De Amsterdamse bluf van Huntelaar
Door Dick Sintenie
Zaterdag 4 februari 2006 - AMSTERDAM – Klaas Jan Huntelaar is niet altijd de makkelijkste, zegt Klaas Jan Huntelaar. Hij lacht er vriendelijk bij. Zijn jongensgezicht en het piekhaar vertellen: met de nieuwe spits van Ajax is het niet kwaad kersen eten. „Maar ik ben soms licht ontvlambaar.“
![]()
Het zijn momenten waar hij zelf niet trots op is. De momenten dat de rechtvaardigheid voor zijn gevoel in het geding is en Huntelaar zichzelf soms verliest. „Vroeger op straat, bij een ruzietje, als er echt onrecht in het spel was, beet ik me net zo lang vast tot ik het gevoel had dat ik mijn punt had gemaakt. Achteraf denk je wel eens: dat had ook anders gekund, Klaas Jan. Maar aan de andere kant, ik ben wie ik ben.“
‘Vroeger op straat’ was in Hummelo, een dorp nabij de IJssel, tussen Doetinchem en Doesburg. Een kleine gemeenschap waarin iedereen elkaar kent en iedereen elkaar tegenkomt. Op school, bij de voetbalclub, op straat. Klaas Jan Huntelaar viel er niet op, ook niet toen hij op zijn tiende werd gescout door De Graafschap. Na schooltijd voetbalde hij gewoon op straat, maar hij moest alleen wat eerder afhaken. „Dan kwam het busje van De Graafschap en ging ik trainen.“
Nooit als het busje voorreed dacht hij: ik blijf liever met mijn vriendjes voetballen. De focus om zijn doelen te halen, is er altijd geweest.
Huntelaar heeft de discipline en het egoïsme dat nodig is om als sportman hogerop te komen. Toen PSV zich voor hem meldde, zestien jaar oud, hoefde hij geen seconde na te denken. Hij pakte zijn plunjezak en verliet het ouderlijk huis om in een gastgezin in Veldhoven te gaan wonen.
Heimwee? „Nooit gehad. Ik kan me in een klein gezelschap goed vermaken. Ik zoek de drukte niet op. In grote gezelschappen kijk ik de kat uit de boom.“
Hij heeft wel eens gedacht dat hij als proftennisser – misschien wel het eenzaamste beroep ter wereld – ook uitstekend zou kunnen leven. Het doet vermoeden dat Huntelaar zich als een einzelgänger beweegt onder zijn collega-voetballers. Het tegendeel is waar. „Ik vind makkelijk aansluiting, maar ik ben geen allemansvriend. Daar heb ik zo’n hekel aan. Bij Ajax trek ik wel naar bepaalde jongens toe, Heitinga, Stekelenburg, Emanuelson, misschien ook omdat ik die ken van de vertegenwoordigende elftallen waarin we gespeeld hebben. Maar ik klit niet samen.“
Het afstandelijke, het geremde, zijn egoïsme; het laat zich moeilijk rijmen met de sociale kant van zijn karakter. Huntelaar doet niet overdreven zijn best om aardig gevonden te worden, maar als hij er voor iemand moet zijn, is hij er. „Mijn vader werkt in de thuiszorg, mijn moeder is kraamhulp. Mijn oudste broer Niek werkt op een leefgroep voor probleemjongeren. Allemaal verzorgende beroepen. Dat zit dus kennelijk in onze genen.“
Maar, zegt hij eerlijk, als een loopbaan als profvoetballer er voor hem niet had ingezeten, dan had hij waarschijnlijk gekozen voor de richting die zijn vier jaar jongere broer Jelle is opgegaan: sportmanagement.
