quote:
Trump heeft al gewonnen van de media
Ian Buruma
In september wordt Nederlander Ian Buruma (65) hoofdredacteur van The New York Review of Books. „De interessantste gedachten worden nu op rechts gevormd.”
Guus Valk
26 mei 2017
Ian Buruma (65) woont al sinds 1975 niet meer in Nederland. De Nederlander met een Britse moeder woonde sinds zijn vertrek in Japan, Hong Kong en New York. „Ik ben rusteloos”, zegt Buruma. „Ik denk altijd dat het ergens anders leuker is.”
Hij is opgegroeid in Den Haag. Daar was hij „niet ongelukkig”, maar hij wilde altijd weg. „Ik vond het prachtig om naar mijn grootouders in Engeland te gaan. Reizen, nieuwe indrukken opdoen. Zo leef ik nog.”
Toch is Ian Buruma niet alleen een wereldburger. Nooit heeft hij Nederland helemaal verlaten. In de 42 jaar dat hij weg is, heeft hij zijn Haagse tongval behouden. Hij werd fotograaf, filmmaker, romancier, hoogleraar en publicist, maar praat net zo graag en makkelijk over het Nederlandse intellectuele wereldje als over Amerikaanse of Aziatische politiek. Hij schreef boeken over Japanse cultuur, de islam, maar ook over de moord op Theo van Gogh.
Als hij wandelt over een regenachtig Manhattan – regenjas, paraplu, stevige pas – oogt hij onmiskenbaar Hollands. Buruma woont sinds 2005 in New York, waar hij ging werken als hoogleraar Mensenrechten en Journalistiek aan Bard College. Vanaf september is hij hoofdredacteur van The New York Review of Books. Buruma volgt Robert B. Silvers op, die in maart op 87-jarige leeftijd overleed.
Met die benoeming wordt Ian Buruma een journalistieke gigant in de Verenigde Staten, en de eerste Nederlandse hoofdredacteur van een gezichtsbepalend Amerikaans medium. The New York Review of Books, ook wel NYRB genoemd, is met circa 150.000 lezers relatief klein, maar vormt een belangrijk podium voor cultureel en politiek debat. Hannah Arendt, Tony Judt, Vladimir Nabokov, Gore Vidal en Susan Sontag schreven invloedrijke essays voor het tweewekelijkse tijdschrift. Buruma zelf stond er honderden keren in.
Zo’n instituut erven is geen eenvoudige klus voor Buruma. Terwijl hij gaat zitten in een koffietentje dichtbij zijn huis, zegt hij: „De NYRB is een monument. Maar ik wil van mijn baan geen monumentenzorg maken. Onherroepelijk ga ik dingen anders doen. Ik heb andere interesses, ben van een jongere generatie. De manier waarop over kunst wordt geschreven bijvoorbeeld. Het gaat nu nog veel over oude meesters, we zijn nog niet erg goed in hedendaagse kunst. Televisie, populaire cultuur, daar moeten we sterker in worden.”
U moet nu een blad leiden dat nooit een andere hoofdredacteur dan Robert Silvers heeft gekend.
„Ja, en Silvers was een bijzondere man, de NYRB was zijn leven. Hij deed nauwelijks iets buiten zijn werk. Hij ging wel eens naar een opera, maar daarna wandelde hij terug naar zijn kantoor, en bleef hij daar slapen. Echt zo’n Amerikaanse oostkust-intellectueel, die sterk op Frankrijk en Engeland was gericht. Hij schreef zelf nooit, hij redigeerde stilletjes en liet schrijvers bloeien. Ik wil blijven schrijven.”
Hoe bent u er ooit terechtgekomen?
