Periode voor de revolutie:
Mossadegh:
Mossadegh was een telg van de Kadjaren-familie, had gestudeerd in Parijs en Zwitserland, en was gepromoveerd in rechten. Hij had zijn hele leven gewijd aan de zaak van de Iraanse nationale soevereiniteit en een constitutioneel staatsbestel. Op zijn initiatief stemde de Majlis (Iraans parlement) op 15 maart 1951 voor nationalisatie van de Iraanse olie-industrie en op 28 april 1951 benoemde ze Mossadegh tot premier. De Britten stelden toen een blokkade in. Hierdoor kon er geen olie meer worden geëxporteerd. Met steun van de Amerikanen en Britten werd toen de eerste democratisch gekozen premier van Iran met een coup afgezet. Mossadegh werd gearresteerd, het leger en Zahedi namen de macht over en de sjah keerde terug. Mossadegh werd uiteindelijk door een militaire rechtbank schuldig bevonden aan hoogverraad, maar mocht de rest van zijn leen onder huisarrest blijven.
Dit alles zorgde voor meer vervreemding van de Iraniërs ten opzichte van de sjah. Ook werd Amerika niet langer door de Iraniërs als hun droomprins gezien. Het beroofde de VS grotendeels van de bekoring die ze eerder op het volk hadden uitgeoefend als een rechtschapen alternatief ten opzichte van de oudere mogendheden.
Na afzetting van Mossadegh:
Na de coup hield de regering van e sjah de politiek strak in het gareel. Bij de verkiezingen voor de achttiende Majlis werden de kandidaten door het regime aangewezen, met een gehoorzaam parlement als het gewenste resultaat. In 1955 ontsloeg de sjah Zahedi en nam feitelijk zelf het landsbestuur op zich. Mossadegh's Nationaal Front werd ontbonden en Tudeh-aanhangers (Iraanse marxistisch-leninistische partij) werden meedogenloos vervolgd door een veiligheidsdienst - vanaf 1957 SAVAK geheten - die met hulp van de CIA en de Israëlische veiligheidsdienst Mossad steeds efficiënter optrad, maar ook steeds gewelddadiger.
Landhervormingen en migratie naar de grote steden:
In 1960 lanceerde de sjah een wetsvoorstel voor landhervormingen. Het landhervormingsprogramma ging van start in 1963, maar met gemengde resultaten. De grootgrondbezitters die onteigend zouden worden, mochten elk één dorp houden, maar sommige landheren wisten de bepalingen te ontduiken, bijvoorbeeld door hun eigendom aan verwanten te schenken of door gemechaniseerde landbouwbedrijven op te richten, waarvoor het programma niet gold. Doordat de landhervorming gepaard ging met een algemeen beleid tot mechanisatie van de landbouw was er voor deze arbeiders bovendien opeens minder werk. Het eindresultaat was werkloosheid op het platteland en een versnelde trek van dorpsbewoners naar de steden, met name Teheran, op zoek naar banen. Volgens schattingen was de binnenlandse migratie in 1972-1973 opgelopen tot een hoogte van 8% per jaar en omstreeks was Teheran uitgedijd tot een stad van 4.5 miljoen inwoners.
In Teheran trokken deze mensen naar de armere stadsdelen aan de zuidkant, die nauwelijks meer dan sloppenwijken waren. Vaak vestigden zich hele groepen uit een dorp of streek op dezelfde plek, waarbij zich vaak ook een moellah uit dezelfde streek voegde, die in deze onzekere ontwortelde omstandigheden een zeker gezag uitoefende.
Economie raakt oververhit:
De economie raakte echter oververhit, er was te veel geld in omloop voor te weinig goederen, er waren knelpunten en tekorten en de inflatie gierde omhoog, in het bijzonder voor dingen als huishuren en levensmiddelen, en vooral in Teheran. Aanvankelijk stelde de sjah de kleinhandelaren verantwoordelijk voor de prijsstijgingen, en hij stuurde bendes, gesteund door de SAVAK, de bazaars in die zogenaamde profiteurs en hamsteraars moesten arresteren. Er werden winkels gesloten, 250.000 boetes uitgedeeld en 8000 winkeliers kregen een gevangenisstraf- maar dat alles veranderde absoluut niets aan de onderliggende economische realiteit. De arrestaties en boetes werden opgeteld bij de lijst grieven die de ambachtslieden en kooplui van de bazaar al koesterden, met als voornaamste dat ze hun producten en handel steeds verdrongen zagen door importeren, nieuwe fabrieken, wijkwinkels en supermarkten.
