quote:
Scandinavië is het droomland van PvdA-leider Wouter Bos. Hij ziet het helemaal zitten: een grote (pardon: brede) publieke sector en toch puike economische prestaties. Maar is dat de echte werkelijkheid? Was het maar waar!
Het gras bij de buren is groener dan bij ons, vindt Wouter Bos. De PvdA-leider kijkt in dit geval over de noordelijke schutting. “We kunnen veel leren van de Scandinavische landen”, zegt hij. “Deze landen laten zien dat brede collectieve voorzieningen heel goed kunnen samengaan met hoge economische groei.”
Met een toespraak eind april voor een internationaal gezelschap in Den Haag, stak Wouter Bos voor het eerst zijn nek uit. Dat lokte veel reacties uit. Zijn pleidooi om ouderen te laten meebetalen aan de AOW en de levensloopregeling niet meer te laten gebruiken voor prepensioen viel zelfs in eigen kring verkeerd. Dat kan gebeuren.
Interessant met het oog op de komende jaren is de algemene filosofie van de beoogd PvdA-premier en zijn visie op de relatie tussen overheid en economie. In Scandinavië hebben de economieën een grote collectieve sector, en toch gaat het de mensen daar goed, dus waarom zou dat in Nederland niet kunnen?
Het droomland van Wouter Bos blijkt helaas niet te bestaan. Op een enkele cijfer na, scoren Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden economisch gezien niet beter dan Nederland. Alleen Noorwegen springt er nogal eens bovenuit, maar dat dankt veel welvaart aan zijn omvangrijke olievoorraden. Vaak gaat het de Scandinaviërs veel minder goed dan ons.
Loonkosten
Een paar cijfers. De laatste dertig jaar groeide de Nederlandse economie gemiddeld met 2,2 procent per jaar. Van de Scandinavische landen doet alleen Noorwegen het beter (olie!). Denemarken en Zweden blijven duidelijk achter.
Het klopt dat Scandinavië de laatste vier jaar opvallend beter scoort dan Nederland, maar dat hebben de noordelijke landen maar ten dele aan zichzelf te danken. Het is vooral een gevolg van het uit de hand lopen van de loonkosten in Nederland enkele jaren geleden, waardoor onze concurrentiepositie sterk verslechterde en veel economische groei verloren ging. Mede daardoor moesten we flink bezuinigen om aan Europese afspraken over het overheidssaldo te kunnen blijven voldoen.
Een mooie maatstaf om economische prestaties (qua slim werken) te meten, is het bruto binnenlands product (bbp) per gewerkt uur. Wat blijkt? Nederland scoort 10 procent hoger dan Zweden, Finland en Denemarken. Alleen de Noorse economie doet het wat dat betreft beter.
De werkloosheid dan. Noorwegen scoorde de afgelopen vijftien jaar het best: gemiddeld had 4,6 procent van de beroepsbevolking ongewild geen baan. Nederland (4,7 procent) en Denemarken (4,9 procent) kunnen goed in het spoor blijven. Van de beroepsbevolking in Noorwegen en Zweden is meer dan 6 procent werkloos, in Finland is dat zelfs meer dan 8 procent.
“In Zweden en Noorwegen is de belastingdruk lager dan in Nederland”, zei Wouter Bos eind april in een vraaggesprek met NRC Handelsblad. Dat was een foutje, want dat klopt niet. Overal in Scandinavië is de belastingdruk hoger dan in Nederland. In Zweden drukken de belastingen en sociale premies het zwaarst. Omgerekend naar Nederlandse verhoudingen is de Zweedse welvaartsstaat ruim 50 miljard euro duurder dan de Nederlandse.
De effectieve lastendruk op het loon (inclusief werkgeverslasten) bedraagt voor een gemiddelde Zweedse werknemer 47 procent en voor een Nederlander 32 procent. En zo kunnen we nog wel een tijdje doorgaan.
