Geen kind buiten beelddoor Maarten Vermeulen Nog even en de dokter weet alles over uw kind. Met een druk op de knop kan hij zien hoe de spraakontwikkeling is, welke inentingen zijn gegeven, of het te dik is en hoe het zit met eventuele broertjes en zusjes. Het nieuwe Elektronisch Kinddossier moet voorkomen dat allerlei informatie versnipperd raakt - zoals nu vaak het geval is - of zelfs kwijtraakt. Vanaf januari 2008 krijgen alle pasgeborenen een Elektronisch Kinddossier. Ook gegevens van kinderen die eerder werden geboren, worden ingevoerd in de computer. Tot hun negentiende jaar wordt hun ontwikkeling digitaal gevolgd.Naast het nieuwe Kinddossier komt er een Landelijke Verwijsindex Risicojongeren, een computersysteem waarmee jeugdhulpverleners kunnen zien welke instanties zich met een bepaalde jongere bezighouden. Zo moet voorkomen worden dat hulpverleners langs elkaar heen werken, zoals dat vorig jaar gebeurde in de geruchtmakende zaak rond het 'Maasmeisje', van wie op drie plekken in de Maas lichaamsdelen werden gevonden.
De twee systemen zijn de nieuwste wapens in de strijd tegen dit soort pijnlijke missers in de jeugdzorg. Want het probleem in de jeugdketen is meestal niet dat er onvoldoende informatie beschikbaar is, maar dat er geen systematische uitwisseling plaatsvindt van die informatie, constateerde staatssecretaris Clémence Ross-van Dorp van Volksgezondheid eind 2005 in een brief aan de Tweede Kamer.
Volgens eerdere plannen zou het Elektronisch Kinddossier nu al moeten werken, maar de datum van 1 januari dit jaar is niet gehaald. Sterker nog: de aanbesteding voor softwarebedrijven die het pakket kunnen leveren, moet nog beginnen. Volgens Piet van de Sluijs, voorzitter van de stichting EKD Nederland, die de invoering van het systeem begeleidt, was er in eerste instantie onvoldoende draagvlak. Met de komst van de stichting, waarin de alle betrokken partijen zitting hebben, kwam de vaart erin. ,,Vanaf 1 januari 2008 is het beschikbaar'', belooft Van de Sluijs. ,,Iedere jongere onder de negentien jaar die op enig moment met een zorginstelling in aanraking komt, krijgt dan zo'n dossier, zodat straks alle kinderen van Nederland in de computer staan.''
Dat de invoering zoveel tijd kost, heeft te maken met de moeizame gesprekken over begrippen en definities, zegt Van de Sluijs, tot voor kort wethouder voor de ChristenUnie in Gouda. ,,Als je samen in een dossier werkt, is het belangrijk dat je elkaar goed verstaat. De begrippen moeten uniform en helder zijn, anders levert het verwarring op.''
we kunnen sneller signaleren dat er iets mis isDe Landelijke Verwijsindex Risicojongeren is vooralsnog gescheiden van het kinddossier, al worden ze op termijn aan elkaar gekoppeld. In de verwijsindex is alleen te zien dát een instantie contact heeft met een jongere, niet de aard van het contact. Een schoolarts kan bijvoorbeeld bij een kind met een taalachterstand in de index een signaal invoeren. Als blijkt dat een leerplichtambtenaar dat bij hetzelfde kind ook gedaan heeft, omdat het overmatig verzuimt, gaat er bij de regievoerende instantie in de gemeente een belletje rinkelen. Gemeenten moeten zelf afspraken maken met de hulpinstanties wie wat doet. Dat kan Bureau Jeugdzorg zijn of bijvoorbeeld de jeugdgezondheidszorg van de GGD.
In Almere bestaat sinds 1 januari het Elektronisch Signaleringssysteem Almeerse Risicojongeren, afgekort tot ESAR. Het systeem is een voorloper van de landelijke index. Na een groot onderzoek tweeënhalf jaar geleden, bleek dat ook in Almere hulpinstanties niet altijd van elkaar weten dat ze dezelfde cliënten in behandeling hebben. Met ESAR is dat verleden tijd, zegt wethouder Johanna Haanstra, die namens de gemeente een convenant afsloot met zestien partijen, waaronder politie, Leger des Heils, Bureau Jeugdzorg, maatschappelijk werk en het Flevoziekenhuis. ,,Behalve dat we de hulpverlening beter in kaart hebben, kunnen we sneller signaleren dat er iets mis is en dus sneller ingrijpen. Signalen die op zichzelf niet zo ernstig zijn, kunnen in combinatie met andere zaken reden zijn actie te ondernemen.''