Anti-Amerikaanse sentimenten in Iran:
Na de coup tegen Mossadegh werd de VS al niet meer gezien als de droomprins. Wat bij veel Iraniërs kwaad bloed zette was de nieuwe wet die door het Iraans parlement, met steun van de sjah, werd aangenomen. De nieuwe wet die aan Amerikaans militair personeel in Iran het equivalent van diplomatieke onschendbaarheid toekende. Khomeini in een toespraak over de nieuwe wet:
''Ze hebben het Iraanse volk nog een trap lager gezet dan een Amerikaanse hond. Als iemand een hond overrijdt die van een Amerikaan is, wordt hij vervolgd. Zelfs als de sjah in eigen persoon een hond van een Amerikaan zou overrijden, wordt hij vervolgd. Maar als een Amerikaanse kok de sjah overrijdt, het hoofd van de staat, dan heeft niemand het recht hem iets ten laste te leggen''
In 1970 wemelde Teheran van de Amerikanen. James A. Bill heeft geschat dat er tussen 1944 en 1979 tussen 800.000 en 850.000 Amerikanen in Iran hebben gewoond of het hebben bezocht, en dat het aantal verblijvende Amerikanen steeg van minder dan 8000 in 1970 tot bijna 50.000 in 1979. Alleen al in de defensie-industrie rond Isfahan werkten zo'n tienduizend Amerikanen. Natuurlijk deden sommige Amerikanen die in Iran verbleven hun best het land te begrijpen, maar velen deden dat niet. Voor het grootste deel leefden de Amerikanen een volledig afgescheiden bestaan: ze deden hun boodschappen in het Amerikaanse legerdepot - het grootste ter wereld in zijn soort - en woonden vaak in omheinde compounds alleen voor Amerikanen - Veel Britse expats woonden ook zo.
De Amerikaanse school liet alleen kinderen toe met een Amerikaans paspoort - in tegenstelling tot Amerikaanse scholen in andere landen - en incidentele suggesties om de kinderen ook iets over Iran te leren bleven doorgaans zonder gevolg: een lid van het schoolbestuur zei in 1970 dat het beleid was samen te vatten als 'Geen Iran op school'. In het midden van de jaren 1960 nam een Amerikaans ziekenhuis in Teheran een aantal goed opgeleide Iraans verpleegkundigen in dienst als aanvulling op het eigen personeel. De Iraniërs mochten zelfs onder elkaar geen Perzisch spreken en hadden geen toegang tot de personeelskantine, die was voorbehouden aan Amerikaanse burgers. Ze moesten in de conciërgekamer eten.
Het ziekenhuis behandelde alleen Amerikaanse patiënten en toen op een dag een wanhopige vader naar binnen wilde met zijn kind dat zojuist op de straat daarbuiten door een auto was overreden, werd hij weggestuurd met de boodschap dat hij maar vervoer naar ander ziekenhuis moest regelen. Andere Amerikanen, in het bijzonder diegene die voor het Vredeskorps werkten, werkten samen met gewone Iraniërs en werden hogelijk gewaardeerd. Maar de meerderheid was in Iran voor het geld en de luxueuze levensstijl, die ze zich thuis niet hadden kunnen veroorloven. Bill zei hierover:
''Toen de goudkoorts uitbrak en de contracten werden uitgebreid, nam de Amerikaanse aanwezigheid toe. Zowel het allerbeste als het allerslechtse dat Amerika te bieden had, was in steden van Iran te aanschouwen. Naarmate de tijd verstreek en de aantallen groeiden, vond een steeds groter contingent gelukszoekers en financiële aasgieren, aangevuld door mensen die onlangs baanloos en gedesillusioneerd uit Zuidoost-Azie waren teruggekeerd, de weg naar Iran. Bedrijven met miljardencontracten hadden mankracht nodig en namen onder tijdsdruk blind en lichtzinnige mensen aan. In Isfahan kwamen haat, racisme en onwetendheid samen toen Amerikaanse werknemers negatief en agressief reageerden op de Iraanse samenleving''
Iraniërs lieten zich niet onbetuigd en er vonden incidenten tussen Amerikaanse burgers en Iraniërs plaats die leidden tot krantenartikelen over dronken en obsceen gedragende Amerikanen, wat bij droeg aan anti-Amerikaanse sentimenten.
