quote:
Op dinsdag 11 december 2007 00:46 schreef Armageddon het volgende:[..]
Het is ook niet aan mij om dat daar op te lossen. Waarom moet ik dat oplossen? Omdat ze daar geen condoom gebruiken en vijfhondervierenviertig kinderen nemen? Waarom zou ik me daar druk om gaan maken? Armoede zorgen ze daar zelf voor.
Om dezelfde reden dat het aan jou is om op te lossen dat niet iedereen in Nederland een auto of een TV heeft. Alleen lijkt de drijfveer me in het geval van mensen die geen voedsel hebben iets dringender.
Voeg daar dan dit nog aan toe:
(voor het geval je te lui bent om het helemaal te lezen, zeg ik je alvast dat je b.v. zou zien dat westers protectionisme deze landen ongeveer 700 miljard aan schade berokkent, als je dan even terug denkt dat ik net stelde dat er 312 miljard nodig is om armoede op te lossen heb je misschien al een belangrijke reden te pakken)
quote:
De vraag die wij onszelf met betrekking tot een positieve verantwoordelijkheid moeten stellen, is: dragen wij actief bij aan het ontstaan en of voortbestaan van armoede in de wereld? Desgevraagd zal de eerste reactie van menigeen zijn dat wij niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor wat er ergens ver weg aan de andere kant van de aarde gebeurt. In dit verband wordt dan gewezen op de autoritaire en corrupte regimes die de schuld hiervoor zouden dragen. Hoewel ik niet betwijfel dat dergelijke regimes schuldig zijn aan het laten ontstaan en voortbestaan van armoede, betekent dit niet dat zij de enige schuldigen zijn. Bij zorgvuldige bestudering van de armoedeproblematiek blijkt al snel dat er namelijk wel degelijk een causaal verband bestaat tussen ons handelen en hun lijden. De eerste aanwijzing hiervoor kwamen we reeds tegen in hoofdstuk 3 (de omvang van de wereldwijde armoede) van dit afstudeerwerk, waar bleek dat de inkomensverhouding tussen rijk en arm exponentieel differentieert. Hoe is dit mogelijk?
Internationale regels met betrekking tot de handel worden hoofdzakelijk vastgesteld door een drietal organen, te weten de Wereldhandelsorganisatie (WTO), de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Alle drie deze organisaties worden gedomineerd door de rijkste landen. Door middel van hun sterke onderhandelingspositie weten deze landen het gehele systeem (en dus de wereldhandel) naar hun hand te zetten. Ter illustratie hiervan wordt in Thomas Pogge’s boek The Economist aangehaald waarin te lezen valt:
“Rich countries cut their tariffs by less in the Uruguay Round that poor ones did. Since then, they have found new ways to close their markets, notably by imposing anti-dumping duties on imports they deem “unfairly cheap”. Rich countries are particularly protectionist in many of the sectors where developing countries are best able to compete, such as agriculture, textiles, and clothing. As a result … rich countries’ average tariffs on manufacturing imports from poor countries are four times higher than those on imports from other rich countries. The United Nations Conference of Trade and Development (UNCTAD) estimates that they could export $700 billion more a year by 2005 if rich countries did more to open their markets” .
Eerder noemde ik reeds het cijfer van 312 miljard dollar als hét verschil tussen leven onder en op de armoedegrens voor de armste 2,8 miljard mensen. Dat gezegd hebbende lijkt onze positieve verantwoordelijkheid evident nu uit het aangehaalde artikel uit The Economist blijkt dat ons protectionisme deze landen een schade van circa 700 miljard dollar berokkent. Toch blijken er daarnaast nog meer gronden te zijn waarop aanwezigheid van deze verantwoordelijkheid gebaseerd kan worden.
Een van deze gronden is de manier waarop de eerder genoemde autoritaire en corrupte regimes ondersteund worden. Dit gebeurt op drie verschillende manieren, waarbij de (actieve) participatie van de rijkste landen verschilt. Het betreft hier de manier waarop er omgegaan wordt met leningen op internationaal niveau, de manier waarop er omgegaan wordt met de handel in grondstoffen en tot slot de handel in conventionele wapens. Hoewel deze laatste het meest in het oog springt en tot de verbeelding spreekt als we het hebben over het ondersteunen van deze regimes, kan het belang van leningen en handel in grondstoffen niet worden onderschat. Beide leveren namelijk een groot voordeel op voor de leiders van dergelijke regimes en vormen alleen daarom al een reden om een couppoging te plegen in landen waar de situatie instabiel is.
