineens mijn naam brulde vanaf het balkon. Het kwam perfect uit, want de volgende dag was ze jarig, wat we natuurlijk hebben gevierd met een etentje en een heerlijke fles Chileense wijn. Elkaar ontmoeten gebeurt hier op de Plaza, bij de fontein. Aangezien niemand een telefoon heeft moet je altijd maar afwachten of je afspraak er op het juiste tijdstip staat. Zo niet, ook geen nood; blijkbaar kwam er iets belangrijkers tussen. De flexibiliteit van het continent slaat al op ons over... En dan is er altijd nog de mail, om contact te houden met die mensen die jouw kant op reizen en die je graag nog eens ziet (Zo zag ik net op mijn mail dat Nicole weer terug is in Cusco). Geroddeld wordt er ook. Het verhaal van het clubje piepjonge Britse meisjes die volgens mijn vriend Nigel in Lima (zie deel 2) "...were screwing their way around Latin America...",. moet ik inmiddels al in 4 verschillende varianten hebben gehoord.
Maar (gelukkig, zou ik bijna zeggen) ontmoet ik niet alleen maar gringos hier. Ik heb een leuke Nederlandse meid ontmoet, Boudewien (Hier: "Bou", want dat kun je die Peruvanen echt niet aandoen) die hier vrijwilligerswerk doet. Samen met haar en een wisselend groepje Peruvanen struinen we de leuke plekjes van Cusco en omgeving af. Zo zijn we van de week naar de Salinas vlakbij Urubamba geweest (Kimmie, ik wilde hierheen door jóuw fotos´s!!) . Op terrassen die al sinds de Inca-tijd in gebruik zijn wordt daar in een grote hoeveelheid bassins zout gewonnen. Aangezien het ene bassin verder opgedroogd is dan het andere, hebben ze allemaal verschillende kleuren, wat een geweldig gezicht is, vooral ook omdat ze prachtig hoog in de bergen liggen. Het gewonnen zout wordt in enorme zakken, met ezeltjes weggebracht, wat guigantisch zwaar werk is. We hebben nog een poging gedaan een gesprek aan te knopen met één van de arbeiders, maar de man sprak alleen Quechua, hetgeen hem er niet van weerhield een breedspakig verhaal te houden over het winnen van zout. Of misschien ging het wel heel ergens anders over, we zullen het nooit weten....
Het hebben van een Peruvaanse vriendenkring heeft een aantal voordelen. In de eerste plaats gaat mijn Spaans rap vooruit. Geen van mijn nieuwe Peruvaanse vrienden spreekt meer Engels dan "Happy Hour" (en kreet die je wel leert als je in Cusco woont), dus ik moet wel. Leuk is ook dat ik me nu kan verdiepen in Peruvaans slang, wat iets héél anders is dan "De Delftse Methode" (mijn eerste cursus Spaans). Zo worden vrienden, vage bekenden en willekeurige voorbijgangers aangesproken met "Mamita!" [moedertje] of "Primito!" [neefje], "Su madre!" [je moeder!] is een uitroep van opperste verbazing, "Eso da me cholera" [daar krijg ik cholera van] geeft aan dat je dat toch minder plezierig vindt en als een jongen het heeft over zijn "flaca" [magere], dan gaat het over zijn vriendin. Ik heb nog even nagevraagd hoe het moet met de jongens met de dikke vriendinnen...
Een ander voordeel van Peruvaanse vrienden is dat je een kant van dit land te zien krijgt die waarschijnlijk voor veel toersiten verborgen blijft. Het gemak waarmee ze je introduceren in hun wereld, je voorstellen aan hun vrienden, familie en soms volslagen onbekenden is hartverwarmend. Bou en ik spreken veel over de verschillen, iets waar ik ongetwijfeld in een volgende mail op zal terugkomen. Maar dankzij deze mensen kom je tijdens een wandeling over het platteland in gesprek met de mensen die daar werken. Mensen die een dag lang keihard werken voor 5 soles (3 gulden 50), zonder lunch, maar met een flinke jerrycan Chicha om op de been te blijven.
Chicha is een soort bier gemaakt van mais en...(ik denk niet dat ik het verder wil weten!) De mais wordt gefermenteerd in grote aardewerken potten en als je op het platteland, voor een huis een lange stok met daaraan een plastic zak ziet, weet je dat je bent gestuit op een Chicheria. De Chicheria waar wij terechtkwamen na onze wandeling was op de binnenplaats en in de huiskamer/keuken van een oudere dame. Klein en dik, wijde rokken, lange vlechten en een hoed, zoals hier gebruikelijk is, zat ze op een lage kruk met de aardewerken pot tussen haar benen. In haar hand een kalebas om de Chicha eruit te scheppen. Haar kleindochter van een jaar of 4 zat naast haar op eenzelfde kruk. Over de grond liepen cavias, ongetwijfeld voor consumptie. Het publiek bestond uit buren van de Chicheria, Indiaanse vrouwen met kinderen in doeken op de rug en mannen die over politiek praatten. En allemaal met een grote plastic beker Chicha in de hand. Chicha heeft iets weg van bier, maar is lauw en zuur, en volgens mij ook wel een stukje straffer. Deze gringa heeft in ieder geval na twee plastic bekers, samen met de buurman van de Chicheria een perfecte huayno-show weggegeven (lokale dans)...én applaus geoogst! En al die tijd bleef ik me maar verbazen over hoe bijzonder het is om dit zo mee te maken en om hoeveel lol je kunt hebben met mensen die soms wel van een andere planeet lijken te komen.
Tenslotte ben ik er van de week nog enkele dagen zelf op uit geweest. Naar Machu Picchu, voor veel mensen hét hoogtepunt van Zuid-Amerika. Veel reizigers gaan naar Muachu Picchu via de Inca Trail, een 4-daagje voettocht. Ik heb deze (voor nu?) maar even gelaten voor wat hij is en ben met de trein gegaan. Eerst de nacht doorgebracht in Aguas Calientes, een van die toersitendorpjes die je overal over de wereld vindt en waarvan je je afvraagt of ze al bestonden vóór de toeristen kwamen. Hotels, restaurants en een schooltje, wat er ook waarschijnlijk alleen maar staat omdat de kinderen zo leuk fotogeniek zijn voor de toeristen. De volgende dag de twee uur naar boven gelopen van Aguas Calientes naar Machu Picchu. En dan sta je tussentijds even uit te puffen, te gezieten van het uitzicht en dan hoor je ineens je naam! Alexandra, een Engels meisje dat ik nog kende uit Huacachina (het hotel in de woestijn). Met haar, haar Franse vriendin, 2 Australische jongens en een Israelisch meisje hebben we de hele dag de site verkend. Als we een plekje vonden om te zitten was het "storytime", dan haalden Alexandra en ik onze reisgidsen tevoorschijn en lazen we voor waar we waren en wat de bijbehorende theorieėn zijn (omdat Machu Picchu nooit door de Spanjaarden is ontdekt blijft het gissen wat het precieze doel van de site was), of we verzonnen onze eigen, ook zeer plausible theorieėn.... En de site IS indrukwekkend. De grootte, de staat waarin alles verkeerd en de spectaculaire ligging tussen de bergen zijn adembenemend mooi. Toen we arriveerden was het regenachtig en mistig, maar in de loop van de dag trok de mist op en onthulde de site zich tot de vergezichten die je kent van de postkaarten. Fantastisch. Omdat de geluiden (van de toeristen bijvoorbeeld) worden gedempt door de stenen, kun je door je oogharen naar het centrale plein kijken en de oude Incas met hun llamas zien lopen. Of misschien is dat alleen mijn afwijking....
Ondertussen is de situatie in Arequipa behoorlijk uit de hand aan het lopen. De emoties rond de privatisering van de waterleidingbedrijven lopen behoorlijk op. Het is raar te zien dat de stad waar ik een week geleden was nu opgebroken ligt en in de gaten wordt gehouden door militairen. Cusco blijft relatief rustig, wellicht door de vele buitelanders, al hebben we vandaag en morgen onze 3de staking in 10 dagen en zit de kerk vol hongerstakers.
Ik ga van de week waarschijnlijk met Bou mee naar haar vrijwilligerswerk, om te kijken of het ook iets voor mij is. Zo ja, dan zal ik voorlopig in Cusco blijven.
Geheel tegen de verwachting in schrijf ik jullie vanuit Puno, aan het Lago de Titicaca, en dus niet meer vanuit Cusco. De luxe van het reizen is dat je Should I stay or should I go?-beslissingen op het allerlaatste moment kunt maken. Cusco begon de laatste week in mijn ogen steeds meer op een verweg variant van Salou te lijken: te veel vervelende mensen, te veel gezuip en veel en veel te duur. Ik kwam tot de conclusie dat ik daarvoor niet naar Peru gekomen ben, heb al mijn spullen weer in m´n rugzak gekieperd en ben met een zeer goedkope, maar belachelijk luxe bus naar Puno gereisd...Ooit ben ik eens ge-upgrade naar de Business class in een vliegtuig, maar dat haalde het niet bij de bed-stoelen en mega-ramen in deze bus!
Afgezien van mijn voorgaande commentaar, was Cusco de afgelopen week een goede plaats om te zijn. De maand juni is door de Cusqueños uitgeroepen tot feestmaand, met het eerder beschreven Corpus Christi, de Fiestas Cusqueños en natuurlijk het Inti Raymi. Het afgelopen weekend begonnen de Fiestas. Op zaterdag waren er optredens en een enorm vuurwerk, zondag was het tijd voor het Desfilé ter ere van de stad. Vanaf negen uur liepen en dansten verschillende groepen burgers in een grote optocht langs burgemeester, wethouders en andere notabelen: brandweerlieden, scholen, scouting, weeshuizen, gemeentewerkers, vertegenwoordigers van omliggende dorpen, vakbewegingen, gepensioneerden, in optocht, allemaal in hun beste kleding. Natuurlijk liep het pas echt storm toen het voetbalteam van Cusco voorbij kwam! Ik had het rond een uur of half elf wel gezien, toen de optocht bij nummer 9 was aangeland. ´s Avonds nog even teruggelopen om rond een uur of zeven nummer 155 te zien... het einde leek nog niet in zicht! En de burgemeester maar zwaaien... Overigens zijn we afgetaaid toen de marktkooplui kwamen. Die hadden nogal een grote delegatie die keurig was opgedeeld: En dan nu de verkopers van KAAS! Gevolgd door de verkopers van SAP! Hierna krijgen we de verkopers van VIS! De verkopers van SCHOENEN dames en heren!....
Maandag was het Inti Raymi, de langste dag van het jaar (nou ja, dies eigenlijk een paar dagen eerder) die door de Incas werd (en hun afstammelingen wordt) gevierd als nieuwjaar, tijd voor een nieuw begin. Tijdens Inti Raymi wordt een groot "toneelstuk" opgevoerd in Sacsayhuamán, een grote ruine nabij Cusco. Je kunt hiervoor hele dure stoelen boeken (iets dat alleen wordt gedaan door kuddes gepensioneerde Amerikanen met eenvormige petjes begeleid door een verveelde gids met "hier verzamelen"-bordje) of je kunt tussen de Peruvanen op de omliggende heuvels plaatsnemen. Het zicht is daar misschien 10% minder, maar de sfeer (durf ik te gokken) 100% meer. Er komen veel mensen naar Inti Raymi, nee, niet "best veel", maar véél en de heuvels lopen dan ook al vanaf 8 uur ´s ochtends vol, terwijl het spectakel pas vanaf 13 uur begint. Ondertussen kun je eten kopen in het reusachtige kampement aan verkopers dat om de ruines ontstaat. Wat verklaart waarom ik mij kort voor het begin een weg probeerde te banen naar mijn vooraf geregelde plekje tegen een heuvel van 60 graden, iedere vierkante centimeter gevuld met mensen op, met in mijn ene hand een ceviche, de andere gevulde aardappels en een zak popcorn en een fles limonade onder mijn arm. Maar gelukkig zijn er behulpzame mensen in de wereld, die je dan ophijsen. En andere behulpzame mensen die gaan meeroepen met die ene man die zijn vriend Julio verloren was in het gedrang. Die man stond wanhopig "Julio! Julio!" naar beneden te roepen, maar in de herrie kwam dat natuurlijk niet aan. Tot ons hele "vak" maar besloot mee te roepen en er natuurlijk een luid applaus losbastte toen Julio uiteindelijk naar boven keek. De voorstelling was prachtig: veel dans, prachtige kostuums en de grote Inca die zijn onderdanen bij zich roept en de toekomst voorspelt uit het hart van een geslachte llama. Maar voor mij ging niets boven de sfeer, het gezamelijk eten delen en de oprechte emotie van mijn Peruvaanse vrienden "Que Papachos!" ("Wat ´n voorvaderen!").
Money makes the world go round, en dat wordt nergens zo duidelijk als tijdens het reizen door een derde wereldland. Veel van de gesprekken met mijn Peruvaanse vrienden gaan over geld: wie het heeft (wij, de gringos, in hun ogen), wie het niet heeft (zij), waaróm zij het niet hebben en wat ze zouden doen als ze het wél hadden. Voor Nederlandse begrippen wordt genant direct gevraagd naar de prijs van je camera, de soort electronica in je huis of je salaris (of in mijn geval het salaris dat ik -ooit- ga verdienen). Mijn Peruvaanse vrienden hebben geen "plata" (letterlijk: zilver, maar hier ook "geld") en dus zijn er met het uitgaan 2 mogelijkheden. Veel winkeltjes die ´s avonds open zijn hebben offertas voor drank en frisdrank. Zo kun je in de winkel een grote fles cuba-libre laten mixen en die vervolgens gezellig in het park opdrinken, tegen minimale kosten. Maar omdat de gringos daar niet altijd zin in hebben komt het veel voor dat wij gewoon de drank betalen. Geen probleem, tot je een Peruvaans vriendje hebt, zoals Bou. Want het is niet leuk om altijd te teren op de zak van je vriendin. Zéker niet als je een Latino-man bent en jij eigenlijk hóórt te betalen. En al helemaal niet in Cusco waar het stikt van de Brucheras en Burcheros, Peruvaanse jongens en meisjes die zich rijkelijk laten voorzien van drank en eten en zich in ruil daarvoor een aantal dagen aan de arm van een gringo of gringa vertonen. En als het bij jou wél echte liefde is (of begint te lijken) dan wil je daarvoor niet worden aangezien. Dus stopt Bou haar vriendje onder de tafel haar geld toe en voldoet hij de rekening....
En als je geen geld hebt, dan wil je het natuurlijk verdienen. En daarin zijn Peruvanen zeer creatief. Je kunt artesanias verkopen: truien, wanten, mutsen en sjaals van alpacawol, geborduurde riemen, kleden, schaakspellen waarin de Icas het opnemen tegen de Spanjaarden, kettinkjes met net-echte Incasymbolen, opgezette vogels, rijkelijk bewerkte zeepbakjes, gebreide vingerpoppetjes, schreewend lelijke pluchen llamas, handige zakjes voor je cocabladeren en camera, poppen die erg verweerd zijn en daarom verkocht worden als "uit een incagraf"....En alles voor slechts enkele solitas! Daarnaast heb je de mensen die geen "craft" hebben, maar van niets, iets weten te maken. Zoals een meisje die een soort schoolbankje had meegenomen naar het desfilé en dat daar verhuurde om op te staan voor kleine mensen die graag ook wat wilden zien. Of dat jongetje in de bus in Pisac, die heel hard zelfverzonnen liedjes zong in de bus, om daarmee zijn schoolgeld te verdienen. Of dat andere jongetje in Machu Picchu die de kortste route naar beneden rende en zo op iedere bocht van de bus hard stond te zwaaien en schreeuwen. Toen hij tenslotte beneden hijgend de bus binnenkwam, waren die toeristen natuurlijk niet te rot om hem een paar sol te geven.
Soms is het dubieus. In Sacsayhuamán waren verschillende mensen die mooie plekken op de heuvel (waar het eigenlijk gratis is) verkochten. Als tijdens een Amsterdamse koninginnedag hadden zij twee nachten op hun plek geslapen om deze voor een aantal soles over te doen aan iemand anders. De voordelen waren duidelijk: niet alleen een mooie plek, maar ook nog iemand om erop te letten als jij even naar de WC moet. Maar het mag niet, omdat de Peruvaanse autoriteiten bang zijn dat de plekken op den duur ook voor veel geld worden verkocht. En zoals vaak hier, kreeg ik tijdens het Inti Raymi het gevoel dat de Peruvaanse overheid soms iets meer bezig is met het welzijn van haar toeristen, dan met het welzijn van haar eigen mensen. Ik heb dan ook gewoon betaald....
Voetbal. Ik heb er nog nooit zoveel over gepraat als hier. De mensen die mij een beetje kennen weten dat ik geen échte voetbalfanaat ben (understatement), maar zodra een taxi-chauffeur, hoteleigenaar of willekeurige voorbijganger erachter komt dat ik uit Nederland kom wordt er direct gevraagd waarom "La Naranja Mechanica" (de oranje machine) niet deelneemt aan de Copa del Mundo dit jaar. Bij gebrek aan Peruvaanse deelnemers in het toernooi worden de banden met de rest van Latijns Amerika nog maar wat verder aangehaald, dus alle hoop is nu gevestigd op Brazilie. En voetbal is hier zeker geen spelletje! In het boek "Kanibalen in Rio" van Ineke Holtwijk wordt zeer treffend de Braziliaanse fascinatie voor voetbal uitgelegd, iets dat deels wel zal gelden voor het gehele continent: ze hebben niets anders! Op economisch vlak stellen deze naties weinig voor (in hun eigen ogen) en het verslaan van de oude overheersers (of zoals afgelopen week, tijdens de engelsen, de uitvinders van het spel) geeft dan ook veel voldoening. Mij boezemden de emoties bij tijd en wijle angst in. Een groep dronken Argentijnen die alles erbij haalden, tot de Islas Malvistas (Falklands) toe, waren verre van gezellig meer. Hoewel mijn hart uitging naar de Engelsen, was de winst voor Brazilie vanuit het oogpunt van cafemeubulair dan ook wel zo prettig.
Inmiddels ben ik iets meer dan een maand in Peru. Voor de geinteresseerden onder jullie even een update in cijfers (wellicht willen jullie ook eens zo´n reis ondernemen?)
Verbruikt:
- 8 batterijen (Walkman wordt veelgebruikt en de hooglanden lijken stroom te vreten!)
- Ongeveer 10 rollen WC papier (inclusief snuitpapier toen Nicole en ik verkouden waren)
- 8 fotorolletjes van 36 opnamen (dus ik heb straks wat te doen tussen het solliciteren door)
Verloren:
- 1 zonnebril (gesneuveld in de Cañon del Colca)
- 1 trui (gestolen op mijn 3e dag in Lima, sorry Chiel)
Vreemde dieren gestorven voor mijn avondmaal:
- 1 Alpaca
- 1 Cavia
....en geheel zoals velen van jullie van mij verwachten zal ik het een volgende keer dan maar eens hebben over het eten hier!
Dit was het weer voor nu. De volgende keer (wellicht al vanuit Bolivia?!) wat meer over Puno en het hoogstgelegen bevaarbare meer ter wereld.
Ik heb daar nog eens heftig gefeest met een groep campesinos die mij uitnodigden voor hun 3-daagse feest (waarvan al 1 dag om was). Toen ondekte ik ook dat alcohol op 4000m hoogte wat harder aankomt dan thuis
. Na afloop werd ik door een groep van zo'n 20 man/vrouw naar m'n hotel begeleid (ergens diep in de nacht) omdat het daar volgens hun gevaarlijk was. Toch wel een van m'n leukste Peru herinneringen
.
quote:Hey Aernout...waren dat de Fiestas de Icho? Daar ben ik ook geweest namelijk. Werd inderdaad genoeg gedronken (en met Cusquena gespoten!) en helaas barstte er een beetje een hoosbui los...maar wel héél cool!
Op vrijdag 28 juni 2002 18:59 schreef Aernout het volgende:
Puno rules.Ik heb daar nog eens heftig gefeest met een groep campesinos die mij uitnodigden voor hun 3-daagse feest (waarvan al 1 dag om was). Toen ondekte ik ook dat alcohol op 4000m hoogte wat harder aankomt dan thuis
![]()
. Na afloop werd ik door een groep van zo'n 20 man/vrouw naar m'n hotel begeleid (ergens diep in de nacht) omdat het daar volgens hun gevaarlijk was. Toch wel een van m'n leukste Peru herinneringen
.
quote:Nee, het had iets met de opening van een schooltje te maken ofzo. En kennelijk is dat reden voor een 3-daags zuipfeest
Op woensdag 03 juli 2002 19:23 schreef Hik het volgende:[..]
Hey Aernout...waren dat de Fiestas de Icho? Daar ben ik ook geweest namelijk. Werd inderdaad genoeg gedronken (en met Cusquena gespoten!) en helaas barstte er een beetje een hoosbui los...maar wel héél cool!
Gelukkig maar, ik krijg steeds meer berichten dat het weer in Nederland om te huilen is. Dat geeft een mens moed, als-ie gewapend met wanten, 2 truien, 2 broeken, een jas, een muts en sjaal door de vrieskoude straten van La Paz gaat! Tot een zekere niet nader genoemde vriendin het nodig vindt haar foto`s van de Bahama`s op te sturen natuurlijk....
De laatste keer dat ik jullie schreef was dat nog vanaf de andere kant van de grens: Puno, Peru. Puno op zichzelf is een weinig spectaculair plaatsje. Het is echter gelegen aan het Lago de Titicaca, bij velen van jullie bekend omdat je op school moest leren dat het het hoogste meer ter wereld was (en natuurlijk nog meer om de -zo vond je toen- buitengewoon grappige naam!). Behalve de verbluffende hoogte (zo`n 3800 meter) is het meer ook nog eens onaards blauw, lijkt het of je de wolken erboven aan kunt raken en ligt het vol mooie en bijzondere eilanden.
Mijn eerste dag in Puno kwam ik, hoe kan het ook anders, Nicole weer tegen. Zoals inmiddels bijna traditie is (een traditie begint als je iets meer dan 2x doet) barstten we als we elkaar zien uit in een hoog meisjesachtig vreugdegegil wat, als je midden op een markt in Puno staat, met grote ogen wordt gadegeslagen door de marktkooplui. Overigens begonnen de marktkooplui een paar weken terug in Cusco vrolijk méé te gillen, ook leuk...We houden ongeveer dezelfde route aan, maar doen verschillende dingen, dus zijn we gestopt met afscheid nemen of afspraken maken. We vertrouwen erop dat we elkaar wel weer zien.
De volgende dag een stukje gevaren naar de beroemde "Islas Flotantes", drijvende eilanden. De eilanden bestaan al honderden jaren. Ze werden en worden gemaakt door de Uros, een kleine groep mensen die er op deze wijze in slaagde uit handen te blijven van de Incas en hun eigen cultuur te bewaren. De eilanden drijven inderdaad, ze worden gemaakt van een speciaal riet dat in het meer groeit. Zodra het aan de onderkant wegrot, gooien de eilanders er weer een nieuwe berg riet op...en klaar is kees! Je kunt op je vingers natellen dat een bizar fenomeen als dit scharen toeristen aantrekt, maar ik had het geluk op een relatief klein bootje te zitten, samen met Javier, een vuil jongetje van een jaar of 11, die zijn brood verdient met het zingen van liedjes voor de toeristen. En omdat Javier iedere dag heen en weer reist tussen de eilanden kan hij er verbazingwekkend veel over vertellen. Op één van de eilanden tracteerde ik hem op een bord soep, iets dat hem met zoveel dankbaarheid vervulde dat hij een ibis voor me ving zodat ik het heftig protesterende beest op de foto kon zetten. Het lopen over de eilanden is een vreemde ervaring: soms zak je tot je enkels in het riet en op enkele plekken sop je er vrolijk dwars doorheen. Veel eilanden zijn maar enkele huizen (natuurlijk ook van riet) groot en dienen duidelijk alleen voor het ontvangen van toeristen, maar het grootste eiland is onvergetelijk. Er is een kerkje, een museum (met opgezette vogels) en een schooltje. De juffrouw liet me binnen: "Wil je even kijken?" Twaalf kinderen van verschillende leeftijden in een lokaaltje de helft van mijn eerste studentenkamer. "Juffouw, Juan is is slaap gevallen!" werd er gekrijst. En jawel: op één van de laatste bankjes lag een jongetje van een jaar op zeven met zijn hoofd op zijn bankje en een verse snottebel op zijn schrift. Een paar meisjes namen me bij de hand om hun schriften te laten zien met tekeningen van Peruvaanse vlaggen en vrouwen met hoeden. Communiceren ging met handen en voeten, want veel van de kinderen (die van alle omliggende eilanden komen) spreken slechts Aymara. Wil er nog iemand lesgeven in een achterstandswijk?
Voor ik wegging maakte ik nog kennis met Maria, haar moeder en haar "Mamma Grande" van 85: "Que te vayas bien!" (Dat het je goed moge gaan...) "Gracias, Abuelita!" (Dank je, omaatje).
De volgende dag, een nieuwe boot, een nieuw eiland. Taquile, 3,5 uur varen vanaf Puno en nog steeds aan de Peruvaanse kant van het meer. Dit is wel een vast eiland, overdekt met terrassen voor landbouw en op een -letterlijk- adembenemende 4000 meter boven zeeniveau. Het klimmen van de 200 meter tussen haven en dorp kostte me een dik half uur, op deze hoogte is inspanning geen pretje! Maar bovengekomen bleek het uitzicht even adembenemend: het helblauw van het meer, de wolken die nog nooit zo dichtbij waren, schapen op de terrassen van Taquile, de Taquilenen zelf in hun lokale dracht en in de verte de met sneeuw bedekte bergtoppen. Ondanks al dit schoon viel Taquile zélf tegen: de logeerpartijtjes bij lokale families in ruil voor een paar soles en wat fruit, bleken in feite bijna-hotelkamers die nog redelijk aan de prijs waren ook, en de maaltijden en souvenirs op het eiland waren eenvormig en duur. Hoewel de Taquilenen volgens mij vrij veel van hun eigen tradidies en aard hebben bewaard (ze blijven verlegen, teruggetrokken en beleefd) was dit voor mij duidelijk een voorbeeld van een overkill aan toeristen.
En als je dan ook nog, in een huisje zonder stromend water en electriciteit, met het (hurk)toilet op 100 meter, midden in de nacht, enorme last krijgt van je genuttigde broodje kaas (jawel!)...dan wil je alleen maar terug naar dat confortabele bed met baño privado in Puno! Dus leende mijn Franse buurvrouw me `s ochtends een hand vol pillen om de boel vooral maar binnen te houden...en terug met de boot!
Verbazingwekkend is het. Vorige week had ik immers al het plan jullie te schrijven over mijn eetavonturen hier. Ik had willen schrijven dat die toeristen zich niet zo moeten aanstellen, dat ze zoveel missen. Kijk naar mij, had mijn tekst geweest, ik ben hier nu 1,5 maand. Ik eet van de straat, op markten en bij mensen thuis. Ik drink uit de kraan. En geen centje pijn. Dat had leuk geweest om te vertellen. Jammer van dat ene broodje kaas dan toch, dat nog steeds een beetje een indruk achterlaat op mijn maag en voorraad anti-diarreemedicijn. Tja.
Het eten in Peru. Veel menu`s, maaltijden voor 2 of 3 soles in markten en kleine eethuisjes. Een soep gevuld met aardappels (natuurlijk, in Peru) en ondefineerbare stukken vlees en daarna een bord met rijst en patat of aardappels (of allebei) en een stuk brood. Met vlees. Groente? Een beetje ui met een verdwaalde tomaat. Iemand moet de Peruvanen iets uitleggen over voetselgroepen... Het eten van de markt is niet slecht, maar wel eentonig en daar komt nog bij dat ik eerder 3 maanden lang op de universiteit in Managua iedere dag (ja IEDERE dag!) zo`n zelfde maaltijd kreeg. En dan word je het een beetje zat. Gelukkig voor mij (in dit geval) heeft Peru een flinke toersitenstroom, zodat de aardappelen en rijst kunnen worden afgewisseld met lokale varianten op pizza of pasta. In een plaats als Cusco maken ze het helemaal bont: daar kun je in een lounge-café spelletjes spelen onder het genot van smoothies en aziatisch gekruide kipsalades met knapperige sesamrolletjes. Lokale specialiteiten zijn er natuurlijk ook. De Ceviche en mijn Alpaca-biefstuk heb ik al eerder besproken en laatst heb ik me op de markt ook maar eens gewaagd aan een "Cuy al Horno". Op z´n Hollands: een Cavia uit de oven. Ze laten alles aan het beestje zitten om de schijn te vermijden dat ze je opschepen met een rat. En, spijtig voor de mensen die het beestje nog steeds vooral als kinderboerderijaanwinst zien: het was prima te eten! Dan is er tenslotte nog het vreemde fenomeen van de "Chifa". Om onduidelijke redenen wordt Peru bevolkt door grote hoeveelheden Chinese restaurants, waar je een keur aan aan de Peruvaanse smaak aangepaste Chinese maaltijden vindt. Helemaal ongezond word ik zeker niet, daarvoor zijn er hier teveel sapkramen: Kleine stalletjes op straat of in de markt waar dames je voor een sol twee glazen sap naar keuze voorschotelen. Sinaasappel, peer, ananas, banaan, wortel, papaya of mixen hiervan, eventueel met melk of rauwe eieren. Ook hier wijkt mijn smaak weer een beetje af van de lokale bevolking, die overal kilo´s suiker in gooien en mij vol walging een glas grapefruitsap zónder zien wegklokken. Wat ik mis? Nicole en ik hadden al onze fatasietjes over stokbrood met franse kaas. En een lekkere Thaise schotel zou er ook wel ingaan. Maar het meest van alles mis ik het zélf koken. Ik heb inmiddels zoveel markten met heerlijke verse vis, groente en fruit gezien dat mijn vingers jeuken....