„Ik had een boek over Japanse cultuur geschreven, dat besproken werd in de NYRB. Ik ging daarom in 1983 bij hem langs. Hij vroeg me: ‘Waar wil je zelf over schrijven?’ Ik wist niks, en noemde in het wilde weg een dik werk over moderne Japanse literatuur. Ik dacht dat ik er nooit meer iets van zou horen, maar na een paar maanden kreeg ik in Hong Kong een telex binnen. Silvers wilde weten waar het stuk bleef. Vanaf toen kon ik over alles in Azië schrijven. Ik had een niche.”
Hoe groot is de invloed van de NYRB?
„In de jaren dat Barack Obama in het Witte Huis zat, wist je dat de president van de Verenigde Staten de NYRB las. Onze rol nu is heel anders, we zijn nu een oppositiestem. We zullen niemand in het Witte Huis op andere gedachten brengen, maar het moet wel worden gehoord. Dat zie ik als onze taak.”
De NYRB heeft altijd gepleit voor internationale samenwerking, de rol van instituties in westerse democratieën. Juist die ideeën staan onder druk. Wat betekent dat voor uw rol?
„Vergelijk het met de aanloop naar de Irak-oorlog, rond 2002. Alle kranten, alle tijdschriften, iedereen ging vroeg of laat om. Maar de NYRB bleef zich, samen met een links blad als The Nation, verzetten. Het gaat er niet altijd om hoeveel lezers we hebben, het gaat om de diversiteit in opvattingen en meningen. Daar ligt onze invloed, en onze meerwaarde.”
In Amerika gaat het debat over de vraag of Trump van de instituties kan winnen, zoals de rechterlijke macht, of de media. Wat denkt u?
„Hij hééft voor een groot deel al gewonnen. Kijk naar het gezag van de media. Tijdens de campagne heeft ongeveer elke Amerikaanse krant zich tegen Trump uitgesproken. En toch heeft hij gewonnen. Het gezag van de kranten is dus weg, dat was een paar decennia geleden ondenkbaar. De rechterlijke macht bestaat nog, de internationale instituties functioneren nog, ondanks Trumps woorden. Maar het is heel zorgwekkend. Binnenslands zal het nog wel meevallen. Als het misgaat, dan gaat het op het wereldtoneel mis. Misschien het einde van de NAVO, misschien een oorlog, alles kan gebeuren.”
Hoe heeft de positie van de journalistiek zo achteruit kunnen gaan?
„Een paar decennia geleden waren er nog veel meer regionale kranten. Zij plaatsten stukken uit landelijke kranten als The Washington Post of The New York Times door, waardoor de opvattingen van deze kranten doorsijpelden in de haarvaten van de samenleving. Dat netwerk bestaat niet meer, want die kranten zijn grotendeels gesloten. De Post en de Times zijn eilandjes geworden.” Het heeft ook met technologie te maken, zegt hij. „Ik lees nog altijd het liefst papieren kranten, die ik vast kan houden. Als ik online lees, wordt het nieuws veel scherper voor me geselecteerd, en lees ik sneller stukken die mij toch al interesseren. Dat proces verergert door Facebook: door algoritmes zie je alleen maar wat je al vond. Dit heeft een desastreus effect op de uitwisseling van ideeën.”
U bent vurig pleitbezorger van een ander instituut, de politieke partij. Maar die is zwak. Trump kon een hele partij overnemen, en de Democratische Partij werd door simpele hacks uitgeschakeld. Zijn bewegingen, zoals die van Trump, niet veel sterker?
„Ik ben voor politieke partijen, omdat ze verschillende groepen moeten verenigen, en daarom vanzelf uitnodigen tot debat. Bewegingen zoals die van Trump of Bernie Sanders brengen energie, maar ze spreken met één stem. Ze zetten kiezers op tegen politieke partijen. Dat vind ik gevaarlijk.”
Bent u verrast door het succes van rechts-nationalisme in de afgelopen jaren?
