Dit had in POL gekund, maar ik verwachtte in WFL betere reacties en het past in beiden.
Ik ben momenteel over de helft in Dalrymple's boek 'Leven aan de onderkant', waarin hij als ervaringsdeskundige (psychiater werkende in Britse achterbuurten) uiteenzet wat volgens hem heeft geleid tot een groei van zowel de breedte als diepte van de problematiek onder mensen uit de laagste sociale klasse.
Volgens hem is deze onderklasse economisch met sprongen vooruit gegaan (dat lijkt me evident), maar cultureel enorm verloederd. Dit uit zich in beginsel in grof taalgebruik, ongezonde leefgewoontes en promiscuïteit, maar later ook in serieuzere problemen als alcoholisme, hooliganisme en huiselijk geweld.
De oorzaak van deze problemen is volgens Dalrymple beslist niet de materiële, relatieve armoede van deze groep mensen. Daarvoor zijn er bijv. teveel verschillen tussen de etnische groepen uit deze economische onderlaag, en armoede an sich kan het al helemaal niet zijn, omdat het niveau van beschaving vele malen hoger was in armere tijden, en nog is in gebieden ter wereld nu waar schrijnende armoede heerst.
De twee hoofdoorzaken van de toenemende verpaupering zijn volgens Dalrymple:
-het overnemen van het idee van sociaal determinisme en ontkenning van de vrije wil. Deze filosofische concepten hebben ertoe geleid dat aso's hun gedrag rechtvaardigen aan de hand van externe factoren.
-het waardenrelativisme waardoor mensen onvoldoende aangespoord worden zichzelf te ontwikkelen en goed van kwaad te onderscheiden. Als alles even goed is, waarom dan streven naar iets hogers?
De schuld van alle problemen ligt volgens Dalrymple niet zozeer bij de mensen uit deze wijken zelf, maar vooral bij de progressieve intelligensia die, sinds jaar en dag, gevaarlijke filosofische ideeën en vrijheidsfantasiën heeft geprojecteerd op mensen die dat niet aankunnen (kansarmen, kinderen, enz). Hij blameert dus de middenklasse en hoge klasse, maar niet doordat ze zich te weinig open stellen voor de onderklasse, maar juist doordat ze deze ophemelen en romantiseren, zonder de foute kanten te durven veroordelen.
Hij wijst daarnaast op het ontiegelijke falen van de bureaucratische verzorgingsstaat. Deze weldoeners verergeren veel vaker de problemen dan dat zij adequate oplossingen bieden. Dat komt niet enkel door het simpele feit dat de verzorgingsstaat 'gratis geld' weggeeft, in zijn inleiding verklaart Dalrymple dat zijn kritiek er niet per se is om het concept armenzorg aan te vallen, maar hij betoogt vooral dat de manier waarop het gebeurt fout is; namelijk vanuit een vals egalitarisme/relativisme, waardoor in de praktijk de draaideurcrimineel gratis woont en de intelligente maar bedreigde dame wordt afgewezen op basis van belachelijke regelzucht.
Ik vind het, overwegend, een scherp betoog van deze man en geloof zelf ook dat ideeën de mens meer vormen dan bijv. economische omstandigheden. En ik geloof ook zeker, dat een aantal van de geldende opvattingen in 'deze tijd', niet helemaal deugen. Vrijheid is natuurlijk prima, net als zelfkritiek, maar beiden moeten wel grenzen kennen. Niet per se in politieke zin, wel in morele en intellectuele zin.
Wat het boek voor mij persoonlijk zo overtuigend maakt, is de herkenbaarheid er van. Veel van de verhalen van Dalrymple over drugsmisbruik, vandalisme, huiselijk geweld en gebroken gezinnen zouden ook zo uit mijn eigen anekdoteboekje kunnen komen, alleen dan natuurlijk in beperkte getale.
Ook het vergoeilijkende gedrag van welzijnswerkers is hier in Nederland alomtegenwoordig. Ik las laatst de rapporten van een semi-familielid dat onder behandeling staat voor zijn 'depressie', en alle onzinnige sociaal-liberale slachtofferdogma's waren erin aanwezig, met exact de gevolgen als beschreven door de minder malse Dalrymple.
Hierdoor is het even aangrijpend als afstotend, doordat het soms wat confronterend is. Onbewust betrap ik mezelf erop de boodschap van Dalrymple niet volledig te willen onderschrijven, of ten minste te nuanceren.
Daartoe hier een poging (waarbij ik, toegegeven, ook wat kritieken uit internetbronnen heb gebruikt).
-Ten eerste gebruikt Dalrymple in zijn boek(en) retorisch geweld en relatief weinig objectieve feiten. Hij houdt een laagdrempelig filosofisch betoog dat erg imponerend is, maar niet altijd wetenschappelijk te rechtvaardigen is.
-Ten tweede trapt Dalrymple in zijn eigen valkuil. Ook hij zoekt namelijk de oorzaak van de verhuftering in een externe oorzaak. Hij is niet zo naïef om te stellen dat mensen volledig vrijwillig alles kiezen, als een homo rationalis, maar legt een ander verband van (neo-)Marxisten, sociologen en criminologen. Hij geeft henzelf namelijk de schuld door de tijdsgeest (geïnspireerd door filosofen met foute ideeën) als externe oorzaak aan te wijzen.
Hiermee lijkt het onvermijdelijk dat elke sociologische obervatie vroeg of laat leidt tot de conclusie dat veel gedrag van mensen door externe invloeden tot stand komt.
Maar zelf vind ik de insteek van Dalrymple, ondanks dat er vast iets op af te dingen valt, vele malen inspirerender dan die van de verlichte geesten (Halsema, koketterend met haar criminologische achtergrond) die jarenlang het debat hebben gedomineerd.
Dalrymple, ouwe zeur of confronterend cultuurcriticus?
Ik zeg beiden, maar pleit voor meer 'Dalrymples' in de hulpverlening en in het publieke debat.
Wat jullie?
-Wat te denken van mijn (even uit de losse pols geschreven) idee dat sociologie altijd leidt tot het externaliseren van gedragspatronen?
-Is het dan zo, dat heersende opvattingen dominanter zijn dan bijv materiële omstandigheden (ergo de conservatieven hebben meer het gelijk aan de zijde, dan de socialisten)?
-Heeft Dalrymple gelijk als hij stelt dat multiculturalisme, waardenrelativisme enz. uiteindelijk paradoxaal zijn?
-Is 'onze cultuur' (op een discussie over de definitie ervan zit ik niet te wachten, niet doen dus, vul zelf maar iets in) verarmd, of juist verrijkt na WO II en na het afbrokkelen van tradities?
-Ik ben zelf ook een groot criticus (?) van de verzorgingsstaat. Er zijn economische en morele bezwaren tegen in te brengen, maar deze blijken verder te gaan dan het oppervlakkige economische argument, of het even zo oppervlakkige argument (afkomstig van economisch filosofen als Mill en Nozick) dat het een vorm van diefstal betreft, nee het gaat Dalrymple om de destructieve culturele uitwerking ervan.
Hoewel ik me kan voorstellen dat het resoluut afschaffen van de publieke voorzieningen een enorm gat zou creeëren, lijkt het me zeker dat Dalrymple's betoog eens te meer aantoont dat we afmoeten van het idee dat de overheid het sociaal middenveld kan vervangen.
-Dus nogmaals, Dalrymple: ouwe zeur of confronterend criticus?
Brandt los!
[ Bericht 10% gewijzigd door sneakypete op 02-08-2009 01:29:56 ]