Wie in ESAR een melding invoert, ziet meteen of andere instanties dat ook gedaan hebben. Of een deelnemende organisatie een melding doet, hangt af van de eigen criteria, aldus Haanstra. ,,Als de politie een jongeren oppakt na een winkeldiefstal, zal dat niet zo snel gebeuren. Maar als het vaker is voorgekomen misschien wel. Of als de politie het idee heeft dat er meer aan de hand is.''
Het Elektronisch Kinddossier staat in Almere ook al in de startblokken. Volgens de wethouder worden die bestanden niet een-op-een gekoppeld aan ESAR. ,,Een onderwijzer zal niet in de dossiers kunnen. Maar de GGD bijvoorbeeld wel.''
Op termijn moeten ook sportverenigingen en kerkelijke jeugdclubs signalen kunnen doorgeven, vindt Haanstra. ,,Niet dat ze zelf toegang krijgen tot het systeem, maar ze moeten iemand kunnen bellen die het signaal invoert.''
in Rotterdam klinkt nog meer toekomstmuziekBehalve Almere zijn er meer plaatsen die vooroplopen. Onder andere in Amsterdam, Rotterdam, Zwolle, Helmond en Venlo wordt gewerkt met een lokale variant van het Elektronisch Kinddossier of de verwijsindex. In Rotterdam gebeurt dat tot grote tevredenheid van hulpverleners, zegt Rina Labbé, clustermanager Jeugd bij de GGD. ,,Het grootste voordeel is dat de gegevens altijd beschikbaar zijn. Met een druk op de knop kun je een kind selecteren en heb je alle informatie op het scherm.''
Elk kind in Rotterdam krijgt automatisch een elektronisch dossier, omdat het computersysteem is gekoppeld aan de Gemeentelijke Basisadministratie. Hierdoor is volgens Labbé veel makkelijker te zien welke ouders niet naar het consultatiebureau komen, wat in Nederland niet verplicht is. ,,Je kunt een uitdraai maken van alle kinderen met een leeg dossier. Dan kun je heel gericht de ouders benaderen en ze vragen alsnog naar het consultatiebureau te komen. Nu is dat veel lastiger, omdat je met papieren dossiers nauwelijks overzicht houdt.''
In de toekomst wordt die controle nog beter, aldus Labbé. Nu worden de dossiers nog aangemaakt op basis van de gemeenteadministratie. Kinderen die verhuizen raken daardoor makkelijk uit zicht. ,,Je kunt het dossier overdragen, maar als je niet weet waarheen iemand vertrekt, is dat lastig.''
Met het Burger Service Nummer, dat binnenkort landelijk wordt ingevoerd, is die verwarring verleden tijd. Dit nummer, dat wordt gebaseerd op het bestaande sofi-nummer, gaat over gemeentegrenzen heen. Ieder kind krijgt bij de geboorte een nummer dat een leven lang meegaat en waaraan ook het Elektronisch Kinddossier is gekoppeld. Ook bijvoorbeeld de belastingdienst en het nog in te voeren Elektronische Patiëntendossier werken met dit nummer.
Er klinkt nog meer toekomstmuziek in Rotterdam. Nu beheert het consultatiebureau het kinddossier de eerste vier jaar, waarna het wordt overgedragen aan de jeugdgezondheidszorg van de GGD. Labbé verwacht dat straks verloskundigen de eersten zijn die gegevens invoeren. ,,Ook nu besteden verloskundigen al aandacht aan zorgelijke thuissituaties, maar de overdracht aan het consultatiebureau verloopt niet altijd vlekkeloos. Straks kunnen ze signalen meteen invoeren in het dossier, uiteraard volgens strenge criteria.''
dat werkte niet, laten we iets anders proberenBetrokkenen zien vooral voordelen aan de nieuwe elektronische manier van werken. Maar de Almeerse wethouder Haanstra waarschuwt voor al te hoge verwachtingen. Het is een hulpmiddel, geen oplossing, stelt ze. ,,Het helpt om te achterhalen wat er speelt, maar nog steeds hangt veel af van de interpretatie van de signalen. Je kunt niet de computer laten beslissen of ingrijpen nodig is of niet.''