„Ja. Maar het lijkt er wel op dat de verkiezingszege van Donald Trump voor een averechts effect heeft gezorgd. Na de winst van Donald Trump en het Brexit-referendum was ik een tijdje bang voor een sneeuwbaleffect. Kiezers in Europese landen lijken op tijd beseft te hebben wat er op het spel stond. Ik was opgelucht dat een echte Europeaan als Emmanuel Macron de verkiezingen in Frankrijk kon winnen.”
Vindt u het terecht dat Trump en de Brexit altijd in één adem genoemd worden?
„De Brexit kun je niet helemaal met de winst van Trump vergelijken. Het Brexit-debat sloot voor veel Britten aan op de diepere kwestie van soevereiniteit. Trumps demagogie is ook een echt Amerikaans fenomeen. Het land is te groot om de globalisering voluit te omarmen. Als je niet in een kuststaat woont, is de rest van de wereld ver weg.
„Juist Groot-Brittannië en de Verenigde Staten bouwden gezamenlijk de naoorlogse wereld op. Het geloof in internationale samenwerking, vrijhandel, en vrijheid van het individu. Nu zijn juist de Angelsaksische landen de vertolkers van verzet tegen het liberalisme. Dat is fascinerend.”
Hoe verklaart u dat?
„Juist het feit dat de Britten en Amerikanen de oorlog gewonnen hebben, heeft ze kwetsbaar gemaakt. Generatie na generatie is opgegroeid met nationale trots, het gevoel bijzonder te zijn. Fransen, Duitsers, Italianen, Nederlanders, inwoners van het Europese vasteland begrepen dat samenwerking nodig was. Wij hebben onszelf niet bevrijd, en kennen onze beperkingen. Die lessen hebben de Angelsaksische landen niet getrokken. Het Britse en Amerikaanse exceptionalisme heeft de weg in die landen vrijgemaakt voor een reactionair nationalisme.”
Het wereldbeeld van Ian Buruma is in belangrijke mate gevormd door het oorlogsverhaal van zijn vader, die in 1941 in Utrecht ging studeren. Zijn vader weigerde een loyaliteitsverklaring aan het Duitse gezag te tekenen, en dook onder. Door een stommiteit van het verzet verliet hij zijn schuilplaats, waarna hij gedwongen werd in Berlijn te werken in een fabriek voor treinmaterieel. Het gevaar kwam van alle kanten: niet alleen van de nazi’s, maar ook van de Britse en Amerikaanse bommenwerpers en de oprukkende Sovjet-artillerie.
Na de bevrijding door Sovjet-troepen kwam hij ternauwernood onder een executie uit. Hij zwierf door de ruïnes van Berlijn, geholpen door een Nederlander die vermoedelijk een nazi-collaborateur was geweest. Toen zijn vader instortte van de uitputting, werd hij verzorgd door de vriendin van de twijfelachtige Nederlandse reisgenoot, een Duitse prostituee.
Uw vader leeft nog. Praat hij hier gemakkelijk over?
„O, ja. Hij heeft door zijn tijd in Berlijn een heel genuanceerd beeld van goed en kwaad meegekregen. Hij weet waartoe de mens in staat is, maar weet ook dat de wereld zich niet zomaar in goed en fout laat indelen. In zijn carrière als advocaat heeft hem dat enorm geholpen. Ik heb dit mensbeeld van hem overgenomen.”
Maar wat Buruma nog meer fascineert, is wat er na die eerste bevrijdingsweken met zijn vader gebeurde. Hij keerde terug naar Utrecht, pakte zijn studie weer op, en sloot zich op 22-jarige leeftijd aan bij het studentencorps. Daar was besloten dat ook ouderejaars studenten weer ontgroend moesten worden. Studenten met oorlogstrauma’s, sommigen Joods, werden afgeblaft en vernederd. Buruma: „Maar het rare was dat mijn vader, die zelf ook nare ervaringen had, dat helemaal geen probleem vond. Hij onderging alles alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Als ik hem ernaar vroeg, zei hij: ‘Het hoorde er gewoon bij’.”
