Interview in
Linda december 2006 Peter en Susan Smit.
Hij is atheïst, zij gelooft in engelen en dolende zielen. Hij schrijft over verdwenen kinderen, zij over onmogelijke liefdes. We bedoelen maar, als schrijfster Susan Smit en crimefighter Peter. R. elkaar ontmoeten, wordt het vanzelf gezellig.
Ik word altijd een beetje onrustig van rechercheurstypes. Er kleeft iets van gevaar en verleiding aan. Een rechercheur is stug, mannelijk, rebels en gesloten als een oester. Zo hoort dat. Onder de ruwe bolster zit uiteraard een blanke pit. Ook dat hoort zo. Pas als hij, na een dag boeven vangen en coke op zijn tandvlees wrijven, aan de bar zit met een fiks glas whisky, kun je een glimp opvangen van zijn rijke, getroubleerde gevoelsleven. Natuurlijk heb ik gewoon te veel CSI gekeken. Toch is mijn plan van aanpak, nu ik de mens achter misdaadverslaggever Peter R. de Vries (49) ga blootleggen, tijdens het interview zoveel mogelijk drank op tafel te laten komen. Of hem in ieder geval te paaien met goed eten, want daar schijnt hij dol op te zijn. We spreken af om op een donderdagavond copieus te dineren in het Amsterdamse College Hotel.
Zo op het eerste gezicht hadden we niet verschillender kunnen zijn. Hij, de heldhaftige crimereporter, weet hoe de wereld in elkaar zit en gaat om met de grote jongens; ik ben een romanschrijfstertje dat met haar hoofd in de wolken zit. Ik geloof in engelen, dolende zielen en magie; hij is atheïst. Hij duikt, klimt, fietst en God weet wat nog meer; ik ga wel eens hardlopen. Als het niet regent. Ik ben vegetariër; zijn favoriete dier is waarschijnlijk een malse koe. De boeken die hij schrijft staan vol met onopgeloste moorden, verdwenen kinderen en missers van justitie; ik heb een roman geschreven over de onmogelijke liefde tussen een zigeunermeisje en een Limburgse boerenjongen in de jaren dertig. Ik bedoel maar.
Het eerste dat me opvalt als Peter R. het restaurant komt binnenwandelen, is zijn lengte: 1.90 meter schoon aan de haak, op z’n minst. Het tweede, ook al is dat alweer een tijdje zo: de gesneuvelde snor. Onder een speurneus hoort een snor – dat zag zelfs Colin Farrell in bij de filmversie van Miami Vice. Maar Peter R. schoor de zijne af en toont een naakte bovenlip, waarnaar mijn blik de eerste minuten blijft afdwalen. Het derde: hij praat écht zoals op tv. Nasaal, nadrukkelijk, met uitdrukkingen als op vrije voeten en abuis. Met bovenmenselijke inspanning weersta ik de verleiding om te vragen of hij de zin we kijken even naar een reconstructie voor me wil uitspreken.
Peter blijkt geen sigaretten te roken, nooit drugs te hebben gebruikt en om de dag in de sportschool te zitten, maar lust gelukkig wel een glaasje wijn. Dat is in mijn ogen een eerste vereiste bij een man. I don’t trust any man who doesn’t drink, zei actrice Ava Gardner al. Een wijze vrouw.
Het bestellen en keuren van de tafelwijn gaat hem goed af. Hij belooft een goede wijn (godzijdank zegt hij niet mooie wijn) voor me uit te zoeken, kiest een verrukkelijke Chardonnay en maakt geen onnodig spektakel van het keuren.
Jij lijkt me nou echt zo’n man die vroeger een politiebakkie had.“Ha! Ja, ik moet je bekennen dat ik die ooit in de auto had. Als ik dan door Amsterdam reed, zette ik hem aan. Je wist maar nooit of er ergens een overval of een gijzeling was.”
En dan trapte je op het gaspedaal en ging je eropaf?“Als ik in de buurt was, ging ik wel even kijken.”
Wil je altijd zijn waar de actie is?“Om die reden ben ik journalist geworden. Wat is nou mooier dan daar waar het gebeurt vooraan te staan en er nog voor betaald te worden ook? Eigenlijk wil ik in het hele leven met mijn neus vooraan staan. Ik wil alles weten, ben bijna in alles geïnteresseerd.”
Word je niet doodmoe van jezelf?“Soms wel, als ik weer eens haantje de voorste moet zijn. De dingen die ik mezelf opleg, wil ik waarmaken. Als ik bijvoorbeeld ga wielrennen, spreek ik vooraf met mezelf af hoeveel kilometer ik zal fietsen. Als ik een route van 75 kilometer heb uitgestippeld en bij terugkomst 74 kilometer blijk te hebben gefietst, kan ik dat niet uitstaan. Dan fiets ik nog een ommetje van één kilometer.”
