quote:
Op dinsdag 11 november 2008 12:53 schreef Gia het volgende:Vandaag weer een berichtje.
Het kind blijft in elk geval nog tot ergens in januari in een pleeggezin.
*Voorlopig* voor drie maanden..
quote:
Baby Hendrikus voorlopig niet terug naar eigen ouders
Arnhem, 11 nov.
De Arnhemse kinderrechter heeft gisteren besloten dat baby Hendrikus uit Geldermalsen de komende drie maanden in een pleeggezin blijft. Hendrikus werd daar een dag na zijn geboorte op 13 oktober vanuit het ziekenhuis naartoe gebracht, omdat hulpverleners twijfelden aan de vaardigheden van de ouders om hun zoon op te voeden. De ouders was verteld dat de baby nog een nacht moest blijven, maar de volgende dag bleek hij in een pleeggezin te zijn geplaatst.
De ouders van Hendrikus hebben een verstandelijke beperking. Hun omgeving reageerde verbijsterd. Enkele familieleden denken dat het paar verkeerd is beoordeeld door mensen die hen niet goed kennen, en dat hun netwerk groter is dan ze hebben aangegeven.
De rechter stelt echter dat de zorgen over de ouders niet zijn verdwenen. De Raad voor de Kinderbescherming doet nu onderzoek. Dat is voor de rechter ook reden de uithuisplaatsing te handhaven. De rechter neemt voor 14 januari een definitieve beslissing.
quote:
Achtergrond - ‘Denken ze dat we met ons kindje gaan gooien?’
Geldermalsen, 25 okt. Baby Hendrikus is bijna twee weken oud. Zijn ouders hebben hem na de ziekenhuisbevalling een etmaal bij zich gehad. Toen mocht zijn moeder naar huis. De baby moest nog blijven omdat hij in het vruchtwater had gepoept, kregen de ouders te horen.
Maar de volgende ochtend kwamen drie hulpverleners bij hen langs. Zij vertelden dat Hendrikus in een pleeggezin was geplaatst, voorlopig voor vier weken. Op 4 november zullen ze hun zoon voor het eerst weer mogen zien.
De ouders van Hendrikus – die graag anoniem willen blijven – hebben een verstandelijke beperking. Toch leefden ze tot september dit jaar zonder enige hulpverlening. Beiden werken in een sociale werkplaats, waar ze elkaar ook leerden kennen. Vijf jaar geleden gingen ze samenwonen, dit jaar zijn ze getrouwd.
Hun rijtjeshuis in Geldermalsen onderscheidt zich niet van de huizen ernaast. Een voortuintje met grind en rododendrons. Een volière in de achtertuin. Binnen is het schoon, ruikt het fris en loopt een poes. Boven staat de kinderkamer klaar. Een wieg met beertjesmotief, Jip en Janneke-gordijnen voor het raam. Rompertjes opgevouwen in de kast, een maxi cosi op de vloer.
In de zomer ging de vader van Hendrikus op zoek naar kinderopvang. Omdat dat niet lukte („Alles zat vol tot 2010”), vroeg hij zijn werkgever om hulp. Die verwees hem door naar MEE, een organisatie voor de begeleiding van mensen met een beperking.
De hulpverleners die dan voor het eerst met het gezin in contact komen, hebben vanaf het begin „twijfels of de toekomstige ouders in staat zijn de noodzakelijke zorg te kunnen bieden”, zo zal MEE Gelderse Poort later rapporteren aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het paar krijgt begeleiding, drie keer per week. Maar de twijfel houdt aan. Op een bijeenkomst van de meest betrokken hulpverleners, een paar weken voor de uitgerekende datum, wordt geconcludeerd dat „volledige plaatsing in een pleeggezin” nodig is om „de veiligheid van het kindje te waarborgen”.
De ouders willen er niet van horen. „Dan zou ik mijn kind nooit meer zien”, zegt de vader. Hij denkt dat ze de opvoeding met wat hulp goed aankunnen. Met zijn weigering is de kous af, denkt hij. Hoogstens zal er nog eens iemand komen praten.
Maar er treedt een heel ander proces in werking. Na de weigering van de ouders stuurt MEE op 7 oktober een brief aan het AMK. Naar aanleiding daarvan gaat op 13 oktober een ‘verzoek om onderzoek’ van het AMK naar de Raad voor de Kinderbescherming. Het is de dag dat Hendrikus wordt geboren. Onder ‘huidige situatie’ vermeldt de brief: „De bevalling is gaande”. De brief spreekt van „een groot risico op kindermishandeling”.