En bij welke combinatie van signalen moet je ingrijpen? Telt een melding van de leerplichtambtenaar net zo zwaar als eentje van de wijkagent? Vooralsnog komt de GGD, die in Almere als coördinator optreedt, alleen in actie bij de zware problemen. ,,Als instanties de hulp onderling kunnen regelen, is het niet nodig dat de GGD optreedt als regisseur'', aldus Haanstra.
Ook Van de Sluijs van stichting EKD Nederland benadrukt dat de verwijsindex en de elektronische dossiers geen garantie zijn dat drama's zoals rond het Maasmeisje nooit meer zullen voorkomen. ,,Regelmatig overleg tussen school, jeugdzorg en de GGD blijft noodzakelijk. Maar het goede van dit systeem is dat kinderen niet meer buiten beeld raken. Als een risicojongere verhuist, moet er binnen twee weken een nieuw adres bekend zijn. Is dat niet zo, dan vraagt het systeem om actie. Datzelfde geldt voor de inschrijving op school. Als een jongere die regelmatig spijbelt, verhuist en niet binnen een bepaalde tijd is ingeschreven op een nieuwe school, geeft de computer een signaal.''
De signaleringen die in de index staan, zijn niet blijvend. In Almere verdwijnt een eenduidige melding na een half jaar uit het systeem. Ook in de landelijke index worden meldingen na verloop van tijd verwijderd. Wanneer dat gebeurt, is nog niet duidelijk. Volgens de factsheet Verwijsindex risicojongeren van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mag de index ook niet de historie van de hulpverlening registreren. In Almere gebeurt dit vooralsnog wel, zegt wethouder Haanstra. ,,Als er een behandelplan wordt gemaakt, waarbij de ouders overigens zo veel mogelijk worden betrokken, dan blijft dat bewaard. Een van de problemen nu is, dat hulpverleners vaak niet meer weten wat er in het verleden is gebeurd met een cliënt. Straks is dat eenvoudig terug te halen en kun je zeggen: dat werkte niet, laten we iets anders proberen.''
In Rotterdam gaan stemmen op om 'ongebruikte' risicosignalen toch te bewaren. In de Rotterdamse verwijsindex Sisa (Stedelijk Instrument Sluitende Aanpak) verdwijnen signalen na een aantal maanden. De GGD bekijkt momenteel of het mogelijk is deze te bewaren in het Elektronisch Kinddossier, dat in Rotterdam binnenkort wordt gekoppeld aan de index. Volgens Labbé is het technisch mogelijk. ,,Het is vooral een juridische uitdaging.''
databank geeft inzicht in gezondheid van de jeugdGecombineerd bieden de elektronische dossiers en de verwijsindex een schat aan informatie. Landelijk worden de gegevens over bijvoorbeeld overgewicht, schooluitval en probleemkinderen, anoniem verwerkt in een speciale databank, die inzicht geeft hoe de Nederlandse jeugd ervoor staat.
In Rotterdam gebruikt de GGD de plaatselijke gegevens om risicogroepen en trends in kaart te brengen. 'Wanneer bijvoorbeeld bij veel kinderen in een bepaalde wijk overgewicht wordt geconstateerd, komen die feiten (anoniem) tevoorschijn, en kunnen maatregelen genomen worden', schrijft de organisatie in een uitleg over het Elektronisch Cliëntendossier, zoals het kinddossier in de Maasstad genoemd wordt.
Wethouder Haanstra spreekt over 'belangrijke bestuurlijke informatie' die ESAR gaat opleveren. ,,Hoe vaak komen problemen voor? Wat zijn gevoelige combinaties van signalen? Daar kun je op inspelen als gemeente.''
En zo werkt het ook in het klein, zegt Van de Sluijs. Preventief ingrijpen en gerichte voorlichting worden makkelijker. ,,Als drie kinderen in een gezin overgewicht hebben en de moeder is opnieuw zwanger, kun je een nieuw probleem voor zijn. Datzelfde geldt als blijkt dat meer kinderen uit één gezin bijvoorbeeld een leerachterstand hebben. En het is als gemeente erg waardevol als je kunt signaleren dat suikerziekte onder allochtonen in een bepaalde wijk toeneemt.''
In Rotterdam beheert het consultatiebureau het kinddossier de eerste jaren, waarna het wordt overgedragen aan de jeugdzorg of GGD.