Daniël is niet zo maar iemand. Hij heeft me alles gegeven wat ik nodig had: afleiding vooral, maar ook plezier en hartstocht, avontuur, troost. En geld, niet te vergeten.
"Je vergeet de seks," merkte Daniël terloops op.
Ik ging er niet op in. We zaten in een restaurant en ik had me goed voorbereid op deze monoloog, ik moest me concentreren. "Voor al die dingen die je mij hebt gegeven," ging ik door, "ben ik je dankbaar."
"Dankbaar!" riep hij. Hij zweeg even, stak een sigaret op. Toen zei hij: "En nu? Wil je even samen bidden?"
Ik kon het niet helpen, ik begon te lachen. "Lul!"
"Moet je jezelf horen."
"Nou ja, ik..."
"Als je van me af wilt, verwacht ik een goed verhaal. Geen bijbelteksten. De afgelopen zes maanden laten zich niet zo maar uitvlakken door een of andere slappe tekst over dankbaarheid. Ik hoef jouw dankbaarheid niet, Nadine. Jouw dankbaarheid is wel het laatste." Hij keek me aan. "Wil je van me af?"
"Ja," zei ik, en het verbaasde me hoe gemakkelijk het ging.
Hij vertrok geen spier. "Ik luister."
's Middags was ik langsgeweest bij mijnheer W. Hij had eigenlijk geen tijd voor me, hij houdt niet van verrassingsconsulten, hij raakt al van slag als de drie ballpoints - rood, blauw, zwart - niet strak in het gelid in zijn pennenbankje liggen ('Zo kan ik niet werken, ik mis een pen, waar is mijn rode pen?'), dus toen ik er aan de telefoon een paar gesmoorde kreten tegenaan gooide, probeerde hij me af te schepen met het gratis advies om 'een middagslaapje te doen'. Volgens hem zou de wereld er daarna weer heel anders uitzien.
Toen begon ik te huilen.
En kijk, daarna zag de wereld er inderdaad heel anders uit: "Kom dan maar even langs," hoorde ik hem zeggen. "Als het je zó hoog zit... mijn vrouw past wel even op de kinderen."
Altijd die kinderen.
Mijnheer W. gaat zwaar gebukt onder zijn kinderen en in het bijzonder onder de 'papadag' die hij zich heeft laten aansmeren door zijn geëmancipeerde vrouw, maar ik ga ook zwaar gebukt onder bepaalde aspecten van mijn leven, en ik was deze middag totaal niet in de stemming om me te verdiepen in de papadagen en de andere huiselijke beslommeringen van mijnheer W. Om precies te zijn was ik in de stemming om al mijn meubels kapot te trappen. Het was, kortom, een noodgeval.
Ik kom altijd op dezelfde manier binnen. Gehaast, afwezig, ik doe mijn jas uit en gooi hem op de stoel in de hoek van de spreekkamer. Ik ga zitten. Ik kijk mijnheer W. aan en zeg: "Zo, daar ben ik weer."
En dan zegt hij: "Daar ben je weer, Nadine. Koffie?"
Deze middag was anders. Om te beginnen droeg mijnheer W. een ruimvallend grijs trainingspak. Op zijn borst stond in rode letters de opdruk 'American Football'. Toch maakte hij geen sportieve indruk. Van sommige mannen, en zo'n man is mijnheer W., weet je intuïtief dat ze sinds de verplichte gymlessen op de middelbare school nooit meer iets aan lichaamsbeweging hebben gedaan. Het grijze trainingspak is dan bedoeld als 'huispak', of beter gezegd: als 'papadagpak'.
"Ja, sorry," verontschuldigde hij zich. "Het is vrijdag."
Op de rechtermouw van het trainingsjack zat een bruinige vlek die waarschijnlijk afkomstig was van een geprakte banaan.