De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt de kinderrechter om voorlopige ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsing van de baby. En de kinderrechter gaat akkoord. Hij komt „tot het voorlopig oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de minderjarige met spoed uit huis wordt geplaatst”, aldus de beschikking van 14 oktober. „Het verhoor van de belanghebbenden kan niet worden afgewacht, zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.” Wat dat gevaar is, vragen de ouders van Hendrikus zich nog steeds af. „Denken ze dat wij met dat kindje gaan gooien?”, vraagt zijn vader.
„Een heel jong kindje is ontzettend kwetsbaar”, zegt de psycholoog die aanwezig was bij het cruciale overleg. „Verschillende deskundigen zagen risico’s. Welke dat zijn mag ik niet vertellen.” In het algemeen leert de ervaring, zegt hij, dat kinderen van verstandelijk gehandicapten risico lopen op „opvoedingsschade” of „verwaarlozing”.
De brief van MEE is deels gebaseerd op informatie van de werkgever van het paar. Over de vader zeggen werkleiders dat hij „over het algemeen geen problemen geeft”, maar ook dat hij „weinig flexibel” reageert op nieuwe situaties, „daarin wordt hij zelfs star genoemd”. Verder stellen ze dat hij „erg op zichzelf gericht is” en „weinig reageert op signalen van anderen”. Zijn vrouw omschrijven ze als „heel zorgzaam” maar ook „niet heel flexibel”. Ze heeft „ruim de tijd nodig om zaken te kunnen overzien en kan niet te veel tegelijk”. Hun sociale vangnet is beperkt, aldus MEE. „Ze kunnen in hun netwerk, behalve de vader van mevrouw, geen namen noemen van mensen die hen kunnen ondersteunen bij de opvoeding van het kind.”
De ouders van Hendrikus begrijpen niet waarom hun baby niet bij hen mag zijn. „Ze zeiden alleen maar: met een kindje gaan we niet experimenteren”, zegt zijn moeder. „Hoe kun je bewijzen dat je voor je kind kunt zorgen?”
Ook hun omgeving is verbijsterd. De sociale werkplaats organiseerde een handtekeningenactie. Verschillende familieleden en bekenden schreven brieven aan de rechter. „Geef deze mensen het voordeel van de twijfel en probeer dat een half jaar en iedereen zal zien dat het goed gaat”, schrijft een vrouw uit de buurt, „we moesten toch allemaal wennen aan kinderen en hoe het reilt en zeilt.”
In Zaltbommel wonen een oom en tante van Hendrikus’ moeder, Arry en Corrie van Katwijk. Hij is oud-gymleraar, zij oud-lerares. Ook zij begrijpen er niets van. In een brief aan de rechter schrijft Arry dat ze er, mede op basis van 35 jaar ervaring in het onderwijs, „alle vertrouwen” in hebben dat de ouders „er alles aan zullen en kunnen doen om hun kind op een verantwoorde wijze op te voeden”. Hij wijst erop dat de twee gezond leven, niet roken, geen schulden hebben en dat de moeder van Hendrikus goed voor haar eigen moeder heeft gezorgd, die in 2003 aan borstkanker is overleden. „Ze hebben helemaal geen kans gekregen”, zegt Corrie van Katwijk.
Zij en haar man denken het paar verkeerd beoordeeld is door mensen die hen niet goed kennen. En dat hun netwerk groter is dan ze misschien zelf hebben aangegeven. Zij zouden een grote rol kunnen spelen. Arry heeft aangeboden voogd te worden van Hendrikus. Maar zijn indruk is, zegt hij, „dat de mening van instanties in dit soort situaties zwaarder weegt dan de mensen om wie het gaat”.
De huisarts, verloskundige, MEE Gelderse Poort, Bureau Jeugdzorg en Raad voor de Kinderbescherming zeggen wegens privacybescherming niet op de zaak in te kunnen gaan. Locatiemanager Ilona de Jong van de stichting Woonvormen, die het paar sinds september begeleidt, zegt over de beslissing van de rechter: „We snappen de voorzichtigheid, maar we leven mee met het paar.” Het verbaasde De Jong dat de moeder van Hendrikus pas laat in de zwangerschap met hulpverleners in aanraking kwam. „Op het moment dat wij kennismaakten wist zij nog niet dat haar tasje klaar moest staan en wat een wee was.” Ze vindt dat het paar hulp nodig heeft, ook zonder kind. „Ze horen echt wel tot onze doelgroep.”