In een globaliserende economie blijken hoge belastingen en premies eerder een struikelblok dan een springplank. Ze temperen ook de dynamiek. Wie weinig overhoudt van een extra verdiende euro (of kroon) is niet geneigd tot presteren. Logischerwijs scoren de Scandinaviërs qua ondernemersdynamiek (startende bedrijven) dan ook niet beter dan Nederland en bijvoorbeeld aanzienlijk slechter dan Angelsaksische economieën als die van het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
Overheidstekorten
Waar komen al die enthousiaste verhalen over de Scandinavische landen, ook wel de Nordics genoemd, dan toch altijd vandaan? Ieder heeft zo zijn eigen redenen om soms enthousiast te zijn over de dingen die de Scandinaviërs wél goed doen. In een rapport ‘Lessen uit de Nordics’ jubelde het ministerie van Financiën onlangs dat de meeste van de Noordse landen er de laatste jaren zo goed in geslaagd zijn hun overheidstekort op orde te brengen. Logisch, je bent een ministerie van Financiën of je bent het niet.
Denemarken, Zweden én Finland hebben al enige tijd een flink overschot op hun overheidsbegroting. Financiën vermeldt er niet bij dat zo’n overschot met behulp van torenhoge belastingen natuurlijk ook makkelijk haalbaar is, maar goed: de landen liggen “op schema in hun streven om de lasten van hogere pensioen- en zorguitkeringen niet te laten neerslaan bij toekomstige generaties” en dat is mooi en levert ontegenzeggelijk een voordeel op.
Een flink structureel begrotingsoverschot en een lage staatsschuld zorgen voor lage rentelasten op de overheidsbegroting. Zo ontstaat ruimte om de economie te versterken en hoeft de overheid niet bij de eerste de beste conjuncturele tegenslag als een gek te gaan bezuinigen (en daarmee de conjuncturele neergang bijgevolg verder te bevorderen).
Een ander veel genoemd positief punt is de flexibele arbeidsmarkt, die vooral in Denemarken zou bestaan. Dit land combineert relatief soepele ontslagregels (veel soepeler dan bij ons) met relatief hoge werkloosheidsuitkeringen en een beleid dat mensen die werkloos raken zo snel mogelijk weer aan de slag helpt. Logisch dat de werkloosheid in Denemarken opvallend lager is dan elders in Scandinavië (maar overigens nauwelijks lager dan bij ons).
Ook Wouter Bos heeft wel oren naar dat soepele Deense ontslagrecht, maar heeft naar eigen zeggen – net als iedereen – moeite de Nederlandse vakbeweging hiervan te overtuigen.
Opvallend goed scoren de ‘Nordics’ ook als het gaat om onderwijsprestaties en de deelname van vrouwen aan het arbeidsproces. Wat het eerste betreft: vergeleken met Nederland heeft in Scandinavië een groter deel van de bevolking een afgeronde middelbare schoolopleiding. Er zijn minder jongeren die zonder diploma het onderwijs verlaten.
Dat heeft onder andere met (overheids)geld te maken: in Zweden wordt verhoudingsgewijs 50 procent meer uitgegeven aan onderwijs dan in Nederland.
En wat betreft de deelname van vrouwen aan betaald werk: ook dat is voor een deel een kwestie van geld. Kinderopvang wordt in Zweden en Denemarken zwaar gesubsidieerd. Wie er gebruik van wil maken, betaalt relatief weinig, waardoor het voor beide ouders al gauw financieel aantrekkelijk wordt om te blijven werken. Een bekend nadeel van de goedkope opvang is overigens dat het overconsumptie uitlokt: ook voor mensen zonder werk is het aantrekkelijk om van kinderopvang gebruik te maken.
De Nederlandse overheid draagt op dit moment 800 miljoen euro bij in de kosten van kinderopvang. Zouden we de kinderopvang hervormen naar Zweeds model en zou er dan ook verhoudingsgewijs net zoveel gebruik van worden gemaakt, dan zou daar zeker 10 miljard (!) euro belastinggeld bij moeten. En dan hebben we het nog niet over de riante Zweedse verlofregelingen, zoals ouderschapsverlof (450 dagen betaald verlof per kind, flexibel op te nemen) en zorgverlof (60 dagen per jaar volledig doorbetaald voor het verplegen van zieke kinderen).
Vergeleken met Nederland, maar vooral ook vergeleken met meer dynamische Angelsaksische economieën, presteren de ‘Nordics’ maar matig, met hier en daar een uitschieter naar boven. Waarschijnlijk weet Wouter Bos dat zelf ook wel, want zei hij later in een interview: “Je moet niet klakkeloos over het Scandinavische model spreken. Je moet er intelligent uit shoppen en kijken naar de manier waarop het ene land de arbeidsmarkt heeft geflexibiliseerd, het andere verlofarrangementen heeft geregeld en het derde omgaat met innovatie.”