En dan denk je niet: Peter, stel je niet aan.“
Dan grinnik ik een beetje om mezelf: De Vries, kom op zeg. Maar vervolgens fiets ik tóch die kilometer. Ach, die grondhouding heeft me wel gebracht waar ik nu ben.”
Het nadeel van gedisciplineerde, perfectionistische types is dat ze dezelfde discipline ook aan anderen opleggen.“Mensen vinden me veeleisend, ja. Ik ben nooit geïnteresseerd in de tien goede excuses waarom iets níét lukt, maar in die ene reden waarom het wél lukt. Ik kan ongeduldig en korzelig worden als iemand ergens niet achteraan zit, niet naar alternatieve oplossingen zoekt. Dan bijt ik diegene toe dat ik het dan zelf wel doe.”
Merk je dat mensen bang voor je zijn?“Helaas wel. Soms heb ik het gevoel dat mensen geen weerwoord geven omdat ze bang zijn dat ik dan met drie tegenargumenten kom – wat meestal ook zo is, natuurlijk. Laatst zei een collega dat ik vast niet besefte hoe stellig en dominant ik kan overkomen. Daar schrik ik dan van, want vind mezelf niet zo zwaar op de hand.”
Enig idee waarom je je nu juist op de misdaad hebt gestort?“Dat heb ik mezelf vaak afgevraagd. Ik denk dat het komt omdat ik gefascineerd ben door de zwarte kant van de mens. In de misdaadverslaggeving sta je aan de rand van de afgrond van het leven. Je buigt voorover en kijkt over de rand heen. Het is daar donker en je weet niet hoe diep het is. Dat fascineert.”
Dat doet me denken aan een passage in De ondraaglijke lichtheid van het bestaan van Milan Kundera. Hij schrijft: ‘Het is niet de angst om te vallen, maar de diepte die ons trekt, lokt, het verlangen om te springen in ons wekt, waartegen wij ons dan geschrokken verzetten.’ Wil iets in jou ook in de onderwereld springen?“Als misdaadverslaggever kun je je niet helemaal afzijdig houden, anders ontdek je niets. Ik ben een thrillseeker. Ook in de sporten die ik beoefen. Ik heb nog nooit een golfbal geslagen. Als mensen mij mee naar een golfbaan vragen, zeg ik: ‘Nee, jongens, ik sport nog actief.’ Ik duik liever, doe aan bergbeklimmen en bungeejumpen.”
Dus je springt wel, maar met een draadje eraan.“Dat draadje is mijn beroep. Ik heb een alibi en een hoger doel om me in die duistere wereld te begeven. Ik denk dat veel mensen daar wel eens een kijkje zouden willen nemen. Ik denk ook dat veel mensen wel eens hebben bedacht hoe ze een moord zouden willen plegen en wat ze dan met het stoffelijk overschot zouden doen. Heb jij daar wel eens aan gedacht? Geef eens toe?”
Nou, ik denk dat ik het zou doen zoals in de film: ik zou het lijk in een tapijt rollen, in de achterbak van de auto leggen en ’s nachts in het IJ dumpen.I Is dat slim of loop ik dan tegen de lamp?“Jee, Suus, kun je niets beters bedenken? Zodra ze dat bebloede tapijt op tv laten zien, ben je de klos. En om welke reden zou jij die moord dan hebben kunnen plegen?”
Misschien omdat ik ervan overtuigd ben dat de wereld beter af zou zijn zonder die persoon. Maar dat denken de ergste psychopaten. Dat dachten de moordenaars van Theo van Gogh en JFK ook.“De meeste moorden worden om veel simpeler redenen gepleegd. In een opwelling, uit drift of gekrenktheid. Die moorden zijn helemaal niet ideologisch, maar heel platvloers. Ik heb nogal wat moordenaars gesproken en ben tot de conclusie gekomen dat de redenen om een moord te plegen meestal niet hoogdravend of principieel zijn. Het kan je overkomen. Veel moordenaars zijn eigenlijk geen moordenaars, maar hebben toevallig een moord gepleegd. Dat is een andere benadering. Je moet soms geluk hebben dat er op een cruciaal moment geen mes of schaar op tafel ligt, maar een dropveter. Driekwart van de moorden zijn huis-, tuin- en keukenmoorden, van mensen die met elkaar gelachen, gefeest en gevreeën hebben.”