Terug in Puno was het plan door te reizen naar La Paz, Bolivia. Maar dat voornemen moest nog een dagje worden uitgesteld. Zondag 30 juni waren in Bolivia verkiezingen en dan ligt het leven stil. Geen bussen, trein, of winkels open. En dus nog een dagje extra in Peru. Niet zo erg, want zo kon ik op mijn gemak kijken naar Duitsland-Brazilie. De hotel-mozo maakte me om 5 uur wakker (je moet er wat voor over hebben) om met hem en zijn oma op hun kleine TVtje de wedstrijd te kijken. Oma had niet helemaal door wie de tegenstanders waren ("Inglaterra!" (Engeland) riep ze steeds), maar Brazilie en vooral hun "goleador" (Ronaldo natuurlijk) kon rekenen op haar onvoorwaardelijk steun. Zodra Duitsland iets te dicht bij het doel in de buurt kwam begon ze verontwaardigd te piepen vanonder haar muts en plaid. Wat een geluk dat Brazilie won. Ik weet niet hoe het anders met haar was afgelopen...
Na nog een paar uurtjes extra slaap was het op naar Icho, een plaatsje in de buurt van Puno, waar jaarlijks een driedaags feest plaatsvindt met stierenvechten, dans en vooral heel veel drank. Bij de collectivos naar Icho werd ik benaderd door een Peruvaans stelletje. De jongen studeerde engels en vroeg of hij me (op band) wat vragen mocht stellen voor zijn examen. Ze gingen gezellig mee in de collectivo waar bleek dat hij eigenlijk heel verlegen was en niet goed wist hoe hij moest beginnen. Het was het meest idiote interview dat ik ooit heb meegemaakt, aangezien hij om de haverklap zijn recorder uitzette met de verzuchting "Nu weet ik het niet meer...". Maar begrijpen deed ik hem wel, ook nu ik niet meer iedere 10 seconden naar een woord moet zoeken in het Spaans, ken ik dat gevoel nog veel te goed! Op de markt ontpopten de twee zich tot geweldige gidsen aangezien ze al hun hele leven in Puno wonen. We bekeken de dansers, in enorme kostuums, die elkaar aan het natspuiten waren met Cusqueña (bier) en gingen de kerk in om de drie lokale heiligenbeelden te bekijken die zojuist waren teruggekeerd van hun vaartocht over het meer. Ze kerk was bomvol mensen met kaarsen. Bijna kwam ik in de verleiding een foto te maken van het bordje "Prohibido dormir en la iglesia" (verboden te slapen in de kerk), maar ik vond het toch wat oneerbiedig. Weer buiten barstte er een enorme regenbui los. We deden een poging wat te eten onder een lekkend zeil waar het drukker en drukker werd. Buiten zagen we mensen voorbij komen in enorme harige gorilla-kostuums (die natuurlijk steeds zwaarder werden van de regen) en gierende dames van middelbare leeftijd, in bemodderde kostuums, die nauwelijks meer konden lopen van het bier. Toen het binnen net zo hard begon te regenen als buiten hebben ook wij ons maar een weg gebaand naar de collectivos.
En dan op maandagochtend uiteindelijk toch de bus naar La Paz. "Via de toeristische route", hadden ze gezegd. Dit bleek te staan voor lang oponthoud op de grens en nog langer oponthoud bij een rivier een stuk verderop waar wij op één boot moesten en de bus op een andere. Helaas bleken de golven te hoog (iets dat ons na 3 uur wachten werd verteld), zodat we uiteindelijk de rivier nog net in schemerdonker konden oversteken, genietend van een bizar uitzicht: acht bussen dobberend op de golven.
Maar: Bolivia! Het is weer even wennen aan nieuw geld, nieuwe uitdrukkingen en manier van spreken, nieuwe maaltijden en snoepjes op straat. En zo langzaamaan maar weer eens toewerken naar wat mooier weer!
De route vanaf Puno naar La Paz is ook prachtig!
La Paz roeleert ook. Veel plezier daar!
Dit vrouwtje komt van dat Peruaanse eiland wat jij net noemde. Op dat eiland heb ik een bruiloft bijgewoond die aan de gang was. En idd zoals Aernout al zei, die rieteilanden waren echt erg.
sterkte ermee...
Misschien heb je hier iets aan?
Eindelijk weer een keer de deur uit zonder muts en ´s nachts zonder wollen sokken! Ik ben op het moment in Sucre en aangezien dat laagland is, heb ik voor het eerst weer temperaturen richting de twintig graden, iets dat nu heel warm lijkt. Voor nu nog maar wat verhalen uit de hooglanden. Met mijn exuses voor de deze keer wel erg overdadige lengte....
Allereerst La Paz. Tot mijn verbazing blijkt het centrum van de stad redelijk modern, meer te vergelijken met Caracas dan met Lima. Veel pleintjes die Europees aandoen, veel internationale ketens (ja, ik heb bij McDonalds gegeten) en een echte "grote stadssfeer". De mensen verstaan kost weer wat meer moeite, het accent is duidelijk anders dan in Peru. Maar wat pas echt hinderlijk is, is dat ze je, als ze de weg niet weten, een willekeurige richting opsturen, waardoor je de stad van hot naar her doorkruist. De stad is enorm, en overweldigend. Van de op elkaar geplette kraampjes van de zwarte markt, tot de heksenmarkt met llamafoetussen en bizarre potions, tot de bijna griezelig uitziende schoenpoetsers met hun bivakmutsen. Omdat ik ervan overtuigd ben dat het tijd kost een grote stad te leren kennen (en waarderen) en ook omdat mijn was twee dagen lang achter de gesloten deuren van een wasserette lag, heb ik een dikke week in La Paz doorgebracht. De ervaren reiziger uitgehangen bij een schoolklas 16-jarige Amerikanen in mijn hotel en veel buitenwijken bezocht. De dierentuin van La Paz, die voor mij dieren én Bolivianen kijken was. Waar blijkt dat de dames die je doordeweeks op de markt ziet zitten met hun hoedjes en vlechten, in het weekend met kinderen en een grote picknickmand naar de dierentuin verterkken om daar de apen lollies te voeren. En de buitenwijk El Alto, waarvandaan je een prachtig uitzicht hebt over de stad en de achterliggende besneeuwde bergen. En waar op zondag de grootste markt wordt gehouden die ik ooit heb gezien.
De markt van El Alto heeft verschillende secties met auto´s en -onderdelen, eten, huishoudelijke spullen, maar waar alle Bolivianen voor komen: tweedehands kleding. Met daarbij in grote letters vermeld: "Importado desde EEUU" (de VS dus). En hoewel de Amerikaanse politiek hier weinig populair is, vindt alles waaraan het label EEUU hangt gretig aftrek. Op de markt kun je alles kopen van bijna-ongedragen winterjassen tot sportkleding en volledig afgedragen shirts met het logo van Amerikaanse high-schools. En ik bleef me maar afvragen van welke misleide hulporganisatie deze berg kleding afkomstig was....
Hoewel de Latijnsamerikaanse landen tijdens de Copa del Mundo zeer eensgezind zijn, kun je de onderhuidse strubbelingen voelen, vooral in het straatarme Bolivia. Bolivia wordt wel beschreven als "Een bedelaar op een stoel van goud", doelende op de enorme nationale resources en het eveneens enorme falen van de Bolivianen om daar hun voordeel mee te doen. Door de jaren heen is Bolivia door haar buurlanden van zoveel resources ontdaan dat je niet anders dan met haar mee kunt voelen. Begin 20e eeuw verdween er een lapje grond van zo`n 100.000 km2 in handen van de Brazilianen: Rubber. Zo`n 30 jaar later belandde Bolivia in oorlog met Paraguay over de Chaco, een gebied dat volgens de westerse oliegiganten rijk zou zijn aan olie. Bolivia verloor het gebied en enorm veel soldaten. Olie werd nooit gevonden. Vandaag de dag staan de (inmiddels bejaarde) vrouwen van de destijds overleden en gewonde mannen nog steeds op het Plaza de San Francisco in La Paz, om de Boliviaanse regering te vragen om compensatie. Geld dat er natuurlijk niet is. In mijn ogen maken ze meer kans eens aan te kloppen bij Standard Oil en Shell, die in deze oorlog een wel zeer onfrisse rol hebben gespeeld...
En dan is er tenslotte nog Chili, het land dat niet alleen het nitraatrijke Atacama van Bolivia afsnoepte, maar dat en passant ook nog eens 350 km kustlijn meenam, Bolivia in "enclaustramiento" (zonder ingang naar de zee) achterlatend. Tussen Bolivia en Chili is het nooit meer echt goedgekomen, ambassadeurs tussen de twee landen worden nog steeds niet uitgewisseld. En nu Mexico en de VS bieden op de gasvoorraad van Bolivia, welke met een pijplijn het land uitmoet (enclaustramiento!) kun je je voorstellen dat veel mensen niet echt staan te juichen bij het vooruitzicht dat datzelfde Chili gaat profiteren van deze pijplijn. Bij de verkeizingen van vorige week was de pijplijn dan ook een hot item: gaat-ie door Peru of gaat-ie door Chili? Veel Peruvanen bidden voor de kadidaat die zich sterk maakt voor het eerste en in La Paz wordt stevig gedemonstreerd tegen het tweede.
En Bolivia is niet het enige land dat met scheve ogen kijkt naar Chili. Met Argentinie in zware crisis en een stevig naar beneden kelderende real (Brazilie) is Chili het enige land op het continent dat het het nog lekker doet. En dat oogst bewondering en zet kwaad bloed. Vraag een Peruvaan waarom de Chilenen wel kunnen wat zij niet kunnen en het antwoord is duidelijk: "ze zijn hard". Harde werkers, iets dat ondanks alles, bij veel Latinos bewondering oogst, maar ook hard in de omgang en in wat ze willen. Ik kan bijna niet wachten tot in in Chili de andere kant van het verhaal kan horen...
Ondertussen hebben Peru en Bolivia de zwaarste winter in tijden. In de krant las ik al dat in Peru verscheidene straatkinderen zijn overleden en het zuiden van Bolivia is volledig ingesneeuwd. De mensen hier zijn boos, omdat nu de verkiezingen voorbij zijn, er ineens geen geld meer is voor reddingsoperaties of steun aan de arme boeren wier vee massaal is doodgevroren. Natuurlijk, in de verkiezingstijd kreeg de gids van mijn tour in Potosi een grote zak wol en haar buurvrouw met kinderen melk en een kip, terwijl de kandidaten het land doorkruisten in prive-vliegtuigen. Maar nu iedereen zijn stem heeft uitgebracht is het geld ineens op. Om de situatie nog wranger te maken blijken veel mensen juist in de problemen gekomen dóór de verkiezingen. Aangezien stemmen verplicht is in Bolivia moesten veel mensen de tocht naar het stembureau (vaak vele kilometers verderop) te voet afleggen en werden hierbij verrast door de kou.
En wij luxe-reizigers maar klagen over het gebrek aan verwarming en de koude douche....
Maar ik ging toch naar het zuiden: Uyuni. De busrit van La Paz naar Uyuni was een verschrikking. We waren al gewaarschuwd voor de enorme kou in de onverwarmde bus, maar toen verscheidene mensen op het overstapstation in Oruro "No te vayas!" ("Ga toch niet!") begonnen te roepen begon ik mijn plannen toch ernstig te heroverwegen. Toch gegaan, met extra brood en water (want je weet maar nooit) en uiteindelijk geen oog dichtgedaan in een bus vol kuchende en klagende Bolivianen, met de grootste ijsbloemen op de ramen die ik ooit heb gezien. De eerste activiteit in Uyuni was dan ook handen en voeten warmen boven een gaskacheltje en het nuttigen van een grote kop warme chocolademelk. Boven datzelfde gaskacheltje kwam ik de mensen van mijn nieuwbakken tourgroep tegen. Want iedereen heeft maar één reden om naar Uyuni te komen: de nabijgelegen zoutvlakten (Salares), die je kunt bezoeken met een 4WD. Diezelfde dag vertrokken we met een Australische en een Peruvaanse jongen, twee Engelse meisjes, een gids/kok/chauffeur en ikzelf richting de Salares. De eerste stop was een dorpje op de rand van de Salares, waar zo´n 80 families wonen die met het uithakken, drogen en malen van het zout hun brood verdienen. Aangezien een kilo zout hier zo´n 20 centavos kost (7 guldencent) kun je je voorstellen dat het niet echt een vetpot is. Die vetpot wordt door de dorpelingen creatief aangevuld met het verkopen van llamas en asbakken van zout.
Daarna was het tijd de echte Salares op te gaan: 12.000 km2 zout. De droge stukken vormen de grootste leegte die je ooit hebt gezien. Het wit lijkt op sneeuw, maar is zo maagdelijk, onbetreden en zonder enig uitzicht dat je je op een andere planeet waant. Echt ongelooflijk wordt het op de stukken waar het heeft geregend of gesneeuwd en waar een dunne film van enkele centimeters water op de vlakte ligt. Doordat het ondiep en rimpelloos water is reflecteert het perfect de bergen, lucht en wolken. Het dubbele beeld wat je dan krijgt is niet te beschrijven. Het is of je door de wolken rijdt...een werkelijk ongelooflijk droomlandschap! Terwijl de rest van mijn groep al snel in slaap viel en ikzelf ook flink moe was, kon ik niets anders dan kijken tot mijn ogen pijn deden.
De nacht hebben we met de groep doorgebracht op het Isla de Pescadores, een "eiland" midden in de zoutvlakte waarop metershoge cactussen staan en waar de prachtige vogels en vizcachas (een soort bergkonijnen met een lange staart) zich op hun gemak laten fotograferen. Met z´n allen de zonsondergang bekeken en met pisco-cola getoast op de verjaardag van de Australische jongen. En toen werd het te koud om nog maar iets te doen en was het tijd voor 2 slaapzakken en 3 dekens!
De volgende ochtend een vulkaan beklommen, mummies gekeken, een sneeuwballengevecht gehouden, flamingos achtervolgd (nee, die zitten niet alleen onder palmbomen) en een prachtige terugreis over het wit en de spiegels.
Net voor Uyuni nog een stop gemaakt op een treinkerkhof, waar prachtige oude stoomtreinen staan weg te roesten in een landschap dat zo uit een western lijkt te komen. "Asi es la vida" ("Zo is het leven") heette één van de roestbruine lokomotieven...hoe poëtisch!
Na Uyuni weer een vreselijke bus gepakt richting Potosi, de hoogste stad ter wereld op dik 4000 meter. Eens was Potosi de grootste en rijkste stad van het continent, iets dat nog steeds te zien is in de prachtige kerken, pleinen en huizen met koloniale balkonnetjes. De reden van die rijkdom is te vinden in de bergen die Potosi omringen: Zilver. De Spanjaarden waren er destijds natuurlijk als de kippen bij om indianen en geimporteerde slaven aan het werk te zetten in de zilvermijnen, onder de meest belabberde omstandigheden. In de loop der jaren zijn meer dan 8 miljoen (!) mijnwerkers omgekomen door ongelukken en aan het werk gerelateerde ziektes. En hoewel er weinig zilver meer wordt gevonden (meer zink en andere metalen) en de slaven zijn verdwenen, zijn de omstandigheden in de mijnen nog steeds afschuwelijk. Ik ben er een ochtend wezen kijken met een gids, Roberta, en gewapend met een paar stevige laarzen, een helm (geen overbodige luxe aangezien ik al bij de eerste stap naar binnen dreunend mijn hoofd stootte) en een carbidlampje. Carbidlampjes worden nog steeds gebruikt omdat de mijnwerkers aan de vlam ook kunnen zien of er soms giftige gassen in de buurt zijn. De geur van het carbid hangt dan ook als een grote walm in en om de mijnen. Samen met de geur van cocablaadjes, die de mijnwerkers gedurende hun werk kauwen om de honger en slaap tegen te gaan. Vaak maken ze dagen van 12 uur of langer, zonder lunch en komen ze tussendoor de mijn alleen uit als er een explosie komt. Dan is het even tijd om de bal cocablaadjes in de wangzakken te wisselen...en terug de mijn in! Het werk in de mijnen wordt handmatig gedaan, met houwelen en hier en daar met dynamiet, dat tussen de cocablaadjes en de carbidlampjes vrij verkrijbaar is op de naastliggende markt. Roberta nam me mee de mijn in, waarschuwde voor gaten of laaghangende plafonds ("bonk!") en herkende alle mijnwerkers aan hun stem. "Mogen we even langskomen?" En dan was er tijd voor een gesprekje, het uitdelen van wat sigaretten en coca die ik op de markt had gekocht. Veel mijnwerkers werken niet langer dan 10 jaar in de mijn. Dan zijn ze te ziek of zijn ze overleden aan de gevolgen van een ziekte gerelateerd aan het werken onder de grond. Ziekteverlof is er niet, als je ziek wordt kun je niet werken en verdien je dus niets. En als je die dag niets uit de grond haalt ook niet. De mijnwerkers zelf maken zich niet zo druk. Ze zijn ervan overtuigd dat voldoende melk, matig drinken en het kauwen van coca de ziektes weg zal houden. En als je dan af en toe nog wat alcohol, sigaretten of coca naar "Tio" (een ondergronds beeld in de vorm van een duivel) brengt zal het met de ongelukken ook wel meevallen....
Een indrukwekkende en af en toe claustrofobische wandeltocht ondergronds, die me na 3 uur vermoeid en met hoofdpijn achterliet, knipperend tegen de felle zon op de berg. Diepe bewondering voor de mannen die hier iedere dag naar toe gaan, niet voor foto´s of een mooi verhaal, maar uit bittere noodzaak en familietrots...
Ik heb nog meer te schrijven, maar de afgelopen week was zo vol dat ik niet weet waar ik beginnen of eindigen moet. Ik houdt het hier voor nu maar even bij. Volgende week ben ik helemaal opgewarmd en is het tijd voor verhalen over Bolivias ándere hoofdstad.
quote:Gracias, muy amable!
Op zaterdag 13 juli 2002 21:12 schreef BloodhoundFromHell het volgende:
Mooie verhalen HiK! Ik lees hier nu net op teletext dat er vele doden zijn gevallen in Peru door de extreme koudegolf waar je al over sprak. -20 graden lees ik zelfs, brrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrr......sterkte ermee...
Misschien heb je hier iets aan?
Ben inmiddels weer een beetje opgewarmd zoals je hebt kunnen zien in het laatste stukje.
Voor de mensen die zich er allemaal niets bij kunnen voorstellen:
Salares de Uyuni (en nee, dit zijn niet mijn foto´s!)
Komt ze weer:
ter illustratie van Hiks verhaal het landschap aldaar, en idd koud dat het daar kan zijn... (vooral Potosi heb ik ook als super koud ervaren)
Ik wil er eigenlijk ook wel eens heen. Misschien eens in de planning gooien voor 2004
quote:Coole fotos weer Kimmie (zoals altijd!
Op donderdag 18 juli 2002 12:23 schreef Kimmie het volgende:
Gaaf Hik, ik krijg weer visioenen van mijn trip aldaar, vanaf Uyuni ging het nog wel maar halverwege de trip op de salares ben ik 2 dagen goed ziek geweest, en toch heb ik er van genoten. Zo ontzettend mooi!Komt ze weer:
ter illustratie van Hiks verhaal het landschap aldaar, en idd koud dat het daar kan zijn... (vooral Potosi heb ik ook als super koud ervaren)
Een week geleden kwam ik aan in Sucre, de witte stad, zoals de Bolivianen haar liefkozend noemen. En al bij de eerste blikken op de stad (vanuit een rammelende bus) werd ik er, net als zij, een beetje verliefd op: Overal witte huizen, palmbomen (eindelijk weer), mooie pleintjes en koloniale gebouwen. De zon schijnt, dus eindelijk weer eens een goede douche (als het ´s ochtends onder nul is en er is alleen koud water schiet dat er een tijdje bij in) en de stad in in je T-shirt!
Bolivia heeft één belangrijke overeenkomst met Nederland (en Zuid-Afrika): Regeringszetel en hoofdstad zijn niet één en dezelfde. Waar in Nederland Den Haag het (helaas) toch echt moet afleggen tegen Amsterdam als het gaat om de hoofdstad van het land, wil in Bolivia de discussie hierover nog wel eens oplaaien. De bewoners van Sucre zijn er in ieder geval van overtuigd dat zíj in de hoofdstad wonen, getuige de 2 hotels, 1 farmacia, 1 winkel, 1 kiosk, 1 benzinestation en 3 restaurants die ik telde met de naam "El Capital".
Aan de rand van Sucre bezocht ik het kasteel La Glorieta, daar neergezet door een heuse Boliviaanse prins. De goede man had wat tripjes ondernomen naar Europa en vond daar gewoon álles mooi. Vandaar dat het kasteel een aaneen-ge-lego-d gedrocht is geworden van Byzantijnse, Romantische, Avandgardistische, Romaanse en Gotische architectuur. Mooi vond ik het niet, origineel is het zeker!
Maar het kan altijd nog erger: mijn hotel in Sucre was géén succes. Toen ik aankwam nam ik mijn associatie met de Flodder-familie nog voor lief, maar toen bleek dat de familie de hotel-badkamers tevens verhuurden als openbaar toilet (yuck!) werd het al iets minder. Daarna bleken ze ook nog eens mijn documenten (paspoort ed) in een onvindbare kluis (lees: plastic tas) te hebben gestopt. Maar dat de eigenaar niet meer wist wáár mijn spullen zich bevonden was ook erg logisch: meneer was namelijk zo dronken (5 uur ´s middags) dat hij niet meer op zijn benen kon staan! Hm. Uiteindelijk kwam het allemaal goed, en bleek ook dat mijn Spaanse scheldwoorden arsenaal érg vooruit is gegaan. Daarnaast had ik ineens erg veel inspiratie om de Lonely Planet te schrijven!
Behalve mooi en schoon, bleek Sucre ook nog eens een hele serie leuke cafeetjes en restaurantjes te hebben. Waarvan één met oranje doei-kaarten, Heineken-viltjes en Willem&Max-mokken. Gerund door een Nederlander, dat lijkt me duidelijk. Nou mis ik Nederland nog niet zó vreselijk, maar het was natuurlijk de perfecte gelegenheid om mijn Peruvaanse reisgenoot de geneugden van de Hollandse keuken te laten proeven. Bitterballen, jawel!
Inmidels ben ik verder gereisd naar Cochabamba, dat na het rustige Sucre een beetje tegenvalt: te druk, te vies, te veel verkeer. Het is duidelijk tijd voor een paar dagen rust, dus vertrek ik vanmiddag naar een klein dorpje hier niet te ver vandaan, waar zich een opvang bevindt voor apen, vogels en poema´s. Weer eens wat anders.
Na inmiddels 4 Latijns-Amerikaanse reizen, en 3 maanden Nicaragua merk ik dat ik harder word. En daar ben ik niet trots op. Driekwart van de bedelaars loop ik, zelfs vaak zonder nadenken, voorbij. Maar zo nu en dan gebeuren en dingen... Toen ik zaterdagavond na een biertje terugkwam in mijn hotel waren er op de binnenplaats 5 jongetjes in de leeftijd van 5-10 jaar bezig twee dekens uit te spreiden om te gaan slapen. Eén om op te liggen, één eroverheen. Met z´n vijven. Of ze hadden gegeten? Nee, natuulijk niet. Dus midden in de nacht kijken wat er nog aan eten te krijgen valt op de markt. Zeven hamburgers gekocht van een nogal groezelig, tandeloos vrouwtje dat de hamburgers met haar vingers op de broodjes deed. Niet erg gezond, maar wel warm. Tegen de tijd dat ik terug was in het hotel was de helft van de jongetjes al in slaap gevallen. Nog geprobeerd de kleinste wat friet te force-feeden, maar hij viel gewoon om...En dan lig ik dus de halve nacht wakker, wilde plannen makend, omdat dat gewoon niet hóórt!
De Boliviaanse verkiezingen zingen lang door. De afgelopen 3 weken waren de officials druk bezig met het tellen van de stemmen. Ja, u hoort het goed, 3 weken. Dat betekende 3 weken lang verkiezingsnacht! Waar ik in Nederland na een volle avond Wim Kok en Paul Rosemöller met een zucht de televisie uit kan zetten, waren er hier 3 weken lang, iedere avond andere politici op televisie die, na een nieuwe lokale uitslag, dramatisch verkondigenden dat "Als het volk het zo wilde, het dan maar zo moest zijn".
De Bolivianen hebben gekozen voor een Senaat (1e kamer), gedeputeerden (2e kamer) en een president. Met foto en al staan ze in de krant en waar de senatoren de ras-politici zijn (een heel rijtje Wiegels, vaak inclusief sigaar) lijken verschillende gedeputeerdenden zo uit de klei van de provincie getrokken: Indiaanse vrouwen met vlechten en hoedjes en mijnwerkers met hun helm nog op (uit Potosi natuurlijk).
De presidentsverkiezingen zijn wat ingewikkelder, daar een kandidaat 50% of meer van de stemmen moet hebben om president te worden (en dit natuurlijk nooit gebeurt), wordt de president uiteindelijk, achter gesloten deuren, uitgemaakt door de nieuwgekozen partijen. De meest in het oog springende kandidaten van de 11 (!) waren Gonzalo Sanchez de Lozada ("Goni"), die eerder in de jaren 90 president was en Evo Morales ("Evo") . Het meest in het oog springende verkiezingspunt: Gaat het gas door Peru (Evo) of gaat het door Chili (Goni) (zie ook deel 7). Dat de meeste mensen niet echt gecharmeerd zijn van het laatste moge duidelijk zijn, maar Goni heeft nog andere kwaliteiten. Het meisje waarbij ik at op de markt had op Goni gestemd: "Porque es professor, no más!" (Want hij is wel professor!). En stemmen op Evo brengt weer andere problemen met zich mee. Hij wordt door de VS in verband gebracht met de coca-handel hier (lees: hij is tegen de Amerikaanse bemoeienis in het bestijden van de coca-handel in Bolivia). De ambassadeur van de VS gaf daarom enkele weken voor de verkiezingen aan dat de VS zijn ontwikkelingshulp aan Bolivia zou stoppen en de markt voor Boliviaanse producten zou dichtgooien in het geval Evo gekozen wordt. Niet zo´n slimme actie, want de Amerikaanse bemoeienis wekt inmidels zulke ergenis op in deze regio, dat het een bijna averechts effect heeft op het stemgedrag.
Inmiddels is het hier voor de meeste mensen hier wel duidelijk dat Goni de nieuwe president zal worden, via achterkamertjespolitiek of niet (officieel pas duidelijk in Augustus). Nu alleen die pijplijn nog. De Plaza in Cochabamba wordt al dagen gedomineerd door niet-mis-te-verstane boodschappen aan de nieuwe president: "GAS DOOR CHILI IS LANDVERRAAD!". Prachtig om te zien zijn de politieke discussies op de plaza. Twee mannen die weten hoe het zit en dat ook kunnen verwoorden tegenover elkaar, geflankeerd door tientallen anderen die instemmend knikken of roepen. Zonder Paul Witteman, maar Lagerhuis "en vivo"...zouden we in Nederland ook moeten doen!
Maar hoe gaat het nou eigenlijk met het dansen, toch één van de dingen die ik hier kwam doen? Tot nu toe valt het nog een beetje tegen. Veel muziek overal, en genoeg dansende Peruvanen en Bolivianen, maar om nou te zeggen dat ík er veel aan toe kom...
Wat leuk blijft is het effect van een blonde gringa op een Latino-dansvloer. Als ik zeg dat ik salsa of samba dans wordt er standaard vriendelijk gegelimlacht en opgemerkt dat ze het hartstikke leuk vinden om me even te laten zien hoe salsa gedanst wordt. Wat het behoeft natuurlijk geen toelichting dat mensen die les hebben gehad in Europa niet snappen hoe de dansen van hier in elkaar zitten. Ahum. De gezichten als het dan eindelijk tijd is om de dansvloer op te gaan zijn onbetaalbaar en toch ook wel een beetje goed voor m´n ego. Puh. Of om het op z´n Peruvaans te zeggen: "Ah, Su madre!" (zie deel 4)
Qua dansen was Cusco tot nu toe het hoogtepunt. Veel livemuziek in barren en discos, veel gedanst met een zeer goede salsa-leraar en lessen genomen in Axé (dat ze hier toch weer nét even anders dansen dan in Amsterdam en Den Haag). Heerlijk. Zelfs nog mee kunnen doen met een demonstratie van dansers van de Costa (een stukje Peru met donkere mensen en hun eigen, bijna samba-achtige muziek). Waarbij tijdens het dansen een brandende kaars bij je billen wordt gehouden, die je door snelle heupbewegingen moet zien te vermijden. (Dankzij mijn Nederlandse dansschool zijn mijn billen nog geheel intact).
In Sucre maar eens een proefles genomen in Capoeira (Braziliaanse vechtsport/dans), omdat salsa en samba daar onvindbaar bleek. Leuk om een keer te doen, jammer dat de professor er een beetje Oostblokmethoen op na hield. Om ons soepel te krijgen ging-ie even lekker op je rug zitten als je je benen aan het strechen was. Ik heb 2 dagen niet kunnen lopen van de spierpijn!
Ik heb de hoop dat de mogelijkheden om te dansen alleen maar meer worden naarmate ik Brazilie meer en meer nader....
Goed mensen, dat was het weer...op naar de poema´s!
Veel liefs,
quote:
[b]Op zaterdag 20 juli 2002 17:48 schreef Hik het volgende:
Toen ik zaterdagavond na een biertje terugkwam in mijn hotel waren er op de binnenplaats 5 jongetjes in de leeftijd van 5-10 jaar bezig twee dekens uit te spreiden om te gaan slapen. Eén om op te liggen, één eroverheen. Met z´n vijven. Of ze hadden gegeten? Nee, natuulijk niet. Dus midden in de nacht kijken wat er nog aan eten te krijgen valt op de markt. Zeven hamburgers gekocht van een nogal groezelig, tandeloos vrouwtje dat de hamburgers met haar vingers op de broodjes deed. Niet erg gezond, maar wel warm. Tegen de tijd dat ik terug was in het hotel was de helft van de jongetjes al in slaap gevallen. Nog geprobeerd de kleinste wat friet te force-feeden, maar hij viel gewoon om...En dan lig ik dus de halve nacht wakker, wilde plannen makend, omdat dat gewoon niet hóórt!
