quote:
“De wegen? Die zijn er vaak beter dan in België”: het avontuur van Quick-Step-talent Jonathan Vervenne (20) in de Ronde van Rwanda
Volgend jaar is Rwanda gastheer voor het WK wielrennen. Niet zo’n vreemde keuze, want al sinds 2009 maakt de Tour du Rwanda deel uit van de internationale kalender. Vorige week nam Jonathan Vervenne (20), actief voor het opleidingsteam van Soudal Quick-Step, aan de achtdaagse deel. “De wegen waren opperbest, vaak beter dan in België.”
Dinsdagmiddag zette Jonathan Vervenne weer voet op Belgische bodem na een elfdaags avontuur in Centraal-Afrika. En of het een avontuur was voor de 20-jarige Limburger van het opleidingsteam van Soudal Quick-Step. De student burgerlijk ingenieur was nog nooit eerder op het Afrikaanse continent geweest.
Wat was jouw eerste indruk van Rwanda?
Vervenne: “Goh, je bereidt je voor op een compleet andere omgeving dan je gewoon bent, maar eenmaal ter plaatse blijf je toch je ogen uitwrijven bij wat je ziet. De manier waarop die mensen daar leven, dat kan je je als westerling amper voorstellen. De modale Rwandees woont in net iets meer dan een hutje. Ze verplaatsen ze zich op motors en met wagens die hier vijftig jaar geleden rondbolden. In Kigali zie je duizenden en duizenden brommertjes. De hele stad ruikt naar de geur van tweetakt. Logisch, Rwanda wordt niet voor niets het pays des milles collines (land van de duizend heuvels, red.) genoemd. Wie zich toch met de fiets verplaatst, doet dat met de gekste dingen op zijn rug of bagagedrager. Dat gaat van kilo’s bananen en frigo’s over meubels tot een heuse kippenren vol kuikens (lacht). Ja, als we ons gingen opwarmen voor de koers lagen we geregeld in een deuk van het lachen. Al moest je wel altijd je kopje erbij houden. Want verkeersregels kennen ze daar precies niet echt. Al weten zij - ondanks de chaos - wél wat ze doen. Als westerling was het vooral kwestie om voorzichtigheid aan de dag te leggen.”
Eenmaal in koers kwam je opnieuw in de vertrouwde bubbel van de wielerkaravaan terecht. Maar hoe is het om daar te koersen?
“Prima. Rwanda lijkt me klaar om het WK in 2025 te ontvangen. De infrastructuur en met name de wegen zijn opperbest. Vaak beter dan in België. Ook het enthousiasme van de bevolking is groot. Het lijkt wel of het leven even stilvalt als de koers passeert. Enkel op dag vier was het wennen. Toen doorkruisten we een oerwoud, dat was de enige rit waarin we een tijdlang niet tussen drommen toeschouwers moesten. Op een gegeven moment heb ik wel apen zien toekijken vanuit de bomen. Maar die stoven angstig weg naarmate het peloton naderde.”
Stel: ik wil het WK 2025 bijwonen in Kigali. Waarmee moet ik rekening houden?
“De hotels waarin wij verbleven waren prima. Met name die in hoofdstad Kigali. De kamers aan het Kivumeer waren wat primitiever. Op het moment dat het warm en benauwd is, mis je airco. Sommige renners hadden ook last van insecten. Ik niet, want ik had mijn muskietennet mee (lacht). Nu, ik kan me inbeelden dat de hotels in en rond Kigali volgend jaar goed gevuld zullen liggen. Dus lijkt het me verstandig dat WK-fans hun hotelkamer vroeg boeken. Tenzij ze openstaan voor het avontuur (lachje).”
Voor jou kon de Ronde van Rwanda niet beter starten. Na de ploegentijdrit mocht je meteen de gele leiderstrui aantrekken.
“Klopt. Dat was een mooie geste van mijn ploegleider Kevin Hulsmans (de Lommelse ex-luitenant van onder meer Tom Boonen, red.). Binnen de ploeg sta ik bekend als tijdrijder dus stelde Kevin voor dat ik als eerste mijn voorwiel over de finishlijn mocht drukken. William (Lecerf, red.) en Pepijn (Reinderink, red.) zouden verderop in de ronde hun kansen nog wel krijgen. Doordat we als ploeg de beste tijd neerzetten, mocht ik inderdaad de eerste leiderstrui oppikken.”