Het leven bestaat uit keuzes maken en Klaas Jan Huntelaar heeft er geen moeite mee. „Soms kies je op gevoel, soms met je verstand en soms is het een mix van allebei. Is de keuze eenmaal gemaakt, dan is er geen weg terug. Moet je ook niet meer zaniken. Ik heb nooit spijt achteraf.“ Hij voelde dat hij zijn kans bij PSV in het eerste elftal nooit zou krijgen. Enerzijds omdat hij fysiek misschien nog niet klaar was voor het grote werk, anderzijds omdat Mateja Kezman en Jan Vennegoor of Hesselink hem het zicht op een doorbraak ontnamen. „Maar het heeft ook te maken met een gebrek aan lef bij PSV. Tot voor kort stelde die club niet snel jonge spelers op.“
PSV verhuurde hem tijdelijk aan De Graafschap. „Daarna kon ik terug, maar ik dacht: hoe vaak schopt een door PSV verhuurde speler het later alsnog tot het eerste elftal? Ik kon alleen Wilfred Bouma bedenken.“ Die statistieken en zijn gevoel (‘Ik had het hoofdstuk PSV eigenlijk al afgesloten’) dreven hem naar Apeldoorn. De spits kwam tot overeenstemming met AGOVV. Een moedige stap, om PSV te verruilen voor de eerste divisie. Trainer Jurrie Koolhof was voorzichtig en zei: „Ik weet niet of je elke wedstrijd in de basis staat.“ Huntelaar zei: „Ik denk van wel.“ Hij moet er nu om lachen, maar schaamt zich niet. „Ik flapte het er gewoon uit, omdat ik overtuigd was van mezelf.“
Met 26 doelpunten in 35 wedstrijden maakte Huntelaar zich waar. „Tijdens dat seizoen zei ik al tegen Ted van Leeuwen (technisch manager AGOVV, red.): ‘Ik wil naar Ajax’.“ Zijn opa komt uit Amsterdam, uit de Pijp, dus dat schept een band met de club uit die stad. Bovendien is zijn vader voor Ajax en dus was Klaas Jan het ook. „Zo gaat dat. Bij PSV is de liefde tijdelijk afgezwakt. Ik ergerde me toen ook wel aan die spelertjes van Ajax. In het veld kwamen ze arrogant over, daar kon je best een hekel aan hebben.“
Maar zijn favoriete club is nooit uit zijn hart geweest. Op het moment dat Ajax’ technisch directeur Martin van Geel en trainer Danny Blind bij hem aanklopten, was hun verhaal eigenlijk niet zo belangrijk voor Huntelaar. „Mijn voorkeur ging uit naar Ajax. Daardoor was ik eigenlijk niet meer objectief. Maar er moest natuurlijk wel een goed idee achter zitten.“
Dat het afbraakrisico voor spitsen in de Arena de laatste jaren groot is, deerde hem niet. „Het is misschien niet de makkelijkste weg die ik kies, maar dat past wel bij me.“
Twee opvallende uitspraken typeren Klaas Jan Huntelaar: ‘Als je niet durft te falen, heb je ook geen kans om te slagen’ en ‘Ik scoor overal, zolang ik maar de kans krijg’.
„Vertrouwen is heel belangrijk. Als je lekker in je vel zit, gaan de dingen vanzelf. Maak je de juiste keuzes. Geen spits die uit kan leggen hoe dat werkt. Je moet er ook niet te veel over nadenken.“ Het negativisme dat rond Ajax hangt, raakt hem niet. „Het is heel simpel: het loopt niet, dan moet je terug naar de basis. Eerst moet iedereen doen wat hij moet doen en daarna kun je dat uitbouwen naar iets mooiers of frivolers.“
Zo, dan is dat ook weer gezegd. Huntelaar neemt geen blad voor de mond. Dat doet hij ook niet in de spelersgroep. „Ik moet mezelf wel eens corrigeren. Rustig aan, denk ik dan. Je bent net binnen. Je hoeft niet meteen als een betweter over te komen.“
Bij een topclub heeft hij immers nog alles te bewijzen. De spits kent zijn sterke punten, maar hij weet ook waar het aan schort: snelheid. „Ik ben nog niet explosief genoeg“, zei hij al. „Daar moet ik aan werken.“