quote:
Op donderdag 30 juli 2009 02:25 schreef mane het volgende:[..]
Het gaat niet om wat hij letterlijk zegt. Of om jouw omschrijving, maar om de beschrijving. De Eenzaamheid, van twee mensen die naast elkaar in bed liggen maar mijlenver van elkaar verwijderd zijn. Haar reactie op zijn botte afwijzing. Jouw beschrijving van hoe ze daar liggen. Etc.
Nu, ik heb de GOEDHEID in mijn hart gevonden (zoals ik dat zo'n mooie uitdrukking vind) om eens de laatste paar alinea's te delen die ik heb toegevoegd aan de in productie zijnde prachtroman '
De Aap die naar vergeving zocht.' Natuurlijk alles onder voorbehoud hè, het is nog niet ééns een begin van een schets, zoals al mijn debiele voor-me-uit-geoudehoer. In een stijl volledig vreemd van de mijne:
quote:
Na een week zo langs elkaar heen geleefd te hebben verklaarde haar man opeens plechtig dat hij nu ‘de goedheid in zijn hart had gevonden om het haar te vergeven.’ Het klonk de Muis overdreven sentimenteel in de oren, melig zelfs. ‘Doe alsjeblieft niet zo belachelijk,’ had ze willen zeggen, maar ze verbeet haar woorden. Ze werd teruggelaten in de slaapkamer en hun leven ging verder zoals het voor haar uitstapje naar Nederland was geweest. Het was een witte vrede. In al die tijd had hij nog geen woord gerept over de affaire, en het zag er niet naar uit dat hier verandering in ging komen.
Zijn stilzwijgen begon aan de Muis te knagen. Klaarblijkelijk was ze er niet in geslaagd, op de schok van het moment zelf, ook maar het kleinste beetje jaloezie in haar man op te wekken. Hoeveel was zijn liefde dan eigenlijk waard? Elke andere man had haar het hele huis door geslagen of, als hij wat minder handtastelijk was, haar de toegang tot het huis ontzegt. Het minste dat hij had kunnen doen is dreigen met een echtscheiding of haar op een andere manier doen laten smeken om vergiffenis. Ze had zich nog niet eens hoeven te excuseren. Zelfs een lullig ‘Het spijt me’, of ‘Sorry’ hoefde er niet van af. Het ontaarde in een bittere teleurstelling voor de Muis. Als hij nog enigszins doortrapt was had de Muis nog kunnen denken dat dit dan de manier was waarop hij haar had willen straffen, maar dat was hij niet. Het kon hem gewoon echt niets schelen. Nu, als hij behoefte had haar zo met z’n onvermogen tot tact te kwellen, dan kon hij het krijgen ook!
’s Avonds, na een dag als alle anderen, lagen de Muis en haar echtgenoot op bed wat lezen. Om specifieker te zijn, haar man lag te lezen. Zij bladerde wat in een boek zonder dat ze haar gedachten er echt bij kon houden. Aan het boek zelf kan het niet hebben gelegen; het was van een auteur die ze goed kende, die ze graag las en ze was al ruim verder dan de helft. Daarna was het haar gaan duizelen, hier niet eens overdrachtelijk gesproken. Als ze het boek ter hand nam, werd ze fysiek onpasselijk. Ze had het gevoel dat ze elk moment om kon vallen en, in een poging dat weg te nemen, hield ze zich vast aan de rand van het bed terwijl ze las.
Haar man was nog even onverschillig als altijd. Het onvermogen om zelfs maar het miniemste glimlachje op zijn gezicht te toveren dat hij de paar dagen na haar terugkomst had gehad, was als sneeuw voor de zon verdwenen. Hij scheen oprecht te genieten van elk moment dat hij hier op aarde genoot. Klaarblijkelijk was hij juist bij een passage aanbeland die een zekere komische noot had. De man begon hardop te lachen; en toen had de Muis het niet meer. Hoe meer plezier hij had, hoe bitterder haar teleurstelling.
‘Die jongen uit Utrecht,’, zei ze, ‘je weet wel, die jongen waar ik je mee bedrogen heb, vertelde me dat iedereen hem “de Aap” noemde.’
‘Wat zeg je?’, vroeg haar man afwezig.
‘Dat die jongen uit Utrecht door iedereen “de Aap” werd genoemd.’
Haar man legde zijn boek terzijde. Voor het eerst in weken tijd scheen hij iets van ergernis te vertonen. De Muis knapte er danig van op.
‘Je zal het beter weten dan ik.’, verzuchtte hij.
‘Nou, ik zal je zeggen dat ik geen flauw idee heb. Ik heb het hem ook niet gevraagd, maar toch vraag ik me toch af hoe dat zo gekomen is.’, zei de Muis.
‘Ik vrees dat ik je daar niet mee zal kunnen helpen.’, zei hij.
‘Wat ik me nu echt afvraag…’, ging de Muis verder, ‘kan het je eigenlijk wel iets schelen? Ik bedoel, je hebt het er nooit over. Je hebt er nog met geen woord over gesproken. Is het te pijnlijk voor je, of kan het je gewoon iets schelen?’
‘Waarom begin je daar opeens over?’, vroeg hij.
‘Wat maakt dat nu weer uit? Wanneer had ik er dan over moeten beginnen?’
‘Luister,’, ze haar man, ‘ik lig nu gewoon op bed een boek te lezen. Over acht uur gaat de wekker weer en dan mag ik weer een poging wagen om hier brood op de plank te krijgen. Als je het héél erg vind lees ik nog wat en ga ik daarna lekker slapen, oké? Ik heb geen zin in die rare spelletjes van je.’
‘Welke rare spelletjes?’, vroeg de Muis.
‘Je weet verdomd goed waar ik het over heb. Ga nu ook maar gewoon lekker slapen.’, zei hij,- en daarmee was het gedaan. Hij draaide zich om knipte het licht uit. De Muis was er niet in geslaagd dat in hem los te maken waar ze op gehoopt had. Ze zou veel drastischer te werk moeten gaan om enige kans van succes te hebben.
Verdomd, da's toch wel mooi hè?

.
Als ik morgen wakker word schaam ik me er kapot om.
"The world will note that the first atomic bomb was dropped on Hiroshima, a military base."