Wat dreef hem toen, denkt u?
„Wat me raakte in zijn verhaal, is de enorme drang om terug te keren naar de normaliteit van voor de oorlog. Daarom had hij ook geen enkele moeite met de ontgroening. Hij was iemand uit de elite, die terugverlangde naar de tijd dat alles goed was. Hij wilde de oorlog vergeten, en het Nederland herstellen zoals hij het gekend had. Mensen zijn bereid heel ver te gaan in dat streven.”
Helpt het u het heden te verklaren? Ziet u een parallel tussen die drang naar een terugkeer naar vroeger en het nostalgische Great Again-sentiment onder Trump-stemmers?
„Nou, het verschil is dat de vooroorlogse wereld voor mijn vader ook echt een prettige wereld was om naar terug te verlangen. Zijn nostalgie begrijp ik wel. De Trump-kiezer is iets anders. Zij die weer willen leven zoals in de tijd dat de kolenmijnen nog open waren, worden meer gedreven door rancune dan door nostalgie. Dat speelde bij de generatie van mijn vader geen rol.”
Migratie speelt een grote rol in Buruma’s leven. De Joodse ouders van Buruma’s moeder waren nakomelingen van Duitse migranten in Engeland. Als migrantenkinderen in een vaak antisemitische omgeving kozen ze voor radicale assimilatie. Ze gingen zich, zegt Buruma, „Britser dan Brits” gedragen. Ze kleedden zich zo Engels mogelijk, waren dol op Churchill, en lieten nauwelijks merken dat ze van Duits-Joodse komaf waren. De prijs die ze voor een rustig leven betaalden, was dat ze radicaal afstand namen van hun achtergrond. Buruma beschreef hun levens in zijn boek Their Promised Land, hun Beloofde Land.
Angst voor migranten is volgens Buruma tijdloos. Maar de huidige anti-immigratiesentimenten in de VS hebben volgens hem ook te maken met een groeiend klassenverschil. Niet langer is er alleen een kloof tussen arm en rijk, schreef hij onlangs, maar vooral tussen platteland en stad. De inwoners van dunbevolkte gebieden zijn vaak niet eens armer dan stedelingen, maar hebben het gevoel dat er op hen wordt neergekeken door de stedelijke elites. „Populisten wakkeren die sentimenten aan door erop te hameren dat buitenlanders voor weinig of niets hun werk doen. Maar het is het relatieve succes van etnische minderheden en migranten dat deze mensen vooral van streek maakt.”
Heeft uw eigen emigratie uw kijk op het thema bepaald?
„Ik voel me geen migrant. Ik woon nu toevallig in New York, en heb het hier nu naar mijn zin, maar ik ben me nooit Amerikaan gaan voelen. Ik heb ook nooit een Amerikaans paspoort aangevraagd.”
U kunt straks het politieke debat in Amerika beïnvloeden. Welke stemmen laat u aan het woord? Zijn er schrijvers en denkers die in het Trump-tijdperk opstaan?
„Wat me opvalt, is dat de interessantste gedachten nu op rechts worden gevormd. De meest principiële stellingname tegen Trump komt van mensen van wie de opvattingen normaal mijlenver van me afstaan. David Frum, Max Boot, Ross Douthat, die lees ik graag. Het zijn conservatieven die nu duidelijk afstand nemen van Trump. Voor zulke stemmen maak ik graag ruimte in de NYRB. Maar het zijn uitzonderingen. Het debat is star geworden.”
Hoe verklaart u dat?
„Identiteit en politiek zijn de afgelopen jaren steeds meer door elkaar gaan lopen. Kijk naar een thema als klimaatverandering. Wat je ervan vindt, is gebaseerd op de club waar je bij hoort. Een weerlegging is meteen een aanval op je identiteit, op wie je bent. Ik zou willen dat ik dat kon doorbreken.”