Ligt aan de dikte van de draad. Weerstand van een draad is rho * L / A, met rho = soortelijke weerstand, L = lengte en A = oppervlakte van dwarsdoorsnede. Dikke draad wordt minder warm dan een dunne draad.quote:Op zondag 16 december 2007 23:17 schreef luckass het volgende:
Ik wil graag een elektromagneet maken, stuk ijzer met koperdraad er omheen.
De draad heeft een weerstand van 20 Ohm, drie stuks parallel en ongeveer 15V er op.
Nu las ik ergens over de toelaatbare belasting van de draad, weet iemand of dit problemen kan gaan leveren?
diameter = 0,3 mm (in het planquote:Op maandag 17 december 2007 23:17 schreef Merkie het volgende:
[..]
Ligt aan de dikte van de draad. Weerstand van een draad is rho * L / A, met rho = soortelijke weerstand, L = lengte en A = oppervlakte van dwarsdoorsnede. Dikke draad wordt minder warm dan een dunne draad.
Wat je kunt doen is in de P2 een kaart kiezen die het punt O bevat, bijvoorbeeld de kaart Y is niet 0. Als je nu homogeniseert en omschrijft naar coordinaten x'=X/Y, z'=Z/Y dan is het punt O dus het punt (0,0) dus is het in deze kaart een "gewoon" punt.quote:Op dinsdag 18 december 2007 16:46 schreef spinor het volgende:
Zij E een elliptische kromme y2 = x3 + ax + b gedefinieerd over een lichaam K, K[E] de coordinaatring K[x,y]/(y2-x3-ax-b) en K(E) het breukenlichaam van K[E]. Ik probeer te snappen hoe een functie f in K(E) zich gedraagt in het punt op oneindig O. Voor een gewoon punt P op E geldt dat P een nulpunt van f is als f te schrijven is als g/h met g,h in K[E] waarbij g(P)=0 en h(P) != 0. f is niet gedefinieerd in P als f niet te schrijven is als g/h met g,h in K[E] waarbij h(P) != 0. Nu dacht ik: voor het punt op oneindig gaat het precies hetzelfde, maar maak je eerst de boel homogeen van graad 3 en kies je als punt (0,1,0). Koblitz doet echter het volgende: hij schrijft eerst g(x,y) in de vorm u(x) + v(x)y en definieert dan: deg(g) := max{ 2degx(u),3+2degx(v) }. Zelfde voor h(x,y), en hij zegt dan:
i) deg(g) < deg(h) => f(O) = 0
ii) deg(g) > deg(h) => f(O) is niet gedefinieerd.
iii) deg(g) = deg(h) => f(O) is a/b waarbij a en b de lc's van g en h zijn, resp.
Nu lijkt me dat dit niet hetzelfde resultaat geeft als wat ik in eerste instantie dacht, of toch wel? Er is daarnaast ook nog een voorbeeld waardoor ik het helemaal niet meer begrijp (of het voorbeeld is fout).
Stel E : y2 = x3 + 3x gedefinieerd over K=F11 en f=(y+x+1)/(x+8) in K(E). Dus g=y+x+1 en h=x+8. Maar dan staat er: deg(g)=3 en deg(h)=2, dus f(O) is niet gedefinieerd. Maar het lijkt mij dat deg(h)=3 en dus f(O) = 1?
Hmm, hier ga ik ergens gruwelijk de mist in. Als je x schrijft als u(x)+v(x)y dan u(x)=x, v(x)=0 en dus degx(u)=1, degx(v)=0. Maar dan is toch deg(x) = max{ 2degx(u),3+2degx(v) } = max{2*1,3+2*0}=3? Ik begrijp eigenlijk niet wat je bedoelt met vezels van graad 2.quote:Op dinsdag 18 december 2007 17:04 schreef thabit het volgende:
[..]
In jouw voorbeeld is deg(h) gelijk aan 2. Er geldt dat deg(x)=2 en deg(y)=3: de functie die (x,y) naar x stuurt heeft vezels van graad 2 en analoog voor (x,y)->y. Dus deg(x) is de graad waarin y in de vergelijking voorkomt en vice versa. De graad van een functie is in dit geval hetzelfde als de orde van de pool die die functie heeft in O. Dus deg(x+8)=deg(x)=2.
Aha, ik heb altijd in de veronderstelling geleefd dat deg(0) = 0. Ernstig zeg... maar nu is het helemaal helder. Bedankt!quote:Op dinsdag 18 december 2007 20:22 schreef thabit het volgende:
Als v=0, dan definieer je deg(v) = -oneindig. Wel zo handig anders werken gangbare formules zoals deg(uv)=deg(u)+deg(v) niet meer.
"Vezels van graad 2", daarmee bedoel ik dat het een 2:1 afbeelding is.
