quote:
Wie zaait, zal oogsten
De waardering voor een sportman als basis voor een tweede leven
AMSTERDAM, zaterdag
Maandag en dinsdag is hij de gids in een land dat zijn leven verrijkte, in een stad waar hij zijn derde en laatste Europa Cup won, in een huis waar hij een haardvuur vond. In Milaan zal hij Massimo Moratti weer ontmoeten, en omhelzen. Zeven jaar geleden herkende de president van Internazionale het verdriet in zijn ogen en liet hem gaan. Naar zijn moeder, die nog zes maanden te leven had.
"Toen ik het hoorde, was mijn eerste gedachte: ik moet hier weg. Daarna ga je nadenken. Mijn contract liep nog twee jaar door. We presteerden uitstekend, ik speelde goed en Inter had veel geld voor me kunnen vragen. Het is tekenend voor de club dat ik het met Moratti heb geregeld en terug kon keren naar Ajax. In alles waren ze behulpzaam en attent. Het was geen enkel probleem.”
Het zegt ook iets over de status van Aron Winter. Hij vertrok aanvankelijk naar Rome, waar hij de vierde buitenlander in dienst van Lazio was. Dat zou hij ook wel blijven, beweerde menigeen. Het was de tijd waarin een club slechts drie buitenlandse spelers mocht opstellen. Winter hoorde echter steevast bij de uitverkorenen. Als voetballer was hij een stille, maar stuwende kracht. Een arbeider met aristocratische trekjes. Vroeg nooit om respect, maar dwong het af op het veld. „Tegenwoordig kunnen goede voetballers overal spelen. Toen moest je iets beter zijn dan een goede voetballer. Anders kwam je niet bij een mooie club terecht.”
En hij was natuurlijk de eerste donkere speler van Lazio die, na een aftastende beginfase, op een sokkel werd gezet door extreemrechtse aanhangers. Waar de woorden van politici sterven in een loze belofte, rolt de bal altijd verder. „Ik was een donkere speler, met joodse namen en afkomstig van een joodse club. Dat wekte veel argwaan op. Omdat in Italië alles vele malen groter is, werd ik er na de eerste maand gek van. Radio, tv, kranten: ze vroegen allemaal naar de bekende door Yoeri van weg. Toen heb ik op een persconferentie gezegd: ik praat niet meer in de media over dit onderwerp. Ik zal op het veld laten zien dat het anders is. Daarna groeide ik uit tot een publiekslieveling.”
Winter werd l’intoccabile genoemd; de onaantastbare. Maar hij wilde grote prijzen winnen en ging naar Milaan. „Het leven in beide steden heeft me enorm verrijkt. Ik wist er nog weinig van toen ik vertrok, maar eigenlijk bood het land alles: aangenaam klimaat, mooie cultuur, strand en sneeuw, goed eten, vriendelijke mensen, een prachtige competitie. Die voetbalgekte is uniek.”
Dat was de warmte van zijn werkgever ook, kort voor de dood van de vrouw die door Winter werd geadoreerd. „Ze was alles voor me; mijn moeder en tegelijk mijn vader. Vier handen op één buik. Haar dood viel samen met het eerste jaar van mijn tweede periode bij Ajax. Ik zat in een verwerkingsproces en merkte dat ik het geestelijk even niet kon opbrengen om voetballer te zijn. Voetballen is mooi, carrière maken ook, je krijgt er veel voor terug, maar op een gegeven moment sta je voor een tweesprong. Wat is nu belangrijker? Ik wilde bij mijn moeder zijn.”
Het was de enige gitzwarte wolk boven een zonnig bestaan. Zware blessures waren hem altijd bespaard gebleven. Pas toen hij als amateur het ritme vast wilde houden, brak Winter prompt zijn kuitbeen. En wat noemt hij tegenslagen? „Een verloren finale, of een gemiste strafschop in een finale. Trainers die me niet opstelden.”
De trivialiteit ervan drong tot hem door toen het slechte nieuws Milaan bereikte en de club alles in het werk stelde om Winter bij te staan, ook als ze hem daarmee zouden kwijtraken. „In die zuidelijke landen zijn moeders bij uitstek de sleutelfiguren binnen de familie. Het gezinsleven ziet er sowieso heel anders uit dan in Nederland. Italianen brengen met z’n allen hele avonden door in een restaurant; kindertjes gaan gewoon mee. Alles kan. Hier zit je al snel tussen mensen die dat storend vinden.”
Zijn moeder was pas zeventien toen haar enige zoon werd geboren en 48 toen ze stierf. Winter woonde de eerste vijf jaar van zijn leven in Suriname. Daarna is hij er 31 jaar niet meer geweest. In 1989 besloot hij op het laatste moment niet mee te reizen met het Kleurrijk Elftal. Toen het vliegtuig neerstortte, werd de geboortegrond een slagveld. Hij ontsprong de dodendans. „In de jaren erna was ik erg huiverig om er nog eens heen te gaan.” Dat gebeurde pas in 2003, samen met de hedendaagse Suriprofs, ook al zo’n initiatief waar Winter zich breed voor maakt. „Ik heb geprobeerd dingen uit mijn jeugd terug te halen, maar dat is me niet gelukt.”
