Ik had eerder beloofd om hier op terug te komen, dus bij dezen:
Er werd
geclaimd dat het islamitische rijk nooit het 'centrum van (alle) kennis en wetenschap in de wereld is geweest. Daarbij werd door iemand anders
gewezen op het 'feit' dat het centrum van alle kennis en wetenschap niet in het Midden-Oosten lag, maar in China. De Chinezen zouden ten tijde van de islamitische wetenschap een hoger niveau halen.
Het centrum van alle kennis en wetenschap:Om niet meteen met de deur in huis te vallen volgt hier eerst een korte introductie m.b.t. de opkomst van de Abbasiden, het kalifaat onder leiding van de verlichte heerser Al-Ma'mun. Tegen het eind van de jaren 740 begon de Perzische bekeerling Abu Muslim een opstand tegen het Omajjadische bewind in Khorasan. Abu Muslim leidde zijn opstand in naam van de familie van de profeet, waarmee hij zijn eigenlijke doel maskeerde en een groot aanhang wist te verwerven. Hij kreeg steun van de Arabische kolonisten in Khorasan, die aanstoot namen aan hun belastingen en zich verraden voelden door de Omajjaden. Met behulp van zijn aanhangers versloeg hij de lokale oppositie en leidde de legers van de opstandelingen onder een zwarte banier vanuit Merv naar het westen. Ze versloegen in een reeks veldslagen in 749-750 de strijdkrachten die door de Omajjadische kalief op hen af waren gestuurd en riepen in 750 in Kufa een nieuw kalief uit - Abu'l Abbas. In 755 werd Abu Muslim overigens door de nieuwe kalief geëxecuteerd.
De kaliefen, met name Al-Ma'mun (813-833) stimuleerden en ondersteunden geleerden die oude teksten vertaalden in het Arabisch, eerst vanuit het Perzisch, maar later ook uit het Syrisch en Grieks, op basis van manuscripten die in de veroverde gebieden werden ontdekt. Al-Ma'muns voorganger, Al-Mansur (754-755), had een nieuw bibliotheek opgericht, het Bayt- al-Hikma (Huis der Wijsheid), dat poogde alle kennis op één plek bijeen te brengen en in het Arabisch te vertalen. Het idee was overigens direct overgenomen van het model van de Sassanidische Koninklijke bibliotheken en leunden sterk op geschriften en geleerden uit Gondeshapur in Khoezistan, de beroemdste van alle Sassanidische academies. Gondeshapur werd overigens niet veel later overvleugeld door Bagdad.
Tezelfdertijd werd de verspreiding van kennis en wetenschap bevorderd door de introductie van in China geproduceerde papier, dat het duurdere en lastig te beschrijven papyrus en perkament verving. Al-Ma'mun schijnt in de hand te hebben gewerkt dat de aandacht werd verlegd naar astrologie, wiskunde en de vertaling van Griekse teksten, onder het toeziend oog van zijn belangrijke vertaler, Hunayn ibn Ishaq. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot wat later de negende-eeuwse renaissance is genoemd. In het Arabisch schrijvende Perzische geleerden ontdekten de lessen van in het bijzonder de Griekse filosofie, wiskunde, natuurkunde, geneeskunde, geschiedenis en literatuur, en pasten deze ook toe. De nieuwe geleerdheid was niet slechts passief, maar ook creatief en leidde tot nieuwe en kwalitatief hoogstaande wetenschappelijke geschriften, literatuur, geschiedwerken en dichte kunst, die in de daaropvolgende eeuwen de basis vormden van veel latere intellectuele inspanningen, ook in Europa.
Dankzij de vertalingen was de filosofei van Aristoteles en Plato bijzonder invloedrijk, met name door figuren als Al-Kindi en Al-Farabi. Ook der grote historicus al-Tabari (838-923) was in deze tijd werkzaam in Bagdad. De geneeskunde boekte aanzienlijke vooruitgang dankzij degelijk wetenschappelijk onderzoek op het gebied van anatomie, epidemiologie en andere disciplines, waarzee zij voortbouwde op het werk van de klassieke Griekse arts Galenus en dat uiteindelijk ver achter zich liet. Veel van deze verworvenheden werden later bijeengebracht en in het westen bekendgemaakt door de geschriften van een andere Pers, de grote Avicenna (980-1037)/ De geschriften van Avicenna waren zowel in het oosten als het westen van groot belang vanwege zijn prestaties van de aristotelische filosofische methode en in het bijzonder de logica; aristotelisch opgezette disputen gingen vanaf die tijd van Avicenna een centraal rol spelen in het hoger onderwijs aan oosterse madrassa's.
Het was een periode van grote intellectuele energie, opwinding en ontdekkingen. Zoals het Abbasidische hof voor opeenvolgende generaties dienst deed als een schoolvoorbeeld van goed bestuur en andere zaken, zo vervulde het tevens een modelfunctie op intellectueel en cultureel gebied. De Arabische vertalingen die in de elfde eeuw door Perzen in Bagdad waren gemaakt, werden later ten behoeve van westerse lezers vertaald in het Latijn door vertalers als Gerard van Cremona, die in de twaalfde eeuw werkzaam was in het Spaanse Toledo, en verleenden de westerse wetenschap een nieuwe vitaliteit. Avicenna en Averroes, eveneens een Arabische aristoteliaan, werden vertrouwde namen op de nieuwe universiteiten van Europa.
De Abbasidische periode was een tijd van enorme menselijke prestaties, zowel op politiek gebied als met betrekking tot beschaving, kunst, architectuur, wetenschap en literatuur. De lancering van nieuwe ideeën en de uitwisseling van oude ideeën binnen een uitgestrekt gebied dat bijeen werd gehouden door een over het algemeen minzaam en tolerant bestuur bracht een dynamische en uiterst invloedrijke beschaving voort, die - het behoeft geen betoog - ver voorliep op wat er zich toentertijd in Europa en in de rest van de wereld afspeelde.
Toby E. Huff concludeert in één van zijn boeken:
quote:
''Onze zorg is met het feit dat vanaf de achtste eeuw tot het einde van de veertiende, Arabische wetenschap waarschijnlijk het meest geavanceerde in de wereld was, hogelijk het westen en China overtrof. In vrijwel elk gebied van het streven - in astronomie, alchemie, wiskunde, geneeskunde, optica, enzovoorts - waren Arabische wetenschappers (dat wil zeggen, Midden-Oosterse individuen die in de eerste plaats het Arabisch gebruikten, maar ook Arabieren, Iraniers, christenen, Joden en anderen) in de voorhoede van wetenschappelijke vooruitgang.''
Het overwicht van de Arabische wetenschap werd overigens voor het eerst gedocumenteerd in groot detail door George Sarton in zijn magistrale
Introduction to the History of Science. Maar ook door mensen als Max Meyerhof in zijn "
Science and Medicine", in The Legacy of Islam, G. Anawati, Martin Plessner, etc.
Overigens is mijn streven allerminst om de bijdrage van de Chinezen aan de wetenschap te bagatelliseren. De Chinezen hebben grote bijdragen geleverd aan de wetenschap en met het uitvinden van iets dergelijks als papier de verspreiding van kennis vergemakkelijkt, maar beweringen als dat de islamitische wetenschap op zijn hoogtepunt onder deed voor de wetenschap in China of dat de islamitische rijk nooit het centrum voor (alle) kennis en wetenschap in de wereld is geweest, zijn onjuist.