Tja, hoe je deg(0) het best kunt definieren is nogal context-afhankelijk. Soms is het -oneindig, soms is het -1 en ook soms zeg je "0 is een polynoom van elke willekeurige graad". Het vergt altijd even wat denkwerk om in te zien wat de juiste definitie is.quote:Op dinsdag 18 december 2007 20:28 schreef spinor het volgende:
[..]
Aha, ik heb altijd in de veronderstelling geleefd dat deg(0) = 0. Ernstig zeg... maar nu is het helemaal helder. Bedankt!
Hier een stap voor stap uitleg, met veel uitschrijven. Uiteindelijk hoeft dat natuurlijk niet zo expliciet gedaan te worden, maar dat maakt het hopelijk duidelijk. De notatie is niet ideaal op zo'n forum, maar vooruit.quote:Op donderdag 27 december 2007 01:43 schreef tankertuig het volgende:
Hmm... ik ben nog maar een dummie, dus het spijt me als ik nu wat sullig overkom.
Ik heb ook de antwoorden bij de opgave.
(sqrt[2]/3)3 geeft 2/27*sqrt[2]
((2*sqrt[3])/sqrt[2])3 geeft 6*sqrt[6]
Snap alleen niet echt hoe ze daar bij komen.
http://staff.science.uva.nl/~craats/basiswiskunde.pdf ben ik aan het doorwerken. opgaven 3.24, a b en c lukken, d en e alleen niet. snap er niks van.
Zie je ook waarom?quote:Op donderdag 27 december 2007 14:18 schreef tankertuig het volgende:
ow wacht. ik zag dus even niet dat 6sqrt(6) het zelfde is als sqrt(63)
Uitleg waarom:quote:Op donderdag 27 december 2007 14:18 schreef tankertuig het volgende:
ow wacht. ik zag dus even niet dat 6sqrt(6) het zelfde is als sqrt(63)
Maar wat word dit dan als de macht hoger word?
SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.sqrt(64)SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.sqrt(65)SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Ik heb het tussen spoilers gezet omdat je er eerst zelf over moet nadenken. Doe dit ook, dat wij het kunnen heb je niks aan.
2000 light years from home![]()
sqrt(66) = sqrt(63*63) = sqrt(63)*sqrt(63) = 6 * 6 * sqrt(64) = 36*sqrt(6˛*6˛) = 36*sqrt(6˛)*sqrt(6˛) = 36*6*6 = 36˛ = 1296
Klopt het nu dat ik sqrt(64) heb omdat sqrt(63) sqrt(62) word. en die 2x maakt sqrt(64)Gezocht: KAMER in UTRECHT![]()
Nee, helaasch helemaal fout beredeneerd; de vierkantswortel (square root) nemen van iets tot de macht zoveel deelt de exponent zoveel door 2. Logisch als je bedenkt dat sqrt(ab) * sqrt(ab) = ab/2 * ab/2 = ab/2 + b/2 = ab (precies (sqrt(a^b)2)).
sqrt(66) = 66/2 = 63
Wat jij wilt doen is kwadraatfactoren buiten het wortelteken halen:
1.) sqrt(a8) =
2.) sqrt(a2 * a2 * a2 * a2 ) =
3.) a * sqrt(a2 * a2 * a2) =
4.) a * a * sqrt(a2 * a2) =
5.) a * a * a * sqrt(a2) =
6.) a * a * a * a =
7.) a4
oftewel:
1.) sqrt(a8) =
2.) a * sqrt(a6) =
3.) a * a * sqrt(a4) =
4.) a * a * a * sqrt(a2) =
5.) a * a * a * a =
6.) a4
Omgekeerd gaat ook; als je een factor onder een wortelteken wilt schuiven moet je deze tevens kwadrateren:
a * sqrt(b) = sqrt(b * a2)
[ Bericht 5% gewijzigd door harrypiel op 27-12-2007 21:08:44 ]![]()
Ik snap niet waarom je 'gelooft' het te snappen, en het niet zeker weet.
sqrt(a7) = (a7)0,5 = a3,5 = a3*a0,5Ten percent faster with a sturdier frame![]()
ksnap deze limiet niet:
lim
x-> oneindig
2x sqrt x / (sqrt x^3 +7x) + (sqrt x^2+4)
normaal doe ik ze altijd met lhopital maar kheb geen idee hoe je deze moet differenteren of hoe je het met een andere methode moet doen![]()
![]()
hee gauw de vraag wijzigenKun je nog wat haakjes zetten, want zoals hij er nu staat is hij helemaal zo lastig niet.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0![]()
Zoals het er nu staat is de limiet oneindig, door de laatste term. Maar je zult wel 2x sqrt x / (sqrt(x^3 +7x) + sqrt(x^2+4)) bedoelen? In dat geval is de limiet gelijk aan 2, omdat teller zich gedraagt als 2 x1,5 en de noemer als x1,5 voor grote x.quote:Op zaterdag 29 december 2007 17:51 schreef ekain2 het volgende:
ksnap deze limiet niet:
lim
x-> oneindig
2x sqrt x / (sqrt x^3 +7x) + (sqrt x^2+4)
normaal doe ik ze altijd met lhopital maar kheb geen idee hoe je deze moet differenteren of hoe je het met een andere methode moet doen
heeft de hoop dat het allemaal stiekum toch nog goed komt...