Op weg naar de poema´s was ik vorige week. Poema´s heb ik niet gezien, maar voor jullie teleurgesteld afhaken: genoeg andere beestjes! In de bus naar het plaatsje Villa Tunari, zo´n 6 uur van Cochababa, weer versteld gestaan hoe snel een lanschap kan veranderen. Van de milde, wat droge vallei rond Cochabamba, in de stomende jungle van Villa. Het plaatsje stelt niets voor, één in vele jungledorpjes, alleen is deze vol (lege) hotels en restaurants aangezien het zich bevind op de grens van een (eens?) zeer populair Nationaal Park. En aan de rand van Villa Tunari ligt Inti Wari Yassi, een opvangreservaat voor de meest uiteenlopende dieren: Poemas uit circussen, Huispapagaaien die toch wel groot werden, Hertjes die ineens in de stad opdoken en Apen die het meubulair van hun eigenaars bleken te vernielen. Sommige van de dieren zijn, voor ze in het park kwamen, ernstig mishandeld en hebben moeite met mensen, andere zijn ziek of (in het geval van de vogels) gekortwiekt. Als je ze ziet, of hun (door de vrijwilligers in het park zorgvuldig opgestelde) verhalen leest vraag je je af wat sommige mensen bezield. Nee, een aap is géén huisdier!
Uiteindelijk is het streven de dieren weer te laten terugkeren naar de échte jungle, maar in sommige gevallen is dat natuurlijk niet mogelijk. De meeste dieren lopen, kruipen of slingeren los door het park. Het park werft actief vrijwilligers onder reizigers, met advertenties in hostels en op internet. En niet tevergeefs! Omdat je voor dit vrijwilligerswerk nu eens geen Spaans nodig hebt lopen er op dit moment zo´n 30 vrijwilligers rond uit alle landen van de wereld, die allemaal minimaal 2 weken blijven. Ze maken kooien schoon, plukken apen uit bomen die ervandoor zijn gegaan met zonnebrillen van bezoekers, delen medicijnen uit of wandelen met de poema aan een touwtje door het park (nee, deze loopt niet vrij rond!).
Ik heb er uren rondgelopen. Kennisgemaakt met Rosa en Watson, twee papagaaien die, onafhankelijk van elkaar, ziek, gekortwiekt en kaal in het park aankwamen. Nu zijn het twee prachtige, weldoorvoede rode papagaaien die onafscheidelijk zijn geworden. Me laten beroven (gelukkig alleen van papieren zakdoekjes) door de meest gehaaide dieven die er bestaan: doodshoofdaapjes. En uren in de zon gezeten met Melanie, een kapucijneraapje, op schoot. Melanie heeft een huidziekte (en dus heel weinig haar) en is broodmager. Met ogen die je doen denken aan de advertenties uit de tijd van hongerige kinderen in Ethiopie steelt ze alle harten. En natuurlijk kreeg ik ten afscheid een aandenken in de vorm van een gele kledder apenpoep op mijn broek! Het park verkeerd in moeilijkheden en dat is jammer, want ze doen fantastisch werk. Naast vrijwilligers is er geld nodig voor medicijnen, dierenartsen en voedsel voor de dieren. Voor de geinteresseerden: Op het ogenblik heeft het park geen rekeningnummer, maar ik houd jullie op de hoogte!
De reis tussen Cochabamba en Villa Tunari, en later weer van Villa Tunari naar Santa Cruz, waar ik nu ben, ging niet zonder slag of stoot. De districten van Cochabamba en Santa Cruz liggen midden in wat de VS aanmerkt als "Coca-country". Dat klinkt spectaculairder dan het is. Het betekent vooral veel extra politiecontroles en een buschauffeur die naast me zit (ik mocht voorin plaatsnemen omdat ik mijn Chayanne-bandje aan hem had geleend) met wangzakken als een hamster gevuld met coca-blaadjes. De mensen in deze districten kauwen al honderden jaren coca en een verbod erop zou dan ook diep ingrijpen in de lokale cultuur. Het zou zoiets zijn als de Nederlander zijn koffie ontzeggen...ik ken veel mensen die hun bed niet meer uit zouden komen (Nielske?)! Zelf heb ik het gekauwd in de mijnen van Potosi (smerig!) en veel gedronken in de vorm van thee in de hooglanden (lekker!). Natuurlijk is het nonsens te veronderstellen dat de coca alleen verbouwd wordt voor de blaadjes en de lokale markt. De politiecontroles zijn erop gericht de "trafficing" van coca in te perken, al maken ze de indruk dat ze dat vooral doen om de VS happy te zouden. Want dat de VS niet gelukkig is met de coca-plantages moge duidelijk zijn. Ze steunen, met geld en mankracht, het omschakelen van coca-plantages in mais of quinua. Iedere boer die zijn akkers met coca omploegt ontvangt 2000 dollar. En waar deze strategie in Peru aardig leek te werken, is dit land zo groot en dunbevolkt dat de Boliviaanse boer zijn coca omploegt, zijn geld vangt en enkele tientallen kilometers verderop een nieuwe coca-plantage begint. Exit leuk plan. Zolang de vraag blijft bestaan, en de opbrengst van coca zó absurd hoog is vergeleken met het gemiddelde inkomen van de mensen hier, zullen de boeren hier hun coca blijven verbouwen. Maar de eigen kiezers beschuldigen van drugsgebruik is onder Amerikaanse senatoren en presidenten iets minder populair dan het beschuldigen van een land verweg, waar de meeste mensen maar vagelijk van hebben gehoord....inclusief diezelfde senatoren overgens. Eén senator werd enkele jaren terug zo wanhopig van de hele toestand dat hij maar voorstelde de coca-plantages in Bolivia middels vliegtuigen met pesticiden te bespuiten. De vliegtuigen hiervoor moesten, zo stelde hij voor, opstijgen vanaf DE KUST van Bolivia. Au.
De grote verdediger van de coca-boeren is, zo liet ik al eerder weten, presidentskandidaat Evo. Hij groeide op op het arme platteland, was zelf cocaboer en is mateloos populair in de regio waar ik het net al over had. Zoals gebruikelijk hier beschilderen veel mensen hier hun huizen en winkels "in de clubkleuren": in de kleuren en met de naam van de kandidaat en partij van hun keuze. Evo-blauw was alomtegenwoordig in Villa Tunari! Tot de grote verbazing van de gevestigde kandidaten is Evo als derde uit de bus gekomen bij de verkiezingen. Niet genoeg om daadwerkelijk mee te dingen naar het presidentsschap, maar genoeg om de gevestigde orde een beetje wakker te schudden. De gevestigde kandidaten hebben ondertussen zo´n beetje de koek verdeeld: er is een Plan Bolivia (soort regeeraccoord) opgesteld door twee partijen die elk worden geleid door een oud president....Over gevestigd gesproken! Ik heb het gelezen en hard gelachen: De plannen zijn zó algemeen en verstoken van iedere mening. Dat je met "het bestrijden van de werkeloosheid onder de jeugd" , "het zorgen dat iedere Boliviaan kan profiteren van het gas" en "het werken aan de positie van de vrouw" de handjes op elkaar krijgt kan ik me voorstellen, maar als je op geen enkele manier uitlegd hóe....Zo kan ik het ook!
Tenslotte heb ik via vele posters kennis gemaakt met de lokale politici van Santa Cruz. Er is een dame bij die vreselijk lijkt op Sarah Michelle Gellar. Haar gezicht hangt door de hele stad en iedere keer als ik zo´n poster zie denk ik "Buffy the Vampire Slayer!"...wat op zich niet zo´n vleiende bijnaam is voor een politica!
Vanaf Villa Tunari was het, met een kleine tussenstop in Santa Cruz, op weg naar Vallegrande. Weer een dorpje en deze keer één die door reisgidsen en tourist-informations stelselmatig word genegeerd. En dat ondanks het feit dat het kan bogen op een belangrijk historisch feit: Che Guevara sneuvelde hier tijdens één van zijn vele guerilla-gevechten. Bij het wachten op de bus ontmoette ik Olga en Luis, een Spaans stel. Ze werd een klein beetje gek van hem, aangezien ze inmiddels bijelkaar al 18 uur heen en terug hadden gereisd tussen de toursist-informations van verschillende plaatsen...maar Luis moest en zou naar het graf van Che Guevara. Ik besloot met ze mee te reizen, meer gedreven door nieuwsgierigheid dan bewondering, want hoewel het een zeer bekende naam is, had ik heel eerlijk gezegd weinig notie van "het leven en werk" van Che Guevara. Een mooie gelegenheid om daar verandering in te brengen en het internet zijn nut weer eens te laten bewijzen. Binnen enkele minuten had ik een 10 paginas tellende biografie in handen. Voor de mensen die het óók niet weten: Che Guevarra was een Argentijnse arts/guerillaleider die over het hele continent reisde en vond dat het allemaal anders moest. Uiteindelijk hielp hij Castro met het bevrijden van Cuba van dictator Batista en vocht hij verder tegen regimes in Kongo en Bolivia. De biografie leverde eigenlijk alleen maar méér vragen op, aangezien hij in zóveel plaatsen deel uitmaakt van de geschiedenis, dat je bijna een professor in de wereldhistorie moet zijn om het allemaal in zijn context te kunnen plaatsten. Het toerisme in Vallegrande is bescheiden, het is me een raadsel waarom de Boliviaanse regering niet meer aandacht besteed aan dit plaatsje, want werledwijd is Che voor veel mensen een symbool geworden van "de grote vrijheidsstrijd", getuige het gebruik van zijn beeltenis bij ongeveer alles dat ook maar vagelijk te maken heeft met vrijheid. Bij mij maakt dit alles ietwat dubbele gevoelens los. Als een kind van mijn tijd en cultuur wellicht, heb ik meer met de geweldloosheid van -Atlanta- Marten Luther King. Daar komt nog eens bij dat Che zich ophield met een hoop mensen die de laatste jaren toch iets mínder positief bekend staan. Natuurlijk is dat geen manier om de geschiedenis te bekijken, maar de uitroep van sommige mensen "wat zonde dat hij zo vroeg stief", leverde in ieder geval leuke stof voor discussies op (waaronder een opsomming van van al die heren die zo veelbelovend begonnen en later belandden in een moeras van corruptie en machtsmisbruik). Tenslotte is er dan nog de persoonlijkheidcultus, iets dat volslagen aan mij voorbij gaat. De wasgelegenheid van het lokale hospitaal, waar men klaarblijkelijk het lichaam van de dode Che waste, staat nu vol met kreten en handtekeningen van bezoekers. "Daar lag hij", wordt er eerbiedig gefluisterd als je binnenkomt. Twee piepjonge Zwitserse meisjes (op z´n Delfts: "Blije dozen") die binnenkomen Oh-en en Ah-en eerst een poosje over hoe "gaaf" en hoe "cool" dit wel niet is en vragen zich vervolgens hardop af: "Maar wat is het?!". En daar krijg ik dus een beetje de slappe lach van...
In Vallegrande hadden we eerst een lang gesprek met Don Walter, volgens vrienden van Olga en Luis een soort hoffotograaf van Che, iets dat door hemzelf weer wordt ontkent. Hoe het ook zij, de man weet vreselijk veel van Che Guevara en vindt het duidelijk leuk om met ons te praten. Als je ooit de opdracht zou krijgen een typische communist te tekenen, zou je waarschijnlijk Don Walter tekenen: met blauw overhemd, vaal werkmansjasje, platte pet en klein snorretje kan het bijna niet karakteristieker. Het gesprek gaat van de Spaanse burgeroorlog naar geld, werk, de economie van Bolivia en de Cubaanse revolutie, af en toe onderbroken door een rochelende lach of een (cubaanse) sigaret. Met een stevige handdruk gaan we op weg naar het museum van Valle en het graf waar hij nu niet meer ligt en waarvan de Vallenaren twijfelen of hij er überhaupt wel ooit lag. De conspiracy-theories in het dorp zijn niet van de lucht! Ook op het graf weer veel kreten, waaronder bijzonder harde verwensingen aan het adres van de Amerikanen. Hoeveel doden er ook vallen, sommige mensen leren het nooit...
De señora die onze lunch serveert heeft zo haar eigen beleving van het gebeuren. Aan haar verhaal kun je merken dat ze nog een jong meisje was toen het gebeurde, zo levendig is na 35 jaar nog haar beschrijving van Che´s mooie gezicht en zijn prachtige handen. En dan besef je ook, dat je écht met recente geschiedenis te maken hebt!
De afgelopen dagen ben ik een beetje aan het rondrennen geweest in Santa Cruz om nog wat laatste dingethes te regelen en te kopen. Dit was het laatste verhaaltje vanuit Bolivia. Aankomende maandag ga ik met de trein mee die me naar de grens met Brazilie zal brengen. Een reis van ruim 18 uur, die ik op internet heb beschreven gezien als "de hel". Fijn. Duim voor me.
Want toen ik daar aankwam werd het al met grote letters aangekondigd in de krant: Santa Cruz (en ik gok wellicht wel geheel Bolivia) zou haar eerste Gay-parade gaan beleven! De artikelen varieerden van verbazingwekkend openhartig met fotos van een travestie-verkleedsessie tot tenenkrommende stukken van "deskundigen" die meningen vertileerden waarvoor Imam el-Moumni zich een beetje zou schamen.
De parade begon anderhalf uur te laat (want het zijn natuurlijk wel Latino-homos) en zou een rondje maken langs de centrale plaza. De mannen, in prachtige kostuums en met praalwagens, kwamen niet verder dan driekwart. Precies op het punt waar ik stond (tegenover de Boliviaanse televisie) ontstond een bottelneck. De toegestroomde mensen stonden zó ver op de weg, dat de praalwagen niet kon passeren. Zoiets kan natuurlijk gebeuren tijdens een massaal evenement, maar de sfeer was onaangenaam. Van de in de krant aangekondigde 1100 homos was er tenslotte een kleine groep van ongeveer 50 mannen, die zich onder politiebegeleiding door de massa worstelde. Met het nodige geroep van meest-machisto-machisto-mannen.
De culturele verschillen die ik tijdens mijn reis (reizen) tegkom zijn soms lastig, vaak leuk en eigelijk nooit onoverkomelijk. Zij hebben hun manier en ik de mijne, iets dat ik zoveel moglijk probeer te respecteren. Maar soms, zoals deze vrijdag, is mijn onbegrip te groot en is relativeren (``Maar ze zijn anders opgevoed`) érg lastig! Wat er in ieder geval bleef hangen is een levensgrote bewondering voor de jongens en mannen die in DEZE wereld, zo openlijk, "uit de kast" durven te komen.
Ik heb ook besloten maar eens een vraag te beantwoorden die niemand durft te stellen:
¨Maar wat dóe je dan de hele dag?¨
Er zijn dagen dat ik musea, kastelen of dierentuinen bezoek, maar natuurlijk niet iedere dag. En als ik dan ook niet werk of studeer, wat dóe ik dan in godsnaam de hele dag?!
Kortgezegd: meestal hetzelfde als jullie. Ik eet, ik slaap, ik doe boodschappen, ik douche, was mijn kleren en ga uit. Maar (bijna) alles hier gaat gepaard met net iets meer uitdagingen dan in dagelijks Delft.
Mijn vader ontving ooit een vakantiekaart van een leverancier. Hierop een stripje bestaande uit twee plaatjes: Het eerste toonde een man op een comfortabele driezitsbank, biertje in de hand, kijkend naar een breedbeeldtelevisie. Zijn vrouw stond in de keuken (het is al een oude kaart...) aan het kookeiland, naast de koelkast vol koud bier. Het tweede plaatje toonde hetzelfde stel op vakantie. Hij in korte broek op een klapstoeltje, koelbox met lauwe biertjes, zij kokend op een wankel butagasje.
Beter kan ik het niet uitleggen!
Maar de uitdagingen maken het reizen tot wat het is. Zoals wellicht bekend ben ik geen licht in het vinden van mijn weg in een vreemde stad. Hoezeer de Lonely Planet ook zijn best heeft gedaan op de plattegrondjes in mijn gids, aan mij is het niet besteed. En dus vraag ik de weg. Niet één keer, maar op iedere straathoek. Overgenomen van Peruaanse vrienden die op mijn Hollandse-ik-doe-het-zelf-wel-vraag ¨waarom zo vaak?¨, antwoorden dat je zo niet alleen zeker was, maar ook nog eens aan de praat raakte met allemaal mensen! En zo wordt doel (het vinden van het postkantoor) een middel om met mensen te praten. Boodschappen doen, het kopen van een nieuwe broek, of het naaien van een gat in mij fototas wordt een ontdekkingstocht door de stad of over de markt. Ik ontmoet mensen, kom op onverwachte plekken en proef nieuwe dingen. En dus is het: Hoera, vanmiddag ga ik gezellig batterijen kopen!
Dezelfde verstrengeling van doel en middel merk ik in deze verhalen. Al vanaf mijn achtste houdt ik tijdens de vakanties een logboek bij (cadeautje van onze buurvrouw, een schippervrouw, die vond dat je geen tocht kon maken zonder...en ze heeft gelijk gekregen). De laatste jaren hebben de geschreven varianten (volgeplakt met folders en stukjes van medereizigers) gezelschap gekregen van deze internetverhalen om het thuisfront op de hoogte te houden van mijn belevenissen. Maar meer en meer worden de verhalen een doel op zich. Ik ben zo nu en dan in de stad te vinden met een plastic tasje vol bierviltjes en beschreven buskaartjes met zaken die ik jullie toch vooral niet moet vergeten te melden. En zo worden de verhalen ook een middel. Jullie helpen me te onthouden, op te merken, verder te vragen, te verwoorden, verrast te blijven en te kijken met 100 ogen. Bedankt daarvoor. Gracias. Obligada.
Sinds mijn aankomst in Lima heb ik me al op heel wat verschillende manieren verplaatst:
* Bussen natuurlijk, hét vervoersmiddel in LatijnsAmerika. De meeste tot nu toe rammelend en met als beste onderdeel vaak de stereo. Heb gehoord dat dat vanaf nu (Brazilie, Argentinie en Chili) beter wordt (de bussen, niet de stereos).
* Micros en combis, het vervoer in de steden. Omgebouwde amerikaanse schoolbussen en busjes met ingeschroefde stoelen. Om in te stappen moet je zwaaien; uitstappen door "baja!" te gillen of hard op de wand (of het plafond) te timmeren. Te laag (voor een Nederlandse) en veel te vol voor de hoeveelheid mensen binnen. Maar het kost bijna niks.
* Boten op het Lago de Titicaca, of de boten die de bus vervoerden net over de grens met Brazilie. Riksja-achtige fietsjes in Puno die je naar het meer brengen, een soort opgevoerde invaliden-autootjes in Ica. En natuurlijk taxis, variërend van in-verregaande-staat van ontbinding tot letterlijk uit elkaar vallend. Altijd met praatgrage chauffeurs. Santa Cruz had op onverklaarbare wijze hand weten te leggen op een grote hoeveelheid Engelse autos waarvan het stuur naar de juiste kant was verplaatst. Zodat je als passagier zat aan te kijken tegen de meters (die het verder toch niet doen) en een groot gat, dat soms was opgevuld met een glimmende Jesus of een paars pluche konijn met "I love you" op zijn buik.
*Het laatste hoogte (of wellicht wel diepte)-punt was de trein die me vanuit Santa Cruz naar de grens met Brazilie bracht. Zoals gezegd: de meeste medereizigers waren niet echt lovend over deze trip. De dag dat ik een kaartje ging kopen stond er toevallig een trein, zodat ik een blik kon werpen op alle 4 klassen stoelen die de trein rijk was. Het eerste treinstel wat ik bekeek zag er matig uit, niet buitengewoon comfortabel, maar niet zo desastreus als ik me had voorgesteld. Het bleek de Pulman-klasse, de op-een-na-duurste stoel uit de trein. De eerste en tweede klasse (aanmerkelijk goedkoper) bestonden uit onverstelbare houten bankjes, zuinig bekleed met iets dat door moest gaan voor een kussen in skai. Ik besloot (vanuit financiële overwegingen en een ¨Dood zal ik niet gaan¨-houding) voor de eerste klasse.
Na 1,5 uur kreeg ik enigsinds pijn in de lagere lichaamsdelen...en toen moest ik nog 16,5 uur! Pardon, maak dat 20,5...verschillende dorpjes langs de route hadden deze dag namelijk uitgekozen voor het opwerpen van blokkades (¨Het gas mag niet door Chili!¨) op het spoor. Om kort te gaan: Zon, heet, meer zon, skai bekleding, geen Bolivianes meer (we zijn tenslotte bijna in Brazilie!), onderhandelingen met stakers, zwetende buurjongens, eindeloze rijen verkopers die misbruik maken van de situatie, politiechecks, meer politiechecks, bagage 2,5 uur later dan ik (ander treinstel).....
En is dat nou erg? Neu....de dag na mij kwam de trein namelijk helemaal niet aan, de mensen in die trein hebben de hele dág vast gezeten! En daarbij....ik ben in Brazilie!
En ja, het is écht anders. Het oversteken van de grens tussen Peru en Bolivia was zoiets als het oversteken van de grens tussen Nederland en Belgie: De mensen hebben een iets ander accent, ze eten wat meer chocola, de wegen zijn wat slechter en de algehele puinhoop wat groter. Maar Brazilie....
Ineens lijkt de derde wereld heel ver weg. Net over de grens stap ik in een taxi met airco die niet rammelt (en duur!) en het verschil met de verlegen, teruggetrokken Bolivianen en de nieuwsgierige, laawaaige Brazilianen valt al heel snel op. En dan de taal... Na twee maanden is het verstaan worden zo gewoon geworden dat ik onmiddelijk een Spaans verhaal afsteek tegen de taxichauffeur. Het loopt allemaal heel soepel, tot de goede man terug begint te praten...Ehm?! Maar wat is het mooi! Deze mensen lijken de hele dag te zingen. En andermaal beloof ik mezelf dat na Spaans, Portugees mijn volgende taal wordt!
Over Brazilie de volgende keer meer. Het boezemt me wat angst in om te reizen door en verhalen over Brazilie, aangezien er een aantal mensen meelezen die heel wat meer ervaring in en kennis over dit land. Ik hoop dan maar dat mijn naieve blik zal zorgen voor glimlachen en niet voor opgetrokken wenkbrauwen!
Veel plezier nog Hik! En blijf mailtjes sturen!
En tussendoor heb ik dan ook nog wel écht wat ondernomen. Het plaatsje waar ik zat heet Bonito en zoals de Brazilianen zelf al aangeven: Bonito é bonito ("Bonito is mooi!"). De bustocht er heen was op zich al een belevenis. Grote borden waarschuwden voor overstekende herten, krokodillen en slangen. Mijn uit-het-raam-kijk-score betrof een heleboel vreemdsoortige vogels, een platgereden hyena en een miereneter die volslagen in de stress raakte toen de hele bus stopte en iedereen met zijn neus tegen het raam ging zitten. Verder weilanden vol koeien en palmbomen tegen zo´n kitcherige roze airbrush-lucht. Bonito zelf is uitvalsbasis voor een heleboel verschillende natuur-activiteiten. Zo ben ik een dagje wezen raften (stiekum was het meer een beetje dobberen en hier en daar met een grote plons van een waterval af) en heb ik een enorme grot bekeken vol stalagtieten en -mieten en een felblauw meer.
Het hoogtepunt was echter wel een zwemtocht door de Rio Sucuri (ik hoorde pas later dat "Sucuri" Portugees is voor "anaconda"). Door een mooi uitgevallen foutje van de natuur heeft deze rivier een grote hoeveelheid calcium in haar wateren, dat alle vuil absorbeert en op de bodem doet neerslaan. Het gevolg is dat de rivier zo helder is als een pas gereinigd aquarium en dat je onderwater métersver kunt kijken. De rivier zit bovendien vol met enorme vissen en prachtige waterplanten. En nee Martijn, je mag er niet vissen! Maar zwemmen, of eigenlijk, dobberen, mag wel. Je wordt namelijk in een wetsuit en zwemvest gehesen waarna je je, gewapend met duikbril en snorkel, met de stoom mee laat drijven. Je wordt vriendelijk verzocht niet te hard te bewegen, om toch vooral de vissen maar niet te laten schrikken. Helaas had ik een klein probleempje. Gitty heeft het in Turkije al eerder kunnen aanschouwen: zodra je mij een snorkel geeft, verdrink ik. Ik heb geen idee wat er gebeurd, maar snorkelen is aan mij niet besteed. Gelukkig kan ik prima mijn adem inhouden (zo lang dat de gids zich af en toe een beetje zorgen om me maakte) en met die ingehouden adem kon ik net zo goed het leven onder de waterspiegel bekijken. De duikers onder jullie zal ik niets nieuws vertellen, maar het was buitengewoon wonderlijk en prachtig. De vissen op aanraakafstand voorbij zien zwemmen: kleine, razensnelle guppies, iets grotere vissen die zich met de hele groep gelijktijdig bewegen, erorme grote zwarte vissen die me wantrouwensd aankeken, krabbetjes, planten die loom bewegen op de stroming van het water, het prachtige gefilterde licht... Bijna was ik de groep voorbijgedobberd op het punt waar we werden geacht de rivier uit te gaan: Nog een rondje!
Matto Grosso, de staat waarin Bonito ligt, staat naast zijn prachtige natuur bekend als het land van de gauchos. De staat telt 6 miljoen mensen en 25 miljoen koeien. En na de zwemtocht door de Sucuri heb ik me maar eens verdiept in het landleven. Vlakbij de rivier stond een grote Fazienda (mega-boerderij) waar een stel mannen met grote cowboyhoeden koeien aan het selecteren waren. De danig opgewonden beesten moesten door een soort sluis, waarna de grootste cowboyhoed bepaalde of het poortje naar links ("Ja, ik koop ´m") of naar rechts ("Nee") openging. De meerderheid van de koeien hier zijn nogal knokig, met veel te groot vel en een grote bult in de nek. Ik heb inmiddels geleerd dat het vlees van deze koeien niet echt lekker is, maar dat ze prima kunnen overleven op het taaie gras in Matto Grosso. Natuurlijk maakte ik mezelf weer volslagen belachelijk door blij te roepen "Tjee, kijk die grote stier eens!" bij het zien van een (eerlijk waar, belachelijk grote) koe. Stadskindje...
De gauchos kom je, met paarden of grote camionettas, ook tegen in de dorpjes in de omgeving en op vrijdag gaan ze gezellig met zijn allen stappen in Campo Grande, de hoofdstad van Matto Grosso. Ze lijken, met hun hoeden en laarzen, in de grote stad volkomen "out of place".
En afgezien van hun aanwezigheid, vind je de hoeveelheid vee in deze staat natuurlijk vooral terug op je bord. Want Brazilianen houden van vlees, véél vlees. De meeste porties hier zijn genoeg voor twee (of drie van mij). Een eetcultuur waarmee ik inmiddels heb kennisgemaakt zijn de restaurants "por quilo", waar je bij een buffet kunt opscheppen wat je wilt, om het later aan de kassa "per kilo" af te rekenen. Gevaarlijk natuurlijk, want ze zorgen er echt wel voor dat alles er zo lekker uitziet dat je je bord méér dan vollaadt!
Ik schreef het de vorige keer al: bij het passeren van de Braziliaanse grens verdween op slag het derde-wereld-gevoel. Veel mensen in modieuze kleding, met mobieltjes en stukken minder mensen die wezeloos op staat hangen (vooral veel minder kinderen ook). Ik besef heel goed dat dit in andere delen van Brazilië waarschijnlijk anders is, maar voorlopig valt het op. En dat niet alleen. Al in geen maanden heb ik de wegen, straten en bermen zo schoon gezien als hier! Voor iemand die in Nederland is opgegroeid zit de afschuw voor "dingen op staat gooien" er diep in. En Bolivianen en Peruanen gelijk lijken zich niets aan te trekken van de enorme zooi in hun prachtige landen. Soms krijg je ineens door hoe dat komt. Een Peruaans vriendinnetje, die wist hoe verontwaardigd ik werd van afval op straat keek hóógst verbaast toen ik mijn pindadoppen wél in de berm gooide. "Maar?!"... En toen moest ik proberen uit te leggen dat plastic en alumninium (snoepzakjes bijvoorbeeld) járen, soms decennia, blijven liggen en niet, zoals zij altijd had begrepen, binnen enkele weken verbranden door de zon.
De Braziliaanse scholen schijnen de laatste jaren flink te inversteren in het milieubewustzijn van hun leerlingen. Terecht, met zo´n prachtig land, en laten we vooral hopen dat de vuilnisbelt hier beperkt blijft!
De bus van Campo Grande naar Rio nam 22 uur in beslag, maar met de Braziliaanse bussen is dat geen straf. Reclinable stoelen die beter sliepen dan veel hotelbedden in de afgelopen 3 maanden, prachtige gladde wegen en grote ramen met daarachter eindeloos veel sterren. ´s Ochtends vroeg passeerden we São Paulo. Alleen het passeren in bus van deze miljoenenstad kostte al meer dan drie kwartier. In die tijd heb ik 5 McDonalds, 2 sambascholen, 3 voetbalstadions en 3 sloppenwijken gezien. Daarna nog een paar uur ongeduldig wachten op de eerste blik op Rio. Deze kwam toch nog sneller dan verwacht, maar dat kwam dan weer vooral omdat ik was vergeten dat het in Rio een uurtje later is dan in Matto Grosso. En omdat mijn horloge het even af laat weten na het raften, ben ik qua tijd helemaal een beetje de weg kwijt. Aangekomen in Rio gelijk in het diepe. Een aardige meneer uit de bus begon al met allemaal waarschuwingen en tips. Ik besloot eerst maar eens een hotel te bellen. Gelukkig dook mijn Braziliaanse vriend weer op toen ik Spaans aan het praten was tegen een onwillige hotelklerk. Zonder pardon nam hij de hoorn van me over "Zeventig real?" hoorde ik hem zeggen. En terwijl ik hard knikte riep hij iets in de hoorn dat leek op "Doe normaal man!". Toen hij me vervolgens aankeek en "Vijftig?" vroeg, wist ik niet hoe snel ik mijn duim op moest steken. Vervolgens ging hij mee naar buiten om daar verschrikkelijk ruzie te maken met drie taxi-chauffeurs tegelijkertijd. Voor ik met de taxichauffeur meeging (die kwalificeert voor de meest onbeschofte die ik ooit ben tegengekomen) kreeg ik nog zijn telefoonnummer mee voor als ik meer hulp nodig had.
