Je bent een aapje
Bij ons op de basisschool kon je de klas altijd splitsen in twee groepen bij het gymmen; de groep die wilde voetballen, en de groep die wilde apenkooien. De groep die wilde voetballen kreeg altijd zijn zin. Dat was makkelijker. Je had alleen een bal en twee matjes nodig. Apenkooien was altijd zo'n gedoe. Tegen de tijd dat alles klaarstond was de helft van de gymles al voorbij. En als je eenmaal bezig was, waren de eerste melktandjes na vijf minuten al gesneuveld.
Toch heeft het apenkooien het niveau van de gymzaal weten te ontstijgen. De totaal puntloze sport heeft zelfs zijn eigen Nederlands Kampioenschap. En ja, als iets totaal puntloos is, kun je er vergif op innemen dat er studenten op af komen. De Utrechtse Biologen Vereniging stuurt ook dit jaar een delegatie om medailles te pakken , en zodoende is er een kwalificatietraining georganiseerd.
Donderdagavond in de gymzaal van het Bonafacius College. Een stuk of vijftien UBV'ers staan in korte broek tussen al de toestellen die de gymzaal heeft te bieden. In alle kussens en matten is de latente zure geur van kinderzweet te ruiken. De biologen klimmen wat in de touwen, hangen wat in toestellen. Niemand weet precies wat ze moeten doen.
Gelukkig is er een jongen met kort geschoren haar en grote bakkebaarden. Hij is de primus inter pares, de veteraan in apenkooien en hij weet de regels. Apenkooien is gewoon tikkertje, legt hij uit. Er is een team van tikkers en van spelers. De spelers moeten zorgen niet getikt te worden en mogen daarvoor op alle toestellen klimmen; als je getikt bent of van de toestellen af gaat ben je af en krijg je strafpunten. Heel simpel eigenlijk.
Het spel begint en wat volgt is volledige chaos. Het is een Tom & Jerry-achtig tafereel waarin iedereen als een bezetene alle kanten op rent met de tikkers achter zich aan. Er is werkelijk geen lijn in te bedenken, maar dat maakt het juist leuk om naar te kijken. Als apenkooien ergens mee te vergelijken is, dan is het wel het traditionele schansspringen waar iedereen op 1 januari zo graag naar kijkt. Niet omdat het zo spannend is, maar omdat je hoopt dat er iemand gigantisch onderuit gaat. Het gebeurt niet. Noem het een wonder, maar ondanks alle wanorde zijn er geen frontale botsingen tussen UBV'ers, niemand landt naast de zachte matten, niemand flikkert uit het hoogste rek. Je wilt ze aanmoedigen meer risico's te nemen, moeilijkere sprongen te maken. Toe maar, spring maar uit dat wandrek, toe maar, je bent een aapje.
Half december gaan de UBV'ers voor het echie aan de slag. Tegen andere studenten, carnavalverenigingen en padvinders. Ze gaan voor goud. Wij, als universiteit kunnen alleen maar als ´´n man achter ze staan. En stiekem hopen ten minste eentje zachtjes op zijn bek gaat. Anders is het zo saai.
Er is een NK