Ernie Brandts moet weg bij NAC‘Ze willen een ander type trainer. Dat kan’Ernie Brandts strijdt dit seizoen met NAC mee om een plaats in de voorronde van de Champions League. Toch moet hij weg. „Ik zal niet gaan natrappen.” Door onze redacteur Koen GrevenErnie Brandts voelt geen enkele behoefte om het bestuur van zijn werkgever NAC in een kwaad daglicht te stellen. De 52-jarige coach noemt het zelfs „een goed recht” dat de club volgend seizoen verder gaat met Robert Maaskant. Tot de laatste dag van zijn contract zal de oud-voetballer zich gewoon blijven inzetten voor de huidige nummer drie van de eredivisie. „Ik loop hier in Breda elke dag rond met een blij gevoel. Dit is gewoon een fantastische club. Ik wil dit seizoen op een zo goed mogelijke manier afronden”, zegt Brandts in brasserie Le Carnac in Breda. „Ik ben hier ook niet ontslagen. Ze willen een ander type trainer. Dat kan. Ik heb verder geen zin om heel veel energie te steken in het ‘waarom’.”
Brandts zucht als hem vervolgens wordt voorgelegd wanneer hij precies het gevoel kreeg dat zijn verbintenis niet zou worden verlengd. „Eigenlijk voelde ik dat al aan het einde van het vorige seizoen aankomen. Hoe? Je krijgt bepaalde signalen. Dat zijn vaak kleine dingen. Op een gegeven moment weet je gewoon dat ze niet met je door willen. Het werd eigenlijk helemaal duidelijk toen ik te horen kreeg dat ze niet voor 1 februari een beslissing wilden nemen. Als je de voetbalwereld een beetje kent, dan weet je hoe laat het is.”
Het bestuur van NAC laat officieel aan Brandts weten dat de club in de toekomst meer „Bourgondisch” wil voetballen. Het is echter een publiek geheim dat de clubleiding niet overtuigd is van de kwaliteiten van de trainer. De assistent-trainers Leon Vlemmings, John Karelse en Arno van Zwam zouden grotendeels verantwoordelijk zijn voor het huidige succes. Het bestuur noch de spelersgroep wil echter de ‘aardige’ Brandts naar buiten toe beschadigen. „Absolute flauwekul”, stelt de voormalige verdediger. „Ik heb spelers als Patrick Mtiliga, Patrick Zwaanswijk en Anthony Lurling in interviews horen zeggen dat ze juist met mij door zouden willen. En met mijn assistenten werk ik prima samen. We doen alles in overleg, maar uiteindelijk ben ik verantwoordelijk. Ik heb met hen nooit echt over mijn aanstaande vertrek gesproken. Daar hebben we het gewoon niet over.”
Brandts probeert zich de komende weken met NAC via de play-offs te plaatsen voor de voorronde in de Champions League. „En daarna laat ik het verhaal NAC gewoon aan me voorbij gaan. Dan is het tijd om naar de toekomst te kijken. Verschillende clubs hebben al interesse in me getoond, maar op dit moment is er nog geen concreet aanbod. Ik wacht het allemaal rustig af. Ik maak me echt geen zorgen of ik nog wel aan de slag kom. Ik zal niet snel in paniek raken. Dat zit niet in mijn karakter. Net zomin als ik zal gaan natrappen. Daar heb ik een ontzettende hekel aan. Dat heeft ook met mijn opvoeding te maken. Mijn vader dacht altijd in oplossingen en nooit in problemen. Ik wijs mijn eigen kinderen er altijd op dat ze zich netjes moeten gedragen. Als ze een grote mond op willen zetten doen ze dat thuis tegen mij, maar niet tegen anderen. Dat hoort niet.”
