Zeg veteraan vertel eens iets!
Dienende bij het 11e infanterie bataljon Luchtmobiel werden we uitgezonden naar Voormalige Bosnie. Naar Srebrenica wel te verstaan.
Dit was een enclave welke voor de oorlog redelijk welvarend was en welke enkele waterbronnen had. De naam Srebrenica noemt men ook wel eens de “zilverstad”.
Nu ligt deze periode alweer een heel eind achter me en leef ik nu in het jaar 2005. En 2006 zit er ook alweer aan te komen. Je zou kunnen zeggen dat de tijd idd niet stil staat. Maar soms staat juist die tijd voor mij toch nog wel eens stil en verzink ik weg in oude herinneringen en drijven oude situaties weer naar boven. Zoals deze welke ik nu zo goed mogelijk tracht te beschrijven.
Onze eenheid van 8 man had een post ingenomen welke we OP-B noemden. Observatie Post Bravo. Vanuit dit punt moest onze eenheid patrouilles lopen in een gebied tussen de Serven en de Bosniers. Deze laatste waren officieel ontwapend, maar de werkelijkheid was anders.
De Serven tegenover ons en die de enclave omsingelden waren bewapend met anti-luchtafweer, tanks, mortieren en artillerie. Zo nu en dan was er vanuit OP-E contact met de Serven via een koperen lijntje. Om evt Servische bewegingen te verifieren. Dit werkte redelijk en wanneer en door de kijkers keek en de serven ons zagen stak men een hand op als zijnde een groet.
Nu zaten wij niet OP-E, maar op OP-B. Welke op een heuvel zat met uitzicht op enkele Servische stellingen. ‘s, nachts kom je het schieten horen als er geen bewolking stond. Zo nu en dan werden er vanuit Servische hoek raketten afgevuurd op moslim stellingen. Voor ons de taak om het aantal “cease fire violations” te noteren. Evenals “overflight reports”. Vaak waren die overflights voor ons een raadsel waar en van welke kant ze nu kwamen.
Toch kwamen er steeds meer meldingen van vuurincidenten en mochten wij op zgn verkennings patrouille.
Nu klinkt dit wellicht romantisch in de oren, de werkelijkheid was echter anders.
Zo een patrouille betekende flink bikkelen, in regen, of in de hitte. Vaak zeer steile heuvelruggen nemen en het gevaar lopen dat je in een mijnenveld of zelfs buiten de enclave kwam op Bosnisch-Servisch grondgebied.
Nu zal ik mijn herinneringen van een verkenningspatrouille zo goed en zo kwaad mogelijk proberen neer te zetten. Enkele zaken ben ik wellicht vergeten, en enkele zaken wellicht niet zo neerzetten als dat we het toen daadwerkelijk zo hebben ervaren. Dit voor mijn eigen gemoedsrust.
Op een ochtend moesten we ons klaarmaken voor een zgn. patrouille.
Dit hielp in dat we de wapens onderhielden, onze barang (uitrusting) gereedmaakten en wat proviant in onze rugzakken stopten.
Na ook de munitie te hebben gechecked en onszelf te hebben omhangen met de radioset, rugzakken, de Mag (machinegeweer) plus munitie gereedsklaar hadden, een laatste check op ons VN ID konden we op pad. Natuurlijk wel eerst melding maken aan het CIE-NET (compagnies radio netwerk) dat we op pad gingen.
Met 5 man zouden we op pad gaan. Ik, als gewondenverzorger had mijn barang al op mijn rug. Incl extra water, morfine, extra infuuszakken en verbandmiddellen.
Toen we de order kregen om te gaan, dat was zo rond 07:00 liepen we aan.
De patrouille zou 1 dag duren en ik was dolblij dat ik had besloten om 5 liter extra water op mijn rug mede te nemen. Ook al had men de man 2 veldflessen water met zich mee. Met het hete weer, en ik vermoed dat de temperatuur boven de 30 graden was, was iedereen blij dat ik voor extra water had gezorgd.
De patrouille verliep eerst langs enkele kleine dropjes. Nou ja, dorpjes, meer een doorlopende onverharde weg met 4 huizen aan elke kant van de weg.
Met een tussenafstand van pak hem beet 5 meter liepen we door de straat.
Een verkenner voorop, patrouille commandant achter hem, weer iemand met een Fal (geweer) daar achter, ik als gewondenverzorger zonder rode kruis armband maar met Uzi pistool-mitrailleur daar weer achter en de MAG schutter achter me.
