Etappe 7: Maceda - Puebla de Sanabria, 158,5 kmWat een rustige overgangsetappe had moeten worden werd een felbetwiste etappe, met steeds wisselende scenario's. Lang leek de kopgroep het te gaan halen en even vreesde ik er zelfs voor dat non-renner Frank er met de overwinning vandoor zou gaan, maar aan het einde haalde Movistar het toch nog bijna allemaal terug. Net voor het ze lukte om alles terug te halen, ging Dani Moreno in de aanval. Dani Moreno is alleen een flink stuk minder dan de voorgaande jaren, dus leek zijn aanval niet echt ergens op. Simon Yates, je weet wel, die jongen die niet al te lang geleden nog geschorst was, reageerde snel en liet Moreno bijna meteen ter plaatse. Hij soleerde zo naar een overwinning, zijn tweede al sinds zijn schorsing. Mooie boel. Daarachter zat er nog wel een groepje voor het uitgedunde peloton, maar er waren niet echt veel tijdsverschillen tussen de klassementsmannen. Toch was het wel opvallend om te zien hoe klein het peloton nog maar was. Amper 40 man, dat had je op voorhand toch ook niet verwacht. Er werd toch bijna de hele dag flink doorgereden, wat de komende dagen zeker nog effect zal hebben op de benen. We krijgen in het weekend en daarna achter elkaar nog drie lastige bergritten. 10 dagen koers zonder rust, dat kan nog wel eens wat slachtoffers gaan eisen. Voor we aan dat weekend met drie bergritten beginnen krijgen we nu eerst nog een overgangsetappe. Weer een etappe die op papier iets lijkt voor de vluchters, maarja, asfalt is dan weer net even iets anders.
Na zeven dagen koers komt er dan eindelijk een eind aan het verblijf in Galicië. De start is nog wel in deze regio, maar aan het eind van de rit zitten we dan toch echt in een ander deel van Spanje. De laatste dag in Galicië begint in Maceda, een klein dorpje ten oosten van Ourense en ten zuiden van Luintra. Geen enorme verplaatsing voor de renners, ook wel eens fijn. Maceda is echt een klein dorpje, want er wonen amper 1500 inwoners. Er is ook een gemeente Maceda, met liefst 54 dorpjes. In al deze dorpjes samen wonen maar 3000 mensen. Best een rustig gebied dus, mogen we concluderen. Maceda zelf heeft niet veel te bieden, op een kasteel na. Dit kasteel uit de 11e eeuw is tegenwoordig een hotel, waardoor het niet helemaal meer in originele staat is. Zowel aan de binnen- als de buitenkant is het geheel wat gemoderniseerd, maar alsnog staat er genoeg overeind om te kunnen spreken van een middeleeuws bouwwerk. Maceda heeft ook nog wel een aardige kerk, maar meer bezienswaardigheden zijn er niet echt. Ze hebben hier ook zo hun eigen jaarlijkse feest, maar dit feest vind ik een beetje eng. Blijkbaar lopen de mensen hier dan allemaal met vreemde maskers rond. Best beangstigend. Bij de start fietsen de renners een rondje door het dorp en komen ze uiteraard ook langs het kasteel. Daarna verlaten ze het dorp en fietsen ze naar het zuiden.