Mijn hotelkamer blijkt uitgerust met televisie met pornokanaal en een nogal kinky spiegel naast het bed. Het lijkt erop dat niet iedereen deze kamer de hele nacht nodig heeft. Maar het hotel ligt ook 1 blok van ´s werdeld beroemdste strand: De Copacabana! Dus bijna drie maanden na de Pacific heb ik gisteravond even naar jullie gezwaaid vanaf mijn kant van de Atlantic: "Dag mam!"
Over de Copacabana, en de rest van Rio, de volgende keer.
Een week Rio en zoveel te schrijven dat ik niet weet waar te beginnen...
Op de Copacabana dan maar, die wereldberoemde strook zand gelegen aan een van ´s werelds meest dichtbevolkte gebieden. Gedurende de week een rustig strand (ware het niet voor de hoeveelheid verkeer die ernaast raast), in de weekends afgeladen vol met Cariocas (bewoners van Rio) bezig met hun favoriete tijdverdrijf: zonnen, volleybal en het bekijken van het andere geslacht.
Hier kan álles. Ben je 89, 150 kilo, wit en behaard en wil je in je blote bast, met je mobieltje aan je zwembroekje langs de boulevard joggen...Dan kán dat! Ben je 45, heb je hele grote borsten en wil je in je bikini op hoge hakken tijdens het spitsuur tussen de autos en bussen op de weg dansen...Dan kan dat! Zonnebrillen, walkmans, poedels, mooigevormde volleyballers in kleine broekjes, meisjes met uitpuilende bikinis en nóg kleinere broekjes, cocosnoten met rietjes, garnalen op een stokje, braziliaanse vlaggen, skates, vierwielige fietsjes, te bruine bejaarden, zandkastelen, kinderen in voetbalshirts...Het is kitch, zeker, maar prachtig om naar te kijken.
Na een week luieren aan het zwembad in Bonito was het de afgelopen week weer tijd om de toersit uit te hangen. En ik heb mij nijver van mijn taak gekweten met bezoeken aan het historische centrum, Ipanema, het Museo de Arte Contemporaneo (een Niemeyer-creatie), het Maracanã-voetbalstadion, het Sambodrome (waar het carnaval wordt gehouden) en het uitzicht vanaf het Pão de Açucar (Suikerbrood).
Maar de grootste attractie van Rio zijn zonder meer de Cariocas. Zij zorgen ervoor dat een stad van 8 miljoen mensen geen koude, kille bedoeling wordt. Waar je ook bent, op welk uur van de dag (of nacht), er is altijd tijd voor een praatje, een grapje of een opgestoken duim.
De weg vragen kan hier een langdurige bedoeling worden, aangezien de meeste Cariocas het als hun plícht zien je verder te helpen. Als zíj het dus niet weten wordt de dichtsbijzijnde voorbijganger aangeklampt, die vervolgens óók weer iemand vraagt, zodat je binnen no time (of eigenlijk binnen best veel time) het middelpunt vormt van een groep Cariocas die je allemaal moet vertellen waar je vandaankomt en dat je Rio zo leuk vindt en die vervolgens met elkaar in discussie gaan over de kortste weg naar jouw bestemming.
Cariocas houden van het strand, van bier, dansen, voetbal en Brazilië.
Het bezoek aan Maracanã maakte de gekte voor het voetbal (voor zover nog niet bekend) alleen nog maar meer duidelijk. Voor het geval je twijfelde: Brazilië is in werkelijkheid geen Republiek, maar een koninkrijk. Haar koning heet Pelé. Foto´s van zijn mooiste doelpunten, plakkaten ter ere van zijn 1000ste doelpunt, zijn gezicht op iedere denkbare reclame en de afdruk van zijn voeten bij de ingang van het voetbalmuseum in het Maracanã, broederlijk naast die van Romario (die overigens verbazingwekkend kleine voeten heeft!).
Als de hoeveelheid vlaggen een meetlat is voor de trots van een bevolking op zijn land (en dat zou best eens kunnen) wint Brazilië zonder meer. Niet alleen vind je de Braziliaanse vlag op ieder openbaar gebouw, hangend in barretjes, geschilderd op muren en winkelruiten, maar iedere Braziliaan lijkt op zijn minst 2 shirts, een broek (of rok), een zwembroek (of bikini), een handdoek en een stel teenslippers te bezitten met daarop de nationale trots. Om er helemaal bij te horen heb ik mijn garderobe inmiddels uitgebreid met een topje gemaakt van een grote Braziliaanse vlag. Wieweet zien ze me nu niet meer aan voor "Argentina! Argentina!"
Een iets minder voordehandliggend toeristenbezoek was mijn bezoek aan Communidad Rocinha, de grootste favela ("sloppenwijk") van Rio. Niet een plek die je als argeloze blonde gringa zelf moet binnenwandelen, en dus ging ik met Alfonso, een gids. Wat cijfers: Rio heeft zo´n 800 favelas, in totaal woont 20% van de bevolking in zo´n wijk. Rocinha heeft ongeveer 60.000 inwoners.
In geen enkele stad is het verschil tussen arm en rijk zo groot als in Rio. Dat wordt desde meer duidelijk als je de ligging van de favelas bekijkt: Rocinha ligt bijvoorbeeld slechts een kleine honderd meter van de huizen van plastisch chirurgen, doktoren en de Amerikaanse school. De meeste mensen uit deze rijke delen zullen nooit in hun leven een voet zetten in de favala: "te gevaarlijk". De crime-rate in de favelas ligt hoger dan in andere delen van de stad, maar de meeste problemen hebben te maken met drugs: drugsdealers in gevecht met de politie of met elkaar. En zolang je je daar verre van houdt is de kans om in de problemen te raken klein. Alfonso grapte zelfs dat de kans om in Rocinha beroofd te worden waarschijnlijk kleiner is dan op de boulevard van Copacabana. De drugsdealers, de mensen die in feite de dienst uitmaken in de favela, hebben geen enkele behoefte aan de politie die afkomt op dat soort kleine criminaliteit. En dus gaan de straatschoffies maar toeristen beroven in de stad.
De ligging van de favela is hier en daar wat ironisch. Zo wonen de mensen van Rocinha gratis naast mensen die de hoogste huren van het land betalen, hebben ze het beste uitzicht van de hele stad en, wegens gebrek aan riolering stroomt hun afval via een open kanaal richting...de rijke stranden van Ipanema!
Uitzicht over Rocinha is bijzonder: Honderden op elkaar gebouwde huizen. Op de daken mensen die zitten te praten, hun was doen en veel kinderen met vliegers. De meeste huizen zijn van steen, de bewoners maken gretig gebruik van het feit dat de Braziliaanse wet zegt dat mensen na 5 jaar in hun zelfgebouwde stenen huis mogen blijven wonen. En omdat de regering gratis verf verstrekt is een groot deel van de huizen in vrolijke kleuren geschilderd.
De visieuze cirkel van armoede blijkt moeilijk te breken. Pelé en Romario zijn prachtige vorbeelden van mensen die erin zijngeslaagd aan de favela te ontsnappen (en ik heb heel wat kleine jongetjes op teenslippers gezien die zó in hun voetstappen kunnen volgen!), maar de meeste mensen die in de favela worden geboren zullen er hun hele leven blijven. De werkeloosheid in Rocinha is zo´n 18%, ongeveer 3 keer zo hoog als in de rest van de stad. En zoals zo vaak, heeft dat vooral te maken met gebrek aan (goed) onderwijs.
Hoewel de overeid de laatste jaren, via sociale projecten, haar invloed in de favelas wat probeert te vergroten was het meest indrukwekkende punt voor mij de hoge organisatiegraad die de mensen in de gemeenschap zélf hebben gecreeerd. Waar geen openbaar vervoer is (omdat de straatjes te smal zijn) ontstaan mototaxis (motoren die je voor 1 real naar de stad brengen); waar mensen geen adres hebben en dus geen post kunnen ontvangen, ontstaan centrale verzamelpunten voor de post in privé-huizen. De hoeveelheid sociale en culturele projecten (vaak gefinancieerd door drugdealers!) is enorm en de mensen zijn tróts op hun communidad. De vraag rijst of je als NGO gebruik kunt maken van deze organisatiegraad, of dat het systeem juist gebaseerd is op het gebrek aan inmenging van buitenaf?
Voor het geval het je nog niet opgevallen was: Rio heeft mijn hart veroverd! Met alle problemen van een grote stad, de drukte, maniakale buschauffeurs, het vuil en de bedelaars. Maar ook met prachtige kleine buurtcafeetjes, weer eens heerlijke Europees aandoende winkels (Boeken! Kleding!), prachtige stranden en alles overgoten met dat heerlijke chaotische Latijns-Amerikaanse sausje....
quote:Mooi verwoordt!
Op zondag 25 augustus 2002 13:01 schreef BloodhoundFromHell het volgende:
mooi verhaal over rio (en de stukjes ervoor ook hoor!) ik ben er nog nooit geweest, maar hou ook van de chaos, drukte en gezelligheid van dergelijke steden, de struggle for life in sloppenwijken blijft altijd boeien en emotioneren, waar ook ter wereld. soms zulke mooie en sterke mensen met vrolijkheid, naastenliefde ,vastberadenheid, soms ook zo'n desperate wanhoop, hardheid en vreselijk leiden dat de tranen je in de ogen springen.
Na bijna 2 weken heb ik me eindelijk kunnen losrukken van Rio en ben ik na een record-bustijd van 26 uur beland in Salvador, in het Noorden van Brazilië.
De laatste dagen in Rio waren vooral gevuld met strand, mensen kijken en door de stad zwalken. En oh ja, ook nog een bezoekje aan Rio´s bekendste postkaart: de Cristo die met wijdgespreide armen uitkijkt over zijn stad. Het viel een beetje tegen moet ik zeggen, want hoewel Cristo alles kan zien vanaf zijn uitkijkpunt zo'n 700 meter boven de stad, is het beeld helemaal niet zo enorm dat jij het vanaf de stad kunt zien. Een beetje zoals de echte Cristo dus. Hoewel het uitzicht buitengewoon spectaculair is, deed het me al met al een beetje denken aan Manneke Pis in Brussel, waar je erg hard naar moet zoeken omdat het echte beeldje kleiner is dan de meeste souvenirs die ze van hem verkopen. Is dáár nou al die ophef over?
In zo'n toeristisch deel van de stad blijkt Rio, naast hoofdstad van voetbal en carnaval, ook hoofdstad van tacy souvenirs: Veel Cristos van kristal, gevoetverfde Pão Açucars en lederen flessehouders met Copacabana-opdruk. Wow.
De Lonely Planet had al aangegeven dat het bellen in Brazilië "een uitdaging" kon zijn...Daar ben ik gelukkig helemaal niet vies van, dus heb ik deze de week geprobeerd een vliegticket te reserveren van Salvador naar Foz do Iguaçu.
1. De telefoon-cabines in Brazilië hebben in het algemeen de vorm van een grote, blauwe oorschelp en staan bijna óp de weg tussen de razende bussen. Das niet erg, want de meeste Brazilianen spreken vrij hard. Ik vind een nogal scheve telefoon op een relatief rustige Praça.
2. Ik neem de hoorn op en draai het (gratis) nummer waarna veel geruis en vreemdsoortige klikjes en piepjes. Na drie keer proberen kan ik tussen het kabaal iemand van VASP ontwaren. Nu ben ik niet meer van plan los te laten, ook al wordt ik een beetje misselijk van een half-opgegeten broodje in de oorschelp (ik moet mijn hoofd flink naar binnen duwen om wat te kunnen horen).
3. Ik vraag naar iemand die "Fala Inglés/Castillano" (Engels/Spaans spreekt). Het meisje gaat op zoek. Na drie minuten niets wordt er opgehangen. De volgende poging loopt op hetzelfde uit.
4. Ik zoek een andere telefoon en vind er drie bijeen, waarvan één op kniehoogte (voor kinderen?). Ik kies er één met minder piepgeluiden, maar méér ruis.
5. Na mijn verzoek om een Engels/Spaanssprekende krijg ik nu een jongen die jofel roept: "That´s me, baby!", wat mij zelfs voor een Braziliáánse luchtvaartmaatschappij redelijk vrijpoostig lijkt. Hij schakelt me door naar "reservaciones".
6. Door de "verbeterde lijn" kan ik nu een wachtmuziekje horen: Een Portugese automatische stem probeert in te praten tegen de storm van een nogal luid samba-bandje.
7. Na enkele minuten krijg ik iemand van reservaciones die zodanig in paniek raakt van mijn verzoek in het Spaans dat ze de telefoon ophangt. Tot drie keer toe.
8. In pure wanhoop (ik weet dat VASP de goedkoopste tickets heeft) bel ik de gratis nummers van alle drie de andere Braziliaanse luchtvaartmaatschappijen. Ik krijg één fax, één kiestoon en één keer een Portugees bandje met een ander nummer dat ik tot vier keer toe verkeerd versta (Varig, toch een internationale (!) luchtvaartmaatschappij).
9. Ik bel mijn "That´s me baby"-vriend bij VASP nog maar een keer en leg uit dat het allemaal niet zo erg wil lukken. Hij geeft me een ander gratis nummer.
10. Het andere nummer werkt niet.
11. Ik krijg wéér een ander nummer, helaas niet gratis, integendeel, mijn telefoonkaart loopt sneller terug dan een tickerband in een natuurkunde-experiment (bestáán die nog??).
12. Na 1x bellen (in gesprek) besluit de telefoon dat ik nu wel genoeg heb gebeld en laat het er verder bij zitten. Volgende telefoon.
13. Oh joy! Het meisje aan de ander kant is van VASP reserveringen en spreekt vrij vloeiend Spaans.
14. Mijn achternaam is geen makkelijke naam voor een Braziliaan, wat blijkt als ik moet gaan spellen boven het geluid uit van een kind dat het op een brullen heeft gezet bij het kniehoge telefoontje (probeerde misschien ook een reservering bij VASP te maken...)
15. Alles gaat lekker, tot ik halverwege mijn reservering merk dat mijn telefoonkaart tot 3 units is teruggelopen. Natuurlijk kan ik nog net de naam van mijn behulpzame vriendin vragen, maar niet mijn o-zo-essentiële reserveringsnummer. "Ik bel terug!", roep ik wanhopig tegen de kiestoon.
16. Ik koop een nieuwe telefoonkaart (bij de drogist natuurlijk!)
17. Ik bel opnieuw en vraag naar Helena. "Wie is dat?" kan ik uit het Portugees opmaken "Werkt die hier?" Tegen de tijd dat ik heb uitgelegd (in mijn állerbeste Portugees) dat ik al een reservering heb, maar géén reserveringsnummer, heb ik nog een kwart van mijn kaart over.
18. Het uiterst vriendelijke, maar niet erg snelle meisje biedt aan mij terug te bellen. Alleen jammer dat het nummer van mijn telefoon vrijwel onleesbaar is, zodat ik tenslotte maar een paar nummers op de gok roep. Zonder veel hoop wacht ik een paar minuten in het hokje. Nee dus.
19. Opgelost. De senhora van mijn Hostel spreekt niet alleen Portugees, ze kan er ook in schelden...en dat helpt! Ik vlieg zaterdagochtend en hoop van harte dat VASPpiloten beter in hun werk zijn dan VASPtelefonistes (afgezien van Mi Amiga Helena dan).
20. Staartje. Als ik mijn ticket kom betalen op het VASP-kantoor blijkt dat ze (hoe kan het ook anders) nét die ochtend te tarieven hebben verhoogd. Of ik eventjes 70 reals extra wil betalen. Dat dacht ik toch niet! Maar er blijken ook voordelen aan het chaotiche systeem. Als ik namelijk naar een reisbureau ga en daar cash betaal, wordt mijn betaling vrolijk ge-antidateerd en betaal ik mijn oude prijs. Zo!
Salvador ligt in de Braziliaanse staat Bahia, de staat die bekend staat als de meest "Afrikaanse" van alle staten. Het grootste deel van de slaven kwam hier terecht en is hier gebleven. Dat betekent grote negers (pardon: Afro-Brazilianen) die mij met twee opgestoken duimen vanaf hn plastic-stoel-in-deuropening "Tudo bem?" (Alles goed?) toeroepen. Het betekent grote donkere vrouwen met gigantische gekleurde hoepelrokken en doeken om het hoofd en overal, óveral muziek. Als ik op zaterdagochtend om 10 uur aankom is de batteria (drumband) al aan het spelen en als ik om één uur terugkom na een avond uit (straks meer) oppert een oostenrijks stel om met zijn drieën wat te gaan drinken. Wegens muziek-kakefonie is er voor 3 uur 's nachts in Pelhorino geen slapen mogelijk. Salvador heet met recht "Cidade de Alegria"(Stad van de vrolijkheid)!
Salvador is trots op haar Afrikaanse roots. De stad heeft een prachtig Afrikaans museum waar, helaas alleen in het Portugees, wordt uitgelegd hoe de slaven in Bahia terecht kwamen. Hoewel in andere delen van Latijns-Amerika de slavenpopulatie zoveel mogelijk werd gemixt (om samenzweringen tussen de slaven te voorkomen) kwamen in Bahia vooral slaven uit Oost-Afrika (Benin, Nigeria, Angola) terecht. Hetgeen een unieke kans bood de eigen taal, voedsel, religie en muziek te behouden. Natuurlijk werd dit door de slavenhandelaars onderdrukt en heeft ook de tijd voor veel mixcultuur gezorgd. Maar nergens anders is Afrika zo voelbaar als juist hier.
Eén van de meest bijzondere uitingen van die Afrikaanse cultuur in Brazilië is de Candomblé. Camdomblé is een religie gebaseerd op de oude Afrikaanse geloven in één Oppergod en diverse Lagere Goden (orixás) met elk hun eigen karakteristieken en taken. Net als in de Europese mythen trouwden deze goden onderling en kregen ze kinderen, die ook weer goden werden. Toen de slaven het beleiden van hun geloof werd verboden werd de link met het katholieke geloof snel gelegd. De Goden werden verbonden met de Katholieke heiligen, die immers óók elk hun eigen taak en verhaal hebben. En zo konden de slaven ongehinderd doorgaan met het vereren van hun orixás.
Heden ten dage heeft Salvador diverse terreinos, waar de gelovingen op bepaalde dagen samenkomen voor het vereren van één specifieke orixá. En zo'n "dienst" (érg Europees woord!) kun je bijwonen. De avond waarop ik ging stond in het teken van Omolú, de god van pokken en ziekten (gezellig!). Aangezien hij (schijnbaar) onder de pok-putten zit is zijn lichaam afgedekt met een groot masker van touw, wat hem een beetje op een grote zwabber doet lijken. Zijn Christelijke equivalent is St. Lazarus, die bij mijn weten ook niet zo'n goede gezondheid had. De terreino was ook een prachtige mix van vrome (witte!) heiligenbeelden en schilderingen van de Afrikaanse goden in vol ornaat. De terreino was stampvol mensen, zelfs mensen die door de ramen naar binnen leunden. Op een groet troon-achtige stoel zat de Mãe (moeder) van de terreino, een oudere dame in een gigantische groene glittertjesjurk (die zoals later bleek, er goed de wind onder had!) gesteund door twee dames van middelbare leeftijd (de lelijke stiefdochters). De Mãe begon met het voorzingen van een bepaald lied, wat werd "beantwoord" door de Mediums, de mannen en vrouwen in het midden van de terreino en de percussieband die in een hoek zat. De mediums dansten, heel Afrikaans, met veel sierlijke heup- en hand-bewegingen. Het eerste deel van de avond stond vooral in het teken van deze zang en dans. Daarna was het tijd om te eten. Gigantische kookpotten werden binnengebracht. Ik had die avond al redelijk uitgebreid getafeld, maar er was geen weigeren aan: het bananenblad in mijn handen werd overvloedig gevuld met rijst, kip, bonen en popcorn. Eet smakelijk. Daarna ging de zang en dans verder, maar het ritme werd duidelijk opgevoerd en de dansers dansten zich het leplazerus (wat heel toepasselijk was natuurlijk). Het duurde niet lang of één van de dansers, een dame van middelbare leeftijd, stortte zich luid brullend ter aarde. Ze werd ondersteund door de lelijke stiefzusters. Al snel volgden de andere mediums, ieder in hun eigen luidruchtige, of juist volslagen in zichzelfgekeerde trance. Er volgde een pauze, waarin de mediums tot zichzelf konden komen en zich omkleedden voor het hoogtepunt van de dienst. Hierin zijn de mediums verkleed als orixás, in prachtige kostuums mét attributen. Sommigen waren duidelijk nog niet helemaal over hun trance heen en begonnen al snel weer te gillen of soïcijns rond te zwalken. De drums hadden nu zo'n razend tempo bereikt dat zelfs enkele mensen van het publiek zich in de kring stortten.
Hoe dit tafereel nog gerijmd kon worden met de Katholieke religie is mij een raadsel, maar de opzwepende muziek, de dansen en kostuums waren een hallucinerende ervaring!
Nog een aantal dagen gekleurde huisjes, stranden, opgestoken duimen en lekkere muziek en dan dient mijn vlucht naar de grens met Argentinië zich aan.
Salvador klinkt heel erg leuk en zo'n Candomblé dienst lijkt me ook een geweldige belefenis geweest.. ... Klein detail: Benin, Nigeria en Angola liggen in West Afrika..
Keep writing, ik heb het wederom met veel plezier gelezen!
quote:Oepsie
Op maandag 02 september 2002 12:49 schreef BloodhoundFromHell het volgende:Salvador klinkt heel erg leuk en zo'n Candomblé dienst lijkt me ook een geweldige belefenis geweest..
... Klein detail: Benin, Nigeria en Angola liggen in West Afrika..
![]()
Keep writing, ik heb het wederom met veel plezier gelezen!
Een veel te vol notitieblokje met allemaal dingen over Brazilië die ik óók nog aan jullie kwijt wil... Ondanks dat ik inmiddels sinds enkele dagen in Argenitinië ben dus nog een hoofdstukje Brasileino!
Er zijn veel verschillende beroepen in de wereld: mooie en belangrijke, nederige en spannende. Brazilië heeft aan de lijst beroepen die ik ken weer een nieuwe toegevoegd: de bordenoppasser!
Op iedere straathoek kom je borden tegen die je internet of een verzekering aanbieden of die je attent maken op de opening van een nieuwe winkel. En in Brazilië hoef je die niet vast te spijkeren of te plakken, hier huur je iemand die met een pot koffie op een klapstoeltje naast je bord gaat zitten.
Nu aankomende oktober Brazilië naar de stembus gaat kom je er helemaal veel tegen. Of ze de zaak veel goed doen is de vraag, want ik heb zelden mensen zo ongeïnspireerd en verveeld zien kijken als de oppassers van verkiezingsborden.
Van alle kanten grijnzen de kandidaten je aan. Een beetje verwarrend is het wel, met alle verschillende delen van het land die ik heb bezocht die ieder hun eigen vertegenwoordigers hebben komen alleen de gezichten van enkele landelijke kandidaten me vaag bekend voor. Omdat Brazilië via machines stemt (net als wij in Nederland) heeft iedere kandidaat een nummer dat met grote letters onder de hoofden staat. Dit systeem lijkt me niet geheel eerlijk, mij lijkt het duidelijk dat iemand met nummer 111 het zéker winnen zal van de kandidaat met 7168 (om van de kandidaat met 666 maar niet te spreken!).
Afgezien van het systeem van stemmen lijkt Lula, van Arbeiderspartij PT de hoogste ogen te gaan gooien. De man doet voor de vierde (!) keer een gooi naar het presidentsschap...de aanhouder wint, moet hij gedacht hebben! Het lijkt een trend te worden: Ook Lula laat zich (net als Evo in Bolivia) niet al te zachtzinnig uit over de VS. Hij heeft bovendien aangekondigd dat de Braziliaanse schuld aan het IMF wat hem betreft voorlopig niet afgelost hoeft te worden. Het interessante hieraan (ik zou bíjna zeggen: "Het léuke hieraan...") is dat Brazilië net iets meer van de toren kan blazen vergeleken met andere landen hier. Als de VS dreigt zijn hulp aan Bolivia op te schorten (bij het kiezen van kandidaat X) heeft Bolivia een ernstig probleem. Aangezien de schuld van Brazilië echter énorm is en een groot deel van die schuld, direct of indirect, in de VS staat, heeft deze keer de VS een enorm probleem als dit potje blufpoker waarheid wordt. Het is op zijn minst curieus dat de VS nu eens in deze positie wordt gedwongen (wat ze er natuurlijk niet van weerhoudt Lula op alle mogelijke manieren in discrediet te brengen....).
Ik blijf me verbazen over de buitengewone trots van de Brazilianen op hun land. De overmaat aan vlaggen die ik eerder beschreef zijn daar slechts één uiting van. Brazilianen vinden zonder uitzondering dat ze in het meest geweldige land ter wereld wonen ("Nu alleen de politiek nog!"), terwijl de meeste Bolivianen en Peruanen masse willen emigreren. En zo´n houding dóet natuurlijk iets met een land. Als mensen vinden dat hun land niets heeft om trots op te zijn (wellicht logisch als je dat eerst een paar honderd jaar wordt ingewreven door kolonisators en dat vervolgens nog een eeuw of twee wordt "bewezen" door je eigen politici!) is dat geen goede uitgangspositie om een land op te bouwen. En gelooft u niet in wazige begrippen als "trots op je land", bekijk dan eens het volgende: Op iedere plaats waar ik ben geweest in Brazilië is minimaal 80% van de aanwezige toeristen Braziliaans. Om het even in welke winkel je kijkt, welke producten je op tafel in een restaurant omdraait: "Made in Brasil"....eens kijken wat dát voor de economie van een land doet! En die cirkel valt natuurlijk gewoon rond te maken. Want al die mensen die hun prachtige land zien en omringd worden door fijne producten van eigen makelij worden alleen maar trotser op dat land.... Nu dat ándere cirkeltje in Bolivia en Peru (en Nicaragua...) nog even doorbreken!
Het verblijf in Salvador stond natúúrlijk in het teken van dansen en muziek. In Pelourinho waar ik verbleef, is dinsdagavond dé grote avond voor de Batterías, percussiebands die door de smalle, be-kinderkopte straatjes met gekleurde huisjes lopen. Na een wervelend samba-optreden van een andere band op één van Salvadors pleintjes liep ik in een straatje klem op een battería. Gewoon meelopen dan maar...of meedánsen natuurlijk! Ik sloot me, samen met twee meisjes uit Sao Paulo, aan bij een groepje jongens die vlak achter de battería liepen te dansen. We verstonden elkaar voor geen meter, maar een lól! Het was net het zomercarnaval, maar dan zonder de pakjes...Hoewel, helemaal vooraan stond één prachtig uitgedoste dame in veren...die van dichtbij ineens een heer bleek. Het feest was helemaal compleet toen er een gigantische regenbui losbarstte, die de battería verjaagde naar de portieken maar de dansers alleen maar vrolijker maakte: lekker fris!! "Isso!"
Via Claudio (mijn Braziliaanse dansleraar in Amsterdam) was ik in contact gekomen met Anibal, een vanwege het kalmere leven ("Loop eens rustig je bent in Bahia!") naar Salvador verhuisde Carioca. Hij nam me mee op lange wandeltochten langs de Barra, het strand van Salvador, lange gesprekken over politiek op terrasjes en een gezellige avond uit met vrienden in een superfancy discotheek. Nee, Brazilianen dansen niet alléén samba, maar ook op jaren 80 disco (en omdatwe toch wát moesten, hebben Anibal en ik daar wel gewoon Zouk op gedanst...) en mijn gód wat voelde ik me underdressed in mijn broek en gympies naast al die meiden in black-dresses. Tot ze aan het eind van de avond ineens komen toegeven dat jouw gympies er, naast hun stilettohakjes, toch best wel comfortabel uitzien...
Naast het meer "exotische" Candomblé van vorige week heb ik ook nog een "gewone" Katholieke kerk bezocht in Salvador, de Igreja do Senhor do Bonfim. Volgens vele volgelingen een kerk met een altaar dat wonderen verricht. Een vleugel van de kerk is daarom behangen met foto´s van mannen, vrouwen en kinderen (ik spotte zelfs een foto van een koe) die door O Senhor genezen zijn of daar nog op hopen. Het zou Zuid-Amerika niet zijn als er niet ook een paar foto´s tussenhingen van bloederig afgerukte vingers en mensen die trots hun litteken van-kin-tot-kruis showen. Je kunt in de kerk plastic poppetjes, voeten, handen of benen kopen die je gebed kracht kunnen bijzetten op de gewenste plaats. En mocht je even vergeten zijn dat je in Brazilië bent: Een bewonderaar heeft een plastic been achtergelaten bij een brief en een foto van Ronaldo. Of O Senhor er toch vooral maar even voor wil zorgen dat Ronaldo weer met gezonde benen kan deelnemen aan de aankomende Copa del Mundo...
Dan heb ik tenslotte de afgelopen dagen doorgebracht op de Braziliaans-Argentijns-Paraguayse grens (Ja, de vlucht is voorspoedig verlopen!) om daar Foz do Iguaçu te bezoeken. Eén van de grootste watervallen ter wereld en volgens de kenners (wat moet ik me voostellen bij een "kenner" van watervallen?!) zeker ook één van de mooiste.
