![]()
Als mijn keeper heb ik gekozen voor een keeper met flair, passie en uitstraling. Een markante persoonlijkheid:
José Luis Chilavert. Viermaal winnaar van de Argentijnse competitie, de Copa Libertadores en de Intercontinental Cup. Ook is hij de eerste keeper die ooit een hattrick wist te scoren: Chilavert nam namelijk een groot deel van de vrije trappen en penalty’s voor zijn club en land, Paraguay, waar hij 73 keer voor heeft gecapt. In ’95, ’97 en ’98 won hij de prijs voor beste keeper ter wereld.
Achter de verdediging is
Wim Jansen geposteerd. Iemand noemde hem een speler die niks bijzonders had. En dat is precies wat deze positie nodig heeft: degelijkheid. Hij had een goede pass en een buitengewoon inzicht. Een belangrijke schakel in het Feyenoord van de begin jaren ’70 waarmee hij de Europa Cup I, de Wereldbeker en de UEFA-Cup won. Hij sloot zijn carrière af bij Ajax, na een uitstapje in Amerika.
Rechtsachter in dit team is de legendarische
Wim Suurbier. Hij maakte met Ajax de Europa Cup-finales van ’69, ’71, ’72 en ’73 mee en won de laatste drie. Ook speelde hij mee in de verloren WK-finales van ’74 en ’78 en was hij onderdeel van het Oranje dat 3e werd op het EK van ’76. Hij speelde 60 interlands, waarin hij 3 keer scoorde. Ondanks zijn overmatige drankgebruik Suurbier werd geroemd om zijn snelheid, waardoor hij een fantastische tandem vormde met rechtsbuiten Sjaak Swart. At was er van hem geworden als hij niet aan de drank was?
Centraal achterin staat misschien wel de minst bekende naam in dit team:
Aldair. Met 93 caps voor Brazilië op zijn naam, evenals de WK-titel van ’94 en de verloren finale van ‘98, is hij echter geen kleintje. Na de Braziliaanse titel met Flamengo vertrok hij naar Benfica. Met 6 goals uit 33 wedstrijden trok hij de aandacht van AS Roma, waar hij tot 2004 heeft gespeeld. Als eerbetoon voor Aldair, die 415 wedstrijden in de Serie A achter zijn naam heeft, speelt niemand bij die club meer met rugnummer 6.
Linksachter staat de clubvoetballer die het meest tot de verbeelding spreekt:
Paolo Maldini. Met meer dan 800 optredens voor AC Milan en meer dan 125 caps voor Italië zijn er weinig voetballers te bedenken met meer ervaring dan hij. Zeven Italiaanse titels, een Italiaanse beker, vijf Italiaanse Super Cups, 5 Champions Leagues/Europa Cup I’s (hij speelde in acht finales!), evenzoveel Europese Super Cups en twee Wereldbekers voor clubs. Echte prijzen met de nationale ploeg ontbreken echter, hij speelde wel de WK-finale van ’94. Hij werd in dat jaar bovendien uitgeroepen tot beste speler van de wereld.
De controleur op het middenveld heet
Claude Makélélé. Zijn stijl van voetballen, zijn continue aanwezigheid, altijd dat voetje ertussen. Bij Real Madrid werd hij niet gewaardeerd omdat hij wars is van sterallures, bij Chelsea groeide hij uit tot de grootheid die hij nu is. Het “type Makélélé” is een begrip geworden. Hij heeft titels in Frankrijk, Spanje en Engeland achter zijn naam, evenals een Champions League, een Europese Super Cup, een Intercontinental Cup, een FA Cup en de WK-finale van 2006.
De man die zorgt voor de balans in het elftal is Milans spelmaker
Andrea Pirlo. Er zijn er maar weinig die het voetbalintelect hebben van Pirlo. Versnellen waar nodig, temporiseren als het moet. Altijd goede passes, een schitterende vrije trap. Winnaar van de Italiaanse titel in 2004 en twee Champions Leagues (2003 en 2007). Als het kloppende hart op het Italiaanse middenveld veroverde hij ook nog de wereldtitel van vorig jaar in Duitsland. Een super middenvelder die misschien nog wel meer waardering verdient dan hij nu krijgt.
Op tien staat
Nwankwo Kanu. Held van Ajax en held van Nigeria. Een enorme kerel, maar ondanks dat een fluwelen techniek. En inzicht. Voor Ajax scoorde hij 24 keer in 54 wedstrijden en won hij de Champions League. Hierna vertrok hij naar Inter. Tussendoor wist hij de hand te leggen op Olympisch goud en de eerste van zijn twee titels voor Afrikaans voetballer van het jaar. Niet lang hierna kwam een afwijking aan zijn hart aan het licht. In 1999 vervolgde hij zijn carrière bij Arsenal, waarmee hij de dubbel in 2002, de FA Cup in 2003 en de titel in 2004 won. Hierna vertrok hij naar Engelse subtoppers, waar hij nog wekelijks schittert.
Op de vleugels voorin staan
Faas Wilkes en
Oleg Blokhin, die geregeld van flank mogen wisselen. Faas Wilkes speelde 38 caps voor Oranje, waarin hij 35 keer scoorde. Karakteristiek waren zijn dribbels en zijn fenomenale passes. Wilkes kon iedereen passeren, en dat deed hij dan ook. Helaas zijn er weinig beelden beschikbaar, waarop we hem aan het werk kunnen zien. Maar de cijfers en zijn carrière spraken voor zich: naast voor Xerxes speelde hij onder andere voor Internationale, Torino, Valencia en Levante. Bij Inter was hij dé sterspeler en in Spanje was hij met Di Stefano en Kubala de grote attractie. Wilkes was het grote voorbeeld voor Johan Cruijff.
Blokhin is topscorer aller tijden van de voetbalcompetitie in de Sovjet Unie. Hij scoorde 211 keer in 432 wedstrijden en leidde zijn Dinamo Kiev zo naar acht (!!) landstitels. Ook won hij met die club tweemaal de Europa Cup II. Hij was de kroon op de perfecte machine die Dinamo in die tijd was. Ook is hij met 112 interlands en 42 goals recordinternational en topscorer van de Sovjet Unie. In 1975 werd hij verkozen tot beste voetballer van Europa. Hij wordt gezien als de beste voetballer uit de Sovjet Unie ooit. Zijn snelheid en zijn rushes waren ongeëvenaard.
Centraal voorin heb ik gekozen voor Mister PSV en de all-time topscorer van de Eredivisie. 311 goals scoorde
Willy van der Kuijlen in de Eredivisie, waarvan 308 voor PSV. Natuurlijk leverde hem dit diverse topscorertitels op. Door een conflict met de Ajacieden Cruijff en Neeskens speelde de spits niet zo veel interlands voor Oranje, wat natuurlijk een doodszonde is. Maar dan nog, Willy was een grote.