Ik zal de intro achterwege laten dit keer...
Pleveleleleleja, Plejevelalala, Pljevlja…
Servië… Een vreemd landje in de Balkan met vele tradities, veelal van generatie op generatie doorgegeven. Tevens een landje voor fanatieke malloten, vooral wanneer het op voetbal aankomt. Voetbal… De reden waarom ik was waar ik destijds was, in Servië dus.
Om een lang verhaal kort samen te vatten, ik kende een studente met dikke tieten die naar Servië ging om de folklore aldaar te bestuderen. Haar tieten, een torenhoge gokschuld en het vooruitzicht van een goedkope vakantie vol nog goedkoper Servisch bier overtuigden mij ervan haar gezelschap te houden. Ik ontsnapte aan de gokschulden, de tieten ontsnapten aan mij en het bier was de reden dat ik Dejan leerde kennen, een barman in een klein gat dat Pljevlja heette. Probeer dat maar eens tien keer snel achter elkaar te zeggen zonder iedereen om je heen onder te sproeien… Pljevlja stond vooral bekend als een land van agrariërs en het hele gebied was afhankelijk van de bietenteelt. Veel boeren dus…
Enfin, ik praatte regelmatig met Dejan, vooral over voetbal natuurlijk. Dejan had helemaal geen verstand van het spelletje maar hij was wel een fanatiek supporter van de plaatselijke vereniging, FK Rudar Pljevlja. Dus, gewoon om hem op stang te jagen, besloot ik zijn clubje af te zeiken. Niet dat ik iets van de club wist, maar de gebruikelijke zaken gaan altijd op. Slecht beleid, slecht stadion, slechte grasmat waar ze god-weet-hoeveel mest op gooien maar het schiet nog altijd niet op, enzovoorts enzovoorts.
Op een zekere avond hoorden andere lui in Dejans slonzige bar me echter ook tekeer gaan en voor ik het wist was ik omsingeld door een stuk of 10 boze boeren, die allemaal naar bieten stonken en me bedreigden het hooivorken en ander scherp boerenmateriaal dat waarschijnlijk veel schade kon aanrichten wanneer het met grote kracht in mijn rectum werd gestoken. Deze scherpe werktuigen betekenden overigens dat ik het met de rijkere boeren in de streek aan de stok had gekregen, aangezien de arme boeren gewoon met een puntige stok in de grond prikten. Maar dit terzijde, deze jongens waren kwaad op me en ze hadden scherpe objecten om mee te steken…
Ik en mijn anus hadden echter mazzel, Dejan greep in. Niet dat ik zo’n sympathieke vent was die de moeite van het redden waard was, maar ik had nog een hoge rekening openstaan en wanneer ik naar het ziekenhuis werd gebracht kwam er van die rekening betalen niets meer terecht. Ik ontsnapte door de boeren mijn beurs, horloge en schoenen te overhandigen. Ik was genaaid… Zonder schoenen, horloge en geld gestrand in een vreemd land, maar met mijn anus en tanden intact… Dejan lachte en vertelde me dat zijn vader Zoran Gospic was, de technisch directeur van FK Rudar. Om mijn schuld aan hem af te betalen kon ik voor de club gaan werken, als verkoper van het clubmagazine!
Het leek me op zich geen slechte deal, ik was nog goed weggekomen. Ik kreeg genoeg om mezelf in leven te houden en ik kon alle wedstrijden gratis bekijken, als ik maar genoeg van die blaadjes had verkocht. Bovendien hoefde ik maar een keer in de veertien dagen te werken. Terwijl ik Dejan bedankte glimlachte de Serviër. Die smerige glimlach op zijn lelijke smoel had een waarschuwing voor me moeten zijn…