Met twee Engelse meisjes logeerde ik in een hotel met twee wel heel schattige eigenaressen: een oudere, zeer religieuze dame en haar dochter. Ze kwamen om de haverklap kruidenthee brengen, op de hielen gezeten door twee erg lelijke hondjes.
Het bezichtigen van de watervallen (Argentijnse en Braziliaanse zijde) duurde zo´n 1,5 dag. En gaat dat dan niet vervelen? Nee, dat gaat niet vervelen!
Het omliggende park heeft hier en daar helaas een wat hoog Disney-gehalte: Je wordt met busjes (uitleg in 3 talen) van het bezoekerscentrum naar de foodcourt gebracht. Maar als je dan, na een half uurtje lopen over prachtig aangelegde wandelpaden, met het steeds sterker wordende geluid van het water, de eerste blik werpt op de eerste watervallen is dat dan toch onvergetelijk. Het probleem met de watervallen is dat iedere bocht op het pad weer een andere hoek of een andere waterval voor je ogen ontvouwt, waardoor je fotorolletjes er nogal hard doorheengaan (voor iets dat waarschijnlijk tóch niet in foto´s te vangen is!). Het hoogtepunt van de dag (al konden we ons na al dat moois nauwelijks meer voorstellen dat er nog zoiets kwam als een hoogtepunt) hadden we bewaard tot het laatst: El Garganta del Diablo (De keel van de duivel), een punt waar al het water van de wereld zich in één keer in een pijlloze diepte lijkt te storten en vervolgens door zijn eigen kracht, gelijk weer meters omhoog gestuwd wordt. Dit alles begeleid door donderend geraas, vlinders, vogels en meerdere regenbogen. Niet in woorden te vangen....
Toen ik gisteren in de taxi naar de grens stapte kwam Evalina (de hoteleigenaaresse) me nog luid roepend achterna: "Zenk you for staying, Holland people are so nice, Hope you are ghappy, God bless you!"
Inmiddels zit ik weer in een heel ánder hotel. Vanmorgen ben ik aangekomen in Buenos Aires. Het hotel, of "guesthouse", zoals Javier en Martin, de twee piepjonge porteño eigenaren het noemen, is gevestigd in een buitenwijk van de stad. Ik was van plan een paar dagen te blijven en te kijken hoe het beviel, maar na de eerste kennismaking en het zien van het huis (want hotel kun je het inderdaad niet noemen) was de keuze snel gemaakt: Hier wordt het de komende maand goed toeven!
Volgende week meer over Buenos Aires en The Garden House, wil je alvast een kijkje nemen dan kan dat op: http://www.estadodigital.com/garden (Ik slaap in de Tango-room!). Mocht je je afvragen of het écht zo mooi is...nee, het is móóier!
Het zal ook jullie niet ontgaan zijn dat Argentinië al sinds enige tijd in een ernstige economische crisis zit. De kranten staan er dagelijks vol mee: de inflatie stijgt, de aankopen dalen en inmiddels 19 miljoen Argentijnen leeft onder de armoedegrens. Dat is véél, maar wat merk je daar nu eigenlijk van? Ikzelf weinig, aangezien ik Argentinië tijdens de crisis niet vanuit eigen ervaring kan vergelijken met Argentinië vóór de crisis, maar slechts met de andere landen die ik in Latijns Amerika heb bezocht. En dan ziet het er allemaal nog niet zo dramatisch uit.... Maar ook voor veel hoge- en middenklasse porteños (bewoners van Buenos Aires) zijn de delen van dit gigantiche land waar kinderen doodgaan van de honger letterlijk en figuurlijk erg ver weg. Wat niét verweg is voor de porteños zijn de "bonnenboekjes" geld die de regering heeft uitgebracht om de geldstroom op gang te houden, de taxichauffeurs en ambulantes (straatverkopers) met universitaire opleiding en de massa´s mensen die je ´s avonds en ´s nachts in het centrum door het vuilins ziet spitten. En ook mij doet dat laatste wat. Want hoe vreselijk het ook is om te zeggen, armoede komt ineens een stuk dichterbij als het niet een vuile zwerver in kapotte kleding is bij die vuilnisbak, maar een dame die je buurvrouw zou kunnen zijn....
De afgelopen week hadden we tot twee maal toe een protest. Niet alleen tegen de regering en de crisis, maar ook tegen de daarmee gepaard gaande toename van diefstallen en berovingen in de stad. De porteños hebben jarenlang in één van de veiligste miljoenensteden ter wereld geleefd en worden nu voor het eerst geconfronteerd met echte grote-stads-problemen. Overigens nemen die protesten geensinds de vormen aan van de beelden die wij een half jaar geleden op CNN zagen... Op afgesproken tijden, gecommuniceerd via flyers, beginnen de auto´s en bussen 10 minuten lang te toeteren, slaan ambulantes op potten en pannen, klappen passanten in hun handen en staat mijn huisgenoot Martin op het balkon met zijn diggereedoo. Golven geluid die je door de hele stad hoort gaan. Ben benieuwd of ze het horen in het Congreso!
Ondanks dit alles zijn de Argentijnen verre van moedeloos. Goed, van de politici moeten ze het niet hebben. Die zijn altijd al corrupt geweest en daarbovenop is de huidige president een min-of-meer bewezen drugdealer. Waarvan moeten ze het dan wel hebben? Volgens een onderzoekje van het ontbijtnieuws van Buenos Aires dat ik gisteren zag heeft nog ongeveer 3% van de Argentijnen vertrouwen in de politiek, 20% in de kerk en een schrikbarende 40% in het leger... Nu zijn deze onderzoekjes waarschijnlijk net zo valide als de steekproeven van het SBSnieuws in Nederland ("10% van de Nederlanders denkt dat homosexualtiteit een ziekte is, dus 90% vindt Pim Fortuyn een toffe peer", zoiets... ), maar het blijft opmerkelijk voor een land waar de militaire dictatuur toch nog heel vers in het geheugen moet liggen!
Dus waarom komt het dan toch goed met de Argentijnen volgens de Argentijnen? Ze hebben een land stikvol resources, met een westerse infrastructuur en een bevolking die tot één van de hoogstopgeleide van het continent gerekend kan worden. En daarbij: Ze wonen in het mooiste land ter wereld! (Waar hoorde ik dat eerder?)
De afgelopen week heb ik mijn best gedaan deze enorme stad een beetje onder de knie te krijgen. Gelukkig, door de enorme variatie aan wijken en wijkjes heb je niet continu het idee dat je in een wereldstad bent. Grote winkelstraten rond Retiro; Het chique Recoletta met Gucci-winkels, professionele hondenuitlaters en het beroemde Cemetario waar (onder meer) Evita begraven ligt; La Boca, de meest toeristische wijk van Buenos Aires (ik heb er 2 andere toeristen gezien), met gekleurde metalen huisjes en overal vlaggen en grafitti´s van "El Diego" (Maradonna) en San Telmo, een soort klein Parijs, vol kinderkopstraatjes, antiekwinkeltjes en...Tango op straat!
De Argentijnen zijn er dol op, hun tango. Massa´s mensen die kijken, klappen en "Bravo!" roepen als er een prachtig koppel (zij in strakke jurk op hoge hakken, hij in pantalon, vest en shawl) de verschillende stijlen showt op een plein in San Telmo. Het mooiste is nog hun oprechte plezier te zien. Hoewel tango een serieuze dans is kunnen ze het niet laten af en toe breed naar elkaar te glimlachen. En na een kwartiertje dansen gaat de caballero (mannelijke danser) moeiteloos over in een hartstochtelijk politiek betoog. Geweldig! Bijna nog mooier dan dit jonge koppel is een ouder echtpaar dat een paar straten verderop een voorstelling geeft en dat ik vanaf mijn terrasje gade kan slaan. Iets minder spectaculaire sprongen natuurlijk, maar in dezelfde dresscode. Tussen de cheek-to-cheeks met zijn danspartner door, plukt de heer op leeftijd jongedames uit het publiek om een paar pasjes mee te dansen. Hij doet dit met zo´n charme dat geen van de dames durft te weigeren...
En het kon natuurlijk niet uitblijven: Ook ik heb inmiddels mijn weg gevonden naar een tango-school! Twee zeer goede docenten die mij, en mijn twee Amerikaanse huisgenoten, in een hoek van de dansvloer snel bijspijkeren, want de rest van de groep, voornamelijk oudere porteños, is al een stuk verder. Leuk! Ik heb gelijk maar hakken aangeschaft, want tango is geen dans voor gympies, dat lijkt me duidelijk!
Na alweer een aantal jaartjes solita te hebben gewoond, is het alhier weer tijd voor Activiteiten-Met-Het-Huis. Ik woon, zoals eerder gezegd, in een buitenwijk in het huis van Javier en Martin, twee porteños, samen met Forest en Daniel, twee Amerikanen die ook beiden wat langer blijven. En dus eten we samen, gaan veel uit, hebben gezamelijk tango-les en gaan naar de gym (jawel!), huren videos en proberen veel flessen Argentijnse wijn uit (voor net één Euro heb je hier een prima fles!). Hoewel ik dus nog steeds geen vrijwilligerswerk heb (De Straatkrant van Buenos Aires heeft een beetje moeite met telefoon opnemen! Grrrr... ) voel ik me al bijna thuis...
Ik voel me al bijna porteña omdat:
* Ik inmiddels een bus kan pakken, bíjna zonder mijn duimdikke busboekje te raadplegen;
* Ik muntjes spaar voor de bus, omdat je anders geheid ruzie krijgt met de buschauffeur;
* Ik op de weg terug van de supermarkt even langs de Heladeria ga voor een kwart-kilo ijs "para llevar" (om mee te nemen);
* Ik er bijna aan gewend ben dat ik niet hoef af te wassen of mijn bed op te maken, daar hebben "we" Edith, de huishoudster, voor (dat ik überhaupt mijn bordje naar de keuken breng is al even schrikken voor haar);
* Ik mensen die ik voor het eerst ontmoet onmiddelijk begin te zoenen;
* Ik, zodra ik heb verteld uit Holland te komen, porteños er onmiddelijk van weet te overtuigen dat wij allemaal heel veel van Maxima houden;
* Ik gesprekken heb met de kassajuffrouw in mijn supermarkt over Europese vorstenhuizen en Argentijnse politiek (ze is een beetje verliefd op Philippe van Spanje);
* Ik al bijna gewend ben aan het feit dat voor 21 uur je avondmaaltijd nuttigen belachelijk is en na 22 uur acceptabel;
Maar over het eten dan maar weer een volgende keer!
Voor nu kan ik jullie nog even mededelen dat mijn thuiskomst waarschijnlijk nog een maandje wordt opgeschoven....
Ik heb Hecho vanmiddag eindelijk bereikt en kan maandag beginnen! Zeer benieuwd....
Zie ook: www.hechoenbsas.com
quote:Hoe lang bleef je ook al weer in Argentinië?
Op vrijdag 13 september 2002 01:54 schreef Hik het volgende:
Vrijwilligerswerk-updateIk heb Hecho vanmiddag eindelijk bereikt en kan maandag beginnen! Zeer benieuwd....
Zie ook: www.hechoenbsas.com
Ga je al je posts (e-mails) nog bundelen trouwens? Bij elkaar is het een mooi reisverhaal..
Fortuyn is dood overigens, dat wist je toch wel?
[Dit bericht is gewijzigd door BloodhoundFromHell op 13-09-2002 21:39]
quote:Ik blijf nu een maand in B.A., daarna nog ongeveer een maand hier reizen, een maandje Chili en dan terug naar Peru.
Op vrijdag 13 september 2002 21:31 schreef BloodhoundFromHell het volgende:[..]
Hoe lang bleef je ook al weer in Argentinië?
quote:Hmmm....als jij een uitgever weet?!
Ga je al je posts (e-mails) nog bundelen trouwens? Bij elkaar is het een mooi reisverhaal..
quote:
Fortuyn is dood overigens, dat wist je toch wel?
quote:Dank! Dat is heel leuk om te horen!
Op zondag 15 september 2002 13:19 schreef piston het volgende:
Ik vindt dat je erg leuk schrijft, ik heb zelfs zin gekregen om richting Zuid-Amerika te gaan, je moet zeker een website maken met je reis verslag.
Waar haal je in godsnaam het geld vandaan om zo lang weg te blijven ?
ik ga binnenkort ook maar eens uitzoeken wat de mogelijkheden van verlofsparen en sabbaticals zijn bij de overheid!
quote:ehm, offtopic, ik weet niet wat je doet,maar bij de overheid heb je normaliter het recht een jaar onbetaald verlof te nemen!
Op dinsdag 17 september 2002 22:09 schreef Liejannuh het volgende:
Hik is afgestudeerd!
Dat is een groot verschil!ik ga binnenkort ook maar eens uitzoeken wat de mogelijkheden van verlofsparen en sabbaticals zijn bij de overheid!
quote:Veel sparen, afstuderen (inderdaad), geen verjaardags-, kerst- of afstudeercadeautjes vragen maar geld en hier en daar (
Op dinsdag 17 september 2002 09:40 schreef knep het volgende:
Ehm Hik, jij studeert toch nog.
Waar haal je in godsnaam het geld vandaan om zo lang weg te blijven
?
quote:Die adviezen moest ik ook maar eens ter harte nemen
Op woensdag 18 september 2002 01:35 schreef Hik het volgende:[..]
Veel sparen, afstuderen (inderdaad), geen verjaardags-, kerst- of afstudeercadeautjes vragen maar geld en hier en daar (
) wat geld lenen....
* knep heeft een gat in de hand
Jullie vroegen je het je natuurlijk inmiddels al af: Waar blijven Anne´s culinaire recenties? Want na het vertrek uit Peru heb ik weinig meer geschreven over de locale keukens. Over Bolivia was in ieder geval niet veel te melden, het land heeft weinig gerechten om echt trots op te zijn. Of je moet de Salteña, een overheerlijk pasteitje gevuld met kip, ei, olijven, vlees, groenten en wat men verder nog aan kliekjes over heeft, meetellen. Helaas komt de Salteña oorspronkelijk uit Salta, Argentinië, waarmee Bolivias laatste hoop op een culinaire traditie is vervlogen. De enige andere geneugden zijn veel, heel veel gefrituurde kip en Salsichas. Hoewel ik er van overtuigd ben dat je alles moet proberen, kan ik het niemand kwalijk nemen als ze dit gerecht aan zich voorbij laten gaan: niet-bepaald ovenverse frietjes (van het soort dat zich bij optillen vettig om je vinger heen vouwt) in een papieren zakje met daarop gefrituurde, in stukjes gehakte hotdog-worstjes. Een echte Boliviaan eet dit met flink veel mayonaise, ketjup, mosterd en aji (pikante saus). Eet smakelijk!
Na de eerder beschreven Quilo-restaurants, heerlijke chocoladetoetjes en garnalen op het strand in Brazilië, kwam de echte culinaire actie dan toch in Bahia (Salvador). De Bahiaanse keuken is een prachtige mix van Afrikaans en Zuid-Amerikaans koken, met veel spices, koriander, kokosmelk, bonen, okra, garnalen en krab. Wat ik zeker om de andere dag heb gegeten toen ik daar was, is Moqueca, een combinatie van schaal- of schelpdieren, rijst, kokosmelk, pepertjes en de in Bahia beroemde Dende-olie (palmolie). En dan waren er natuurlijk de Acarajés, gefrituurde bolletjes van bonen, gevuld met gedroogde garnalen, die overal op straat door enorme donkere dames met hoofddoeken worden verkocht.
Om eens goed uit te vinden welke Bahiaanse gerechten nu echt het bestellen waard waren heb ik één avond gegeten bij de kookschool van Salvador, met een buffet van ruim 40 lokale gerechten en minstens evenzoveel doodzenuwachtige jonge obers in veel te witte jasjes, gadegeslagen door een strenge maitre/docent. Het eten was zeker niet het beste dat ik in Bahia heb gehad, maar de vallende glazen, servetten en het continue aanschuiven van mijn stoel maakte veel goed.
Wat ik echter het meest mis aan Brazilië (uhm...afgezien van 30 graden en zon) zijn de sappen. Waar die in Peru en Bolivia al heerlijk en overvloedig aanwezig waren, kun je in een Braziliaanse sappenbar alleen al een middag doorbrengen met het kiézen wat je gaat nemen: Wordt het Cacau (sap van de Cacao-boom, dat helemáál niet naar chocola smaakt), Cajú (van de Cashew-boom, bovenop het paprika-vormige vruchtje zit de cashew-noot geplakt) of één van de minimaal 50 andere smaken? Mijn favoriet is de Maracuya... passievrucht!
En dan nu Argentinië. Grote lappen vlees, dat is wel duidelijk natuurlijk. Parillas (soort Barbecue restaurants) zijn werkelijk op iedere straathoek te vinden, soms met etalages vol dood beest. De steaks in alle vormen zijn geweldig van smaak, maar dat kan ook bijna niet anders als je die koeien hier op hun gemakje rond ziet huppelen. De Italiaanse immigranten die hier in vorige eeuw naartoe kwamen hebben behalve hun idiote accent bergen overheerlijke pasta en ijs achtergelaten. De Heladeria op de hoek hier heeft zeker 80 smaken. Maargoed dat ik zo vaak naar de gym ga!
Waar ik maar moeilijk aan kan wennen zijn allereest de etenstijden. Ontbijt: Non-existent (dát kende ik al), Lunch: Rond een uur of 1 (prima), Avondmaaltijd: De Parilla aan de overkant loopt rond een uur of half 10 ´s avonds vol met bejaarden, maar het gemiddelde volk loopt pas zo tegen elven binnen. Hoe deze mensen de volgende ochtend nog aan het werk gaan is een raadsel... Het volgende dat even wennen is, na 3 maanden aji, is het feit dat Argentijnen niet van spicy houden! Zelfs in de supermarkt is het kopen van een Tabasco-achtig sausje onmogelijk, omdat de prijzen van buitenlandse producten door de crisis zó zijn gestegen (12 euro voor een potje Chutney, iemand?), dat niemand ze meer koopt en ze dus automatisch uit de supermarkt verdwijnen. Mijn smaakpapillen begonnen zich wel erg te vervelen, maar gelukkig heb ik van de week een supergoed Thais/Cambodjaans/Vietnamees restaurant gevonden waar ze gerechten hebben waar de ogen weer ouderwets gaan tranen en je neus van gaat lopen. He, lekker!
Sinds afgelopen maandag zit er weer min of meer een soort ritme in mijn dagen...het is even wennen! Om half 8 verlaat ik het huis, gewapend met krant, appel en walkman om de stampvolle forenzentrein naar het centrum te nemen. Een uurtje later kom ik dan aan bij Hecho Bs. As., het straatmagazine van Buenos Aires. Het distributiecenrum is niet meer dan een totaal vervallen pand in een achterafstraatje. Er is een van pallets gefabriekte toonbank, een ruimte waar de verkopers koffie kunnen drinken en een kantoor. Als het regent regent het binnen harder dan buiten....
Voor wie (en dat kan ik me bijna niet voorstellen) in Nederland nog nooit een straatmagazine (Rotterdam) of straatkrant (Den Haag en Delft) van dichtbij heeft gezien: Straatmagazines worden uitgegeven door non-profitorganisaties en worden op straat verkocht door daklozen of mensen die een marginaal bestaan leiden. De kranten zijn gevuld met interviews met (lokaal of nationaal) bekende mensen, uitgaansnieuws en berichten van de straat (bijvoorbeeld een gesprek met een verkoper). In Nederland ben ik altijd al behoorlijk onder de indruk geweest van het project, aangezien het deze mensen op een laagdrempelige en menswaardige manier niet alleen wat extra geld laat verdienen, maar ook een zeker dagritme en verantwoordelijkheid meegeeft. Een kijkje in de keuken, zeker nu hier tijdens de crisis, leek me dan ook geweldig interessant!
Mijn werk is weinig ingewikkeld. Het bestaat uit het uitdelen van de magazines aan de verkopers (die ze aan de cashier hebben betaald), het zetten van een stempel hier en daar en zo nu en dan het maken van verkooppasjes. Aangezien er redelijk wat mensen werken (vrijwilligers (allemaal porteños) en mensen die zélf van de straat komen) lijkt dat niet veel werk. Maar de meeste tijd gaat zitten in praten, aangezien de verkopers niet alleen voor een stapel magazines komen, maar ook voor een kopje thee, maté en/of een sigaretje en een gezellig babbeltje met de andere verkopers of met ons.
Hecho functioneert ook als een doorverwijslokaal voor mensen die een dokter, kinderopvang, een nieuwe bril of juridische hulp nodig hebben. Aangezien veel van de verkopers zelf niet erg assertief zijn als het op hulp zoeken aankomt nemen de Hecho-medewerkers veel eigen initiatief: Wat hebben we je lang niet gezien, is er iets mis? En dan blijkt dat de jonge verkopster geen kinderopvang kan betalen, maar ook moeilijk met haar drie-jarig hummel iedere dag de straat op kan (waardoor ze dus weer geen geld heeft voor kinderopvang, etcetera....). De zware gevallen gaan naar Jorge, de boomlange directeur van Hecho en de grote held van alle verkopers. Een cita (afspraak) met hem dóet wat voor je status!
Mijn eerste dagen waren vooral gevuld met mijn ogen uitkijken en goedmoedig geplaagd en uitgeprobeerd worden door de verkopers. De variatie aan mensen is ongelooflijk. Er zijn meer dan 1200 verkopers, waarvan er ongeveer 500 actief verkopen. Sommige mensen komen maar 1 maal in de week een grote stapel halen, anderen zie je iedere dag en hangen meer bij Hecho rond dan dat ze kranten verkopen. De lijst van mensen die wachten op een verkoopplekje geeft een aardige beschrijving wat er zoal voorbij komt: 24 jaar 69 jaar 43 jaar 17 jaar; in een transithuis - in een hotel bij een vriend op straat; 1 kind gescheiden 3 kinderen; 3 maanden zonder werk 3 jaar zonder werk; gezond artritis- maagzweer slechtziend....
Voor het eerst realiseer ik me in volle proportie hóe bepalend het weer is voor deze mensen. Als het, zoals gisteren, een groot deel van de dag regent, heeft het weinig zin de straat op te gaan. Er zijn weinig kopers op straat en díe er zijn, gaan in de stromende regen echt niet stoppen om een krantje te kopen. Maar geen verkoop betekent geen geld om ´s nachts ergens te slapen. Toen ik gisteren naar bed ging bastte er een groot onweer los, waarvan ik de volgende morgen het resultaat bij Hecho kon zien. Een aantal mensen hebben een vaste slaapplek en één jongen was zo slim geweest om de hele nacht héél langzaam zijn was te doen in de lavandería, maar een aantal waren er niet in geslaagd het noodweer te ontsnappen. Marcello, een nogal ruwe gast vol tatoos (die sinds twee dagen tegen andere verkopers roept dat ze aardig voor me moeten zijn want ik ben zijn amiga) loopt te vloeken dat één van de meisjes van Hecho nieuwe droge sokken voor hem moet zoeken. Raoul, een grote, heel zachtaardige jongen is drijfnat en tot op het bot verkleumd. Hij loopt trillend als een rietje rond terwijl ik thee en een nieuwe pas voor hem maak en de andere meiden op zoek gaan naar oude truien die nog ergens rond moeten slingeren....
Is het dan alleen maar kommer en kwel? Integendeel! Een groot deel van de dag lach ik me dood om of ben ik simpelweg ontroerd door de absurde dingen die er nu weer gebeuren: Een oudere zwerver die bij het grofvuil een paardekop (zo´n skelet dat sommige mensen aan hun muur hebben hangen) heeft gevonden en hiermee óp zijn hoofd, door het pand struint. Of die man die mij trots een mapje met foto´s laat zien van alle beroemdheden aan wie hij de krant heeft verkocht (en die ik natuurlijk niet ken omdat het allemaal Argentijnen zijn). Of die jongen die binnenkomt met een piepklein hondje in zijn krantentas. Opgepikt op straat en de rest van de ochtend doodgeknuffeld door de medewerkers en andere verkopers. Of twee verkopers die elkaar na een lange tijd weer eens zien en elkaar enthousiast zoenend begroeten. Of de verkopers die hun drie woorden engels op me oefenen. Of iemand die na een doorwaakte nacht in het raamkozijn in slaap valt. Of de fotograaf die langskomt en alle branie van de verkopers met één klink van de camera laat verdwijnen....
Ondanks alles geniét ik, ik kan het niet helpen...De komende weken vast nog meer verhalen!
De lente is begonnen! Nee, niet voor jullie, maar aan "mijn" kant van de wereld! In Nederland bedenk je je na drie weken regen in april dat het eigenlijk al lente zou moeten zijn, in Argentinië wenst men elkaar een "Feliz día de la Primavera" (Gelukkige lentedag) en lijkt het weer nog te gehoorzamen ook...misschien moeten wij dat ook maar gaan doen. In Buenos Aires waren er veel lentefeesten en -markten, maar eigelijk is dat niets bijzonders. Op een doordeweekse lunchpauze wordt al duidelijk dat porteños diep in hun hart hetzelfde zijn als alle Latinos: ze leven niet om te werken, maar om in het park in de zon te liggen. En in het weekend wordt er gebarbecuet, er worden markten bezocht, dagtripjes ondernomen en uitgegaan tot de volgende ochtend.
Ook ik heb afgelopen weekend erg "porteño" doorgebracht. Op vrijdag en zaterdag heb ik met mijn twee Amerikaanse huisgenoten een bezoekje gebracht aan een door porteños geliefde weekendbestemming: het plaatsje Colonia in Uruguay. Slechts 2,5 uur varen met de boot, maar het feit dat je weer helemaal in- en uitgestempeld moet worden en met ander geld moet betalen, maakt dat je je helemaal in het buitenland voelt. Colonia bleek een schattig plaatsje met huisjes die meer portugees dan spaans aandeden, een heerlijk strand en mooi weer en een spectaculaire zonsondergang. Verder bleek dat mensen uit Uruguay, meer nog dan hun Argentijnse buren verslaafd zijn aan maté, een thee-achtig kruid dat een groene smurrie vormt in je beker en door een soort rietje wordt gedronken. Een Urugauyaan (ehm...?!) gaat nergens heen zonder zijn thermosfles en zak maté onder de arm. Klaar om op ieder moment gedeeld te worden met buren, vrienden of willekeurige voorbijgangers. Nee, ik vind het niét lekker....
Op zondag heb ik een bezoek gebracht aan één van de ontelbare Ferias die Buenos Aires rijk is. Bijna iedere wijk heeft zijn eigen weekendmarkt, vaak met kraampjes vol gevoetverfde schilderijtjes van tangokoppels en maté-rietjes, speciaal voor de drie toeristen die Buenos Aires rijk is. De Feria de Mataderos daarentegen is nog een zeer authentieke familie- en rommelmarkt. Veel taarten, illegale CDs, barbecues, clownsoptredens voor de kinderen en tweedehands kleding. Erg veel plezier gehad met hele families die op de foto wilden met hun barbecue, voetbalshirts of koopwaar.
De afgelopen maanden heb ik (ja, zelfs in Brazilië) Castillano gesproken, de naam die Latinos geven aan hún Spaans, om het te onderscheiden van dat vreemde sissende Spaans dat in Spanje wordt gesproken. Lezen, verstaan en vooral spreken gaat vrij vloeiend, hoewel de grammatica nog steeds wat rammelt. Helaas spreken Argentijnen (en dan vooral porteños) geen begrijpelijk Castillano maar, zoals één van de Hecho-verkopers aangaf "un quilombo" (een puinhoop), een Castillano met idiote "zj"-klanken, een Italiaanse tongval (met dank aan de vele Italiaanse immigranten) en doorspekt met Lunfardo. Lunfardo is het Argentijns van de straat, zoals dat aan het begin van de eeuw werd gesproken door mensen van twijfelachtig allooi, maar wat inmiddels is geadopteerd door een groot deel van de bevolking. Mannen, vrouwen en kinderen worden aangesproken met "Che!" ("Hey"), een Boludo is een idioot van het mannelijk geslacht en iemand die no lo doy bola zegt zal het werkelijk aan zijn *** roesten. Bij Hecho is het dan natuurlijk helemaal feest. Zelfs de meest doorgewinterde Lunfardosprekende porteño weet zich af en toe geen raad met het (soms tandeloze) gemompel van sommige verkopers. Gelukkig worden niet altijd echte antwoorden van je verwacht en volstaat een nietszeggend terugmompelen meestal ook....
De week bij Hecho was weer een aaneenschaking van momenten voor een tv-show: Op maandag nam één van de verkopers bloemen mee voor mij en de twee andere meisjes die op dat moment achter de toonbank stonden. Lichtelijk uitgebloeid, maar niet minder lief natuurlijk. Verder moest Betiana (een van de medewerkers) een aantal nieuwe verkopers de regels en organisatie uitleggen. Hierbij werd ze lichtelijk tegengewerkt door een overbehulpzame bejaarde verkoper die er continu doorheen kwam met tips uit het veld en nogal onduidelijke anekdotes.
Raoul kwam op dinsdagochtend om negen uur al licht beschonken binnenzetten. Hij bleef maar gewoon hangen, half slapend en iedereen begroetend met wel érg aanhankelijke knuffels want verkopen mogen de verkopers niet als ze hebben gedronken. Een andere verkoper moest geholpen worden met het schrijven van een brief: Als dít een envelop is, schrijf je híer de naam en het adres waar het heen moet en plak je dáár een postzegel....
Woensdag had ik mijn camera meegenomen voor wat foto´s. De eerste fotos werden stijf geposeerd, maar toen ik ze ook zelf een paar fotos liet nemen werd het steeds grappiger en spontaner. Iedereen moest apart, met mij én met een groep op de foto. Natuurlijk willen ze allemaal een afdrukje, wat ik maar snel moet gaan regelen, want het uitwisselen van adressen met een dakloze is nu eenmaal niet eenvoudig.
