quote:
Of ik thee wilde zetten, vroeg Madame langs haar neus weg. En oh, nu ik er toch was: kon ik haar koffer vast in de achterbak van de terreinwagen laden?
De middag van haar vertrek kreeg Madame bezoek van haar goede vriendin Guillemette, die zich belangeloos had opgeworpen als haar privé-chauffeur. Guillemette had mij bij binnenkomst kort en emotieloos toegeknikt, dat was vreemd, want niet eens zo lang geleden hadden wij nog intieme gesprekken met elkaar gevoerd, een beetje als moeder en dochter, maar kennelijk was haar moederliefde voor mij bekoeld.
Toen ik de thee had geserveerd, ging ik in de leeshoek zitten, een eindje bij de twee vriendinnen vandaan. Discreet, maar toch aanwezig. Of liever gezegd: sluimerend aanwezig, want hoewel je als kindermeisje deel uitmaakt van het gezin, is het tegelijkertijd zaak om zo onzichtbaar mogelijk te blijven. Zijn er kinderen in de buurt die jouw aanwezigheid rechtvaardigen, dan is er natuurlijk niets aan de hand. Maar toevallig waren er nu geen kinderen in de buurt. Ingewikkeld. Je mag niet storen. Niet meeluisteren. Niet languit voor de televisie gaan liggen met het geluid op tien, ook al heb je niets anders om handen.
Ik luisterde natuurlijk wel mee. Ik ben geen professioneel kindermeisje dat op de vierjarige nanny-opleiding heeft geleerd hoe je het beste kunt samenvallen met het behang. Ik nam een boek uit de kast, bladerde erin en hoorde Guillemette zeggen: "Maar dat is toch niet te gelóven, Anne-Sophie! Dat is... nee, ik gelóóf het niet!"
"Ik ook niet, chérie," zuchtte Madame. "En toch is het zo. Ze woont er nog steeds. Vijf maanden... of zes, ik weet het niet eens. Wie had gedacht dat die poppenkast zo lang zou duren? Om eerlijk te zijn was ik uitgegaan van twee weken." Ze lachte schril. "Twee weken op zijn hóógst!"
Guillemette knikte begripvol, dat neem ik tenminste aan, want na een korte stilte vervolgde Madame op hoge toon: "Intelligent is ze niet, ik bedoel: dat voorhoofdje is gevuld met zaagsel en kapok. Maar verstand van mannen heeft ze wel. Ze is erin gespecialiseerd, het is een wonder dat ze nog geen bijzondere leerstoel heeft."
Guillemette giechelde. Toen wierp ze tegen: "Jij hebt ook verstand van mannen. Kom nou toch, Anne-Sophie, als iemand..."
"Ah!" deed Madame dramatisch. "Ah!"
"En de drugs?"
"Ik wil het niet meer weten, chérie," riep Madame. "Ik wil het allemaal niet meer weten. Soms denk ik bij mezelf: hij verdient haar, hij verdient een zaagselkopje dat alleen op zijn status jaagt. Het is zijn verdiende loon."
"Maar zij heeft het goed voor elkaar," pookte Guillemette het vuur nog wat op.
"Absoluut!" hijgde Madame. "Dat zeg ik toch? Die
starlette heeft er verstand van. Ze heeft het verdomd slim bekeken. Ga maar na: baby's hoeft ze niet meer te baren, dat heb ik al voor haar gedaan, en dus kan zij pronken met drie afgebakken kinderen. Geld is het punt niet, geld heeft ze van huis uit genoeg. Alleen: het is besmet geld. Witwasgeld, te vies om met je blote handen aan te pakken. En zij wil het allemaal: én het geld, én het aanzien, én de societyfeestjes, én de succesvolle man, én de artistieke connecties. Dankzij Daniël kan ze worden wie ze altijd heeft willen zijn: een sjieke Cassandra."
Nadat Guillemette een korte stilte in acht had genomen, zei ze: "Maar Anne-Sophie, dat laat jij toch niet gebeuren?"
"Natuurlijk niet, voor wie zie je me aan?" klonk het plotseling nijdjig. "Daniël is een klein kind. Hij lijdt aan een Icarus-complex, dat weet je. Hij is verblind, zijn vleugels staan al half in brand. Oh, als je eens wist... Nog even en hij staat aan de rand van de afgrond."
"Wat bedoel je?" vroeg Guillemette zacht.
Madame antwoordde met gedempte stem; ik spitste mijn oren, maar ik kon het niet goed verstaan: "... tegenvallers, afbetalen, schuldeisers... drugs, seks... reddeloos verloren, hoogmoed... losgeslagen... fiscus..." Ik meende dat mijn naam ook nog ergens viel; 'Nadine', ik weet bijna zeker dat ik het goed heb verstaan, maar ze ging alweer door, steeds zachter: "... voor de bijl gegaan... midlifecrisis... rand van de afgrond," enzovoort, want de rest van haar verhaal was onverstaanbaar.
Het gefluister duurde lang, ongeveer tien minuten. Ik tuurde geconcentreerd in mijn boek, terwijl ik probeerde een verband te leggen tussen de losse woorden die ik opving. Ik had geen idee dat Daniëls zaken slecht gaan, al is het nog maar de vraag of Madame de waarheid spreekt. En of zij weet waar ze het over heeft. Misschien heb ik het ook wel verkeerd begrepen; het is vrij vermoeiend om te doen alsof je ontspannen zit te lezen terwijl je intussen met al je zintuigen op scherp probeert om geen lettergreep te missen van een gesprek dat zich nét buiten je gehoorafstand afspeelt.
Na een tijdje kwam Guillemette overeind. "
Allez," zei ze met luide stem. "Je mag je vlucht niet missen." En tegen mij zei ze: "Snel! Haal een fles bronwater uit de ijskast, in het vliegtuig moet je veel drinken, dat is goed voor de huid."
Ik haalde een fles bronwater en gaf hem aan Madame.
Enkele minuten later zwaaide ik de terreinwagen na.