06-GESPREK
Gisteravond zat mijn sportschoolpasje niet in mijn portemonnee. Vreemd. De klantvriendelijke jongen achter de balie was nou ook weer niet zo klantvriendelijk dat hij voor één keertje een oogje wilde toeknijpen. “Zonder pasje mag je niet sporten,” zei hij onverbiddelijk, “maar in onze lounge ben je altijd welkom voor een drankje en een hapje.” En dus droop ik teleurgesteld af naar de aanpalende ruimte met reuzenkussens en zitzakken.
Ik zakte neer op een groot vloermatras en toetste het nummer van Daniëls BlackBerry in. Misschien lag het pasje bij hem.
Hij klonk opgewekt: “Weet je waar ik net aan zit te denken?” zei hij. “Aan jou. En aan het reisje dat we gaan maken. Ik bedoel, kijk: wat heeft het voor zin om me een dubbele burnout te werken als ik ook met jou in de Stille Oceaan kan liggen? Ik was vanochtend bij de huisarts, hij had een heel medisch verhaal over risicogroepen en hoge bloeddruk en dat het goed zou zijn als ik een cursus ‘stress reductie training’ zou volgen.” Hij lachte. “Stress reductie training! Die term moet je onthouden, Nadine. Want hij heeft gelijk, die huisarts. Wij gaan samen op stress reductie training in Mexico. Of ga jij liever naar Thailand?”
“Je weet dat ik geen geld heb.”
“Je weet dat ik graag voor jou betaal. Bovendien is het op medische indicatie. Stress reductie training is geen vakantie, het is de enige manier om een bypassoperatie te voorkomen.”
“Een bypassoperatie? Had die huisarts het over een bypassoperatie?”
“Nee, ik ben kerngezond,” verzekerde hij me. “Beetje hard gewerkt, dat is alles. Ik heb zin om weg te gaan met jou. Geld doet er niet toe, Nadine. Het kan me niet schelen wat het kost, ik wil met jou in training.”
Ik probeerde een andere manier te verzinnen om duidelijk te maken dat ik me bezwaard voel als hij altijd alles betaalt, en dat het misschien ook wel eens goed zou zijn om een tijdje rustig aan te doen, maar Daniël klonk zo opgetogen dat ik het niet kon opbrengen.
“Ben je nog aan het werk?” vroeg ik, en ik wierp een blik op de klok. Het was kwart over zeven.
“Nee, ik ben al thuis. Stress reductie training, hè? Zie ik je nog?”
“Straks,” zei ik. “Ik ben op de sportschool. Ik ben mijn pasje kwijt. Kun jij even kijken of het ergens ligt?”
“Sure, honey. Waar?”
Ik dacht na. “Geen idee. In een keukenla?”
Terwijl hij de laden doorzocht, nam hij een aantal vakantiebestemmingen met me door: “Acapulco is een toeristenbende, daar hebben we niks te zoeken, maar in Yucatan heb je mooie stranden. Of Belize, wat vind je van Belize?” Toen zei hij: “Sorry, ik zie geen rood pasje.”
“Misschien in de woonkamer,” suggereerde ik. “Kijk eens op de boekenplank?”
“Okay. Wacht even.” Ik hoorde hoe hij zijn BlackBerry neerlegde.
“Of in de slaapkamer!” riep ik, maar hij was al weggelopen – er kwam geen reactie.
Het duurde lang. Ik haalde een pakje Marlboro uit mijn tas en stak een sigaret op. Zonder te lezen bladerde ik wat in een glossy tijdschrift. Het was druk in de lounge, bijna alle lighoeken waren bezet. Op een groot televisiescherm was een gluidloze schaatsrit te zien.
Het duurde nog langer – vijf, zes minuten. Zeven.
Ik kneep hard in mijn telefoontje, alsof dat hielp. Met mijn andere hand wenkte ik de serveerster. Ik bestelde een gals witte wijn; de spinningles had ik toch al gemist.
Negen minuten.
Het ging me allang niet meer om het pasje; het ging me om Daniël, die tijdens zijn dwaaltocht door het huis kennelijk in de verleiding was geraakt om – wat? Een warm bad te nemen? Een stress reductie-slaapje te doen? Een andere mogelijkheid was dat hij onder schot werd gehouden door een gemaskerde jeugdbende.