Op donderdag zou Perdro gaan vissen en kwam hij vragen of hij voor iemand wat kon meebrengen. Mij leek het wel wat, een lekkere verse vis, maar Jorge was wat minder enthousiast bij het idee dat iemand vis ging verhandelen vanuit het kantoor. Zit ook wel weer wat in. Een andere verkoper vroeg of ik graag las. Zeker! Hij had een erorm boek bij het afval gevonden en vroeg zich af of hij me daar een plezier mee kon doen. Ik heb maar uitgelegd dat het lezen van een duidend-paginas lang boek in het oud-Spaans mij waarschijnlijk ongeveer 100 jaar zal kosten.
Een wandeltocht door de stad levert nog steeds beelden van de crisis op. Ondergekladderde muren, gebaricardeerde banken (grote metalen schermen, gebutst door demonstranten die er tegenaan hebben geslagen) en iedere dag weer nieuwe manifestaties. Gisteren stond het plein voor een lokale bank vol met gemeentemedewerkers: stratemakers, doktoren en ambulancepersoneel uit het staatsziekenhuis en brandweermannen die allemaal al meer dan 3 maanden geen salaris hebben ontvangen.
Maar naast alle huidige probelemen blijft er in dit land ook nog genoeg oud zeer...
Op de Feria de Mataderos kom ik een Malvinas-veteraan tegen die met zijn hele handel van oude legerspullen op de foto wil. Ook bij Hecho hebben we er een aantal rondlopen. De Islas Malvinas zijn in Europa beter bekend als de Falkland-eilanden, horend bij Groot-Brittannië. Hier in Argentinië staan ze echter op iedere kaart als: Islas Malvinas (Arg.). De eilanden in een conversatie met Argentijnen aanduiden als Falklands getuigd van slechte smaak en kan je, afhankelijk van je gezelschap, te staan komen op zeer boze blikken.
De Argentijnen claimden de Britse eilanden al 1,5 eeuw, toen de dictator van dat moment, naarsitig op zoek naar iets leuks om zijn imago op te veizelen, begin jaren 80 besloot ze dan nu eindelijk maar eens terug te winnen. Thatcher, die op dat moment in Engeland ook niet al te lekker lag greep onmiddelijk in. Het werd een flinke flap in het gezicht van de Argentijnse nationale trots en de Argentijns-Engelse diplomatieke relaties zijn sinds die tijd op zijn zachtst gezegd koeltjes te noemen.
In het hart van Buenos Aires staat een groot monument voor de mannen die vielen in de Guerra de Malvinas en door de hele stad kun je buttons en vlaggetjes kopen met Malvinas Argentinas!. Voor de Argentijnen blijft het, zoals zo veel internationale incidenten waarbij Latijns-Amerkaanse landen betrokken zijn, een schrijnend iets om het álweer af te leggen tegen de westerse wereld. Gelukkig hebben ze het voetbal nog...
En dan natuurlijk dat ándere zeer waar, misschien nog wel meer dan tango, veel buitenlanders Argentinië mee associëren: De Dwaze moeders. Nog steeds maken ze iedere donderdag om half 4 hun rondjes over het Plaza de Mayo, vragend om informatie en gerechtigheid. Het verhaal is iedereen waarschijnlijk min of meer bekend: Onder het bewind van een reeks rechtse dictators in de jaren 70 werden politieke tegenstanders, of iedereen die daar op leek, van hun bed gelicht, gevangen genomen, vermoord of nooit meer teruggevonden. Kinderen van politieke tegenstanders die in gevangenschap werden geboren werden afgenomen en geadopteerd door echtparen die wél van de juiste politieke stroming waren. Toen de vuile oorlog (zo wordt deze periode genoemd) was afgelopen werden de schuldigen, door een opeenvolging van amnestiewetten, niet vervolgd, de reden waarom de nu hoogbejaarde moeders nog steeds vechten voor hun recht op infomatie en het straffen van de verantwoordelijken. Inmiddels worden ze bijgestaan door HIJOS, de organisatie van kínderen van die vuile oorlog. Ook zij zoeken gerechtigheid en willen weten wie hun échte ouders waren en hoe ze zijn gestorven.
Na 25 jaar lopen is het moeilijk in te schatten hoe het ervoor staat met de Dwaze Moeders. Vanzelfsprekend is de passie er een beetje uit, de dames lopen bedaard pratend hun rondjes, gadegeslagen door een enkele medestander en een enkele toerist en er is zelfs een klein kraampje waar je buttons, shirts en kaarten kunt kopen. Uit het krantje dat ik van ze koop, blijkt de organisatie zich inmiddels ook niet alleen meer bezig te houden met hun verdwenen familieleden: er wordt gepleid voor de socialistische revolutie en de Verenigde Staten wordt flink aan de schandpaal genageld. En hoewel het objectief dus misschien een beetje is vertroebeld, is er toch iets wat me koude rillingen geeft: Daar lopen moeders met foto´s om hun nek van hun kinderen, mensen van destijds míjn leeftijd die op een nacht zijn verdwenen en nooit meer zijn teruggekomen. Niet énkele mensen, maar 30.000 mensen. Deze moeders hebben nooit te horen gekregen wat er is gebeurt met hun kinderen en weten dat degenen die dat hebben verzonnen nog steeds vrij rondlopen. Je wílt het je niet eens voorstellen...
Voor mij nog een ruime week om te genieten van Buenos Aires en Hecho, daarna gaat het reizen weer beginnen! Tenslotte kan ik jullei nog mededelen dat mijn website weer een update heeft, met nog een aantal extra foto´s (en gelukkig deze keer een betere scanner!) en zelfs een extra stukje over de schildpadden in Brazilië...
quote:
Op vrijdag 4 oktober 2002 12:49 schreef XL het volgende:
Omdat ik zelf ook graag lang naar Zuid Amerika zou gaan (en dat dus ook nog wel ga doen) verzamel ik al je verhalen in 1 word document. Dan heb ik alles bij elkaar en het leest prettiger... maar dat document is nu al 44 pagina's en het blijft leuk!
Mijn laatste weekje Hecho, mijn laaste dagen Buenos Aires. Morgen komt mijn vader langs om twee weken samen te reizen. Hoewel ik hier nog wel een aantal dagen zal doorbrengen heb ik de afgelopen week toch al een beetje afscheid genomen van de stad. En het valt me zwaar... Net nu ik de weg begin te kennen, nieuwe mensen in het huis wegwijs maak, zelfs Porteños de juiste busstop wijs en me bij Hecho echt nuttig begin te maken ga ik weg!
Buenos Aires is een klein beetje mijn thuis geworden, waar ik als eerste stad ook qua kleurtje een beetje kan opgaan in de bevolking. Dus dan toch maar even een opsomming van die dingen die Buenos Aires Buenos Aires maken en die ik zo ga missen:
Mijn vader laat me over de mail weten dat hij het jammer vindt de aankomende twee weken de soap van de Nederlandse politiek te moeten missen. En hoewel LPF jullie behoorlijk bezig weet te houden, is de Argentijnse soap zeker ook de moeite waard!
Vorige week heeft buurman Lula, de Braziliaanse presidentskandidaat waarover ik jullie al eerder vertelde het gewaagd Argentinië (on camera) een Republiekje en een slecht voorbeeld te noemen. De Argentijnse media raken er niet over uitgebriest. Nu staat Lula al niet bekend om zijn subtiele uitlatingen (in dezelfde speach moest andermaal de VS het ontgelden), maar er zijn betere manieren om je buurland aan je te binden! Ondertussen proberen Argentijnse politici driftig een accoord te bereiken met het IMF en de Wereldbank om toch maar niet de torenhoge schulden te hoeven betalen die in December afgelost zou moeten worden.
En dan is er de nieuwe wet die men geaccepteerd probeert te krijgen. De wet moet ervoor zorgen dat alle 2.3 miljoen straatarme kinderen tot vijf jaar en zwangere vrouwen recht hebben op een bepaalde basisverzorging. Met name in de Chaco-provincie in het noorden van Argentinië is de nood op het moment hoog en de wet moet ervoor zorgen dat deze groep in ieder geval te eten heeft. Voor het accepteren van de wet zijn 400.000 handtekeningen (1,5% van het electoraat) nodig, en als je de rijen geduldig wachtende Porteños ziet voor de straatstandjes met handtekeningenformulieren, komen die er wel.
Alsof het contrast tussen de verkopers van Hecho en mijn eigen leven nog niet groot genoeg is heb ik vorige week, direct na thuiskomst van Hecho, een bezoek gebracht aan Agrentiniës nr.1 sport. Verbazingwekkend genoeg is dat geen voetbal, maar polo! Twee jongens van onze gym namen Daniel en mij mee naar de belangrijkste countryclub van Buenos Aires. Hoewel ik toch inmiddels wel wat gewend ben keek ik mijn ogen uit bij de gigantische huizen op het terrein. De polo-wedstrijd zelf vond plaats op een enorm groot en gladgeschoren grasveld. Langs de kant veel Ralph Lauren, hoedjes, Gucci-brillen en baretten. Het spel begreep ik niet echt, af en toe waren de spelers zo ver weg dat ik de bal nauwelijks kon onderscheiden, maar het geluid van acht aanstormende paarden was indrukwekkend! En wat voor paarden! Volgens één van de staljongens die we spraken zijn polopaarden Argentiniës enige exportproduct dat, hoewel misschien wat niche, nog in de lift zit. Maar de mooiste paarden houden ze lekker zelf...
En het is dan toch weer leuk om te zien dat het eigenlijke verschil tussen de mensen op het polo-veld en die in Hechos wankele kantoor, misschien maar denkbeeldig is. Die ochtend bij Hecho en die middag tussen de hoedjes beland ik in dezelfde discussie: Is het beste voetbalteam van Buenos Aires Boca of River?
De laatste week bij Hecho was geen gemakkelijke. Hoewel het werk zelf en het converseren met de verkopers me steeds makkelijker afgaat worden ook de scherpe kantjes duidelijk. Het lijkt wel of iedereen deze week zonder geld zit. Op één dag komen er zeker 15 man vragen om revistas fias (tijdschriften op de pof). De schulden die de verkopers bij Hecho hebben worden bijgehouden in een schrift en hoewel de regels hier en daar wat te buigen zijn worden er wel grenzen getrokken. Heeft iemand een aanzienlijke schuld (meer dan een peso of 5, om die op te lossen moeten er 6 tijdschrifeten worden verkocht en niets uitgegeven) zitten fias er niet zomaar in. Ze moeten dan eerst met Jorge praten en uitleggen hoe ze het denken af te lossen. Ik ben dus (gelukkig) niet degene die de uiteindelijke beslissing moet nemen, maar als er een oudere Malvinas-veteraan (die altijd erg mooi gedichten voor me declameert) voor mijn neus staat die dreigt zijn kamer kwijt te raken als hij niet heel snel met geld aankomt, kost nee-zeggen toch erg veel moeite....
Gelukkig maakt dat me een echte Latino! Ik bevind me in een cultuur waar No als een onbeleefd woord wordt gezien, hetgeen mij met mijn Hollandse directheid en liefde voor duidelijkheid soms in de problemen brengt. Van Bolivianen die je de hele stad doorsturen omdat ze simpelweg niet wéten waar de gevraagde weg zich bevindt en die dus maar wat zeggen, tot de dueños van mijn huidige hotel die werkelijk iédere gast laten komen (Natuurlijk hebben we plaats!), zodat ze van de week een extra kamer hebben moeten maken in de garage... Het is even wennen...
Maar terug naar Hecho... Waar ik me van de week een breuk heb gelachen toen ik de enorme massa kleren uitzocht die Porteños hadden achtergelaten voor de verkopers. Veel mensen hadden duidelijk niet echt nagedacht bij het inpakken, want naast veel kapotte en vuile kleding (yuck!) zaten er ook veel sexy uitgaanstopjes, stropdassen en zelfs iets dat leek op een buidsmeisjesjurk tussen de berg....niet heel erg praktisch voor het leven op straat.
Het stempelen van de tijdschrifen vergt speciale aandacht. De meeste verkopers zijn buitengewoon zuinig op hun handelswaar. Sommigen maken er een complete winkel van, met de tijdschrijften in plastic hoesjes en oudere uitgaven voor een speciaal prijsje ernaast. Prachtig om te zien.
Een ander opvallend punt is het enorme gemeenschapsgevoel dat er heerst. Zelfs de meest platzakke verkoper deelt zijn (droge) brood en laatste sigaretten met de andere verkopers en zelfs met ons. Meebegrachte kinderen en de hond van Jorge worden platgeknuffeld. En toen ik van de week met Daniel en onze nieuwe huisgenote Fiona over het Plaza de Mayo liep werd ik geroepen door een groepje verkopers die gezellig met z´n allen in de zon zaten. We werden onmiddellijk uitgenodigd om erbij te komen zitten en mee te delen in wijn uit pak (25 eurocent in de supermarkt, zag ik later) en buitengewoon smerige likeur met cola. Gezellig was het wel. En en passant werd er nog een mede-zwerver gered die met zijn dronken hoofd was gevallen en overvloedig bloedde uit zijn neus. Waar alle passanten snel verder liepen gingen twee verkopers een ambulance bellen.... Gemeenschapsgevoel.
Een gesprek met één van de verkopers bracht onder woorden waar ik al twee weken mee rondliep. Hij vroeg zich af waarom ik dit werk deed, werken met deze lage mensen (zijn woorden). Maar het zijn goede mensen toch? bracht ik in. Jazeker, goede mensen met slechte problemen, was zijn antwoord. Hoe kan het toch, dacht ik deze week steeds vaker, dat sommige mensen het leven zo zwaar valt? Dat je, zoals Ezie, 18 jaar bent, een prachtige jongen om te zien, gezond en slim, en dat je steeds vaker dronken en onder de blauwe plekken binnen komt zetten. Dat je ´s nachts dus vecht om stomme dingen, zoals een paar centavos, of een oude krant. Hoe kan dat toch? Waar gaat het mis? En dat je aan de andere kant ook successtories ziet, zoals de twee broertjes die dagelijks om 9 uur magazines komen kopen en er gezamelijk op een dag minimaal 60 afzetten. Wat is het verschil?
Ik ga ze missen. Ze hebben me 3 weken lang een blik gegund in een leven dat ik niet ken, hun verhalen gedeeld en me , voor zover ik dat nog niet was, compleet doordrongen van het nut van dit geweldige project. Willen jullie binnenkort allemaal een straatkrant kopen alsjeblieft? Gracias!
Webpage met verhalen en foto´s is te vinden onder het icoontje!
[Dit bericht is gewijzigd door Hik op 07-10-2002 23:47]
Het heeft even geduurd...mijn vader heeft me bezig gehouden!
Alweer twee weken geleden heb ik mijn vader ´s ochtends vroeg kunnen ophalen van het vliegveld, om twee weken samen te gaan reizen. Hij kreeg gelijk een prachtige les in Latijnsamerikaanse organisatie: Twee douane-uitgangen die uit elkaars zicht liggen, zodat je toch in ieder geval 50% kans hebt dat je je wachtende familieleden treft.
Natuurlijk moest er veel bijgepraat worden, en voor Jan, ook veel kennisgemaakt. Met de stad, het Latijnsamerikaanse verkeer (taxichauffeurs die over de passagiersstoel liggende met één hand het raampje gaan dichtdraaien terwijl ze een truck inhalen), Argentijnse biefstukken, Argentijnse wijn, Porteños en hun begroetingsrituelen (Vandaag weer een gesprek, opgevangen tussen klant en winkelier: "Hoe gaat het ermee?" "Fantastisch!" "Daar ben ik blij om!"). Zaken die voor mij al gewoon zijn geworden, waren voor Jan nog helemaal nieuw, iets dat dan weer heel leuk en gezond was voor mij.
Dan waren er een aantal kennismakingen die voor mij gelijk een afscheid inluiden. Allereest van mijn huisgenoten. Afscheid in de vorm van een verjaardagsfeest voor Martin, één van mijn porteño huisgenoten, met een ontstellende hoeveelheid drank en taart. En natuurlijk van Hecho, waar Jan uitgebreid werd gezoend door één van mijn vrolijke mannelijke straatvrienden.
Na drie dagen Buenos Aires hebben we de bus genomen naar Mendoza. Een busreis van 13 uur, maar zo confortabel dat Jan eigenlijk wel de hele tijd zo had willen reizen. Leren stoelen (ze moeten wat met dat biefstuk-restafval) waarbij de businessclass in een vliegtuis zou verbleken...
Mendoza bleek een heel leuk stadje, met overal prachtig betegelde pleintjes en fontijntjes en een heerlijke kleinstadse atmosfeer. Het stadje ligt in het Cuyo-district, waar 80% van de Argentijnse wijn vandaan komt. De druiven zijn destijds meegenomen door de Europeanen en bleken het in het droge, maar geirrigeerde Mendoza prima te doen. Tot voor 20 jaar geleden verdween de volledige wijnoogst in de buiken en kelders van de Argentijnen, maar de laatste jaren wordt er meer en meer geexporteerd. En terecht! Zelfs voor de studentenprijzen die wij in het huis betalen (vanaf 1 (één!) euro) voor een fles, ben ik eigenlijk nog geen slechte wijnen tegen gekomen.
Al met al kun je geen beter excuus verzinnen om minimaal één nieuw flesje per dag te proberen. De tweede dag in Mendoza hebben we helemaal in het teken gesteld van de wijn. Eerst een aantal bodegas bezocht, een rondleiding gekregen en al om half elf ´s ochtends aan het eerste proefglas, samen met een buslading Argentijnse bejaarden, die allemaal op ons gingen proosten toen ze hoorden dat we uit Nederland kwamen. De jongen die ons rondleidde moest natuurlijk nog wel even vermelden dat San Felipe ook naar Nederland wordt ge-exporteerd. Dus willen jullie proeven wat wij hebben geproeft: www.bodegalarural.com.ar
De tweede bodega was piepklein, er werkten slechts 5 mensen. Prachtige wijnkelder waar 1 mevrouw met de hand alle etiketten aan het vastplakken was. En gewandeld tussen de olijfbomen en druivenplanten met uitzicht op besneeuwde bergtoppen.
Terug in Mendoza was het tijd voor een wijnbar. Genoten van een paar heerlijke glaasjes en een berg kaasjes, olijven en ham. De eigenaar, een jonge jongen die in ons onmiddellijk een stel connesseurs herkende (hum...?!) blééf nieuwe flessen aandragen en nodigede ons uit om die avond gezellig terug te komen, wat we natuurlijk hebben gedaan. De volgende dag was een weinig productieve....
Vanuit Mendoza zijn we een dag de bergen ingeweest. De internationale weg naar Chili (Mendoza ligt zo´n 200 km van de grens) biedt spectaculaire uitzichten op de hoogste pieken van het continent. De tour waar we mee gingen was even schrikken. Niks geen kleine 4WD, maar een complete bus vol Argentijnse gezinnen en één verdwaalde Japanse jongen die geen Spaans en 3 woorden Engels sprak. De eerste stops stond ik vol verbijstering te kijken naar de enorme hoeveelheid mensen die zich voor nog grotere groepen mensen lieten vereeuwigen voor historische bruggen en vergezichten. Want met onze bus waren we terecht gekomen op een punt waar nóg 4 bussen van hetzelfde formaat stonden. Ik houd mezelf graag voor de gek met het idee dat ik als enige toerist de Andes door dartel en heb fotos van de brug dan ook verder maar laten zitten. Dankzij onze geweldige gids slaagden we er uiteindelijk in de andere bussen min of meer af te schudden en hebben we gelukkig uitgebreid kunnen genieten van de relatieve rust, de varieteit aan kleuren en de de waanzinnige indrukwekkende bergpieken. Er werd gestopt voor een stuwmeer en de Aconcagua (de hoogste berg van Latijns Amerika met meer dan 6900 meter). De Puenta del Inca, waar thermaal water door allemaal kleine gaatjes naar boven borrelt, dat een prachtige gele (van het sulfaat in het water) natuurlijke brug op heeft gelevert. Waar ze overigens ook weer hun best hebben gedaan op vreselijke souvenirs: Alle rotzooi die mensen ooit in het water hebben laten vallen (Blikjes, kinderschoentjes, mutsen) en die door de minelralen in het thermaal water zijn versteend kun je voor een habbekrats meenemen. Leuk.
Een andere stop was Los Penitentes, een skioord in de wintermaanden, waar we werden losgelaten om een poosje in de sneeuw te spelen. Dat lieten de Argentijnen zich geen twee keer zeggen! Velen van hen hadden moonboots gehuurd en de combinatie witte benen-korte broek-moonboots was onvergetelijk! Ook mooi om te zien dat skihotels er blijkbaar over de gehele wereld hetzelfde uitzien! Dan was er nog de hoogste stop, vlak voor de grens met Chili, het plaatsje Las Cuevas. In hoogzomer kun je hier nog verder de berg op. Maar met zo´n 5 meter sneeuw op de weg was het bordje "Intransitable" (ontoegankelijk) misschien wat overbodig!
Vanuit Mendoza wegens de korte tijd met het vliegtuig naar Salta, bijna tegen de grens met Bolivia. Het wordt eens te meer duidelijk dat er nauwelijks sprake is van één Argentinië (net zoals er niet één Peru of één Bolivia is), want ineens, na bijna 2 maanden Europa zit ik weer volop in de Andes-cultuur: dames met vlechten, vuile schoenpoetsjongetjes, markten met veel vreemde aardappelen, llamas en een plein waarop ik me zo terugwaan in Arequipa, Peru.
Vanuit Salta een twee-daagse tocht ondernomen door de Quebrada de Humahuaca, een vallei vol piepkleine dorpjes, waar indigene gezinnen al generatie op generatie dezelfde oogst binnenhalen, naar de kerk gaan en op dezelfde wijze op de plaza met de buren praten. Na de volle bus van de vorige keer hadden we besloten tot een iets andere aanpak: een piepklein Ford-K-je met daarin onze privé-gids Ignacio.
Weer twee dagen lang adembenemende berggezichten. De bergen in de Quebrada bevatten verschillende metalen, die zorgen voor een waar schilderspallet aan kleuren. In het plaatsje Pumamarca, waar we in een práchtig Trisha Guilt-style hotel de nacht doorbrachten, staat ligt zelfs de beroemde berg met de zeven kleuren. Meer nog dan de bergen, kleuren en cactussen was ik weg van de kleine dorpjes. Met kerken waarin iemand uitgebreid de tijd neemt je de schilderijen uit te leggen. Met kinderen die voetballen in de blubber. Met dames met schaapjes aan een lijntje. Met vaders met kinderen op de fiets. Met verlegen zusjes die bést op de foto willen.....
En of dat allemaal nog niet genoeg was bleek Ignacio op zichzelf al een attractie. Zijn leeftijd wilde hij niet onthullen (Je bent zo oud als je je voelt), maar afgezien van een onuitputtelijke kennis van het gebied had hij antropologie en archeologie gestudeerd, sprak hij Spaans, Portugees, Italiaans, Engels en twee indiaanse talen en had hij tussendoor nog tijd gezien 2 kinderen te krijgen, boeken te schrijven en een CD op te nemen met zijn eigen muziek. Gestudeerd bij de Jezuïeten, academisch opgeleid en nog steeds een verklaard katholiek was hij niet de meest voor dehandliggende persoon voor de discussies die we ´s avonds hadden. Op de één of andere manier staan in Nederland hoog-opgeleid en/of gelovig en andersinds spiritueel op gespannen voet. Maar wie ooit wel eens een boek heeft gelezen van Isabel Allende of Gabriel Gracia de Marquez, weet dat dat in Latijns Amerika helemaal niet zo hoeft te zijn. Spiritualiteit zit door de nabijheid van de natuur en de indiaanse volkeren veel meer verweven met het dagelijks leven. Dus hadden we het ´s avonds onder het genot van een wijn en een comida typica (streekgerecht) over Indiaanse mythen, Einsteins wiskundecijfers, levitatie, het verband tussen Stonehenge, de Inca-tempels en de pyramides in Egypte, kennis van een hogere macht, buitenaardse wezens en de overeenkomsten tussen wereldreligies.
Inmiddels ben ik ben weer terug in Buenos Aires en is mijn vader weer op huis aan. Hij schreef me dat hij nog wel even zal moeten bijkomen van alle indrukken!
Ondertussen zijn er weer nieuwe mensen in mijn huis en wacht ik de komst van een aantal oude vrienden nog even af, terwijl ik mijn trip naar het zuiden van Argentinië plan.
Hasta pronto!
Jullie hebben weer even moeten wachten op een nieuw verhaal. Vorige week nog een week (ja, nóg een week!) in Buenos Aires doorgebracht en niet veel opmerkelijke dingen gedaan of beleefd. Op wat kleine dingen na natuurlijk....
Zo was er allereerst een bezoek aan het beroemde Café Tortoni. Mijn huisgenootje Fiona schrijft haar proefschrift over Latijns Amerikaanse schrijfsters en Café Tortoni is dé plek waar zich de intellectuelen, schrijvers en componisten ophielden en schijnbaar nog ophouden. Het café heeft een erg Parijse uitstraling, veel spiegels en glas-in-lood, sigarettenrook en met goud behangen dames van middelbare leeftijd. In een apart zaaltje wordt een tangoshow gegeven. We krijgen een prachtig plekje vooraan, en met een fles wijn en een bakje olijven genieten we van het enorm foute vermaak: Een zanger die op André Hazes lijkt, een te dik meisje dat een prachtige tango danst met een meneer in een hele blauwe broek en de eigenaar die als een grote glimmende aardappel rondloopt om iedereen tot meezingen te manen. Wat een kitch! Maar de muzikanten zijn fantastisch en het enthousiasme van publiek en performers is zeer aanstekelijk. Toch nog ergens een tango-CD op de kop tikken!
"¡Que quilombo!", één van de meest Argentijns-spaanse uitspraken die er bestaat. Officieel is een "quilombo" een bordeel, maar Argentijnen gebruiken het voor alles dat een puinhoop is. En dat is nogal wat, zeker de het afgelopen jaar: De banken, het verkeer, de regering: Un quilombo, un quilombo, un quilombo....
Wat zéker een quilombo was, was mijn huis de afgelopen week. Mijn twee Porteño-vrienden hadden besloten te verhuizen naar een meer centrale lokatie in Buenos Aires en het huis moest daarom stante pede worden opgeknapt voor nieuwe bewoners. De werklui die daarvoor waren ingehuurd brachten de dag door met het drinken van maté, het bellen van heel veel verschillende mensen en het werken op 5 verschillende plaatsen tegelijk. Daar was een hele plausibele verklaring voor, die ik ergens ben vergeten in de tijd tussen dat ik niet meer kon douchen (omdat ze het bad aan het verven waren) en dat ik probeerde te internetten in een kamer zonder meubels (terwijl naast mij iemand met een drilboor de muur aan het weghakken was). "¡Que quilombo!"
Uit verhalen heb ik inmiddels begrepen dat veel werklui hier in veel gevallen erg hun best doen aan het Latino-stereotype te voldoen. Zo hoorde ik van een Nederlands gezin dat al een poosje in Sao Paulo woonde en waar een ruitje was geseuveld. Eén ruitje. Na een telefoontje naar de glaszetters kwamen er vijf werklui langs. Vijf. Voor één ruitje. Het duurde twee dagen voor het was vervangen. Want vijf werklui hebben heel wat bij te praten als ze elkaar al een poos niet hebben gezien! De Nederlandse man kon er inmiddels om lachen....
Maar uiteindelijk ben ik dan toch definitief (?) vertrokken uit Buenos Aires. Eerst maar een heel klein stukje, naar het piepkleine pampa-plaatsje San Antonio de Areco. Een busrit dwars door enorme velden vol koeien. Areco is zo´n plaatsje waar niemand zijn fiets op slot zet, de vleeswarenjongen in de "supermarkt" de volgende klant bij zijn voornaam aanspreekt en waar een aantal van die stoffige kleine kioskjes zijn, waar men werkelijk alles verkoopt (zodra men het heeft gevonden). Areco heeft een zekere faam opgebouwd als Gaucho-stad, met een museum geheel gewijd aan dit super-Argentijnse symbool. Veel zwepen, dolken, zadels en pistolen. Helemaal in het wilde westen. Het gastenboek, dat bijna geheel gevuld is met verhalen van Argentijnse bezoekers is vol trots. Zodra het heden een quilombo is gaan mensen hun verleden koesteren....
In Areco verbleef ik voor het eerst sinds járen weer eens in een tent. Het landleven leek wel weer eens leuk na bijna twee maanden in de stad. Maar de afgelopen jaren, en zeker na ook nog eens twee maanden in een mode-bewuste stad als Buenos Aires, ben ik wel een ontzettende stadstrut geworden. Nog net geen hakken, maar met gelakte nagels en fancy zonnebril en al. En met de slappe lach opspringen als er tijdens het afwassen een dikke pad op je schoenen gaat zitten. Dat soort dingen.
Waar ik dan wel weer helemaal trots op ben is mijn eerste geheel-eigenhandig bereide parilla. Want het zou geen Argentijnse camping zijn zonder minimaal twee dozijn barbecues op het terrein. En de "Bife de Lomo" die deze Hollandse daarop met de juiste portie geduld op heeft bereid, daar zou de gemiddelde Argentijnse asador (iemand die in een barbecue-restaurant werkt) nog een puntje aan kunnen zuigen. Zo.
Enkele dagen geleden dan eindelijk weer eens een échte busrit achter de rug. Na 20 uur bussen op zaterdag aangekomen in Puerto Madryn, Patagonië. Het landschap van Patagonië is ongelooflijk. Niet zozeer door schoonheid, als wel door de ongelooflijke leegte. Honderden kilometers lang niets anders dan gras en lage doornstruiken. Na 6 maanden Latijns Amerika kan ik me nog steeds verbazen om het ongebruikte land, de verlatenheid die je niet alleen hier, maar in álle landen die ik ben gepasseerd tegenkomt. In het noorden van Perú schijnen delen te zijn waar je gewoon naartoe kunt gaan met je naambordje en je rol prikkeldraad om een willekeurige lap grond te claimen. Zodra je het gaat bebouwen of beplanten is het van jou.... Onvoorstelbaar voor iemand opgegroeid in de Hollandse Randstad waar iedere vierkante centimeter is bezet!