De eerste kilometers van de rit zijn redelijk eenvoudig. Het is een aantal kilometer vlak. De wegen zijn ook nog relatief breed, hoewel de staat van het asfalt niet overal even fantastisch is. De renners rijden door een aantal gehuchten en daar wil het nog wel wat bochtig zijn, maar verder is er niet veel aan de hand. Onderweg komen we door een klein dorpje met de naam Valverde, speciaal voor Alejandro. Van Valverde rijdt men verder richting Allariz en richting dit dorpje begint de weg al licht omhoog te lopen. In Allariz begint de eerste klim van de dag echt, de Puerto de Allariz. Een beklimming van de derde categorie die 6,8 kilometer lang is en 4,4% gemiddeld. Geen lastige klim, het gaat behoorlijk regelmatig omhoog. Geen hoge stijgingspercentages. De klim heeft wel wat bochtjes, maar niet omdat het zo enorm steil is. Na 25 kilometer komen de renners boven en is er een korte afdaling. De afdaling is over een redelijk brede weg, zonder al te veel moeilijkheden. Het gaat niet heel scherp naar beneden, er zijn praktisch geen lastige bochten en na een paar kilometer wordt het alweer vlak. De renners komen uit op een nog bredere weg en die weg gaan ze bijna 100 kilometer volgen. Het is een kilometer of 20 vlak, tot de volgende klim van de dag. In die 20 kilometer gaat het vooral nogal rechtdoor, er zijn weinig obstakels onderweg. De volgende klim is er een waar geen punten te verdienen zijn, maar dat is ook nogal logisch, want veel stelt het niet voor. Op het profielkaartje ziet het er nogal indrukwekkend uit, maar het is slechts een klimmetje van vier kilometer aan amper drie procent. Na dit klimmetje gaat het acht kilometer naar beneden, maar veel stelt dat ook niet voor. De weg is breed en er zijn maar weinig bochten. Dan zou het dus redelijk makkelijk moeten zijn, hoewel er tijdens de vorige rit ook werd gevallen op een punt dat je niet echt zou omschrijven als lastig. Na 68 kilometer komen de renners door Verín, waar een kasteel staat.
Net buiten Verín begint de volgende klim van de dag, de tweede waar punten te verdienen zijn. De Alto de Fumances is de langste klim van de dag, 11,2 kilometer lang en 4,3% gemiddeld. Wel weer een beklimming van de derde categorie, want door het gemiddelde stijgingspercentage stelt het ook weer niet heel veel voor. De lastigste kilometer is met 6,6% nog best goed te doen. Verder heeft deze klim nog drie kilometer aan meer dan 5%, maar op die kilometers na is het een makkelijke klim. Vooral veel stroken aan drie en vier procent, goed te doen. Na 79 kilometer komt het peloton door het dorp Fumaces en een kilometer later komen ze boven op de top van deze klim. Na deze klim is er een vlakke strook van enkele kilometers, waarna het even een aantal kilometer naar beneden gaat. We zitten nog steeds op dezelfde brede weg, wat de afdaling toch wel een stuk makkelijker maakt. Het is zo enorm breed dat je niet enorm veel hoeft te sturen. Er zijn wel wat bochten, maar die zijn bijzonder simpel. Na een aantal kilometer begint de weg alweer omhoog te lopen, richting de tussensprint van de dag. Die tussensprint van de dag komt na 104 kilometer en ligt in A Gudiña. Van het eind van de korte afdaling tot A Gudiña is het twaalf kilometer fietsen en in die twaalf kilometer moeten de renners 300 hoogtemeters overwinnen. De helft daarvan doen ze in twee kilometer. Het gaat eventjes behoorlijk omhoog, richting de Alto da Mesón de Erosa. Twee kilometer aan meer dan 5%. De resterende kilometers richting A Gudiña zijn vooral vals plat en af en toe helemaal plat. In het dorpje van de tussensprint is verder niet zo veel te doen, maar ze hebben er wel een station. Bovendien uitzicht op een weinig inspirerende berg, maar dat kan ook liggen aan het feit dat deze hele omgeving niet erg inspirerend is.
