Gisteren las ik de column 'De Chinese vogelkooi' van Heleen Mees (zie tekst en link hieronder). Haar argument is dat China door economische maatregelen een steeds grotere economische macht krijgt en dat dit samen zal hangen met zeer grotere geopolitieke macht en invloed op het Westen via monetair beleid.
Wat ik vooral interessant vond was dat ze het idee aanhaalde dat de Chinese communistische partijtop de vrije markt laat bloeien, maar binnen politieke grenzen, als vogels die rondfladderen in een kooi. Ik vraag me af of dat model met de toenemende macht van China niet dominanter gaat worden in de wereld. Ofwel door directe steun van China of door het feit dat landen vaak het systeem van het machtigste land kopieren. Het kan ook als stabiel alternatief gezien worden voor de potentiele ontwrichtende werking van neoliberalisme als gezien in de recente geschiedenis. Een soort communisme-light, zonder de excessen van Stalin en planeconomie, maar met een aangepaste ideologie waarin de politiek de uiteindelijke controle houdt.
Kijken we naar Latijns Amerika dan zijn daar al aanknopingspunten hoe zoiets eruit kan gaan zien, naast het oude model van Cuba heb je Venezuela, Bolivia en Ecuador. Met de toenemende invloed van China zouden dit soort experimenten zich uit kunnen gaan breiden. Het is de vraag of het Westen daar veel aan kan doen vanwege de eigen verelendung en afhankelijkheid van Chinees krediet, alsmede problemen met religieus fundamentalisme.
Het is maar een scenario, maar als het die richting op zou gaan wel een sterk staaltje dialectiek zoals ome Marx het bedoeld zou hebben.
De column van Mees:
quote:
vrijdag 4 september 2009 door redactie
De Chinese vogelkooi
In reactie op mijn twee vorige columns (‘Handel is oorlog’ en ‘De energie (r)evolutie’, Opiniepagina, 7 augustus en 21 augustus) verwonderde een lezer zich op de website van deze krant over de mate van Chinafobie die ik aan de dag legde. Hoewel een beetje Chinafobie op zich een prettige afwisseling is op de islamfobie die Nederland al jaren in haar greep houdt, ben ik het niet eens met de lezer dat het hier om een ‘ongemotiveerde vrees’ zou gaan. De economische groei van China roept vragen op waar in Nederland veel te weinig aandacht aan wordt besteed.
Het spaargedrag van China is allesbehalve business as usual. Volgens Louis Kuijs, die als econoom werkzaam is voor de Wereldbank in Peking, spaart China bijna 40 procent meer dan je op grond van factoren als demografie, inkomen per capita, economische groei, oudedagsvoorzieningen en begrotingsbeleid van een land zou mogen verwachten (cijfers 2005). De hoge spaarquote wordt met name verklaard door de hoge besparingen door ondernemingen en de overheid, en in mindere mate door de hoge besparingen van Chinese huishoudens, zoals meestal wordt aangenomen. (Indiase huishoudens bijvoorbeeld sparen een groter deel van hun inkomen.)
De hoge ondernemingsbesparingen vinden hun oorzaak enerzijds in de sterk toegenomen productiviteit van met name de Chinese staatsbedrijven en anderzijds in het feit dat de ondernemingen nauwelijks dividend uitkeren. De Chinese staat heeft een meerderheidsbelang in meer dan driekwart van de grootste ondernemingen. Verder had de Chinese overheid een begrotingsoverschot van 6 procent van het bruto binnenlands product, althans voordat de financiële crisis uitbrak.
Er bestaat onder economen geen overeenstemming of de Chinese besparingen in de toekomst zo hoog zullen blijven. Aart Kraay, econoom bij de Wereldbank in Washington, wijst erop dat het niet te rijmen valt dat een land dat zo arm is als China als crediteur van het rijke Westen optreedt. Vanuit deze normatieve benadering voorziet Kraay een scenario waarin het spaaroverschot van 6 procent (2005) binnen een periode van twintig jaar omslaat in een spaartekort van 17 procent. In dat geval zal er niet langer kapitaal van arme landen naar rijke landen stromen, zoals nu gebeurt, maar van rijke naar arme landen.