Maar terug naar Patagonië. Puerto Madryn is, naast een haven, dé uitvalsbasis voor mensen die Peninsula Valdes willen bezoeken, een schiereiland en nationaal park dat beroemd is om zijn fauna. Toen ik me op maandagochtend meldde om met een tour mee te gaan, bleek de stress op het kantoortje van de travel agency een beetje toegeslagen. De enige engelstalige gids bleek ziek en nu zat de eigenaar met een spaanse gids en een half busje mensen die alleen engels spraken. Maar als ík nou even zou vertalen, kreeg ik de volgende dag een andere tour gratis... Niet gedacht dat mijn opgedane kennis van het spaans al zo snel iets op zou leveren!
Onze gids heette Monica, een enorme blonde Argentijnse, met een welluidende lach en een onuitputtelijke kenis van (onder meer) het sexleven van de complete fauna van het schiereiland: "De penis van een Ballena franca austral (walvis) is tussen de 1 meter en 1,80 meter lang." Scary!
Onze eerste stop was Puerto Piramides, waar we inscheepten op een bootje om de walvissen te bekijken die in de baai van het schiereiland hun kinderen krijgen en bescherming zoeken tegen de orcas. De eerste walvismoeder met kind kwamen we al na een tiental minuten uit de kust tegen. Op een meter of tien van de boot verdwenen eerst een enorme staart en daarna een kleinere (maar toch nog steeds een erg grote) in het water. Die ochtend hebben we zeker 15 verschillende walvissen gezien. Van de vissen zelf (pardon, zoogdieren) zie je niet veel meer dan de bulten en staarten die zo nu en dan boven het water uitkomen. Maar de grootte en het geluid van de ademhaling is onbeschrijflijk. De naam "Ballena franca" wil ondermeer zeggen dat het franke, nieuwsgierige en bepaald geen teruggetrokken dieren zijn. Sommige taferelen waren dan ook onvergetelijk. Zeker de "kleintjes" leken af en toe echt met de boot te spelen. Ze kwamen op aanraakafstand, bliezen hun "moca" (snot) in je gezicht en doken dan met hun enorme lijven onder de boot door. Al die tijd wijkt moeder walvis niet van hun zij. En als ze dan definitief onderduiken om een ander speeltje te zoeken durft iedereen op de boot eindelijk weer adem te halen....
De tocht over het eiland gaat verder naar Caleta Valdes en Punta Norte. Onderweg veel guanacos (soort llamas), nandú (soort struisvogels) en amadrillos. Aan de kust huizen kolonies zeeolifanten. Wel eens een klomp vet van 4000 kilo met het geluid van een buitenboordmotor enthousiast over het strand zien schuiven? Dat is wat je ziet als je het "eerste mannetje" van een zeeolifantenkolonie bezig ziet. Het strand ligt vol vrouwtjes die lui in de zon liggen en af en toe hun best doen uit de weg te blijven van die dikzak, terwijl in een nabij ondiep poeltje zeker 20 kleine zwarte "pups" rondspartelen. Het is prachtig om een poos in de zon te zitten en de bewegingen van deze kleine gemeenschap te bekijken.
En sommige mensen weidden daar hun hele leven aan. Op Punta Norte woont Roberto, een onderzoeker en natuurbeschermer, alleen met zijn paard. Hij zit daar al tien jaar, niet zozeer voor de olifanten als wel voor de orcas, die bij hoog tij komen om te langzame olifanten van het strand te pikken. Hij kent ze allemaal, de orcas, en zij kennen hem. Hij speelt mondharmonica voor ze en heeft de meest verbluffende fotos en verhalen. Orcas, zo beweert hij, zijn de meest intelligente dieren die er bestaan, omdat ze om hun doden treuren, net als wij mensen. En zo vertelt Roberto hoe de bewoners van Caleta een aantal maanden terug verbaasd toekeken toen een groep orcas in een lange stoet kwam aanzwemmen. Niet springend over de golven, zoals normaal gesproken, maar in een lange, statige rij. Pas toen ze dichterbij kwamen zagen de bewoners hoe de voorste orca, een vrouwtje, een kleine orca in haar bek droeg. En hoe de andere orcas haar begeleiden als de begrafenisstoet voor haar overleden jong.
De excursie van gisteren ging naar Punta Tombo, een grote pinguinkolonie zo´n 200 kilometer ten zuiden van Madryn. Waar iedereen op maandag vooral onder de indruk was en bezig was zijn adem in te houden, werd er gisteren vooral veel gelachen. Pinguins hebben zulke menselijk trekjes dat ze onvermijdelijk op je lachspieren werken. In Punta Tombo loop je er middenin, zeker nu de helft van de pinguins (mannetjes én vrouwtjes, ze delen het heel ge-emancipeerd!) op eieren ligt te broeden. Ik heb een paar uur lang genoten van hun oude-herengedrag als ze het water inliepen, het bijna arm-in-arm lopen van sommige pinguinstelletjes en vooral hoe ze gezellig terug gaan staren als je jou zien kijken.
De komende dagen wordt de reis naar het zuiden verder voortgezet!
Geniet er nog maar van de laatste paar weken!
Kga echt weer weg over een paar jaartjes
Raar is het, ik heb nog 5 weken vor de boeg, een stuk langer dan een "gemiddelde" vakantie, maar ik heb toch het gevoel dat het einde zo alngzamerhand dichterbij komt. Kerstplannen worden gemaakt, cadeautjes gekocht en doordat ik steeds meer richting Peru ga (goed, er ligt nog een heel land tussen, daar niet van...) heb ik het gevoel dat ik een beetje "op de terugweg" ben... Eerst nog maar eens een verhaaltje dan...
Hoewel het grootste deel van Zuid-Amerika een grote mix van volken, kleuren en rassen is, vind je over het gehele continent kliekjes de niet zijn opgegaan in de massa. Oude kolonisten die stug vasthouden aan hun eigen gewoonten, kleding en taal. In het zuiden van Brazilië vind je bijvoorbeeld hele enclaves Duitsters. Er zijn dorpjes daar waar ieder jaar Bierfesten worden gehouden, compleet met worst en lederhosen.
Argentinië is het immigratieland bij uitstek. Aan het einde van de vorige eeuw werd immigratie door de Argentijnse regering actief gepromoot. Er was een enorme hoeveelheid leeg land en de Argentijnse politici hadden een groot vertrouwen in de komst van Europese en met name Anglosaxische immigranten: Deze mensen zouden het land leren wat werklust, verantwoordelijkheid en respect voor gezag was! (Het spreekt voor zich dat dit soort uitspraken werden gedaan in een tijd dat er nog géén verkiezingen werden gehouden). Wat er in eerste instantie aankwam in Argentinië viel de politici een beetje tegen: Arme Ieren op de vlucht voor de hongersnood en religieuze vluchtelingen... Uiteindelijk kwamer echter ook de meer "sosphisticated" families waarop was gehoopt.
Patagonië werd voor veel immigranten hun nieuwe thuisland. Op foto´s in het Museo de Pioneros in Rio Gallegos (in het uiterste zuidpuntje van Patagonië) zie je mannen in donkere pakken met grote snorren en dames in enorme jurken met hoeden en corsetten. God, wat moeten die mensen geschrokken zijn toen ze in dit lege, "windswept" (in goed Nederlands...) land aankwamen. Hard geprobeerd natuurlijk, om aan de eigen tradities vast te houden, maar dat zal niet meegevallen zijn!
In die tijd was Patagonië ook niet helemáál zo leeg als de mensen was verteld. Verschillende stammen Telhuelche-indianen zwierven rond, wat ook even schrikken moet zijn geweest. Vlakbij Puerto Madryn doet het volgende verhaal de ronde: Een groep van enkele Welsh families trok vanuit de kust een paar dagreizen (te voet!) het land in om een nieuwe vestigingsplaats te zoeken. Eén nacht zochten ze beschutting in de luwte van een heuvel. Bij het onwaken echter, zagen ze zich omringd door een enorme groep van zeker 80 Telhuelches. Eén van de Welsh-babys begon te huilen, waarop haar moeder haar in de armen legde van één van de Telhuelche-vrouwen. Deze suste het kind en gaf het terug aan de moeder. En de basis voor een wat ongewone vriendschap was gelegd.
In veel gevallen hielpen de Telhuelche de nieuwe immigranten te wennen aan hun nieuwe land. En dat, samen met hard werken, hielp. Veel families hebben, ondanks de moeilijke start, uiteindelijk een leven opgebouwd dat véél beter is dan dat ze in hun geboorteland hadden kunnen krijgen. En "in the process" hielpen ze mee met de opbouw van Argentinië. Zo komt het dus dat je rond Puerto Madryn gemeentes tegenkomt waarin 30-50% van de bevolking claimt Welsh te zijn, waar mensen onderling die taal spreken en hight tea serveren, maar waar ze ondertussen óók trots zijn op hún land: Patagonië, Argentinië.
In Gaiman, één van die typisch Welshe plaatsjes bezoek ik een theehuis. Ondanks de palmbomen die het gebouw omzomen is het een totaal Britse enclave: Bloemetjesbehang en -tapijt, scones, een theepot in een gebreid roze hoesje en een lelieblanke serveerster met erg jaren 80-Brits haar. En om het allemaal nog echter te maken hangt in de gang een grote foto van het bezoek dat Princess Di er een jaar of tien geleden bracht. Het plakkaat naast haar foto is gezwollen van trots. Dat zal me een event geweest zijn!
Argentijnen grappen vaak dat de Mexicanen van de Mayas stammen, de Peruanen van de Incas en Argentijnen van de boten (waarmee ze uit Europa kwamen). De crisis heeft de situatie nogal veranderd. Het immigratiebeleid heeft in veel gevallen plaatsgemaakt voor: "beschermen wat we hebben" (Waar ken ik dat toch van?!) en met name in Buenos Aires kon je veel mensen tegen met bepaald ongezonde denkbeelden over hun Boliviaanse en Peruaanse buren, die tot voor een aantal jaren terug (toen Argentinië het rijkste land in de omgeving was) in grote getale naar Argentinië kwamen om de baantjes aan te nemen waar de Argentijnen zelf geen zin in hadden: Fabriekswerkers, bedienend personeel, huishoudelijk personeel. Inmiddels gaan veel van deze mensen terug naar hun land, simpelweg omdat het geld dat ze verdienen niet meer de moeite waard is.
En er is nog een ander gevolg van de crisis: Veel internationale bedrijven verplaatsen hun vestigingen naar andere landen met medeneming van hun -vaak hoogopgeleid- Argentijns personeel. Iets dat in de toekomst nog wel eens zuur kan uitpakken voor de Argentijns maatschappij. Of, zoals een verkoper met literaire ambitie bij Hecho schreef: We kwamen op de boten en nu vertrekken we met het vliegtuig....
Vanuit het Noorden van Patagonië ben ik verder afgezakt naar het zuiden. Nog niet helemaal in het zuidelijkste puntje, maar toch wel zóver dat er lustig wordt rondgestrooid met de term "Het einde van de wereld": El Calafate. Het dorpje zelf is één groot toeristengat, maar het biedt toegang tot Argentiniës bekendste Nationaal Park: Parque Nacional Los Glaciares. De Perito Moreno Gletcher in dit park is een "Glacier Avanzando", een gletcher die nog steeds in grootte toeneemt (hoewel die groei met de temperaturen de laatste jaren schijnbaar een beetje tegenvalt).
De gids in het park weet het mooi te brengen: Voor het busje een grote bocht omgaat die ons de eerste blik zal gunnen op de Glacier vraagt ze ons alle postkaarten en plaatjes die we hebben gezien in gedachten te nemen en die te vergelijken met wat we zo direct gaan zien: "Señores y señoras, Ladies and Gentlemen: Perito Moreno Glacier!".... En jawel: 8 man houden hun adem in: 4 km breed, 14 km diep en 60 meter hoog ijs, een schitterende blauwe glans, scherpe pieken, een turquoise meer en overal ijsschotsen. Een bootje brengt ons tot op 300 meter afstand. Dichterbij kun je niet komen, want continu vallen gigantische brokken ijs met veel spectakel in het "ijsbergkanaal". Het geluid van de ijsbergjes tegen de boot ontlokt aan één Gucci-bebrilde Argentijnse dame vol goud de kreet: "Titanic!".
De rest van de middag bekijk ik de glacier vanaf de kant. Het meest indrukwekkende is toch wel het geluid van het constante werken van het ijs: gekreun, gepiep en af en toe een donderend geraas als er weer een deel instort. Het park is uitgeroepen tot "World Heratage Site", een plaats die bewaard moet worden voor onze kinderen en kinds-kinderen, om deze te herinneren aan de tijd dat deze ijsgiganten in grote getale over de wereld kropen.... Laten we hopen dat dat lukt!
Vanuit El Calafate dus weer naar het noorden: Bariloche. En van Wales kom je dan ineens terecht in Zwitserland: Prachtige besneeuwde bergtoppen, naaldbomen en meren. In het stadje Bariloche veel Chalet-achtige gebouwtjes en keienstraatjes. Het centrale plein heeft een adembenemend uitzicht over het meer en de bergtoppen erachter en je kunt er op de foto met een St. Bernhard.
Gisteren heb ik een stuk gewandeld in de heuvels in het dorpje Llao llao, hier vlakbij. Ook hier weer meren en naaldbomen en een schattig kerkje van houten bielsen. Ik krijg de behoefte rond te gaan rennen en heel hard "The hiiiiills are aliiiive!" te gaan zingen. Gelukkig herinnert een groot bamboebos en de siësta in het dorpje er me nog net op tijd aan dat ik wel degelijk nog steeds in Argentinië ben!
Maar Argentinië zit er nu wel bijna op. Vanmiddag reis ik met de bus verder naar het noorden, naar Mendoza, om daar de grens over te steken. Het volgende bericht zal dus vanuit Chili komen!
Deze week was er een van re-encuentras (herontmoetingen). Allereerst met Mendoza, omdat dat nu eenmaal het meest gemakkelijke grensovergangspunt bleek. En dus weer terug naar het wijntentje waar ik al eerder was en haar eigenaar Martin, die bijna omviel van verbazing dat ik weer terug was. Het heeft wat schizofreens om 'weer terug' te zijn in een stad die nog niet helemaal de jouwe is, zoals eerder in Buenos Aires... Bekend maar toch niet.
Ook weer terug: warm weer! Van 13 graden in Bariloche naar 33 in Mendoza. Het is even wennen. Vooral ook omdat ook hier in Zuid-Amerika de winkels steeds voller raken met kerstornamenten. 'Rudolph the Rednose Raindeer' bij 30 graden is in mijn ogen volslagen belachelijk, maar het zal wel wennen.
En andere herontmoeting met Toby, een uit de kluiten gewassen Deen die ik drie maanden terug met een biertje in de hand naast een zwembad in Brazilie tegenkwam. Het biertje is er nog steeds! Toby is inmiddels 21 maanden onderweg, déze reis. Hij doet iets onduidelijks in de agrarische sector, wat er eigenlijk op neer komt dat ieder baantje sparen is voor de volgende reis. Het word wel moeilijker, geeft hij aan, nu de meerderheid van zijn vrienden aan huwlijken, kinderen en hypotheken begint.
Maar de belangrijkste herontmoeting is met mijn Schots-Amerikaanse vriendin Fiona uit Buenos Aires, die inmiddels in Santiago verder werk aan haar boek. Leuk om weer bij te kunnen kletsen en fotos van Buenos Aires te kunnen vergelijken.
Want ja, na ruim 2,5 maand is het me eindelijk, in ieder geval lijfelijk, geluk me los te rukken van Argentinie. Na een doorwaakte nacht vol sneeuw, kou, douaniers en stempels, stond ik op dinsdagochtend eindelijk in Santiago de Chile. Het eerste metroritje belichtte direct al de belangrijkste stadsproblemen van Santiago: In het treinstel hing boven het bordje: "Wat te doen in het geval van een aardbeving", een lichtbord met actuele informatie over de klimaatstoestand (lees: hoeveelheid smog) in de stad. Tot nu toe lijkt ik geluk te hebben: Iedere dag is het smogvrij genoeg om achter de koloniale gebouwen en palmbomen van Santiago de besneeuwde Andespieken te zien.
Na bijna een week kan ik zeggen dat ik Santiago een leuke stad vind. Het kostte me wat moeite me los te rukken van de beelden van "Mi Querida Buenos Aires" ("Mijn geliefde Buenos Aires" en gelijk de titel van een lied van Tango-koning Carlos Gardel). Maar Santiago is de perfecte overgang tussen het meer Europese van Buenos Aires en de complete chaos van Lima, waarnaar ik straks weer zal terugkeren.
De rit van Mendoza naar Santiago is nog geen 7 uur, maar het verschil tussen Chili en Argentinië, vaak in één mond genoemd als de twee meest Europese landen van dit continent, is overduidelijk. De enorme hoeveelheden vlees op het menu hebben plaatsgemaakt voor vis, de mensen spreken weer een ander (nu nóg onverstaanbaarder) Spaans en de wisselmeneer op het station meld mij vol trots dat "Chili nu het duurste land van Zuid-Amerika is". Hoera.
Gelukkig wordt hier minstens zoveel heerlijke wijn gedronken als in Argentinië. Een feit dat ik van de week, na een rondleiding in de beelschone wijngaarden van Concha & Toro (ook in Nederland in de schappen) en een bijbehorende proefsessie zelf heb kunnen vaststellen. En hoewel ik tango prachtig vind is het heerlijk om na al die tijd weer veel en goed salsa te kunnen dansen.
Tijdens mijn hele reis heb ik geprobeerd een beetje afwisseling aan te brengen in mijn logeeradressen. Zo min mogelijk echte (anonieme) hotels (meestal toch te duur), veel kleine familiehotels en "Casas de familia" (soort Bed&Breakfast), ideale plekken om veel Spaans te praten en hier en daar wat lokaal familieleven mee te pakken. Zo nu en dan is het echter ook meer dan prima om even terug te schakelen naar Engels en een biertje te drinken met een paar andere reizigers. In Santiago ben ik terecht gekomen in "La Casa Roja", backpackershostel if there ever was one! Dertig man bewonen een beeldschoon Victoriaans pand, nog volop in de verbouwing. Er wordt gepingpongd, gebarbecued en videos gehuurd en er hangt een sfeertje (of misschien is het de geur van bedorven voedsel in de koelkast) die me herinnert aan mijn eerste studentenhuis in Delft. Als deze plek iéts duidelijk maakt is het de totaal verschillende manieren waarop mensen met reizen omgaan.
Je in Zuid-Spanje vol laten lopen om de volgende dag op het strand uit te slapen is nooit mijn idee geweest van een welbestede vakantie, maar verre reizen zijn tegenwoordig zo gemakkelijk gemaakt dat je ook in de wat meer extreme uithoeken van de wereld mensen vindt die die dagbesteding aanhouden. En ja, zelfs als ik mensen tegenkom die al 7 maanden door Zuid-Amerika reizen en nog niet eens hun biertje in het spaans kunnen bestellen, of als ik iemand tegenkom die zijn 3 weken Argentinië in de tuin van het hostel doorbrengt, doe ik heel hard mijn best te denken "Dat iedereen nu eenmaal zijn eigen manier van reizen heeft". Dan zijn er de die-hard survivalers, die opwindende verhalen hebben over slangen in hun bed in Tibet en zelf-behandelde malaria in tijdens een tiendaagse boottocht over de Amazone. Er zijn mensen die na twee weken al doodgaan van eenzaamheid, omdat ze niets anders dan Japans spreken en er zijn mensen (zoals Toby) die al jaren onderweg zijn omdat het het enige is dat ze kunnen en willen in het leven. Het sfeertje in La Casa Roja is er niet minder om (in tegendeel). Ik geniet me suf als ik Gavin, een Australiër die net is aangekomen, vrolijk door hoor ratelen in het Engels tegen iemand die hier geen woord van verstaat. En dat hij dan vervolgens nog instemmend knikt bij het (voor hem onverstaaanbare) antwoord in het Spaans pleit nog meer voor hem.
Naast wijngaard bezoek was het lekker in Santiago door de stad te wandelen, schaakwedstrijden te volgen op de Plaza en vis te eten op de drukke markt. Eén totaal ander bezoek dat ik van de week bracht is aan de voormalige Villa Grimaldi. Een plaats die in de jaren 70 door Pinochets DINA (geheime politie) werd gebruikt voor de marteling en executie van politieke tegenstanders. Langzaamaan wordt de plek, in een buitenwijk van Santiago, omgebouwd tot een park ter herinnering aan de slachtoffers, waarvan in veel gevallen het lot nog steeds onbekend is: "Desaparecido", "Vermist".
In "Parque por la Paz", zoals het heet ("Park voor de Vrede") heerst een drukkende stilte. Er zijn niet veel mensen, een paar spelende kinderen en 2 andere toeristen. Veel meer dan een indrukwekkende lijst met namen en data is er voorlopig niet te zien. Maar toch verbaast het gebrek aan mensen me. Sterker nog, veel mensen aan wie ik onderweg de weg vraag lijken niet eens te weten dat het park bestáát. Net als in Argentinië lijken de mensen de donkere jaren 70 het liefst maar zo snale mogelijk te willen vergeten. Van de grote hoeveelheid boeken over politiek en geschiedenis in de Argentijnse boekhandels vind ik er slechts 1 of 2 die over de dictatuur gaan. Het boek dat ik zelf heb gelezen over de Argentijnse geschiedenis stópt simpelweg na Perón. De (Argentijnse) schrijver claimt dat na deze periode de sentimenten en persoonlijke betrokkenheid zo sterk worden dat het onmogelijk is er objectief over te schrijven. Herinnering is een sterk wapen, dat hebben de Dwaze moeders op de Plaza de Mayo en de bouwers van Parque por la Paz heel goed begrepen. Maar veel mensen wíllen niet herinneren. Het prachtige imago van "de meest Europese landen van Zuid-Amerika" zou zeker ernstig geschaadt worden en voormalige verantwoordelijken hebben nog steeds téveel aanhangers met dikke portemonnees en belangrijke functies. Dus blijft Pinochet voorlopig nog rustig verschijnen op cocktailparties....
Veel mensen vragen zich af waar die steun toch vandaankomt. Waarom wordt er gestemd op corrupte ex-presidenten en wie zijn die mensen die Pinochet nog steeds steunen? Want nee, het zijn zeker niet alleen die paar búlkend rijke mensen die Zuid-Amerika rijk is. Als Fujimori, ex-president van Peru, gevlucht naar Japan na eindeloze schandaal- en corruptieverhalen, de afgelopen verkiezingen inderdaad had meegedaan zoals hij graag had gewild, had de kans zeer wel aanwezig geweest dat hij weer president was geworden. Hoe kan dat toch?
Dat de problemen in Zuid-Amerika niet te vergelijken zijn met ons file-probleem en de wachtlijsten moge duidelijk zijn. En "een sterke man" ligt dan meer voor de hand dan het Nederlandse poldermodel. Wat mensen zich vooral herinneren van Fujimori is hoe hij de terroristen van Het Lichtend Pad opbergde. En veel mensen zien Pinochet als de man die de Chileense economie heeft gemaakt tot wat hij nu is: één van de, zo niet dé, sterktste van Zuid-Amerika(waarschijnlijk terecht)... En als je niet te eten hebt, of dagelijks beschoten wordt zal het je waarschijnlijk mínder boeien dat dat allemaal op een wat minder lieve manier bereikt wordt. Daarom zal ook voormalig president Menem bij de Argentijnse verkiezingen in januari, wel weer gekozen worden. Een corruptie- en drugsverleden zijn minder belangrijk dan de overtuiging van veel Argentijnen dat hij de kracht en ervaring heeft om het land uit de crisis te leiden.
Inmiddels ben ik aangekomen in Valparaíso, een havenplaats niet var van Santiago. De stad is een sprookje: De haven met knalblauwe zee, de stad die opkruipt tegen de heuvels, duizenden kleine gekleurde huisjes, flanerende marine-mannen in uniformen uit de hele wereld (ok dames, niet gelijk en masse afreizen ) en overal grappige rammelende liftjes die je de verschillende heuvels opbrengen. En veel, heel veel schaal- en schelpdieren natuurlijk.... Mjam.
quote:* envy !!!!!!
Op woensdag 27 november 2002 23:47 schreef Hik het volgende:
Deel 22 Re-encuentras, Mochileros y Desaparecidos
Mooi verhaal, geeft mij herinneringen aan mijn reis door brazilie, chili en argentinie (wat dit stuk betreft bijna dezelfde route; door de Andes van Mendoza naar Santiago). Ik ben ook bij Valpairiso/Viña del mar geweest, daar destijds wel een dagje strand meegepikt
Ga je ook nog naar het zuiden, richting Puerto Montt?
quote:Volgens mij kwam ze juist uit het zuiden (Patagonie), dus ik denk niet dat ze weer 1500 km zuidwaards gaat. Wel mooi trouwens, de omgeving van Puerto Montt.
Op donderdag 28 november 2002 12:42 schreef paricos het volgende:[..]
* envy !!!!!!
Mooi verhaal, geeft mij herinneringen aan mijn reis door brazilie, chili en argentinie (wat dit stuk betreft bijna dezelfde route; door de Andes van Mendoza naar Santiago). Ik ben ook bij Valpairiso/Viña del mar geweest, daar destijds wel een dagje strand meegepikt
Ga je ook nog naar het zuiden, richting Puerto Montt?
quote:je hebt gelijk, even over bariloche en zo gelezen. was me er niet eens van bewust dat Hik een zij was.
Op donderdag 28 november 2002 12:45 schreef Lucille het volgende:[..]
Volgens mij kwam ze juist uit het zuiden (Patagonie), dus ik denk niet dat ze weer 1500 km zuidwaards gaat. Wel mooi trouwens, de omgeving van Puerto Montt.
Een heel stuk tussen Puerto Montt en Santiago heb ik met de (nacht)trein afgelegd, zo'n klassieke was dat uit de jaren '30 met klassiek restauratierijtuig, waanzinnige bedconstructies. Heel gaaf.
quote:Die had ik dus ook willen nemen.
Op donderdag 28 november 2002 12:53 schreef paricos het volgende:[..]
je hebt gelijk, even over bariloche en zo gelezen. was me er niet eens van bewust dat Hik een zij was.
Een heel stuk tussen Puerto Montt en Santiago heb ik met de (nacht)trein afgelegd, zo'n klassieke was dat uit de jaren '30 met klassiek restauratierijtuig, waanzinnige bedconstructies. Heel gaaf.
quote:Ja, een "zij" inderdaad!
Op donderdag 28 november 2002 12:53 schreef paricos het volgende:[..]
je hebt gelijk, even over bariloche en zo gelezen. was me er niet eens van bewust dat Hik een zij was.
En nee, ik ga niet meer naar het zuiden... Heb net 2-3 weken zuid-Argentinië achter de rug en hoewel het zuiden van Chili me ook heel mooi lijkt zal dat voor een andere keer zijn. In de eerste plaats is Chili gewoon heel duur nu (zéker vergeleken met Argentinië) en daarbij begint de tijd ook een beetje te dringen... In het noorden van Chili valt nog genoeg te zien en over drie weken wordt ik alweer geacht op Lima airport te staan... Yuck
Veel plezier nog!
quote:Dat wordt héél erg op prijs gesteld!
Op vrijdag 29 november 2002 19:50 schreef Liejannuh het volgende:
Ter compensatie gaan we snel een meeting organiseren waarbij je al je verhalen mag vertellen!En foto's mag laten zien!
Veel plezier nog!
quote:Leuk! Inleveren!
Op vrijdag 29 november 2002 19:57 schreef Hik het volgende:[..]
Dat wordt héél erg op prijs gesteld!
![]()
Mijn familieleden en vrienden worden al een beetje bang als ik vraag: "Het zijn 40 rolletjes, heeft u even?!"
quote:Dat klinkt al een stuk enthousiaster dan: "Dat hoeven we toch niet allemaal in één keer te kijken he?!
Op vrijdag 29 november 2002 20:05 schreef YPPY het volgende:[..]
Leuk! Inleveren!
![]()
quote:Op CDs branden en in slideshowtje op de PC laten zien? Kan je alles in 1 keer vertellen
Op vrijdag 29 november 2002 19:57 schreef Hik het volgende:[..]
Dat wordt héél erg op prijs gesteld!
![]()
Mijn familieleden en vrienden worden al een beetje bang als ik vraag: "Het zijn 40 rolletjes, heeft u even?!"
quote:NEEEEEEE!!!!!!! Foto's moet je kunnen omslaan enzo. Dat is veeeeeel echter!
Op vrijdag 29 november 2002 22:19 schreef Dagobert het volgende:[..]
Op CDs branden en in slideshowtje op de PC laten zien? Kan je alles in 1 keer vertellen
quote:Da's niet zo leuk. Echte foto's is leuker. Dan kun je ook makkelijker terugbladeren en vergelijken. En dan kunnen er ook bonnetjes en kaartjes bij.
Op vrijdag 29 november 2002 22:19 schreef Dagobert het volgende:[..]
Op CDs branden en in slideshowtje op de PC laten zien? Kan je alles in 1 keer vertellen
quote:aansluit bij desbetreffende user
Op zaterdag 30 november 2002 10:52 schreef Liejannuh het volgende:[..]
NEEEEEEE!!!!!!! Foto's moet je kunnen omslaan enzo. Dat is veeeeeel echter!
Een echt fotoalbum is ook altijd leuk om door te kijken, met allemaal toegangskaartjes en bustickets enzo erbij! Dat heeftt gewoon charme!
Ik hoor de laatste weken meer en meer verhalen over kou en bijna bevroren grachten...Onvoorstelbaar! Ik lag gisteren, voor het eerst in mijn leven in december, in mijn bikini op het strand. Onder een groot spandoek met "Leve de zomer!"
Eerst maar eens verder over Valparaíso, ik schreef het al, een droomstadje, zoeen die kunstenaars inspireert.... Het kan dan ook niet anders of Pablo Neruda had hier zijn huis (één van de drie overigens).