Ook opmerkelijk was zijn geagiteerde gedrag. Normaal is mijnheer W. de rust zelve, zelfs de iets vertraagde manier waarop hij met zijn ogen knippert straalt innerlijke vrede uit, maar nu maakte hij een nerveuze, opgejaagde indruk. Hij tikte ritmisch met zijn pen op het bureaublad. Ik dacht dat het wel weer te maken zou hebben met zijn kinderen; sinds mijn binnenkomst had ik al een paar keer een oorverdovend gekrijs waargenomen, het soort gekrijs waarop je kunt wachten als je kinderen vraagt om even een paar minuten 'zelf te spelen', maar ik had het mis. Mijnheer W. zat in zijn maag met de Turkse maffia. Ik had er aan de telefoon kort iets over gezegd.
"Dat verhaal over die Turken," opende hij de sessie, "dat zit me absoluut niet lekker. Waar komt dat ineens vandaan? Ik had geen idee... die minnaar van jou, die zogenaamde zakenman, wie is dat eigenlijk precies?"
Ik wilde iets zeggen - ik wilde zeggen dat ik dat misschien nooit zou weten, maar hij gaf me de kans niet.
"Jij zocht avontuur, maar dit noem ik geen avontuur meer. Dit zijn criminele praktijken. Jouw minnaar heeft zich kennelijk ingelaten met duistere opdrachtgevers. Turken!" Hij schudde zijn hoofd. "Ik hoop dat je weet waar je aan begonnen bent met die man."
Opnieuw kreeg ik niet de gelegenheid om antwoord te geven; mijnheer W. had iets op zijn lever, en het kon niet wachten, het moest eruit: "Jij zoekt vastigheid, een stabiele factor," zei hij op een toon die ik niet van hem kende. "Veiligheid, simpel gezegd. Dat is al zo sinds je moeder is overleden. Je vader leeft nog, maar hij is net zo goed een grote afwezige in jouw leven. Eigenlijk zoek jij dus - nee, laat me uitspreken," hij stak een hand in de lucht, "eigenlijk zoek jij een substituut voor allebei je ouders. Ja?"
Ik knikte.
Hij ging alweer door: "Ik ga verder niet in op de vraag of het überhaupt mogelijk is om zo'n substituut te vinden. Daar komen we een volgende keer wel aan toe. We focussen ons vandaag op de crisis. Ja?" Hij ging steeds sneller praten. "Het lijkt me duidelijk dat deze man, deze Daniël-figuur, een ongelukkige keuze is. Een zelfdestructieve keuze. Tot dat inzicht ben je zelf ook gekomen. Daarom zit je hier. Ja?"
Dat drammerige 'Ja?' waarmee hij elke zin afsloot was ook iets nieuws; het begon me te ergeren. Daarom zei ik: "Nee."
Hij keek me verbaasd aan. "Verklaar je nader?"
"Daniël heeft zelf ook een soort... eh, crisis." Ik had niet gedacht dat ik dat woord ooit zou gebruiken, maar het klonk wel goed. Dramatisch. "Het is nogal wat om hem uitgerekend nu te laten vallen. Hij heeft niemand meer, alleen mij."
"Hij staat op een zinkend schip. Maar het is zíjn schip." Mijnheer W. nam een korte denkpauze. Toen zei hij: "Jij hebt een tijdje op dat schip meegevaren. Maar je kunt nog van boord. Je begint te ontwaken uit de roes, Nadine. Dit is je kans. Je kunt het vege lijf nog redden."
"En Daniël dan?" vroeg ik. "Wie redt zijn vege lijf?"
"Jij in elk geval niet. Dat moet je niet willen."
"Nee, er zijn zo veel dingen die je niet moet willen. De meeste dingen. De leuke dingen, in elk geval. Roken, drinken, seks - het zou prachtig zijn als we dat allemaal niet meer zouden willen. Iedereen blij, iedereen gezond, iedereen gelukkig. Nou ja, behalve u," voegde ik er snel aan toe. "Dat zou het einde betekenen van uw praktijk."
"Dat is waar." Hij glimlachte mechanisch. "Het spijt me, onze tijd zit erop. Je weet wat je moet doen, Nadine. Je hebt mijn advies niet nodig. Je weet het al. Ja?"
Nee dus.
Mijnheer W. had het mis; ik wist het helemaal niet.