Laurence Kotlikoff, hoogleraar economie aan de Universiteit van Boston, voorziet evenwel een scenario waarin de Chinese voorkeur voor sparen de komende decennia onveranderlijk onveranderd hoog blijft. China wordt dan in absolute termen ’s werelds grootste spaarder/investeerder en daarmee de ‘verlosser’ van de westerse wereld, aldus Kotlikoff. De Chinese spaarlust zorgt ervoor dat de rentevoet in het Westen de komende decennia laag blijft, waardoor er extra wordt geïnvesteerd en een hogere economische groei wordt bereikt. In dit scenario zal het gemiddelde reële loon in het Westen blijven stijgen in plaats van dalen, zoals in het scenario zonder China het geval was.
Ook als toekomstige generaties Chinezen een spaar- en uitgavenpatroon ontwikkelen dat overeenkomt met dat van Amerikanen, zal China volgens Kotlikoff nog tot 2050 een crediteurenland blijven. Hij besluit zijn paper Will China eat our lunch or take us to dinner? (2006) dan ook met de conclusie dat „er geen reden is om aan te nemen dat China momenteel onze lunch aan het opeten is of dat in de nabije toekomst zal doen. Integendeel, er zijn goede redenen om aan te nemen dat China bezig is ons mee uit eten te nemen.”
Het is niettemin belangrijk om de motieven van China te achterhalen. Je geeft je dochter immers ook niet aan de eerste de beste vrijer mee.
In mijn column ‘De eeuw van Azië?’ (Opiniepagina, 9 januari) noemde ik een aantal mogelijke verklaringen voor de exorbitante Chinese spaarlust. Een daarvan is dat men in China lering had getrokken uit de financiële crisis in Zuidoost-Azië, eind jaren negentig, en daarom voldoende buffer wilde hebben. Een andere mogelijke verklaring is dat de besparingen een bijproduct zijn van een op export gebaseerde groeistrategie. Als laatste mogelijkheid opperde ik dat bij China ook machtspolitieke overwegingen een rol zouden spelen.
De meeste economen reageren met hoongelach. Maar, zoals David Calleo reeds schreef in zijn boek Follies of Power (2008), de economische analyse en de internationaal-politieke analyse voltrekken zich – ten onrechte – in twee volstrekt gescheiden intellectuele universums. In het licht van de geschiedenis en de vele vormen van buitenlandse inmenging waar het mee te maken heeft gehad, hecht China meer dan andere landen aan financiële autonomie. En net zoals financiële afhankelijkheid van het Westen China politiek kwetsbaar zou maken, maakt het huidige financiële machtsvertoon van China het land juist sterk, althans in internationaal-politiek opzicht.
Onlangs zijn de geheime dagboeken van de Chinese premier Zhao Ziyang, Staatsgevangene no. 1, verschenen. Zhao was de grondlegger van de economische hervormingen in China en premier tijdens de protesten in 1989 op het Plein van de Hemelse Vrede. Omdat Zhao te veel begrip en sympathie toonde voor de studenten werd hij in juni 1989 afgezet en onder huisarrest geplaatst tot zijn dood in 2005.
In Staatsgevangene no. 1 wordt beschreven hoe de hardliners binnen het Chinese politbureau een vogelkooi-economie voor ogen stond. De centrale planeconomie was de kooi en de vogels waren de markteconomie.
Volgens Louis Kuijs is een scenario waarin de Chinese besparingen hoog blijven en slechts geleidelijk afnemen in de komende decennia het meest waarschijnlijk. In dat geval zullen de buitenlandse reserves van China, die in juni al 2.000 miljard dollar bedroegen, zich binnen enkele jaren vermenigvuldigen, voorspelt Kotlikoff. Mocht de Chinese spaarzin helemaal niet afnemen, dan zal China in 2050 een aanzienlijk deel van het wereldkapitaal in handen hebben. In dat geval zijn we allemaal vogels in een kooi.
http://weblogs.nrc.nl/mee(...)-vogelkooi/#more-104