Nog nooit zo genoten van een concert. Maar dat heeft ook te maken met wie ik was en de rest van de avond, en de ochtend en zeker ook de middag alwaar ik een fles wijn soldaat maakte in het kasteeltuin. Er is niemand die meer genoten heeft dan mij, als jullie dat maar weten. De blaren op mijn voeten heb ik Conor genoemd omdat ze zo lief zijn. Hulde, hulde!
Ik heb eigelijk wat achteraan gestaan, daar bij de trap naar boven. Er was een plankje aan de muur waar ik op kon zitten en zo perfect uitzicht had zonder dat er mensen tegen mij aan duwde. Toen Conor op kwam heb ik mijzelf heel even door de mensenmassa naar voren gewurgd, ruwe opstakels van boze jongens en chagrijnige meisjes die met hun enorme boesem mij de weg blokkeerde. 'We staan hier al de hele avond te wachten, hoor. Je kan niet zomaar naar voren!' maar ik kon wel zomaar naar voren, ik liep heel makkelijk naar voren. Maar toen ik vooraan stond en mijn armen gevouwen tegen mijn borst moest houden vond ik het allemaal niet waard. Immers heb ik Conor nog gedag gezegd in het Melkweg café alwaar ik een lekker hapje veroberde alvorens het concert. Ik ben dan ook na drie nummers gauw weer terug naar achter gegaan.
Heel even was ik bang dat hij het drumstel stuk zou maken, of zijn gitaar stuk zou slaan. Ik vind dat niet tof namelijk, muzikanten horen hun instrumenten te koesteren en kusjes te geven. Ik vond het wel fijn dat Conor staan kon en niet duidelijk zichtbaar onder de drugs zat.