Naarmate Brandts ouder wordt, hoort hij steeds vaker dat hij op zijn vader lijkt. Als enige jongen in een gezin met drie meisjes groeit hij op in het Gelderse dorpje Nieuw-Dijk. Brandts vervult de droom die zijn vader zelf koesterde: profvoetballer worden. „In de jaren vijftig kon mijn vader een profcontract tekenen bij NEC. Maar hij mocht niet van mijn grootvader. Mijn vader kon niet gemist worden in het café van mijn opa. Ik ben opgegroeid in een milieu waar hard werken heel gewoon was. Mijn vader had een banketbakkerszaak. Ik moest altijd bijspringen. Op mijn zestiende reed ik al zonder rijbewijs in een Volkswagenbusje rond om brood weg te brengen. De politie kneep daarbij een oogje toe. En ook toen ik al profvoetballer was bij De Graafschap werkte ik vaak op vrijdagnacht of zaterdagmorgen in de bakkerij. Aan het einde van de wedstrijd had ik steevast kramp.”
Brandts is als tiener naar eigen zeggen naast een talentvolle voetballer ook een begenadigd wielrenner. „Fietsen heb ik atijd een fantastische sport gevonden”, zegt Brandts. „Ik voetbalde vier dagen in de week en op de andere dagen was ik wielrenner. Ik deed vaak mee aan ‘wilde’ koersen. Wedstrijden die buiten de bond om werden georganiseerd. Dan reed ik tussen de amateurs. Op een goede dag verdiende ik zomaar driehonderd gulden. Maar het fietsen werd toch te duur. Als je een wiel brak was je zo honderd gulden kwijt om een nieuw te kunnen kopen. Toen ik bij De Graafschap een contract kon tekenen voor 3.200 gulden per jaar was de keuze snel gemaakt.”
Brandts maakt in 1974 zijn debuut in het eerste elftal van De Graafschap. Drie seizoenen later vertrekt hij naar PSV. „Ik kon destijds naar Feyenoord en PSV. Met mijn vader ben ik toen zowel naar Rotterdam als naar Eindhoven geweest. Bij Feyenoord spraken we met Guus Brokx. Dat verliep allemaal heel zakelijk. Na een uur stonden we weer buiten. Bij PSV ging het er heel anders aan toe. Daar werden we door Ben van Gelder de hele dag ontvangen. De sfeer was veel prettiger. De keus was toen snel gemaakt.”
Bij PSV groeit Brandts uit tot een internationale topverdediger. In 1978 wint hij met de Eindhovense club de UEFA Cup en wordt hij bekroond tot beste speler van het Europese toernooi. In hetzelfde jaar is hij met Oranje actief op het WK in Argentinië. Deze week werd bekend dat Johan Cruijff dat toernooi aan zich voorbij liet gaan wegens bedreigingen aan het adres van zijn gezin en een overval in zijn huis. „Er waren destijds wel allerlei geruchten over Cruijff”, zegt Brandts. „Maar dit was ook nieuw voor mij.”
Brandts beschouwt het WK niet als hoogtepunt van zijn loopbaan. „Nee, bij hoogtepunten denk ik aan het veroveren van prijzen. We zijn in Argentinië tweede geworden. Neemt niet weg dat het een fantastische ervaring was om mee te maken.” De verdediger, die in de halve finale tegen Italië een eigen doelpunt maakte en trefzeker was voor Oranje, kan zich nog steeds opwinden over politici die riepen dat het Nederlands elftal niet naar Argentinië moest gaan. Brandts: „Nu zie je in de aanloop naar de Olympische Spelen in Peking dezelfde discussie ontstaan. Het is onzinnig om te zeggen dat sporters niet naar China zouden mogen gaan. Je moet sport en politiek gescheiden houden. Het Nederlandse bedrijfsleven doet toch ook gewoon zaken daar? Ik kan me nog herinneren dat de politicus Harry van den Bergh in een interview riep dat het een schande was dat we in Argentinië gingen spelen. De discussie werd over onze ruggen gevoerd. Argentinië dacht misschien dat ze door het organiseren van het WK de verhalen over de vele verdwijningen naar de achtergrond konden verdringen. Vanuit hun optiek gezien was dat denk ik niet slim. Ik denk dat het WK juist vele misstanden aan het licht heeft gebracht.”
