De kandidaten:
Het zeeteam:quote:
SARAH KRAAK is evolutiebioloog bij het RIVO, het Nederlands instituut voor visserijonderzoek in IJmuiden, waar zij advies geeft over de visquota. Ze is gepromoveerd op de partnerkeuze van de 'Aidablennius sphynx', een kleine gekleurde slijmvis die leeft langs de rotskusten in de Middellandse Zee.
De mannetjesvissen van deze soort zijn iets groter en feller gekleurd dan de vrouwtjes. Tijdens het broedseizoen bezetten de mannetjes holletjes in de rots waar ze de eieren bewaken die er door verschillende vrouwtjes zijn gedeponeerd. De vrouwtjes leggen eens in de twee tot drie dagen een paar honderd eieren. Sarah Kraak probeerde uit te zoeken waar de vrouwtjes hun partnerkeuze op baseren. In het dierenrijk geeft vaak de grootte van het mannetje of zijn baltsgedrag de doorslag, maar bij deze gekleurde slijmvis bleek dat mannetjes met volle nesten de voorkeur van vrouwtjes hebben. Mannetjes met meer dan honderd eieren in hun rotshol kregen vaker vrouwtjes op bezoek die nóg meer eieren doneerden. Als de onderzoekers een nest met veel eieren vervingen door een nest zonder eieren dan kreeg het desbetreffende mannetje duidelijk minder nieuwe eieren, en omgekeerd.
NORBERT DANKERS is bioloog en deed in de jaren zeventig veldonderzoek naar Australische kikkers. Meer dan drie jaar lang observeerde hij zo'n achttien kikkersoorten in een meertje ten noorden van Sydney. Geluidsopnames speelden in dit onderzoek een grote rol. Naast een lijvig proefschrift leverde zijn veldwerk meer dan 130 uur kikkergeluiden op.
Nu is hij schelpdieronderzoeker bij Alterra op Texel. Hij bestudeert de vindplaatsen van jonge mossels. Dankers ontdekte dat de patronen van de jonge mosselbanken veel leken op de patronen van wolken in de lucht of van strepen op een zebra. Bij volledig aaneengesloten mosselbanken bleken de mosselen dood te gaan. Als er een randje uit de bank werd gehaald, ontstonden er automatisch zebrapatronen. Dat patroon is niet toevallig. Uit onderzoek blijkt dat mosselen beter algen kunnen eten als ze in banen gerangschikt zijn, omdat er dan meer water - en dus algen - langs stroomt. Daarbij zijn de mosselbanken in patronen van zebrastrepen of schapenwolken een stuk stabieler.
KEES VETH studeerde sterrenkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij is nu ruim een kwart eeuw werkzaam op het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) als fysisch oceanograaf. Een tot twee keer per jaar gaat hij op reis met het Nederlandse onderzoekschip Pelagia. Er worden dan metingen verricht langs verschillende routes over de oceanen. Het doel van deze metingen is om vast te stellen of er ook een lange termijn verandering zit in bij voorbeeld de zeewatertemperatuur, het zoutgehalte en de biologische productiviteit.
Tijdens deze tocht krijgen ook de instrumenten aan die aan verankeringen vastzitten hun jaarlijkse servicebeurt. Deze verankeringen zijn uitgezet op verschillende posities in de Atlantische Oceaan. De meetinstrumenten die eraan hangen, hebben gedurende het afgelopen jaar zelfstandig vele gegevens van watertemperatuur, zoutgehalte, stroomsnelheid en -richting en concentraties van uit het oppervlaktewater neer-regenend plankton geregistreerd.
Bij de laatste tocht met de Pelagia zijn stukjes ijsberg meegenomen voor isotopenonderzoek. De lucht in het ijs is van groot belang voor klimaatonderzoek, omdat de lucht in het ijs historisch is, uit de tijd dat het nog verse sneeuwvlokken waren. Wetenschappers kunnen hieruit de samenstelling van de gassen, waaronder broeikasgassen zoals kooldioxide, bepalen en soms honderdduizenden jaren terug in de lucht kijken.