En dat op een traject dat we volgend jaar zullen terugzien als tijdritparcours voor de mixed relays?
“Zo is dat. Een supersnel traject trouwens. Begrijpelijk als het startpunt hoger ligt dan de aankomst. Het zou me niet verbazen als ze volgend jaar daar ook met een voorblad van 68 tandjes van start gaan (lacht). Op een gegeven moment reden we 80 km/u in een afdaling. Met zijn vijven in elkaars wiel is dat niet zo comfortabel. Bovendien moet je aan het eind nog iets in de tank hebben, want de laatste kilometers lopen pittig omhoog.”
Eén van de deelnemers was viervoudig Tourwinnaar Chris Froome. Komt een renner met zo’n naam dan een praatje slaan met de geletruidrager?
“Niet op dag twee. De rit nadien wel. Blijkbaar was Froome onder de indruk van de manier waarop ik in mijn gele trui de kopgroep bij de lurven vatte en vervolgens nog mee deel uitmaakte van de lead-out. Hij kwam me daarvoor feliciteren. Ik vond het super chic om een compliment van zo’n renner te krijgen. Al zal hij ook wel in zijn nopjes geweest zijn dat - dankzij mijn beulswerk - zijn ploegmaat bij Israel-Premier Tech (Itamar Einhorn, red.) de rit kon winnen.”
Tijdens de slotrit maakte je dan weer kennis met enkele obstakels uit de WK-wegrit. Waaraan mogen WK-gangers zich verwachten?
“Klassieke renners die goed een helling over kunnen, zullen in Kigali aan hun trekken komen. Dan kom je weer uit bij de usual suspects: Evenepoel en Van Aert bij de Belgen, Van der Poel en Pogacar bij de buitenlanders. Ik heb geen idee hoe vaak de renners Mount Kigali en de Muur van Kigali moeten trotseren, maar ik weet wel dat eerstgenoemde neigt naar een kleine col. Mount Kigali betekent zes kilometer klimmen aan een gemiddelde van zeven procent. Het is een klim in drie trapjes waarvan het laatste trapje één kilometer aan gemiddeld 11% is. En de Muur van Kigali? Tja, dat is een super steile kasseiklim van 500 meter. Niet zo steil als de Paterberg, maar toch. Uiteraard spreekt het me aan om er volgend jaar tijdens het WK bij te zijn. In principe ben ik dan nog laatstejaarsbelofte, maar mijn lot ligt - net als dat van alle landgenoten - natuurlijk in handen van de bondscoach.”
Tot slot Jonathan, welke herinneringen aan Rwanda springen er voor jou uit?
“Ik kan me inbeelden dat mijn ouders en zus, die naar Rwanda waren afgereisd in het gezelschap van twee kameraden, vooral mooie herinneringen bewaren aan de vijfde etappe, een klimtijdrit naar Kinigi Kwita Izina. Die chronoproef bezorgde ploegleider Hulsmans hoofdbrekens. Doordat Pepijn en William plaats één en twee in het klassement bezetten en de ploeg over slechts één volgwagen beschikte, zou één van de twee zonder ondersteuning moeten starten. Dus vroeg Kevin aan mijn ouders of zij niet wilden assisteren. Bijgevolg reden ze met hun huurwagen, en met een mecanicien en wielen op de achterbank, achter twee van onze renners aan. In Rwanda kunnen zulke zaken nog (lacht).”
“Mijn hoogtepunt situeerde zich buiten koers. Maandag heb ik namelijk het Genocide Museum bezocht. Een bezoek waarvan ik stil werd. Zo stond ik ervan versteld dat die volkerenmoord tussen Tutsi’s en Hutu’s amper dertig jaar geleden plaatsvond. Want in het hedendaagse straatbeeld is er niets dat doet vermoeden dat beide bevolkingsgroepen elkaar nog naar het leven staan.”