Twee jaar na het WK staat Brandts op het punt een contract te ondertekenen met het Engelse Arsenal, maar zijn vader wordt plotseling zo ziek dat hij ervoor kiest bij hem in Nederland te blijven. „Door het zware werk in de bakkerij waren de bloedvaten in zijn benen volledig dichtgeslibd. Eerst werden zijn voeten zwart, toen zijn benen en uiteindelijk volgde er een amputatie. Natuurlijk was Arsenal een prachtige kans voor me geweest. Maar ik kon mijn vader niet achterlaten. Ik heb daar geen moment spijt van gehad. Hij heeft daarna nog tien jaar geleefd. Ik ben ervan overtuigd dat dat niet het geval zou zijn geweest als ik naar Engeland was vertrokken.”
Brandts weet nog als de dag van gisteren dat zijn vader voor het eerst in een rolstoel naar hem kwam kijken. „We speelden met PSV in de halve finale van de beker tegen Ajax. Hij zat schuin achter het doel. In de laatste minuut gaf Edo Ophof een lange bal. Ik zet een sliding in, maar raak de bal helemaal verkeerd. De bal vliegt met een grote boog zo over Pim Doesburg heen. Eigen doelpunt. Ik lag op de grond en keek plotseling recht in het gezicht van mijn vader. Die zat verstijfd in zijn stoel. Ik dacht meteen: Die heeft een hartverzakking gekregen. Voor mij stond alles even stil. Aan die goal dacht ik al niet meer. Ik was alleen met mijn vader bezig. Gelukkig bleek hij niets te hebben. Mijn vader en ik hebben die avond samen nog een paar Franse cognacjes gedronken. Ondanks dat we die wedstrijd uiteindelijk na strafschoppen verloren, heb ik die avond prima geslapen.”
Als Brandts zijn voetballoopbaan in 1992 beëindigt bij de Graafschap, doet hij een tijdje niets. Maar het begint toch weer te kriebelen als hij het jeugdelftal van zijn zoon traint. Samen met onder anderen Bert van Marwijk doorloopt hij de trainerscursus in Zeist. Brandts treedt in 1993 in dienst als assistent-trainer van zijn oude liefde PSV. In Eindhoven werkt hij samen met toptrainers als Bobby Robson, Dick Advocaat, Erik Gerets, Guus Hiddink en Aad de Mos. „Van al die coaches pik je dingen op”, zegt Brandts. „Maar het is in dit vak toch vooral zaak dat je je eigen manier van werken ontwikkelt. Het heeft totaal geen zin om anderen te gaan kopiëren. Ik zou mezelf wel willen omschrijven als een trainer die voor rust zorgt. Ik denk dat spelers dan ook het beste functioneren. Daarbij zoek ik altijd naar assistenten die over andere kwaliteiten beschikken dan ik. Je moet elkaar binnen de technische staf aanvullen. Bij NAC is dat zeker het geval. Het heeft mij dan ook niet verbaasd dat het dit jaar zo goed gaat. We hebben er aan het begin van dit seizoen bewust voor gekozen om spelers te halen die hongerig waren. Dat betaalt zich nu uit.”
Brandts, die in het verleden ook actief was als coach van RKSV Nuenen en FC Volendam, gaat elke dag lachend naar zijn werk. „Natuurlijk is er niets mooier dan zelf spelen, maar het blijft fantastisch om elke dag met voetbal bezig te mogen zijn. Het groepsgevoel, de humor, de sfeer in de kleedkamer. En de spanning van een wedstrijd. Dat blijven allemaal fascinerende dingen. Het is mooi om spelers beter te maken. Ik kan toch niet zeggen dat ik het als trainer slecht heb gedaan. Met FC Volendam was ik dicht bij promotie. En met NAC ben ik elfde en derde geworden. Ik heb op dit moment nog geen idee waar ik volgend jaar actief ben.” En dan lachend: „Ik hoop bij een mooie club in een warm land.”
Bron:
NRC