Het is vreemd, gezien het aantal problemen dat zich voordeed bij proefvluchten, dat alle zeven reizen naar de maan vrijwel vlekkeloos zijn verlopen. Bij de proefvluchten waren er brandstoflekkages geweest, startraketstoringen, plotselinge hevige trillingen, motoren waren afgeslagen, vaartuigen waren uit hun koers geraakt, er waren belangrijke computerstoringen geweest, herhaaldelijke fouten in sturings- en controlesystemen, het klimaatbeheersingssysteem, onverklaarbare plotselinge toenames van omloopsnelheden, communicatiestoringen, en banale dingen zoals verlies van gegevens.
Apollo 11-bemanningslid Michael Collins schrijft dat Apollo 8 bijvoorbeeld 5.600.000 onderdelen had en anderhalf miljoen systemen, subsystemen en assemblages. Zelfs als men ervan zou uitgaan dat alles voor 99,9% betrouwbaar zou functioneren, zouden er 5600 defecten optreden.
Bijkomend probleem in de ruimte is dodelijke straling, die ook storingen kan veroorzaken in apparatuur. Het leven op aarde wordt beschermd door enorme stralingsgordels om de aarde, die deze straling absorberen en ruimtevaart om de aarde mogelijk maken. Verder suist er puin door de ruimte, van asteroïden tot micrometeoren, met snelheden van tienduizenden kilometer per uur.
De enige pech trof echter Apollo 13, maar zelfs van die vlucht zijn alle bemanningsleden heelhuids op aarde teruggekeerd. Alleen al het feit dat het zo veel keer achter elkaar lukte om een onooglijke constructie als de maanlander, met zijn flinterdunne wanden, waarachter twee volwassen mannen in grote, lompe ruimtepakken met rugzakken en laarzen worstelen met urinezakjes en andere dingen, aan het moederschip te koppelen is wonderbaarlijk.
Op geen van de foto’s die zogenaamd op de maan zijn genomen, zijn sterren te zien. Dat wordt verklaard met een technische uitleg over belichting. Foto’s daargelaten, zei een bedeesde Neil Armstrong op 12 augustus 1969 (19 dagen na de “terugkomst”) tijdens de eerste persconferentie van de hemelbestormers van Apollo 11: “Wij konden nooit sterren zien vanaf het oppervlak van de maan of aan de kant van de maan waar het daglicht schijnt zonder door de optische instrumenten te kijken. Ik kan me niet meer herinneren welke sterren we zagen gedurende de tijd dat wij foto’s maakten van de [onverstaanbaar]”. Edwin “Buzz” Aldrin viel hem prompt bij: “Ik herinner me ook niet ze gezien te hebben”. Michael Collins zei niets. Hij had ondertussen zogenaamd in het moederschip baantjes om de maan gedraaid.
In de documentaire “A Funny Thing Happened On The Way To The Moon” wordt gespeculeerd dat de sterren opzettelijk zijn weggelaten omdat astronomen en astrologen aan de hand van hun stand berekeningen zouden kunnen maken die een andere locatie aantonen.
Behalve de onzichtbaarheid van de sterren, tegenover het gebruik ervan bij de navigatie, de duidelijkheid van voetafdrukken op de maan tegenover het onberoerde oppervlak onder de maanlander, de glimmende, stofvrije voetsteunen ervan, ondanks de uitstoot van de reminstallatie bij de landing, de rare temperaturen, de verbijsterende prestatie van het in en uit elkaar sleutelen van een auto op de maan, met die pakken aan, de perfecte foto’s, ook al zijn ze onder de moeilijkst denkbare omstandigheden gemaakt en vervoerd, de vreemde belichting, en schaduwen die onmogelijk kunnen kloppen met maar één lichtbron, zijn er nog andere dingen die vraagtekens oproepen.
Wat is er zo waardevol op de maan dat de Amerikanen het nodig vonden er zeven keer mensen heen te sturen? En waarom zijn de Russen, die op dit gebied een grote voorsprong op Amerika hadden, er nooit geweest om ook deze waarde te halen? Niemand is er verder ooit heengegaan. Alle “astronots” verschenen gezond en wel weer ten tonele. Er is zelfs niemand een beetje misselijk geworden.
Zeg nou eerlijk, is de NASA zo open en rechtdoorzee als het om vreemde gebeurtenissen in de ruimte gaat? Misschien zijn ze er wel geweest, maar dan met een van hun geheime UFO’s.