Inderdaad, dat lijkt het beste, want of de belastingbetaler 50 miljard overheeft voor een systeem dat zeker niet beter presteert dan het onze is de vraag.
Krister Andersson (Swedish Enterprise): ‘Neem geen voorbeeld aan Zweden’
Hij is "enorm verbaasd" dat Wouter Bos onder andere Zweden als voorbeeld neemt voor succesvol economisch beleid. Krister Andersson is chef-econoom van de algemene Zweedse werkgeversorganisatie Svenskt Näringsliv (Swedish Enterprise). Eerder was hij werkzaam bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en als chef-econoom verbonden aan de Zweedse centrale bank.
Hoe gaat het met Zweden?
"We hebben 9 miljoen inwoners. Daarvan hebben 4 miljoen een baan en zijn er 1 miljoen werkloos, dat wil zeggen: mensen met een uitkering. Zij veroorzaken een enorme collectieve lastendruk. Zorgwekkend is dat veel jongeren, vaak goed opgeleid, werkloos zijn. De laatste jaren heeft Zweden een lichte economische groei doorgemaakt. Vooral omdat wij gereedschappen, machines en installaties verkopen aan landen zoals India, China en Oost-Europa. Maar de werkloosheid is niet afgenomen. Het was een groei die geen banen heeft gecreeërd, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland."
Waarom zoveel werklozen? Scandinavië staat toch bekend om actief arbeidsmarktbeleid?
"De kosten zijn erg hoog, zelfs voor laagopgeleide werknemers en daarom worden ze niet in dienst genomen. Dat heeft te maken met de loonstructuur in Zweden: de loonkosten voor laagopgeleiden, jongeren en nieuw aangekomen migranten zijn bijna net zo hoog als voor ervaren werknemers. Zweden heeft inderdaad een actief arbeidsmarktbeleid maar het is moeilijk beleid voeren voor 1 miljoen werklozen. Ze zitten vaak in een uitzichtloze positie: ze doen een cursus, vinden geen werk, doen nog een cursus of opleiding, vinden nog geen baan. Dat kan tientallen jaren doorgaan."
"Zweden heeft ook het hoogste ziekteverzuim van Europa. Voor drie van de vier Zweden is het verschil tussen werken en ziek thuis blijven minder dan 10 euro per dag. Aan de andere kant zijn ook steeds meer mensen écht ziek. Stress die door tijdgebrek wordt veroorzaakt, is werkelijk een groot probleem in onze samenleving, waar ook vrouwen voltijd werken. Zelfs mensen met hoge inkomens kunnen zich geen huishoudelijke hulp veroorloven. Als ik mezelf als voorbeeld neem: ik maak zelf schoon, stofzuig het hele huis en in de zomer doe ik het schilderwerk. Dat is het Zweedse model: iedereen doet alles."
Dat is toch armoe?
"Het is meer een teken dat alle inkomens ongeveer op hetzelfde niveau liggen. Door de hoge loonkosten, de hoge sociale lasten, is een werkster erg duur."
Wouter Bos zegt dat een brede publieke sector de sociale cohesie in de samenleving versterkt.
"Natuurlijk, als je je zeker en veilig voelt, ben je meer geneigd risico’s te nemen en investeringen te doen. Maar de verzorgingsstaat is geen garantie voor cohesie in de samenleving. Het is een systeem om de werkloosheid te financieren. Jongeren en allochtonen kunnen in Zweden moeilijk aan een baan komen. Dát komt de cohesie in de samenleving niet ten goede, integendeel."
"Zweden heeft extreem hoge belastingen voor startende ondernemers en kleine bedrijven. In Zweden zijn minder startende ondernemers per duizend inwoners dan in andere EU-landen. Daarom is het niet verwonderlijk dat wij helemaal onderaan de lijst staan in vergelijking met andere landen. Juist kleine en middelgrote bedrijven zijn erg belangrijk voor de cohesie in de samenleving. Zij verschaffen werk in een regio, voelen zich verbonden met een regio. Grote bedrijven zijn eerder geneigd hun productie naar lagelonenlanden te verplaatsen, met werkloosheid in Zweden tot gevolg. En werkloosheid heeft weer negatieve gevolgen voor de cohesie in de samenleving."