Op internationaal niveau is het als leider van een land mogelijk grote bedragen namens de bevolking te lenen, ongeacht de wijze waarop de macht over het betreffende land en de daarbij behorende bevolking verkregen is of wordt uitgeoefend. Hoewel er iets voor te zeggen valt dat dergelijke regimes erkend moeten worden vanuit het oogpunt van de oorsprong van de internationale gemeenschap als zijnde een verzameling van soevereine staten, kan het niet zo zijn dat strikte toepassing van een dergelijk rechtstatelijk beginsel zwaarder weegt dan de levens van miljoenen mensen. Daar waar zelfs een commerciële organisatie als een bank de persoon van de lener meeneemt in de beslissing al dan niet een lening te verstrekken, gebeurt dit op internationaal niveau niet door organisaties en regeringen die een maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen. Het geleende geld kan vervolgens door autoritaire en corrupte regimes gebruikt worden om de verworven macht te behouden (bijvoorbeeld door de aankoop van wapens). De gemaakte schulden blijven ook nadat de corrupte leiders al lang weer zijn verdwenen, op de schouders van de desbetreffende landen drukken en maken daardoor structurele democratische veranderingen onmogelijk.
Naast de mogelijkheid om namens de bevolking schulden aan te gaan, is het ongeacht de wijze waarop de macht over het betreffende land en de daarbijbehorende bevolking verkregen is of wordt uitgeoefend, voor leiders mogelijk om de natuurlijke grondstoffen namens de bevolking te verkopen. Ook hier geldt dus dat dit opgaat voor regimes die op een onconstitutionele wijze (bijvoorbeeld door middel van een coup) aan de macht zijn gekomen. Als op nationaal niveau iemand zich wederrechtelijk de macht over een bepaald goed toeeigent, heeft dit tot gevolg dat hij slechts kan worden aangemerkt als bezitter . Dit betekent dat hij geen rechtsgeldige overdracht van het goed tot stand zal kunnen brengen (behoudens derdenbescherming voor een derde die te goeder trouw is). Deze vergelijking doortrekkend naar internationaal niveau zou betekenen het niet mogelijk zou moeten zijn rechtsgeldig grondstoffen te kopen van regimes die onconstitutioneel aan de macht zijn gekomen en/of blijven. De figuur van de derdebescherming voor een derde die te goeder trouw is gaat immers niet op, daar de derde op de hoogte had kunnen en moeten zijn van de onconstitutionele wijze waarop de macht over de grondstoffen verkregen/behouden is. De wijze waarop het voor een illegitiem bewind momenteel mogelijk is om op internationaal niveau grondstoffen namens de bevolking te verkopen heeft tot gevolg dat de economische groei van een arm land kleiner wordt naarmate deze meer waardevolle grondstoffen bezit. Tevens is het zo dat “a one percentage increase in the size of the natural resource sector generates a decrease by a half percentage point in the probability of survival of democratic regimes … and a nearly 8 percent increase in the probability of authoritarianism” .
Van het geld dat door autoritaire en corrupte leiders kan worden verkregen door middel van leningen of het verkopen van grondstoffen, worden veelal wapens aangeschaft teneinde de eigen machtspositie te versterken om ook op de langere termijn deze inkomensbronnen veilig te stellen. Ook hier bieden de rijke landen gewillig hun hulp aan deze regimes, door ontwikkelingslanden en hun leiders voor meer dan 25 miljard dollar aan conventionele wapens te verkopen. Dit tegen de achtergrond van een totale markt voor conventionele wapens van ongeveer 37 miljard dollar en een totale ontwikkelingshulp van nog geen 5 miljard dollar . De bewoners van deze landen betalen aldus door middel van grondstoffen waarop zij rechthebbenden zijn en leningen die in hun naam worden aangegaan, voor wapens die tegen hen gebruikt worden binnen een systeem waarin de rijke landen de weg plaveien voor de corrupte en autoritaire regimes die hen onderdrukken.
Met het oog op de positieve verantwoordelijkheid voor de wereldarmoede wil ik ook nog wijzen op de rol die wij hebben gespeeld in de ontstaansgeschiedenis ervan. Zoals Pogge daarover samenvattend opmerkt: “The present circumstances of the global poor are significantly shaped by a dramatic period of conquest and colonization, with severe oppression, enslavement, even genocide, through which the native institutions and cultures of four continents were destroyed or severely traumatized” . Een dergelijk moreel niet verdedigbare achtergrond zou niet mogen leiden tot een ongelijkheid zoals die heden ten dage bestaat.
Tot slot is onze positieve verantwoordelijkheid jegens de armsten in de wereld te baseren op de gevolgen die zij zullen ondervinden als gevolg van onze consumptiemaatschappijen. Als gevolg van het broeikaseffect is volgens de Verenigde Naties sinds 1960 een temperatuurstijging van 1,4 tot 5,8 graden Celsius opgetreden . De gevolgen van deze temperatuurstijging treffen Afrika relatief het zwaarst, enerzijds omdat de temperatuur er meer stijgt, anderzijds omdat de bevolking grotendeels afhankelijk is van landbouw. Droogtes en overstromingen hebben hierop een grote negatieve impact, terwijl er door de grote heersende armoede niet preventief kan worden opgetreden. Als gevolg hiervan wordt de schaarste steeds groter met alle gevolgen van dien. Een schrijnend voorbeeld hiervan is de huidige situatie in Darfur (Soedan), waar Arabische noorderlingen als gevolg van woestijnvorming al plunderend naar het zuiden trekken op zoek naar voedsel en water.