Nadat we even een peukenpauze in die straat hielden vervolgden we onze weg. Ditmaal gingen we een geitenpad op welke ons tot in de heuvels zou doen belanden.
Met de uitrusting welke we met ons meedroegen, en de hitte daarbij was het geen senicure en we zweetten wat af. Steil was nog licht, dit was echt stompen met de tong op de voeten. Geen pad meer, maar enkel bos met bladeren.
Alhoewel het bosdak ons bescherming gaf tegen de zon waren onze lichamen zeiknat van het zweet. Tel dan ook de scherfvesten welke al 5 kilo wogen plus bepakking en bewapening daarbij op en nog de andere noodzakelijke zaken zoals ik bij me moest dragen zoals het extra water.
Nee, was zweten, maar we moesten doorgaan. En die ene heuvel leek eindeloos. Steil als die was kropen we omhoog, soms weer terugvallend vanwege de natte bladeren onder de droge.
Uiteindelijk bedwongen we die heuvel zonder ook maar iets tegen te komen.
Maar ja, je gaat heuvel op, dus moet je ook weer heuvel af. Om tot de conclusie te komen dat er weer een andere heuvel met steile klim op je stond te wachten.
Dat was best zuur, maar goed, niet zeiken, doorgaan nadat we onszelf van wat water en een kaakie (een soort van leger biscuit) hadden voorzien.
Ik zal ook niet onder stoelen of banken schuiven dat we konden worden geconfronteerd met Servisch vuur, mijnenvelden etc.
Daarom was het verdomd belangrijk om in elkaars spoor te lopen met een tussen afstand van 4 tot 5 meter. De stilte behalve onze stappen in de bladeren was indrukwekkend.
Nadat we eindelijk weer op wat vlakkere grond liepen door wat tarwevelden kwamen we in de bosjes een lichte vrachtwagen tegen. Na voorzichtig de boel rondom te hebben onderzocht benaderden we dat alleenstaand voertuig. Niemand was waargenomen behalve een lading met wasmachines daarin. We hadden zelf gehoopt op een lading wapens. Edoch dit was niet het geval dus gingen we verder.
Zo nu en dan waren er schoten in de verte hoorbaar. Maar het was niet onze taak om daar op dat moment aandacht aan te schenken.
Onze prioriteit was om een verkenning uit te voeren van het gebied.
Eventuele Bosnische stellingen in kaart te brengen, en te melden, evenals het observeren van de Serven.
Ik was een hospik, en normaal hoorde ik een pistool te dragen voor zelfverdediging.
Maar aangezien het risico van de tocht gaf ik aan om mijzelf te voorzien van een Uzi pistool-miltraieur. Mijn Commandant keurde dit goed en was zelfs blij dat we extra vuurkracht bij ons hadden in geval er iets mocht gebeuren. Dus ik mocht mijn pistool op de heup dragen en een Uzi in de hand.
Het is officieel tegen de regels in, maar soms moet men het doen met de riemen die men heeft.
Zo droeg ik dan ook geen rode kruis armband meer op mijn arm, en liet mijn rode kruiskaart achter op de OP.
Onze tocht zette zich voort, en men begon steeds meer vermoeid te raken. Mede doordat we niets tegenkwamen, maar ook doordat de vermoeidheid begon toe te slaan.
Toch moesten we doorgaan wat we ook deden.
We zijn deze dag niets tegen gekomen wat onregelmatig was. Op zich hadden we toen wel wat actie willen zien. Maar nu toch best blij dat er die dag niets was gebeurd.
Op een afgesproken punt zo tegen een uur of 5 in de middag wedren we opgewacht door een pantservoertuig welke ons zou oppikken en terug zou brengen naar onze OP.
Een dag waarop er eens niets gebeurde. Een mooie zware tocht door de heuvels tussen Bosnische en Servische stellingen in. Mijnenvelden waren een “pain in the arsch”, en de heuvels een uitdaging.
Terug op de OP ontdeden we ons van onze scherfvesten, en andere uitrusting. Eerst wapenonderhoud plegen terwijl de achtergebleven groep ons koffie en thee voorzette plus wat gebakken eieren welke ze van een boer hadden gekregen.
Daarna ons snel even douchen. Dat was ook weer zoiets. Een douche bestond niet langer dan het staan onder een jerrycan welke geperforeerd was. En in 10 seconden je het hete water welke door de zon werd verwarmt over je heen te aten vloeien.
Tot zover!
Vulneratus nec Victus The Spirit Will Never Leave Us.