Inmiddels heeft hij allang zijn draai weer gevonden. Het medicijn? „Een sterk karakter, een geweldige vrouw en geweldige kinderen. In het eerste jaar na mijn terugkeer ging ik mee in de malaise.
Ik dacht steeds aan het gemis; de warmte van mijn moeder, die de spil „Als mens in het gezin was en mijn steun en toeverlaat. Alik me les dreigt dan weg te vallen. Later besef je dat je die eigenschappen juist opnieuw in stand moet houden. Ik heb drie zussen, ben de enige man in de fami- bewijzen, lie. Zij trokken zich aan mij op. Ik vond dat ik trainer het voortouw moest nemen. Dat lag ook in haar aard.”
Er kwam genoeg voorbij om vast te pakken. Opnieuw bleek hoe groot de impact van zijn loopbaan was. De dienende middenvelder werd nu bediend, van alle kanten en op zijn wenken. Wat hij de laatste jaren allemaal heeft gedaan? Guitig: „Niet veel.”
In Lelystad draagt het eerste trapveldje van de Johan Cruyff Foundation zijn naam. Winter werd gestrikt voor ontwikkelingswerk in binnenen buitenland, maar begeleidt tevens vertegenwoordigers van grote sponsors. En tussen heel weinig en heel veel geld zitten weer allerlei splinteractiviteiten. De basis bleef evenwel het voetbal. „Ik heb die jaren benut om te kijken wat ik leuk vond. Commercieel of sportief? Ik denk dat mijn kracht op beide vlakken ligt. In de
toekomst zal ik misschien een keuze moeten maken.”
Hij keerde snel terug bij Ajax en trad onlangs, op verzoek, als tweede oud-speler toe tot de ledenraad. „Dat streelde me. Ajax is mijn cluppie. Ik ben hier ooit begonnen en dit is een goede manier om er betrokken bij te blijven. Tot dusver ben ik nog weinig aan het woord geweest. Ik observeer vooral.” Dan onderbreekt een Surinaamse dame het gesprek. Ze heeft de filantroop gespot en richt zich beleefd tot de oud-international met het verzoek eens een blik te werpen op haar werkzaamheden voor de voetballende jeugd in Zaandam. Zo gaat het vaak. „Ik sta open voor alles en iedereen. Zo zit ik in elkaar. Maar ik stap niet zomaar overal in. Als bekende Nederlander kun je hele dagen vullen met goede doelen en ik wil best meerdere steentjes bijdragen, maar ik blijf in de eerste plaats een sportman. Dus ik luister en kijk of het bij me past.”
Twee weken geleden lanceerde hij met zijn zakenpartner Richard Witschge een dvd voor kinderen, zeg maar de digitale versie van voetbalplaatjes. „Ik ben een type dat als ik ergens voor ga, ik er ook tweehonderd procent voor ga. En ik wil altijd slagen. Ik zeg niet dat het altijd lukt, maar doorzettingsvermogen is de basis. Dat is het probleem bij veel mensen; ze weten slecht om te gaan met tegenslagen en haken af.”
Toen hij afscheid nam als voetballer, liep het Concertgebouw vol. Het begon met een idee van enthousiaste vrienden, vervolgens moest een evenementenbureau worden ingeschakeld. Zingende violen en voetballen in de orkestbak; het gaf een unieke aanblik. Ronaldo was er, Giuseppe Signori, Ruud Gullit, Marco van Basten, prominente muzikanten. Het zogenoemde Winterbal komt nog steeds voor in de toptien van beste evenementen die in het Concertgebouw plaatsvonden.
Als verhalenverteller leidt hij de notabelen van Ajax maandag en dinsdag rond in Milaan. Maar Winter is er ook als lid van de ledenraad en als trainer. Weldra signeert de oud-international zijn eerste contract als hoofdcoach van Jong Ajax.
„Nu begint het pas allemaal voor mij. Als mens hoef ik me niet opnieuw te bewijzen, als trainer wel. Het zal ook niet vlekkeloos verlopen, ik zal nog wel eens mijn kop stoten. Is niet erg. Dat hoort bij het leerproces.”
De vereniging van contractspelers gaf hem een prijs voor zijn hele oeuvre. Zeventien jaar topvoetbal, 84 interlands. De enige Nederlander die aan zeven eindtoernooien meedeed. Een smetteloze reputatie was de basis voor een tweede leven.
„Tijdens hun carrière worden voetballers behoorlijk afgeschermd. Veel dingen ontgaan je. Ik stopte en werd vanaf dat moment gek gebeld. Nee, verbaasd was ik nooit. Het zal een combinatie zijn van een goede sportieve carrière en een goede uitstraling. Ik word schijnbaar niet sec als voetballer beoordeeld. Mensen zien mij als een evenwichtige, betrouwbare jongen; iemand die wat te vertellen heeft en makkelijk relativeert. Ik ben altijd op een normale manier in beeld geweest. En dat is helemaal mijn eigen verdienste.”