Het technisch team:quote:
MARTIJNTJE SMITS ingenieur en filosofe en als universitair docent verbonden aan de opleiding Technische Innovatie Wetenschap aan de TU Eindhoven. Daarnaast doet ze onderzoek aan de Radboud Universiteit Nijmegen naar beeldvorming over technologie.
Ze promoveerde in 2002 op het proefschrift 'Monsterbezwering. De culturele domesticatie van nieuwe technologie'. Technologische innovaties zoals genetisch gemanipuleerd voedsel, kernenergie en xenotransplantatie maken vaak heftige reacties los. Wat de een als een grote vooruitgang in de samenleving ziet, wordt door de ander verafschuwd en gezien als een aanslag op onze natuur en beschaving. Als zich een nieuwe technologie aandient, vervalt de publieke opinie zich volgens Smits regelmatig in uitersten. Zoals de commotie rond voeding met genetisch gemodificeerde organismen, het 'Frankenstein'-voedsel. Terwijl voorstanders hierin de oplossing van het wereldvoedselprobleem zien, waarschuwen tegenstanders voor onvermoede gezondheidsrisico's voor mens en ecosystemen.
Smit heeft dit onderzocht door te kijken naar de publieke opinie in de afgelopen eeuw ten opzichte van plastics of kunststoffen. Aanvankelijk leek plastic iets bovennatuurlijks: een voor het eerst door de mens zelf vervaardigde grondstof. Tot ditzelfde product, als wegwerpartikel in een consumptiemaatschappij, aan zijn eigen succes ten onder ging en uitgroeide tot steen des aanstoots.
ERWIN KESSELS is afgestudeerd en gepromoveerd aan de faculteit Technische Natuurkunde van de Technische Universiteit Eindhoven. Zijn promotieonderzoek vond plaats binnen het kader van het NWO-programma 'Zonnecellen voor de 21ste eeuw'. Een gedeelte van dat onderzoek heeft hij uitgevoerd aan de Universiteit van Californië in Santa Barbara, VS.
Na zijn promotie heeft hij op verschillende plekken als postdoc gewerkt. In 2002 werd hem een fellowship van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen verleend en sindsdien werkt hij als universitair docent aan de faculteit Technische Natuurkunde van de TU Eindhoven. Hij is werkzaam binnen de groep plasmafysica waar hij zich concentreert op lage-temperatuur plasma's en de behandeling van materialen met deze plasma's. Dit is het wegetsen van zeer kleine structuren, het aanbrengen van ultradunne laagjes en het functionaliseren van oppervlakken. Deze technieken worden veelvuldig toegepast in de hedendaagse halfgeleiderindustrie, in nieuwe beeldschermtechnologieën en in zonnecelproductie en in de opkomende nanotechnologie.
ANOUCK VROUWE is natuurkundige en liep tijdens haar studie stage bij het Zwitserse Instituut voor Sneeuw- en Lawineonderzoek (SLF) waarvoor ze negen maanden in Davos verbleef. Haar afstudeeropdracht was uit te vinden bij welke windsnelheid sneeuw begint te verstuiven: de drempelwaarde voor sneeuwdrift. Drift is een belangrijke factor bij het ontstaan van lawines.
De sneeuw heeft ze achterlaten en tegenwoordig is ze voor de Technische Universiteit Eindhoven werkzaam bij Studium Generale. Het bureau Studium Generale heeft tot taak de maatschappelijke, intellectuele en culturele vorming van studenten te bevorderen. In samenwerking met studenten organiseert Studium Generale lezingen, discussies, concerten, tentoonstellingen, theater- en filmvoorstellingen voor studenten. Ook heeft het de taak de culturele rol van de universiteit in de stad en de regio te versterken en de studentenamateurkunst te bevorderen. Daarnaast schrijft ze als wetenschapsjournalist voor, onder meer, het Algemeen Dagblad.
Yvonne riep ergens: [b]Static is gewoon Static, je leeft met hem of niet.
Geen verborgen agenda's, trouw, grote muil, lief hartje, bang voor bloed, scheld FA's graag uit voor lul.[/b]