Opeens hoorde ik hem zeggen: “Wie heeft je gebeld?”
Ik deed mijn mond open om antwoord te geven, maar op hetzelfde moment hoorde ik een vrouwenstem iets onverstaanbaars zeggen.
Hij had bezoek.
Ik drukte mijn mobiel hard tegen mijn oor.
Het duurde even, toen hoorde ik Daniël zeggen: “Je moet geloven dat – dat ik –“ De rest kon ik niet verstaan.
De vrouw zei: “Nee, jij – dat ik gek ben?”
Het was Kim.
Ze droeg hakken, er klonk driftig getik op de vloertegels.
“- Anoniem telefoontje,” ging ze door. “- Dat is – hoeveel maanden belazerd?”
“- Veel vijanden – zakenwereld,” ving ik op. Opnieuw kon ik de rest van Daniëls woorden niet verstaan.
Nu pas merkte ik dat ik mijn hand voor mijn mond had geslagen. Ik luisterde zonder adem te halen, en hoewel mijn duim boven het rode knopje zweefde, drukte ik het gesprek niet weg - ik zat verstijfd op het vloermatras, de telefoon tegen mijn oor gedrukt. Ik sloot mijn ogen, zodat ik me beter kon concentreren. Ik zag Daniël voor me: wit overhemd, spijkerbroek, blote voeten. De BlackBerry lag waarschijnlijk op het aanrecht, naast het espressoapparaat, vlak bij de la waarin hij naar mijn pasje had gezocht.
“- Mijn leven,” zei Kim. “- Leugens slikken – doe jij.”
En daarna schreeuwde Daniël: “- Belachelijk – naar mij luisteren.”
Mijn ademhaling versnelde. Het gesprek was niet meer te volgen; Daniël en Kim schreeuwden door elkaar heen, hun stemmen weerkaatsten tegen de tegelvloer en gingen verloren in een ruis van achtergrondlawaai.
Ik probeerde orde te scheppen in de chaos in mijn hoofd: wat was er aan de hand? Hoe was Kim binnengekomen? Het was maandag. Op maandag was Kim in Antwerpen. Had Daniël de deur voor haar geopend, was ze zelf binnengekomen? En was Daniël toen zo geschrokken dat hij ons telefoongesprek was vergeten?
Plotseling was het alsof de radio op de juiste golflengte werd afgesteld, want de stem van Kim klonk glashelder en vlakbij. “Besef jij wel,” zei ze, “dat je alles kapot hebt gemaakt? Onze relatie, je bedrijf, je toekomst, mijn toekomst, je hebt het allemaal gesloopt! Het kan mij niet schelen wat je met je eigen leven doet, dat moet je zelf weten. Je doet maar. Maar van mijn leven blijf je af!” Kim schakelde met indrukwekkend geweld over op een andere toonsterkte. “Als je met je gore poten aan mijn leven komt, maak ik je af. Ik maak je af! Ik maak je af!”
Daniël zei: “Het is niet -”
Kim lachte hard en cynisch. “Luister Daniël, dat kindermeisje is maar op één ding uit. Ze wil hogerop. Ze is een sociale klimmer, een dom en ambitieus klipgeitje dat zich via jou omhoog wil neuken, de grotenmensenwereld in.”
Ik was verbijsterd; ik wist niet wat ik moest zeggen – tot ik bedacht dat ik helemaal niets kon zeggen, aangezien ik me op zo'n zes kilometer afstand van het gesprek bevond, op een vloermatras in de sportschool.
“Iedereen ziet het,” ging Kim door. “Behalve jij... jij hebt niets in de gaten, jij bent blind voor de signalen en de rode knipperlichten. Jij moet je weer zo nodig een grote jongen voelen. Jij moet alles weer kapot maken voor een potje tienerseks. Ben je nou trots op jezelf?”
“- goedmaken,” zei Daniël. “- nog één kans, proberen.”
Kim antwoordde op zachte toon, ik kon er niets van verstaan, behalve de zin: “- Mijn vader - Afmaken.”
Toen klonk de ingesprektoon.