Het begint tot me door te dringen dat Daniël misschien een ander is dan ik dacht. Dat hij misschien altijd anders is geweest, maar dat ik er niet bij wilde stilstaan omdat hij me al had opgetild voordat ik de kans kreeg om ergens bij stil te staan. Ik heb slecht opgelet. Allemaal gemakzucht, wat kon het mij schelen? Hij gaf me alles wat ik nodig had. Ik was inhalig. Maar het maakte niet uit; tussen ons was het toch niet serieus. Of wel?
Later die dag in dat restaurant, toen Daniël tegen me zei: "Ik luister," toen keek hij heel serieus. Hij liet me helemaal uitpraten, hij zei een paar keer 'Ga door,' en 'Okay, okay,' en hij rookte drie sigaretten.
Toen ik was uitgepraat, zei hij: "Ik snap het. Ik begrijp je heel goed. Ik heb maar één verzoek. Geef me nog drie dagen. Drie dagen, meer niet."
"Waarom drie?"
"We gaan naar Parijs."
"Oh?"
"Ik heb er wat zaken te regelen," legde hij uit. "Drie dagen, daarna laat ik je gaan. Zie het als een afscheidscadeautje." Hij keek nog steeds serieus. "Ik ben een sitting duck. Ik zit hier te wachten, en ik heb geen idee waarop. Ik ben alles kwijt. Mijn huwelijk, mijn kinderen, mijn bedrijf, mijn geld, mijn vrijheid. En toch, Nadine, heb ik me nog nooit zo vrij gevoeld. Dit is mijn kans op een heel nieuw leven. Hoe vaak krijgt iemand die kans?"
"Alsof het een keuze is."
"Onbewust," zei hij. "Natuurlijk heb ik hier op aangestuurd. Zo gaat dat. Niemand wint een nieuw leven bij de Staatsloterijshow, je zult dat oude leven eerst tot de grond toe moeten afbreken. Met geweld. Beuken! Rammen! Ogen dicht! Als je eenmaal bezig bent... op een bepaald moment is er geen weg meer terug. Die stroomversnelling, die is begonnen met jou. Toen ik jou ontmoette. Toen ging het hard, opeens. Dat is mijn verantwoordelijkheid, niet de jouwe. Alles is mijn verantwoordelijkheid. Maar," zei hij, en hij keek me aan, "ik heb geen spijt. Okay, ik ben er niet ongeschonden uitgekomen. Niemand, trouwens. Dat is..." hij kneep zijn ogen dicht "... dat ik anderen, mijn eigen vrouw en kinderen... dat is onvergeeflijk. Ik heb mijn eigen gezin geruïneerd. Dat is de prijs. Die is hoog. En blijkbaar was het niet genoeg, want de sloophamer heeft ook mijn bedrijf meegepakt. Ik had er alles voor over om dat te sparen. Dat is me niet gelukt." Hij zuchtte diep. "Zo gaat dat dus. Maar ik geef niet op. Ik vind wel een manier om er zakelijk weer bovenop te komen."
"Hoe dan?"
"Afwachten," zei hij. "Opletten. Scherp blijven."
We zwegen.
Toen zei hij: "Ik heb je nodig."
"Mij?"
"Ik ga scheiden. Anne-Sophie heeft de knoop doorgehakt; komende week gaan we om de tafel zitten. De alimentatie regelen, de boedel." Hij grinnikte. "Ja, zo gaat dat. Zolang het je financieel voor de wind gaat..."
"Weet ze van je bedrijf?"
Hij knikte.
"En van Kim?"
"Nog niet. Het doet er trouwens niet meer toe. Ze wil zo snel mogelijk scheiden."
"Vreemd."
"Nee, logisch," zei hij. "Ik zit aan de grond. Dit is haar moment, haar wraak. Anne-Sophie is geraffineerder dan je denkt. Ze heeft een lange adem. Lang genoeg om haar wraak ijskoud te kunnen serveren."
"Wil jij wel scheiden?"
"Niets liever." Hij streelde mijn wang. "Ga je mee naar Parijs?"
Ik aarzelde. "Drie dagen, toch?"
"In principe. Tenzij..." en hij boog zich naar mijn oor en fluisterde: "... tenzij het allemaal anders loopt. Dat weet je niet, Nadine. Dat weet je nooit."