Is jouw mensbeeld beïnvloed door al die vreselijke moordzaken en dossiers die je onder ogen hebt gehad?“Dat denk ik wel. Ik geloof niet meer in de goedheid van de mens. Niet echt. De mens is in mijn ogen geneigd tot het kwade, maar handelt daar uit berekening niet naar. Partners, buren, familieleden die op je letten en dingen zouden kunnen afkeuren, zorgen ervoor dat de meeste mensen netjes blijven. Mr. Asscher, oud-president van de Amsterdamse rechtbank, zei: ‘Gelukkig zijn de meeste mensen te laf om slecht te zijn.’ Ik vrees dat hij gelijk heeft.”
Betekent dat dat jij jezelf ook in dat beeld herkent?“Ik ben in principe niet veel beter dan iemand die in de gevangenis zit. Daar stel ik mezelf helemaal niet boven. Ik realiseer me, in tegenstelling tot veel andere mensen, dat ik fortuinlijk ben geweest in mijn leven. Ik was bevriend met wijlen Cor van Hout, de man die Freddy Heineken ontvoerde, en door gesprekken met hem zag ik in hoeveel geluk ik heb gehad. Ik ben een jongen die is opgevoed in een keurig gezin in een goede buurt in Amstelveen. Als ik kattenkwaad had uitgehaald, op een brommer had gereden terwijl ik nog te jong was, en de politie aan de deur kwam, waren mijn ouders woedend. De schande! Wat zouden de buren wel niet denken? Cor van Hout groeide op in de Staatsliedenbuurt in Amsterdam. Als hij iets had uitgespookt en de politie was langsgekomen, belden de buren aan en vroegen: ‘Wat moesten die klerelijers hier?’ Dat bepaalt voor de rest van je leven hoe je met gezag omgaat.”
Toch heb ik mijn twijfels bij jouw theorie dat mensen in principe geneigd zijn tot het kwade. Waarom voelt een mens zich dan goed als hij goed doet en slecht als hij schade berokkent? Hoe zit het met het geweten?“Het geweten is manipuleerbaar. Mijn ervaring is dat mensen die slechte dingen doen, tot en met een moord plegen aan toe, dat gaandeweg tegenover zichzelf heel aardig weten te rechtvaardigen. Ik kon niet anders, hij lokte het uit, ze tartte me. Ze maken er een verhaal van en gaan daarin geloven. Cor van Hout zei: ‘Hoeveel mensen heeft Heineken niet verslaafd aan de drank gemaakt? Is het dan zo erg dat hij drie weken in een hokkie heeft gezeten?’ Zo werkt dat.”
Je beschouwde Van Hout als een goede vriend, bezocht zijn begrafenis en plaatste zelfs een persoonlijke rouwadvertentie. Zat je nog wel vast aan dat touw terwijl je in de diepte vertoefde?“Punt een: ik ben er altijd eerlijk over geweest. Punt twee: die vriendschap is niet zomaar ontstaan, dat heeft jaren geduurd. Als biograaf van iemand moet je je in die persoon verdiepen, anders kun je geen goed boek schrijven. Ik ontdekte dat Cor een man was die, naast zijn fouten waar ik ook oog voor had, de nodige kwaliteiten bezat. Toen hij vermoord werd, ging ik hem niet aan de rand van zijn graf verloochenen. Ik heb veel kritiek gekregen op mijn openlijke rouw, maar een van de reacties die mij hebben gesterkt was die van Rob Cohen, de joodse schoonvader van de voetballende broertjes De Boer. Hij schreef dat hij bewondering had voor de manier waarop ik mijn rug recht hield en dat hij zou willen dat zijn familie in ’40-’45 zo’n vriend had gehad. Dat betekende voor mij meer dan al die mensen die uit politieke correctheid zeiden dat ik niet met een misdadiger bevriend had mogen zijn.”
‘Er zijn weinig eigenschappen die bij mij tot zoveel kwaadheid en onbegrip leiden als lafheid’, schreef je in een column. Ben jij dan nergens bang voor?“In principe niet, nee.”
Wat komt het dichtste bij?“Ik heb geaccepteerd dat in dit vak de kans bestaat dat ik een keer total loss geslagen word. Als je dat niet kunt, moet je restaurantrecensent worden. Wat ik aan de kaak stel, is belangrijk genoeg om dat risico te lopen. Terugdeinzen zit niet in mij. Ik word woest als mensen wegkijken als er iets ergs gebeurt. Dat kan ik niet begrijpen.”
Hoe groot acht jij de kans dat je iets aangedaan wordt?“Er is een tijd geweest dat ik daar serieus rekening mee hield. We waren met een aantal moordzaken bezig, waarvan we de daders op de hielen zaten. Als ik in die tijd ’s avonds mijn hond in het bos uitliet, was ik op mijn qui-vive. Met bedreigingen heb ik al jaren te maken. Toevallig heb ik vorige week nog aangifte gedaan. Iemand die door mijn toedoen in de gevangenis was gekomen, belde me op en zei dat hij me na zijn vrijlating zou komen opzoeken. Dan was het hij of ik, zei hij.”