Na de tussensprint loopt het nog een aantal kilometer omhoog, twee kilometer aan 5% ongeveer. Vervolgens gaat het zeven kilometer lang licht naar beneden, maar dan ook heel licht. Amper 100 meter hoogteverlies. Nog altijd op dezelfde brede weg, dus nog altijd zijn de afdalinkjes weinig uitdagend. Het gaat de hele dag op en af, daarom is het ook niet heel verrassend dat we na deze afdaling al snel weer de volgende klim krijgen. Weer een klim waar geen punten te verdienen zijn, want heel zwaar is het niet. Het ging zeven kilometer licht naar beneden en nu gaat het weer zeven kilometer voorzichtig omhoog. Tenminste, een procentje of drie mogen we toch best wel voorzichtig noemen. Op de top van dit zoveelste klimmetje tussendoor hebben de renners 121 kilometer gefietst en verlaten ze Galicië definitief. Het is nu tijd om Castilië en León eens te gaan verkennen. In de buurt van de top mogen de renners ook nog door een tunnel die 400 meter lang is en best slecht verlicht lijkt. Bij het binnenrijden van Castilië en León is er wel een mooi uitzicht op de omgeving, hoewel er niet veel aandacht voor zal zijn omdat het weer een aantal kilometer naar beneden gaat. De renners fietsen parallel aan de snelweg over de weg die nog steeds breed is. Ook deze afdaling is dus prima te doen. Na een tijd houdt de weg waar de renners al meer dan 100 kilometer over fietsen ineens op te bestaan. Dan hebben ze de keuze tussen de snelweg of een smaller en slechter weggetje aan de linkerkant. Uiteraard wordt er voor de tweede optie gekozen. Hier begint het meteen al licht omhoog te lopen. In totaal zal het twaalf kilometer lang licht omhoog lopen, maar alleen de laatste zeven kilometer daarvan tellen we officieel mee als een klim. Na het passeren van Hedroso, na 132 kilometer, begint de Alto de Padornelo zo'n beetje. Deze klim van de derde categorie is dus ongeveer zeven kilometer lang en 3,2% gemiddeld. Absoluut niet lastig, vooral ook niet omdat het een gelijkmatige klim is. Er zitten totaal geen zware stroken tussen. Na 140 kilometer, net buiten Padornelo, komen de renners boven.
Op de top van de Alto de Padornelo is het nog 18 kilometer tot de finish. We fietsen nu in een rechte lijn door naar Puebla de Sanabria. Het gaat ongeveer negen kilometer naar beneden, over een brede weg met goed asfalt. De afdaling is te simpel voor woorden, er zijn bijna geen bochten en het gaat nog niet eens enorm steil naar beneden. Op tien kilometer van de streep wordt het vlak en dat blijft het ook zo'n beetje tot de finish. Het gaat lang rechtdoor over brede wegen, zonder enige obstakels. Pas op minder dan drie kilometer van de streep gaat er iets gebeuren. Dan moeten de renners rechtsaf slaan en komen ze op een bochtige weg terecht, aan de noordkant van Puebla de Sanabria. Ze rijden het dorp binnen, maar gaan niet direct naar het centrum. Met een boog rijden ze daaromheen en volgen ze de Rio Castro. Op minder dan een kilometer van de streep zit er een lange lopende bocht, die de renners langs het kasteel van Puebla de Sanabria brengt. Op 500 meter van de streep slaan ze linksaf en steken ze Rio Tera over. Direct na deze brug slaan ze weer linksaf en begint de weg omhoog te lopen. In de laatste 200 meter is er nog een flauwe bocht naar rechts, daarna gaat het rechtdoor tot de finish. In de laatste 400 meter gaat het nog 20 meter omhoog, het laatste stuk stijgt het dus nog aan 5%. Alsnog geen vlakke finale, dat krijgen die Spanjolen altijd wel mooi voor elkaar. De finishlijn is getrokken in aan de buitenkant van Puebla de Sanabria bij een of ander hotel.
Puebla de Sanabria is een klein dorpje met slechts 1500 inwoners. De Vuelta heeft de laatste dagen wel iets met plaatsen waar helemaal niemand woont. Wel gek eigenlijk, want een vertrek of aankomst binnenhalen kost normaal toch best wel wat geld. Geen idee waar ze dat hier vandaan halen, maar dat maakt ook allemaal niet uit. Puebla de Sanabria is een oud dorpje, een van de oudste in de omgeving. Al in het jaar 500 schijnen hier mensen te hebben gewoond, wat voor deze streek dus uitzonderlijk vroeg is. Het bekendste gebouw van dit dorp is zonder twijfel het kasteel. Een mooi kasteel, dat uit de 15e eeuw stamt. Volgens de site van de Vuelta zelfs een majestueus kasteel, dat uitstekend bewaard is gebleven en daardoor een populaire toeristische attractie is geworden. Naast het kasteel is er ook nog een deel van een stadsmuur overeind gebleven en is er een heuse binnenplaats, met allerlei oude gebouwen, zoals een stadhuis en ook nog twee oude kerken. Absoluut een mooie plek, behoorlijk idyllisch. Jammer dan weer dat we redelijk ver van dat alles finishen, in een iets minder mooie buurt. Hoewel er ook nog wel een kerkje staat op een paar honderd meter van de finish dat ook niet onooglijk is.