Spanningen Zuid-Teheran:
Daarnaast bestond er nog een andere spanning, binnen de Iraanse samenleving. De jonge mannen van Zuid-Teheran, pas aangekomen uit hun traditionele gemeenschappen op het platteland, zonder werk of op z'n hoogst in het bezit van een slecht betaalde baan, met weinig vooruitzicht op de mogelijkheid om de komende jaren te trouwen of een gezin te onderhouden, werden als ze een bus of taxi naar het centrum namen geconfronteerd met aantrekkelijke jonge vrouwen uit de middenklasse die opzichtig over straat liepen, geld te over hadden, zonder begeleiding of met vriendinnen waren, zich kleedden in onthullende westerse dracht en pronkten met vrijheid, geld, schoonheid en - vanuit een bepaald gezichtspunt - zedeloosheid. Op reclamezuilen kondigden opzichtige affiches met schaars geklede vrouwen de nieuwste films aan, en het gebrek eraan, gaat niet alleen over geld - het gaat ook over seks en verlangen. Teheran was een stad van ambities, maar aan het eind van de jaren 1970 was het voor velen een stad van wrok, gefrustreerde verlangens en gefrustreerde ambities geworden.
Politiek klimaat werd repressiever en harder:
Naarmate de jaren 1970 voortschreden, werd het politieke klimaat onder de sjah repressiever en harder, terwijl het regime steeds minder voeling met de Iraanse samenleving had. De SAVAK bestreed ondertussen een nieuwe vijand: radicale bewegingen die bereid waren geweld tegen het regime te gebruiken, met name de marxistische Fedajin en de Mujaheddin e-Khalq (MKO), die allebei marxisme en islam combineerden. De SAVAK dijde steeds verder uit en het gebruik van martelmethoden werden gemeengoed. In 1975 bestempelden Amnesty International de regering van de sjah als een van de ergste schenders van mensenrechten in de wereld.
Afstand tussen de Iraniers en de sjah werd groter:
De sjah zelf ontmoette zelden gewone Iraniërs, verplaatste zich per helikopter van de ene plaats naar de andere en bezichtigde parades en andere evenementen gewoonlijk vanuit een speciale kogelvrije glazen. In 1971 hield hij een ceremonie bij de historische ruines van Persepolis en Pasargadae, om het 2500-jarige bestaan van de Iraanse monarchie te vieren. De totale kosten bedroegen maar liefst 100 of zelfs 200 miljoen dollar. Voor de meeste Iraniers toen betekenden de Achaemeniden echter weinig: ze waren waarschijnlijk nooit in Persepolis geweest, terwijl hun kennis van het antieke Iran uit de verhalen van Ferdowsi's Shahname stamde en geen verband hield met wat er al dan niet bij Herodotus te lezen viel of wat er op archeologische vindplaatsen was ontdekt. Er bestond weliswaar al vele jaren een antiklerikale, op secularistische gerichte tendens in het nationalistische denken, die zich op de pre-islamitische, monarchale traditie van Iran beriep, maar dat was wel een erg smalle basis voor deze zelfprojectie van het regime. Voor de meeste mensen was het Iraans erfgoed van islamitische origine, zodat de frivole festiviteiten te Persepolis hen slechts verbijsterden. De sjah verving ook nog eens de islamitische kalender door een kalender die als jaar 1 de troonsbestijgingen van Cyrus de Grote nam, wat onder de meeste Iraniers opnieuw ergernis en verbijstering opwekte.