Wauw. Draag je geen pistool bij je voor de zekerheid?“Nee, daar ben ik straight in. Als ik een pistool nodig heb, stop ik. Mijn pen is mijn wapen.”
Hoe kom jij zo zelfverzekerd?“Ben ik dat?”
Ja.“Op bepaalde momenten kan ik best onzeker zijn, hoor. Koetjes en kalfjes zijn niet mijn sterkste punt. Op een feestje sta ik meestal met een glas wijn ergens in een hoek te wachten tot er iemand op mij afkomt. Ik ben geen sociaal dier. Vorige week was ik voor opnamen op Aruba en ’s avonds zat ik met wat collega’s in de hotelbar. Dan zie ik ze praatjes met onbekenden aanknopen alsof het niets is. Ik ben daar niet zo goed in.”
En vrouwen aanspreken?“Ik heb aanmoediging nodig en vind het lastig om in te schatten of er interesse is. Het feit dat ik een bekend gezicht heb, vertroebelt de zaak nog meer. Waarom kijkt een vrouw naar mij? Omdat ze me van tv herkent of omdat ze me gewoon een leuke vent vindt?”
Ben jij een beetje een womaniser? Je bent goed bevriend met Bram Moszkowicz die zo bekend staat.
“Ik ben wel gek op vrouwen, ja. Ik ben vierentwintig jaar gelukkig getrouwd en mijn vrouw kent die kant van mij. Als ik niet zou mogen flirten, zou ze me wat afnemen. Bram en ik hebben veel gemeenschappelijk. We hebben beiden oog voor schoonheid, al hebben we een andere smaak. Bram valt op brunettes.”
En jij?(Indringende blik) “Ik val op blond.”
Juist. En houd je van het spel? Het spel van de verleiding?“Zeer. Het hoeft niet altijd omslachtig en indirect te gaan. Er is niets op tegen om het spel snel te spelen. Vergelijk het met eten: de ene keer heb je zin om uitgebreid te dineren, de andere keer wil je de dagschotel. Ik geniet van het aftasten, contact maken, contact krijgen.”
Hoe pak je dat dan aan?“Ik wil je daar alles over vertellen, maar dan moet je taperecorder uit.”
Dat gaat niet gebeuren. Iets anders dan maar: je vader. Na zijn dood, bijna tien jaar geleden, bleek dat hij tijdens de oorlog in het verzet had gezeten en waarschijnlijk Duitsers heeft geliquideerd. Wat deed die ontdekking met jou?“Ik was teleurgesteld dat ik dat nooit had geweten. Eigenlijk baalde ik ervan. Het had mij meer inzicht gegeven in zijn persoonlijkheid, in wat hij belangrijk vond. Het punt is dat hij moeite had met wat hij heeft gedaan. Hij besefte dat hij mensen uit de weg heeft geruimd die ook een moeder, een vrouw en kinderen hadden. Dat zat hem dwars, ook al waren zij op dat moment de vijand. Ik begrijp dat wel. Ik ben bijvoorbeeld faliekant tegen de doodstraf. Zelfs een man als Saddam Hoessein mag je niet ter dood brengen. Als samenleving doe je dat niet en daar zijn geen uitzonderingen op te maken.”
Was je niet trots omdat je vader zijn nek had uitgestoken?“Nee, dat vind ik tamelijk vanzelfsprekend. Als wij vandaag worden overvallen door een vreemde mogendheid, zit ik morgen in het verzet. Daar hoef ik geen seconde over na te denken. Dat pik ik gewoon niet.”
Op de steen van je vader staat Het is beter staande te sterven dan op je knieën te leven.“Je hebt je goed voorbereid. Wat voor sterrenbeeld ben je eigenlijk?”
Jíj vraagt naar mijn sterrenbeeld? Geloof jij in zoiets zweverigs als astrologie?“Daar zit wel iets in, ja.”
Goed. Ik ben Vissen. Het dromerige fladdermeisje. En jij?“Ik kan maar één ding zijn. Schorpioen. Graven, spitten. Dat zit in me, daar hoef ik geen moeite voor te doen.”
En wat is je zwakheid?“Ook die van een Schorpioen: sex, haha. Al zie ik dat eigenlijk niet als een zwakheid, meer als een deugd.”
Wat kun je daar allemaal in kwijt?“Alles.”
Wat is alles?“Agressie, vreugde, opwinding, begeerte. Alles. En zet nou die taperecorder maar uit, Susan.”
Bron[ Bericht 0% gewijzigd door Suko op 21-02-2007 20:04:06 ]