Wouter Bos zegt dat een ‘brede’ overheid en hoge economische groei best samengaan.
"Ik zeg niet dat het volstrekt onmogelijk is, maar het is wel heel moeilijk. Om de welvaartsstaat te financieren zijn hoge belastingen nodig. Het is erg moeilijk om hoge belastingen te combineren met een dynamische economie. In Zweden zijn de belastingen zo hoog dat er geen prikkel meer is. Dat betekent dat mensen minder gaan werken, minder investeren en minder sparen. De hoge belastingen verzwakken de concurrentiepositie van exporterende bedrijven. Zweden heeft het gebrek aan dynamiek gecorrigeerd met devaluaties, waardoor onder meer exporterende bedrijven goedkoper worden. Een zwaktebod, want de koopkracht daalt. Sinds 1990 is de Zweedse kroon ten opzichte van de Nederlandse gulden, en later de euro, met 23 procent in waarde gedaald. Drieëntwintig procent! Deze devaluatie heeft de koopkracht van de Zweedse huishoudens uitgehold. Met andere woorden: men is er met dit beleid op efficiënte wijze in geslaagd om de Zweedse bevolking armer te maken. In de jaren zeventig stond Zweden qua koopkracht per hoofd van de bevolking op de vierde plaats in een internationale vergelijking. Nu staan we op de zeventiende plaats."
Zal Zweden ooit veranderen?
"Er zijn continu pogingen gaande om de publieke sector af te slanken en meer efficiënt te maken. Begin jaren negentig verkeerde Zweden in een crisis en waren er forse tekorten in de publieke sector. Dat leidde midden jaren negentig tot een ontslaggolf onder personeel van kinderdagverblijven, ziekenhuizen en psychiatrische inrichtingen. Maar er werden bijna geen bezuiningen doorgevoerd in uitkeringen. Iedereen heeft recht op kinderbijslag bijvoorbeeld, ongeacht inkomen. Dat gaat ons nu opbreken."
"Het is iedereen duidelijk dat er iets moet gebeuren. In september zijn hier landelijke verkiezingen en er is een fel debat gaande. De grote vraag is: hoe krijgen we een miljoen werklozen aan de slag? Hoe krijgen we onze goed opgeleide jongeren aan het werk?
Eén van de voorstellen is vergelijkbaar met het omstreden voorstel in Frankrijk, waartegen Franse jongeren kort geleden in verzet kwamen, namelijk dat een werkgever jongeren voor twee jaar in dienst kan nemen en dan moet kunnen ontslaan. Het is spannend om te zien wat er gaat gebeuren."
Groei reëel nationaal inkomen per jaar (1976-2005)
Noorwegen 3,3 procent
Nederland 2,2 procent
Finland 2,2 procent
Denemarken 2,1 procent
Zweden 1,5 procent
Bruto binnenlands product per gewerkt uur (Scandinavië = 100)
Noorwegen 141
Nederland 110
Denemarken 102
Zweden 99
Finland 97
Werloosheid (afgelopen vijftien jaar)
Noorwegen 4,6 procent
Nederland 4,7 procent
Denemarken 4,9 procent
Zweden 6,3 procent
Finland 8,3 procent
Overheidsinkomsten 2005 (in % van bruto binnenlands product)
Zweden 59,1
Denemarken 57,4
Finland 53,1
Nederland 45,4
Dropouts (leerlingen die zonder diploma van school gaan)
Zweden 9,2 procent
Finland 9,2 procent
Denemarken 16,8 procent
Nederland 21 procent
Participatie van laagopgeleide * vrouwen
Zweden 65,1 procent
Noorwegen 58,5 procent
Denemarken 55,8 procent
Finland 62,3 procent
Nederland 47,2 procent
* In de Scandinavische landen is de deelname van vrouwen aan betaald werk vooral onder laagopgeleiden hoger dan in Nederland. Onder hoogopgeleiden is er minder verschil in participatie door vrouwen.
Auteur(s): Petra Sjouwerman, Roel Smit
forum@vno-ncw.nl
Bron: Forum, opinieblad van VNO-NCW (18-05-2006)