In Galicië wordt het weer warm, dik boven de 30 graden. In de buurt van de startplaats kan het zelfs 33 graden worden. In Puebla de Sanabria en omgeving is de kans aanwezig dat het iets koeler wordt, het zou zo kunnen zijn dat we daar de 30 graden niet halen. 27 graden, schijnt het daar te gaan worden. Er is ook kans op regen in Puebla de Sanabria. Zo rond het middaguur zouden er wat buitjes in deze omgeving kunnen zijn. Regen tijdens de Vuelta is wel een beetje gek, dus het lijkt me dat het alsnog gewoon droog blijft. De wind is in ieder geval zeker afwezig, zoals dat wel vaker het geval is tijdens deze Vuelta. Het is een korte rit, dus de rennertjes beginnen pas om 13:49. De finish wordt verwacht tussen 17:30 en 17:52, vergelijkbaar met de andere dagen. De uitzendingen op tv bij Sporza en Eurosport beginnen zoals gewoonlijk weer om 15:00. Dan zitten we op ongeveer 110 kilometer van de streep en missen we dus vrij weinig van deze ongetwijfeld enorm spannende rit.
Ik durf geen voorspellingen meer te doen. Die klootzakken doen iedere keer precies het tegenovergestelde van wat ik zeg. Zelfs de meest overduidelijk overgangsetappe ooit ging niet eens meer naar de vluchters, dan weet ik het ook niet meer allemaal. Op papier is dit ook weer een overgangsrit, die in een normale wereld naar de vluchters gaat. Alleen is deze Vuelta nog niet zo normaal. Ritten voor de klassementsrenners gaan naar de vluchters en vice versa. De kans is dus op basis van de afgelopen dagen groot dat de beter klimmende sprinters hier om de zege zullen gaan strijden, maar ik ga toch maar vasthouden aan mijn initiële gedachte: een rit voor de vluchters. Vooral ook omdat er de afgelopen dagen toch flink is gekoerst. Met de drie bergritten die hierna komen in het achterhoofd zal het peloton toch ook ooit een keer rustig aan moeten doen. Dan noem ik dus maar weer eens vijf namen en ren ik juichend door de kamer als ik er één goed heb.
1. Battaglin. Jaja, ik noem iemand van Lotto Djumbo. De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Als Jantje Boven en Addy Engels eventjes hun gezonde verstand gebruiken weten ze dat ze vanaf nu iedere dag iemand in de aanval moeten sturen. Voor deze rit is Battaglin dan de meest geschikte renner. Hij kan aardig klimmen en heeft een sterke sprint, zeker als de weg nog lichtjes omhoog loopt. Deze rit is letterlijk voor hem bedacht. Derhalve zien we Enrico natuurlijk niet in de aanval, maar het idee is leuk.
2. Goncalves. De Portugese god van Caja Rural gaat naar Katusha, maar voor hij dat doet moet hij zich eerst nog maar eens een aantal keer laten zien in de Vuelta. Is normaal wel een aanvaller, dat liet hij vorig jaar in de Vuelta vaak genoeg zien. Dit soort ritten zijn ook ideaal voor hem. Kan aardig klimmen en heeft een sterke punch, nou, dan moet je hier wel even flink gaan schroeien natuurlijk.
3. Rossetto. Dat is zo'n individu van Cofidis. Kan normaal wel een aardig klassement rijden, maar daar komt tot nu toe niet veel van terecht. Dan moet hij het maar gaan proberen door in de aanval te gaan. Is van zijn ploeg wel degene die dat het beste zou moeten kunnen.
4. Huzarski. Iedere dag gaat er wel iemand van Bora in de aanval, maar hij is nog niet aan de beurt geweest geloof ik. Herklotz ook nog niet, maar ik heb niet de illusie dat we hem nog gaan zien.
5. Janse van Rensburg. Omdat geen enkele kopgroep compleet is zonder een Afrikaanse wielergod.