Mohammed begon niet met joden te vermoorden Pieter Verdonck vergist zich als hij zegt dat Mohammed in Mekka begonnen is met het uitmoorden van een joodse wijk (DS Brievenbus 18/7). In Mekka heeft Mohammed de Quraysh-stam, waar zijn Hashim-clan toe behoorde, ervan eerst proberen te overtuigen dat de Arabische armoede kon opgelost worden door de woestijnbedoeïenen te verenigen rond één God om plundertochten (ghazawat) uit te voeren op gebied van Byzantium en Perzië (Egypte, Palestina, Jordanië, Syrië, Irak).
De 'grand old man' van Mekka, Abu Jahl, verwierp die oplossing omdat zij inhield dat men dan de traditionele cultus van de drie Godinnen in de Ka'abah,
het bedevaartoord waar Mekka zijn geld mee verdiende, overboord moest gooien. Daarop raakte Mohammed geïsoleerd. Zijn pogingen om bedoeïenen voor dit project te winnen, mislukten eveneens omdat er een concurrerende profeet was, Musaylima uit de Yamama-woestijn, die de bedoeïenen ervan probeerde te overtuigen dat Allah geen Oorlogsgod was, maar ar-Rahim ar-Rahman, de Barmhartige Erbarmer.
Mohammed mocht ondertussen van Abu Jahl niet meer deelnemen aan de karavaanhandel en joeg het geld van zijn vrouw Khadidjah er dus maar door. Toen hij volkomen aan de grond zat, kreeg hij de kans om naar Jathrib te gaan, waar hij scheidsrechter zou worden tussen twee rivaliserende stammen. Twee jaar lang leefde hij daar, met een zeventigtal (mannelijke) volgelingen en hun gezinnen volkomen parasitair op de kap van de naïevelingen of ansar die hem uitgenodigd hadden. Zijn mannen, de muhajirun, weigerden mee de grond te bewerken want beneden hun waardigheid.
Toen de ansar hem beu werden, viel hij terug op roofovervallen op karavanen uit Mekka. De eerste geslaagde overval vond plaats in Nakhla, gebied binnen de haram of vredeszone rond Mekka tijdens de heilige maand van de Hajj of bedevaart, Rajab. Zijn manschappen hadden hun hoofd kaalgeschoren, zodat ze pelgrims leken, en benaderden een ongewapende karavaan. Toen ze dicht genoeg waren gekomen, grepen ze hun boog en schoten de argeloze karavaanleider een pijl door de keel.
Toen ze met hun buit in Jathrib arriveerden - dat omgedoopt was tot Medina-al-Nabi, het rechtsgebied van de profeet - weigerden de inwoners van die oase in de krijgsbuit te delen, wegens heiligschennis. Daarop kwam er een openbaring van Allah dat de laffe aanval verantwoord was geweest, omdat de inwoners van Mekka de profeet ook vervolgd hadden (
er was van vervolging nooit sprake geweest, ze hadden hem uitgelachen). De tegenstrevers uit Medina heetten voortaan de munafikun of huichelaars.
Daarop volgden drie strafexpedities vanuit Mekka: te Badr, te Uhud en bij de zogeheten Gracht. Telkens wist Mohammed als triomfator in Medina terug te keren, ook al won hij slechts bij Badr, verloor hij te Uhud - maar Mekka verzilverde zijn winst niet - en werd er bij de Gracht niet echt gevochten. Telkens weer had hij een periode van terreur nodig om zijn gezag in Medina te herstellen. Telkens weer pakte hij de joden aan, omdat ze hem niet als profeet wilden erkennen.
De eerste keer pakte hij de joodse Qaynuqah-stam aan, gespecialiseerd in edelsmeedkunst. Hij beroofde haar van al haar bezittingen en stuurde haar de woestijn in. De tweede keer pakte hij de joodse Nadir-stam aan, gespecialiseerd in dadelteelt. Hij liet hun palmbomen omhakken, die vijftien jaar behoeven om vrucht te dragen, en joeg hen naar de nabije oase van Khaybar. De derde keer pakte hij de Qurayzah-stam aan (niet te verwarren met de Quraysh), waarvan hij elk mannelijk lid (700 personen) liet onthoofden en in een zelfgegraven massagraf gooien, terwijl de vrouwen en kinderen als slaven werden verkocht.
Daarmee was zijn macht in Medina geconsolideerd, kon hij aan de herovering van Mekka denken, en aan de uitvoering van zijn werkelijk plan: een expeditie naar de christelijke gebieden in het noorden. De twee eerste expedities mislukten. Pas twee jaar na zijn dood begon,
na de rimmah of poging van Arabië om zich van zijn volgelingen te bevrijden, onder kalief Abu Bakr de ontstuimige expansie van de verzamelde bedoeïenenstammen. Die zou voortduren tot aan de Himalaya en de Pyreneeën.
Eddy Daniels
"Christenen en joden zijn ongelovig geworden omdat ze verzonnen hebben dat ze maar een paar dagen zullen branden in de hel" .
Mein Koran 3:23.