De kinderrechter in Arnhem zal beslissen of en hoe lang Hendrikus nog van zijn ouders gescheiden blijft. Maandag worden ouders en Raad voor de Kinderbescherming hierover gehoord. De ouders zullen daar zijn zonder advocaat. Een juridisch medewerker van DAS Rechtsbijstand, waarbij ze verzekerd zijn via hun vakbond, wees de zaak af. Die is „kansloos”, geeft ze desgevraagd als reden.
De psycholoog zegt te beseffen dat het voor de ouders moeilijk te verwerken is dat hun baby ergens anders woont. „Maar het is in het belang van de ouders zelf. Om ze de kans te geven met steun en begeleiding goede ouders te zijn. Hun kind is hun niet voor eens en voor altijd afgenomen, al wordt het wel zo beleefd.”
quote:
Hendrikus mag voorlopig niet terug naar ouders
maandag 10 november 2008 16:17
GELDERMALSEN - De kinderrechter in Arnhem heeft vandaag beslist dat terugplaatsing bij de ouders van baby Hendrikus op dit moment niet in het belang van het kind is. Het kind zal voorlopig tot 14 januari in een pleeggezin blijven in afwachting van de resultaten van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter had daar om verzocht in de beslissing van 14 oktober. Dit onderzoek moet antwoord geven op bepaalde zorgpunten en op de opvoedkundige kwaliteiten van de ouders.
Tijdens de zitting op 27 oktober is gebleken dat er een sociaal netwerk om de ouders heen bestaat. Ook is gebleken dat de ouders tot voor kort zich zelfstandig zonder hulp hebben kunnen handhaven. Dit betekent echter niet dat er zonder meer vanuit gegaan kan worden dat de ouders ook de verzorging, opvoeding en veiligheid van hun (pasgeboren) kind kunnen waarborgen.
De kinderrechter is van oordeel dat de door de Raad voor de Kinderbescherming geuite zorgen, in het bijzonder vanwege de verstandelijke beperkingen van de ouders en de onzekerheden over de benodigde hulpverlening en het opstarten daarvan, (nog) niet zijn weggenomen. ,,Het opvoeden en verzorgen van een (pasgeboren) minderjarige vraagt naast liefde en zorg van de ouders ook andere vaardigheden. Het kunnen volbrengen van zorgtaken betekent niet automatisch dat er sprake is van voldoende pedagogische vaardigheden om de opvoeding van de minderjarige ter hand te nemen", oordeelt de kinderrechter.
De kinderrechter acht het van belang hierbij op te merken dat zij geen twijfels heeft aan de liefde van de ouders voor hun zoontje en er van haar kant ook geen twijfel bestaat aan de wil van de ouders om de minderjarige een zo goed mogelijke opvoeding en verzorging te bieden. ,,Het opvoeden en verzorgen van een minderjarige vergt echter van de verzorgers ondermeer ook vaardigheden als (een zekere mate van) flexibiliteit, het kunnen bedenken van oplossingen voor ad hoc gerezen vragen/problemen, stressbestendigheid, het onderkennen van situaties waarin hulp van derden geboden is en ook het daadwerkelijk inroepen van deze hulp. Gelet op de cognitieve beperkingen van de ouders bestaat twijfel over hun vaardigheden en in hoeverre de ouders, ingeval zij vaardigheden ontberen, leerbaar zijn.''
De kinderrechter volgt het betoog van de Raad voor de Kinderbescherming omtrent de zorgen en is van oordeel dat hangende het raadsonderzoek terugplaatsing op dit moment bij de ouders niet in het belang van de minderjarige is. Gezien het risico dat naar aanleiding van het raadsonderzoek wederom uithuisplaatsing aan de orde zou kunnen zijn.
Belangrijke momenten in deze kwestie:
14 oktober 2008:
De kinderrechter beslist dat de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld blijft voor de termijn van drie maanden. De kinderrechter verleent machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 14 oktober 2008 voor de duur van vier weken.
27 oktober 2008:
Zitting waar ouders worden gehoord.
10 november 2008:
Beschikking over de voortduring van de machtiging uithuisplaatsing.
De voorlopige ondertoezichtstelling loopt af op 14 januari 2009. Voor die datum zal de kinderrechter op basis van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming beslissen over een definitieve ondertoezichtstelling en voortduring van de machtiging tot uithuisplaatsing.