Fotoboek![]()
*mompelt iets over de 2x in de teller onder het wortelteken brengen (kwadrateren niet vergeten), teller en noemer door de hoogste macht in de noemer delen (in dit geval sqrt(x3)), en van elke term de limiet naar oneindig evalueren.![]()
Zoals ik zei, gewoon in teller en noemer de termen bekijken die het gedrag voor grote x bepalen (d.w.z., de grootste macht hebben) en die met elkaar vergelijken. Om dit wiskundig te verantwoorden, kun je die hoogste termen eruit halen, zodat de rest in de limiet naar 0 gaat:quote:Op zaterdag 29 december 2007 18:12 schreef ekain2 het volgende:
jah dat klopt en het antwoord is ook juist maar kweet nog steeds niet hoe je er aan komt
2 x √ x / (√(x3+7 x) + √(x2 + 4)) =
2 x √ x / (√(x3(1+7 x-2)) + √(x3(x-1 + 4 x-3))) =
2 x √ x / (x √ x √(1+7 x-2) + x √ x √(x-1 + 4 x-3)) =
2 / (√(1+7 x-2) + √(x-1 + 4 x-3)),
en dan zie je dat √(1+7 x-2) naar 1 en √(x-1 + 4 x-3) naar 0 gaat als x → ∞, zodat de uitkomst van de limiet 2/1 = 2 is.heeft de hoop dat het allemaal stiekum toch nog goed komt...
Fotoboek![]()
In een zeker land bedroegen in een bepaald jaar de totale investeringen in vast kapitaal ¤440 miljard.
De voorraadmutaties bedroegen ¤60 miljard.
De afschrijvingen bedragen 10% van de bruto-investeringen.
Bereken de netto-investeringen
Euh HELP?* Toppunt van automatisering.
- De stewardess die verkracht wordt door de automatische piloot.![]()
Zulke vragen horen niet hier thuis, maar in het gammatopic.quote:Op zondag 30 december 2007 18:50 schreef -isolde het volgende:
In een zeker land bedroegen in een bepaald jaar de totale investeringen in vast kapitaal ¤440 miljard.
De voorraadmutaties bedroegen ¤60 miljard.
De afschrijvingen bedragen 10% van de bruto-investeringen.
Bereken de netto-investeringen
Euh HELP?![]()
Ik heb volgende week tentamen toetsende statistiek voor de opleiding Psychologie en ik probeer me nu voor te bereiden, maar ik heb een regelrechte ramp met alles wat met wiskunde te maken heeft.
Het gaat om een voorbeeldopgave waar ik niets van snap, namelijk de volgende:
Men wil weten of de man/vrouw verhouding onder studenten van Faculteit A en B van elkaar verschilt. Op steekproefbasis stelt men vast dat de proportie man in faculteit A 0,40 en in B 0,52 bedraagt. In beide gevallen zijn 100 studenten onderzocht.
Vraag 1.
Als je hier de nulhypothese toetst met behulp van de proportietoets voor verschillen, tot welke conclusie kom je dan?
Vraag 2.
De nulhypothese is ook te onderzoeken met behulp van de Chi-kwadraadtoets. Als je deze toets zou uitvoeren, welke waarde heeft de toetsstatistiek dan?
Zou iemand mij kunnen uitleggen hoe ik deze twee vragen aan moet pakken, want ik snap er niks meer van![]()
![]()
![]()
De proportietoets heb ik niet van gehoord, als je zegt op welke verdeling hij gebaseerd is, kan ik er waarschijnlijk wel wat mee. Merk op dat je de conclusie niet kunt trekken zonder vantevoren een significantieniveau te bepalen.
Voor de Pearson chikwadraattoets moet je de dubbele sommatie over de observaties en de groepen doen van het (o-e)˛/e met o de observatie en e de verwachte observatie. Wat je verwacht wanneer ze gelijk zijn weet je niet, dus schat je dat met (100*40 + 100*52)/200 = 46. Daarna maak je er nog een plaatje van, en het kan niet meer fout gaan:
De teststatistic heeft nu waarde (40 - 46)˛ /46 + (52-46)˛ / 46 + (60 - 54)˛ / 54 + (48 - 54)˛ / 54.
[ Bericht 52% gewijzigd door GlowMouse op 01-01-2008 20:27:02 ]eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
| Forum Opties | |
|---|---|
| Forumhop: | |
| Hop naar: | |