Pablo Neruda? Wie was dat ook al weer? Een Chileense dichter (1904-1973) die in 1971 de Nobelprijs voor de literatuur won en daarnaast een bewogen leven leidde vol politiek (overtuigd communist), reizen (hij was consul over de hele wereld) en dames. In Valparaíso kun je zijn huis bezoeken, dat in een van de meest kleurrijke wijken van de stad staat en een prachtig uitzicht heeft over de heuvels en haven.
Ik vind het iets raars hebben, het bezoeken van de intieme plekken in het huis van iemand anders en het bekijken van zijn persoonlijke spullen: De slaapkamer van meneer Neruda, het bidet van meneer Neduda.... Toch zegt het veel, iemands huis, in dit geval vol spullen die hij van over de hele wereld verzamelde, glas-in-lood-raampjes uit oude huizen en wanden vol oude landkaarten. De anekdotes die de Stichting Neruda hier en daar heeft opgehangen maken het helemaal af. Al door zijn gedichten (toegegeven, ik heb nooit zijn zwaardere gedichten gelezen) was ik tot de conclusie gekomen dat het een vrolijke man vol humor geweest moet zijn. Om dat te bevestigen hangt in zijn woonkamer het statige portret van een onbekende koningin met kraag, tegenover dat van een ernstige heer, ook met kraag. Volgens de overlevering hing Neruda het schilderij daar op "zodat de koningin niet zo alleen zou zijn".
En als je dan nog niet overtuigd bent, een vertaling van zijn "Oda a la Cebolla (Ode aan de ui) zegt ook genoeg:
Onion,
luminous flask,
your beauty formed
petal by petal,
crystal scales expanded you
and in the secrecy of the dark earth
your belly grew round with dew.
Under the earth
the miracle
happened
and when your clumsy
green stem appeared,
and your leaves were born
like swords
in the garden,
the earth heaped up her power
showing your naked transparency,
and as the remote sea
in lifting the breasts of Aphrodite
duplicating the magnolia,
so did the earth
make you,
onion
clear as a planet
and destined
to shine,
constant constellation,
round rose of water,
upon
the table
of the poor.
You make us cry without hurting us.
I have praised everything that exists,
but to me, onion, you are
more beautiful than a bird
of dazzling feathers,
heavenly globe, platinum goblet,
unmoving dance
of the snowy anemone
and the fragrance of the earth lives
in your crystalline nature.
In een verloren hoekje in het huis bevind zich de bar, waar alleen Neruda achter mocht om vandaar zijn beroemde cocktails te bereiden. Boven de bar hangt een bordje met Don Pablo esta aqui (Meneer Pablo is hier)...en inderdaad, hij zou ieder moment binnen kunnen lopen....
Vanuit Valparaíso, na een korte strandstop in Viña del Mar (ontzettend beach-resort) verder naar het noorden, naar La Serena, één van de oudste steden van Chili. Ik bleek precis op de juiste dag aangekomen, want op 30 november was het in heel Chili tijd voor de al weken op televisie en billboards aangekondigde Teleton.
De Teleton is de Chileense variant op Ons Dorp: binnen een dag proberen de Chilenen zoveel mogelijk geld te verzamelen voor gehandicapte kindertjes. Dit gaat vanzelfsprekend gepaard met een televisiemarathon op alle Chileense kanalen en een bijna-onhaalbare doelstelling in geld, die natúúrlijk toch wordt gehaald.
In Santiago was het grote feest, dat we live via de televisie konden volgen, maar in La Serena was het fanatisme niets minder. De plaatselijke Mies Bouwman barstte bijna uit haar jurkje van enthousiasme bij het aankondigen van clowns, lokale zangers en jeugdige dansgroepjes (leuk altijd om te zien dat er in ieder dansensemble minimaal één kindje zit die totaal geen idee heeft wat-ie daar doet!). En natuurlijk werd iedereen aangespoord om toch vooral maar aan de sluiten in de rij voor de Banco de Chile, om ook die laatste muntjes te doneren. Voor al dat vermaak heb ook ik dankbaar mijn bijdrage neergelegd. In ruil daarvoor kreeg ik een grote sticker opgeplakt om te laten zien dat ik er helemaal bijhoorde....
In de buurt van La Serena bevinden zich maar liefst drie belangrijke observatioria. De condities in de Elqui-vallei, waarin La Serena zich bevindt (geen grote steden en dus geen omgevingslicht en een vrijwel altijd wolkenloze hemel) zijn de reden dat astronomen van over de hele wereld juist hier sterren komen kijken.
Mijn bezoek aan Observatiorio Mamalluca begon rond een uur of 8 ´s avonds toen het net begon te schemeren. Veel sterren waren er nog niet te zien, maar wel kreeg je vast een goede indruk van de afgelegenheid van het geheel. De rondleiding begon met een half uur durend, zeer interessant verhaal van een amateur-astronoom. Het was goed bedoeld, maar hij had zijn publiek een beetje verkeerd ingeschat. Scheikunde en natuurkunde op VWO-niveau, wat kennis van filosofie en de relativiteitstheorie waren wel een vereiste om het verhaal te kunnen volgen.... Een aantal Chileense gezinnen met videocamera´s keken vooral vertwijfeld. En het kon natuurlijk ook niet anders, we zijn tenslotte nog steeds in zeer katholiek gebied: Na 20 minuten over het ontstaan van sterren, de zon en aarde belandde er iemand in een geloofscrisis: Ik geloof u allemaal wel meneer, maar waar komt God er dan aan te pas? Los dat maar eens op, als astronoom zijnde!
Na dit enerverende praatje gingen we eerst naar buiten om de sterren met het blote oog gade te slaan. Op zich al indrukwekkend, want nog nooit in mijn leven heb ik zóveel sterren bij elkaar gezien! Onze gids legde wat uit over de verschillende sterrenstelsels. Ook boeiend, want ja: de sterrenhemel ziet er aan de onderkant van de wereld écht anders uit. Toen was het eindelijk tijd om door de telescoop te kijken. Een kleintje is het, vergeleken bij die van andere observatoria in de omgeving, maar toch nog steeds één die sterrenstelsels tot 140x uitvergroot. De telescoop en de koepel waarin deze staat wordt met behulp van een computer precies op het gewenste hemeldeel gericht...en dan is het: kijken maar! En wat zoeven nog een wazige vlek aan de hemel was, blijkt nu een cluster van duizenden sterren....
Inmiddels ben ik nog verder naar het noorden, nog verder richting Perú gereisd, naar het plaatsje Calama in de Atacama-woestijn. Daarover de volgende keer!
quote:Nee dwaas! Voor het eerst van m´n leven IN DECEMBER in m´n bikini!
Op dinsdag 3 december 2002 20:46 schreef BloodhoundFromHell het volgende:
Voor het eerst van je leven in je bikini?
quote:oeps
Op woensdag 4 december 2002 18:13 schreef Hik het volgende:[..]
Nee dwaas! Voor het eerst van m´n leven IN DECEMBER in m´n bikini!
De reis naar het noorden gaat verder....
Calama was wellicht wel het saaiste stadje van de hele trip, er was werkelijk geen bal te beleven. Het is opmerkelijk hoe ik ook sociaal gezien steeds dichter bij Perú leek te komen: Brakkere bussen die te laat rijden en rochelende mannen op het toilet van het hotel. Joepie. Toch ben ik een dag gebleven Vanuit Calama kun je namelijk een bezoek brengen aan de grootste kopermijn ter wereld. En aangezien ik in Bolivia al langs was geweest bij het zilver, wilde ik wel eens zien hoe het hier was.
De rondleiding in Chuquicatama wordt georganiseerd door de PR afdeling van Codelco, het staatsbedrijf dat veramntwoordlijk is voor de mijn. Dat is dus wel even andere koek dan de slaventoestanden in Potosi!
Er is een bedrijfsvideo, een Franse dame die zeer vloeiend spaans en iets minder engels spreekt, en een veiligheidskitje voor alle bezoekers, met daarin een helm, een jas, een bril, veiligheidsschoenen en een gasmasker (!).
De mijn is indrukwekkend. Alles lijkt groot te zijn: de mijn zelf, met afmetingen van 3 bij 4 kilometer en een diepte van dik 800 meter, de 15.000 mensen die er werken en vooral de vrachtwagens die af en aan rijden met het kopererts en waarvan alleen al de banden (!) 4 meter hoog zijn.
We mogen rondlopen in de werkplaats waar de vrachtwagens worden gerepareerd (en waar een vitrine staat met de voetbalbekers van het werkplaats-voetbalteam), zien de overmaat aan waarschuwingsborden voor de veiligheid van de medewerkers, en, mét gasmasker, de smeltplaats, waar het gloeiende koper met veel spectakel in platen wordt gegoten.
We mogen alles vragen laat de PR-dame weten Europeanen willen altijd vooral weten hoe het zit met het milieu. Dat kon natuurlijk niet uitblijven. Want Chuqui is (in tegenstelling tot de mijn in Potosí) een open mijn. Fijn voor de medewerkers en hun gezondheid, maar het opgeboorde gruis en stof wordt op deze manier, zeker door de droge omstandigheden, alle kanten opgeblazen. Dat het bedrijf veel doet om dit te voorkomen is wel duidelijk. Codelcos website, de gids, de bedrijfvideo, allen laten ongeveer iedere derde zin het woord milieu vallen en jaarlijks worden vele tientallen miljoenen geinvesteerd in het milieu, in het reinigen van het gebruikte water en in het hergebruiken van oude ertsen. Dat het nog niet helemaal lukt is ook duidelijk. In de loop van dit jaar moet de gehele bevolking van Chuqui onvrijwillig verkassen naar Calama, omdat het té vervuild is en het bedrijf wil gaan voldoen aan ISO-eisen.
En andermaal vraag ik me af hoe gerechtvaardigd het is om als westerling binnen te komen met je opgeheven vingertje en je preek over het milieu als je weet dat Codelco aan de ander kant verantwoordelijk is voor 18% van Chili´s export en 8% van het totale inkomen van de Chileense regering. Geld waarmee scholen en ziekenhuizen gebouwd worden. En de reden waarom de tours vooral vol zitten met Chileense ouders die hun kinderen vol trots laten zien waar dat geld allemaal vandaan komt.
Meer economie. Kersvers gekozen president Lula da Silva van Brazilië brengt een bezoek aan buren Argentinië en Chili. Een bezoek dat niet onopgemerkt blijft in de zuid-amerikaanse pers, vooral door Lula´s plannen met Mercosur. Mercosur staat voor de Mercado Común del Sur (Gezamelijke Zuidelijke Markt), een in 1991 opgerichte samenwerking tussen Brazilië, Argentinië, Paraguay en Uruguay. In 1994 kwamen Bolivia en Chili als bijzitters bij, met de intentie in de toekomst deel uit te maken van een vrijhandelszone binnen Zuid-Amerika. Naar model van onze eigen Europese Unie wordt er gesproken over één munt en zelfs een parlement voor de Mercosur-landen.
Lula is een groot voorstander van Mercosur. Hij windt er geen doekjes om dat hij de ontwikkeling van Mercosur belangrijker vindt dan die ándere vrijhandelszone: de door de Amerikanen geïnitieerde FTAA (de Free Trade Area of the Americas). Hij maakte dit vooral duidelijk door in eerste instantie Chili en Argentinië te bezoeken en pas daarná naar Washington af te reizen.
Dat laatste bezoek zal zeker interessant worden, al is het alleen al omdat Lula eerder in de pers Bush openlijk dom noemde. Een Amerikaanse mevrouw met een erg Republikeins hoofd en een fobie die duidelijk nog uit de Reagan-jaren stamt, laat mij via een Zuid-Amerikaanse krant weten dat de Verenigde Staten niet blij zijn met Lula. Wij zijn bang voor een blok Chavez-Lula-Castro dat mogelijk banden kan vormen met China. En binnen enkele zinnen sta je weer tot je knieën in de resten van de koude oorlog.
Ook binnen Zuid-Amerika zelf weet men het nog niet altijd. Perú, vanzelfsprekend ook omdat ze nog niet zijn opgenomen in het blok, heeft het in de krant over het dansen op de muziek van Lula da Silva. Bolivia en Chili gezellig samen aan één tafel lijkt na de gasprotesten van de afgelopen maanden ook enigzinds toekomstmuziek en sowieso is de rijkdom en het ontwikkelingsniveau tussen de verschillende landen nog enórm.
Aan de andere kant: de Nación Latinoamericana (Latijnsamerikaanse natie) vormt met 500 miljoen mensen (en een enorme jaarlijkse groei) een geduchte markt. En wellicht is het wel eens goed voor de Latinos om het zélf te doen. Niét weer in te springen in een project van de VS, dat de regio tóch al zo domineert. Het kleinste lid, Uruguay, ziet de toekomst van Mercosur in ieder geval zonnig in. In twee dagen daar kwam ik 2 restaurants, een hotel en een pompsation tegen met de naam Mercosur.
Vlakbij Calama ligt San Pedro de Atacama. Om in San Pedro te komen rijd je eerst ongeveer 2 uur door een landschap van stenen en zand: De Atacama-woestijn, één van de droogste woestijnen ter wereld. Opeens doemt dan een groene vlek op: het dorpje San Pedro, nog geen 1000 echte inwoners en bijna net zoveel toeristen. Toch is het opmerkelijk hoezeer het dorpje nog karakter en sfeer heeft weten te behouden...een combinatie van adobe-(soort van modder)huisjes en een overmaat aan sfeervolle restaurantjes met Pisco-sour (lokale coctail) happy hour.
Door de droogte en wind lijkt San Pedro gevangen in een permanente stofwolk. Tafels in restaurantjes, meubels in de hotelkamer en de mensen, alles heeft een lichtbruine waas. Van de twee bejaarde dametjes die mijn hotel runnen is er één zo oud, verschrompeld en klein dat ze gemakkelijk door zou kunnen gaan voor één van de mummies in het lokale museum, die door de droogte in de woestijn honderden jaren perfect zijn geconserveerd.
De Atacama-woestijn heb ik verkend op de fiets. Iets dat me de gelegenheid gaf tot veel stoppen en fotograferen van rare, door wind en zand gevormde formaties, maar vooral van het enige geluid: Het fluiten van de wind. De woestijn is rood, met rotsen met zoutaanhechtsels, gecraqueleerde grond en (gelukkig voor mijn huid) een vrij bewolkte lucht. Aan het einde van de dag belim ik een enorme zandheuvel om van daaraf te genieten van een wel erg spectaculaire zonsondergang: De lucht wordt oranje, rood en verderop onbeschrijflijk bizar door de laaghangende wolken: Ben ik nog wel op aarde? Het lijkt meer op Mars! Niet voor niets heet dit deel van de woestijn Valle de la Luna (Maanvallei).
De volgende dag vroeg op voor een ander natuurverschijnsel in de buurt van San Pedro: De El Tatio Geisers. Op een hoogte van 4300 meter bevinden zich een grote hoeveelheid kleine en grote hete bronnen. Van pruttelende gaatjes tot enorme spuitende en stoom blazende torens. Het geluid van het kokende water onder de grond is een bizarre ervaring en maakt weer even duidelijk dat wij in Nederland, vergeleken met deze landen, wel een erg kalm vloertje hebben: Deze vloer lééft!
Als de zon rond een uur of half zeven opkomt vormen de helblauwe hemel en de stoompluimen een schitterende combinatie. Bovendien is het dan tijd voor een eitje gekookt in één van de kleine geisergaten en een bad in een door een geiser gevulde lagune. Een zwembad op 4300 meter, waar je bij minus 5 graden heerlijk warm in kunt badderen. Nee, dat vind je ook niet in Nederland!
Op de terugweg dan speciaal voor mij nog een laatste blik op de Altiplano (het hoge Andesgebied gedeeld door Peru, Bolivia en Chili): Vicuñas, Vizcachas, Llamas, Flamingos, een dorpje waar drie families wonen en een herdersvrouw in felgekleurde kleding die op de voet wordt gevolgd door haar 2 honden, kat en huis-llama.... God, wat is dit mooi!
Inmiddels ben ik, na een kleine overdosis aan nachtbussen, weer aangekomen in Lima, Perú (ja, jullie letten even niet op...). Heel Lima hangt vol met hysterich knipperende en zingende kerstlampjes.... Van hier reis ik vanavond door richting Trujillo, in het noorden, een stukje Peru dat ik nog niet ken....nog tien dagen....
Hier in Nederland is het nog wat koud, hoewel de dooi er aan zit te komen morgen. Dat wordt dus een lekkere overgang in temperatuur als je over 2 weken weer terug bent. Nog veel plezier in de laatste dagen.
Heb genoten van je verhalen..
Goede terugreis alvast!
Ik had zelf nog gehoopt een laatste lang verhaal vanuit Peru te schrijven. Maar afscheid nemen kost meer tijd dan je denkt....
Morgennacht vertrek ik vanuit Lima en na een dagje Atlanta sta ik dan op de 22e , "Si Dios Quiere", om kwart over acht ´s ochtends op een (zo heb ik begrepen) steenkoud Schiphol.
De eerste week zal ik misschien nog wat vreemde trekjes vertonen. Zo zal ik mijn eurobiljetten continu op echtheid controleren, van junks verwachten dat ze mijn schoenen willen poetsen en overal een rol toiletpapier mee naartoe slepen (sterker nog, als er op jouw toilet een hangt, dan neem ik die waarschijnlijk mee). Het komt wel weer goed....
Ik beloof jullie nog een verhaal over de laatste week, over Lima en Trujillo, maar dat zal ongetwijfeld pas na de kerst worden verzonden. Daarom nu maar vast van hieruit voor jullie allemaal een hele Feliz Navidad....
Maak er wat moois van en tot heel snel!
quote:Hopelijk staat er iemand met een warme jas voor je op Schiphol.
Op vrijdag 20 december 2002 03:18 schreef Hik het volgende:
Deel 25: Feliz NavidadIk had zelf nog gehoopt een laatste lang verhaal vanuit Peru te schrijven. Maar afscheid nemen kost meer tijd dan je denkt....
Morgennacht vertrek ik vanuit Lima en na een dagje Atlanta sta ik dan op de 22e , "Si Dios Quiere", om kwart over acht ´s ochtends op een (zo heb ik begrepen) steenkoud Schiphol.De eerste week zal ik misschien nog wat vreemde trekjes vertonen. Zo zal ik mijn eurobiljetten continu op echtheid controleren, van junks verwachten dat ze mijn schoenen willen poetsen en overal een rol toiletpapier mee naartoe slepen (sterker nog, als er op jouw toilet een hangt, dan neem ik die waarschijnlijk mee). Het komt wel weer goed....
Ik beloof jullie nog een verhaal over de laatste week, over Lima en Trujillo, maar dat zal ongetwijfeld pas na de kerst worden verzonden. Daarom nu maar vast van hieruit voor jullie allemaal een hele Feliz Navidad....
Maak er wat moois van en tot heel snel!
quote:Volgens mij had Hik wel een warme jas bij zig. Die had ze een half jaar geleden nodig toen ze hoog in de Andes zat en het daar toen winter was.
Op vrijdag 20 december 2002 10:35 schreef paricos het volgende:[..]
Hopelijk staat er iemand met een warme jas voor je op Schiphol.
quote:Wow de tijd gaat echt snel, je komt weer thuis, nou in ieder geval heb je geweldige ervaringen gehad.
Op vrijdag 20 december 2002 03:18 schreef Hik het volgende:
Deel 25: Feliz NavidadIk had zelf nog gehoopt een laatste lang verhaal vanuit Peru te schrijven. Maar afscheid nemen kost meer tijd dan je denkt....
Morgennacht vertrek ik vanuit Lima en na een dagje Atlanta sta ik dan op de 22e , "Si Dios Quiere", om kwart over acht ´s ochtends op een (zo heb ik begrepen) steenkoud Schiphol.De eerste week zal ik misschien nog wat vreemde trekjes vertonen. Zo zal ik mijn eurobiljetten continu op echtheid controleren, van junks verwachten dat ze mijn schoenen willen poetsen en overal een rol toiletpapier mee naartoe slepen (sterker nog, als er op jouw toilet een hangt, dan neem ik die waarschijnlijk mee). Het komt wel weer goed....
Ik beloof jullie nog een verhaal over de laatste week, over Lima en Trujillo, maar dat zal ongetwijfeld pas na de kerst worden verzonden. Daarom nu maar vast van hieruit voor jullie allemaal een hele Feliz Navidad....
Maak er wat moois van en tot heel snel!
Lachen trouwens van dat wc papier!
En neem nou niet van ieder toilet dat je tegenkomt het WC papier mee!
Ik weet trouwens nog goed van toen ik terug kwam uit Australie en Nieuw Zeeland. Had 8 maanden lang in links rijden gebied gezeten en begon spontaan te panieken toen een vriend van me de rotonde verkeerd om nam!
Ze blijft tenslotte een Fok! junk.
Tja...
quote:Zo, jij bent enthousiast.
Op dinsdag 24 december 2002 19:34 schreef Hik het volgende:
*terug is*Tja...
En bedankt voor de enorm mooie reisverhalen, we hebben allemaal genoten Lekker boerenkool met worst eten, een klompendans doen in de regen en stilzwijgend in het bushokje staan ...
quote:Gracias... de verdad es frio aca... Dios mio!
Op dinsdag 24 december 2002 22:09 schreef paricos het volgende:
bienvenidos en este pais frio (?)
quote:Dank!
Op zondag 28 december 2003 16:16 schreef ernie09 het volgende:
Leuk om te lezen allemaal!*tevens terugvindpost*
Op m'n homepage staan ze ook... met een paar foto's
quote:Kijk! Dat is informatie waar een mens wat mee kan!
Op zondag 28 december 2003 16:32 schreef Hik het volgende:[..]
Dank!
Op m'n homepage staan ze ook... met een paar foto's
*is al onderweg*
quote:Is lelijke site hoor... moet nog een keer overgezet naar iets zónder enorme recalmebanners ook...
Op zondag 28 december 2003 16:38 schreef ernie09 het volgende:[..]
Kijk! Dat is informatie waar een mens wat mee kan!
*is al onderweg*
Maargoed, wél foto's
quote:ej , een site
Op zondag 28 december 2003 16:45 schreef Hik het volgende:[..]
Is lelijke site hoor... moet nog een keer overgezet naar iets zónder enorme recalmebanners ook...
Maargoed, wél foto's
quote:Yup...
Op zondag 28 december 2003 17:00 schreef BloodhoundFromHell het volgende:[..]
ej , een site
zie ik nu pas..
Ik ben alleen niet zo'n bouwer zelf en die tripod-bedoeling is wel érg aftands. Bij meer tijd ga ik daar gelijk wat aan doen!
quote:
Op zondag 28 december 2003 17:24 schreef qwerty_x het volgende:
inderdaad leuk om het nog eens terug te lezen op je page
en groetjes van de achterblijvers; we zullen aan je denken op ut strand !
arme hik..
quote:
Op zondag 28 december 2003 17:24 schreef qwerty_x het volgende:
inderdaad leuk om het nog eens terug te lezen op je page
en groetjes van de achterblijvers; we zullen aan je denken op ut strand !
kreng
quote:arme Hik is vaak genoeg uitgenodigd langs te komen ...
Op zondag 28 december 2003 17:30 schreef BloodhoundFromHell het volgende:[..]
heerlijk tactisch gebracht...
arme hik..
![]()
edit: en wat nou kreng ?? wordt er op z'n latino's aan je gedacht, is het weer niet goed.
quote:
Op zondag 28 december 2003 17:41 schreef qwerty_x het volgende:[..]
arme Hik is vaak genoeg uitgenodigd langs te komen ...
arme Hik wil niet ...
dus nix arme Hik !
(arme ikke ??)edit: en wat nou kreng ?? wordt er op z'n latino's aan je gedacht, is het weer niet goed.
Zal ik je toch maar te vriend houden dan?
Komen niet uit Engeland maar uit Japanquote:Santa Cruz had op onverklaarbare wijze hand weten te leggen op een grote hoeveelheid Engelse autos waarvan het stuur naar de juiste kant was verplaatst. Zodat je als passagier zat aan te kijken tegen de meters (die het verder toch niet doen) en een groot gat, dat soms was opgevuld met een glimmende Jesus of een paars pluche konijn met "I love you" op zijn buik.
Diego,quote:Op zaterdag 30 oktober 2004 03:02 schreef DiegoArmandoMaradona het volgende:
Komen niet uit Engeland maar uit Japan
Ik vond Colonia best mooi, maar zou het alleen aanbevelen als je echt láng in BsAs blijft. Zo bijzonder vond ik het nou ook weer niet. Vond het vooral geinig om een weekendje met de porteños mee te doen...quote:Op maandag 1 november 2004 13:13 schreef HarigeKerel het volgende:
Je zou ook een dagje een bezoek aan Colonia kunnen overwegen, ook erg aardig en goed te doen met de ferry vanuit BA.![]()
Mja.. da bedoel ikquote:Op dinsdag 19 april 2005 18:55 schreef DiegoArmandoMaradona het volgende:
La Paz - Santiago en Buenos Aires is denk iets van 4000 km dus als je 4,5 dagen achter elkaar in de bus wil zitten is dat wel aan te raden
Zo ben je tegen mij ooit ook een keer tekeer gegaanquote:Op woensdag 20 april 2005 11:06 schreef Hik het volgende:
In twee maanden dat allemaal doen?!![]()
Ik vind dat zó vreselijk dom...![]()
Redenen om het niet te doen:
- Je spendeert relatief veel te veel tijd in bussen. Over land doen is hartstikke leuk, om mensen te leren kennen, om landschappen te zien. Maar deze afstanden binnen 2 maanden is álleen maar in de bus zitten. Heb je enig idee van de afstanden daar?
- Je ziet niéts van een land. Een stad zien of een land is méér dan alleen de toeristische highlights "doen". Je bent toch geen Jappanner?
- De grootste attractie van Latijns Amerika is zijn bevolking. Door een beetje rustig aan te doen, zo nu en dan een (mid)dagje "niets" te doen, jezelf tijd te geven een plek te leren kennen geef je jezelf de gelegenheid wat mensen te leren kennen, bij iemand langs te gaan of nog eens af te spreken.
- Je bent dodelijk vermoeit aan het eind van je reis en zult pas door je foto's zien wat je allemaal gezien (lees: gemist) hebt. Geen rust om indrukken te verwerken, want jij moet alweer verder.
- Ik ben er van overtuigd dat het onveiliger is: doordat je geen enkele plek leert kennen, zwaar vermoeid wordt, geen idee hebt hoe dingen "werken" omdat je steeds weer ergens anders bent ben je een makkelijke "prooi" voor mensen die je willen oplichten of bestelen.
- Je hebt geen enkele ruimte voor afwijkingen van een strak schema, in positieve of negatieve zin: niet als je leuke mensen ontmoet, ergens lang(er) wilt blijven, of de liefde van je leven ontmoet, ook niet als er stakingen of demonstraties zijn.
Redenen om het wel te doen:
- Je hebt in korte tijd een heel stel stempels in je paspoort.
Take your pick...
Advies: Maak een keuze!!! Geniet van wat één of twee van deze mooie en inmens (!) grote landen te bieden hebben en kom later nog eens terug om een ander land te zien. (je ligt toch niet op sterven?!) Om de absolute hoogtepunten van een bepaald land te zien denk ik aan:
Minimaal 4-5 weken voor Peru, minimaal 4 voor Chili, minimaal 5 voor Argentinië, minimaal 5 voor Brazilië. Paraguay ken ik niet eens. Dan heb ik het niet over boerendorpjes (hoewel ik denk dat een paar daarvan heel veel toevoegen aan je reis), maar gewoon een béétje een beeld krijgen van een land.
Je hebt helemaal gelijk..! alleen vind ik het opzich ook wel wat hebben die extra spanning dat je een plek niet kent.. en genaait worden ach.. de laaste keer dat ik opgelicht werd door een local was juist omdat ik erg lang bleef hangen en die kerel op een gegeven moment ging vertrouwen... dus tis maar hoe je ermee omgaat.. of je je omgeving kent of niet.quote:- Ik ben er van overtuigd dat het onveiliger is: doordat je geen enkele plek leert kennen, zwaar vermoeid wordt, geen idee hebt hoe dingen "werken" omdat je steeds weer ergens anders bent ben je een makkelijke "prooi" voor mensen die je willen oplichten of bestelen.
Ik heb het zelfde, ik ben over het algemeen na 1 of 2 dagen een stad beu en wil dan verder.quote:Op woensdag 20 april 2005 12:19 schreef Porto het volgende:
[..]
Zo ben je tegen mij ooit ook een keer tekeer gegaanmaargoed je moet begrijpen dat niet iedereen zo graag chillt met locals en echt voor de mensen op reis gaat.. sommigen hebben gewoon weinig vakantie dagen/tijd en willen zo veel mogelijk zien in een korte periode.. ik zou me dood vervelen dat ik rustig aan zou doen.. als ik ergens aankom beginnen de kriebels alweer als ik op een kaart zie waar ik allemaal nog meer heen kan
kan er ook niets aan doen.. is een tik
en het gaat mij echt niet om veel stempels in me paspoort.. heb waarschijnlijk gewoon adhd
soms zijn mijn reizen dan ook erg vermoeiend, maar ik ga ook niet op vakantie om uit te rusten.. dat doe ik wel op kantoor of in het weekend thuis
![]()
[..]
Ik zou er liever een tijdje levenquote:Op dinsdag 19 april 2005 22:37 schreef qwerty_x het volgende:
mijn inbreng is misschien niet geheel en al objectief
maar de zin van het leven -samengevat en enigszins vrij geinterpreteerd- is toch echt:
Brazilie zien en sterven
Wat heeft Brazilie wel wat Argentinie niet heeft?quote:Op dinsdag 19 april 2005 22:37 schreef qwerty_x het volgende:
mijn inbreng is misschien niet geheel en al objectief
maar de zin van het leven -samengevat en enigszins vrij geinterpreteerd- is toch echt:
Brazilie zien en sterven
|
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |