quote:
Op maandag 14 februari 2005 22:10 schreef rudeonline het volgende:Omdat wij ons het heelal voorstellen als een oneindig grote ruimte die steeds groter wordt is het heel lastig om je een voorstelling te maken van een andere vorm van het heelal. Daarom denk ik dat je je het heelal het beste kan voorstellen als een tunnel welke steeds langer wordt. De ruimte voor de tunnel bestaat nog niet ( toekomst) de ruimte achter jou is afgelegde tijd. Omdat alles in zijn eigen tijd bestaat zijn er oneindig veel tijdsdimensies en vormt alles een grens tussen verleden en toekomst. Door naar iets toe te bewegen komen die grensen van tijd dichter bij elkaar.
Het belangrijkste wat je je moet proberen voor te stellen is dat jij zelf de grens van het universum bent en dat het heelal groter wordt omdat het heden continue toeneemt. Alle ruimte om ons heen is tijd die geweest is zodat we wel terug kunnen kijken in de tijd maar nooit vooruit kunnen kijken.
Kosmologische mens, het blijft verwonderlijk met welk een gemak jij de ene na de andere onthullende zienswijze uit je mouw weet te schudden. De snelheid van opheldering die je hierbij aan de dag legt is soms 'gewoonweg' duizelingwekkend!...
Met de archeologische kennis van de mens is het doorgaans zo gesteld, dat het weet te ontrafelen wat (veelal van tevoren) in haar zelf ligt verborgen. Hoe dan ook gaat het er prat op iets te ontdekken. Dat is haar oerdrang - of het nu in woord, in daad of in beiden is, men moet en zal op ontdekking uitgaan. Waarnaar en waartoe? - dat is iets dat men zich spittend en gravend aldoende afvraagt. Als men zich dat al afvraagt.
De schatgraver naar kennis is anders, omdat hij zichzelf voortdurend de vraag durft te stellen - vanwaar stamt dit alles? De herkomstgedachte en het verlangen naar oorspronkelijkheid is bij hem welhaast synoniem voor om het even welke mogelijke toekomstige gedachte.
De mens kende zich lange tijd als hartstochtelijk zoeker met een grenzeloze passie voor de herkomst van zijn eigenste wezen. Thans ontpopt hij zich steeds meer als een op- en schatgraver van (wetenschappelijke) oppervlakkigheid en goed in het gehoor liggende one-liners. Steeds beter voegt hij zich in zijn rol van opdieper van datgene wat vroeg of laat aan de oppervlakte dient te geraken: oppervlakkigheid!...
De goden zijn ons geprezen dat de mens, zichzelf desondanks, kan beschikken over een 'gezond' stel hersens.
Dat hij begiftigd is met een diepgang die, de ruimte zoekt en zich weet te ontworstelen aan de driedimesionaliteit van ons basale denken. Die meer en meer volhardt (en terecht) in de simpelheid van stof en materie!...Met Argusogen sla ik de wetenswaardigeheden en ontwikkelingen gade en vraag me wel eens af - wanneer nu, licht zijn ster aan het firmament op? Wanneer verlicht zijn stralenkrans van kennis ons universum van duisternis en dwalingen?
Donders en bliksems nog aan toe, wordt het niet eens tijd?...Het heelal doen schudden op zijn grondvesten is niet een ieder gegeven! Maar de Rudiaanse mens draait er zijn hand niet meer voor om. Hele sterrenstelsels zal hij in beweging zetten en het universum aan het rollen brengen. En de laatste holbewoners bespeuren slechts een flits. Nog is deze toekomstige mens gedoemd tot het vooruitwerpen van planeten en hun schaduwen.
Maar tijd oh tijd, niet lang zal het meer duren of de toekomstige mens zal uit zijn (eigen) schaduw treden.
Het is slechts een kwestie van tijd alvorens zijn vooruitziende blik, verblindend, oorverdovend en voor velen als donderslag bij heldere hemel, als komeet van kennis in zal slaan.
Er leek sinds Copernicus geen ontsnappen meer aan, maar de Rudiaanse mens staat zichzelf weer de ruimte toe als een anti-logische x. Door zijn oneindig voorstellingvermogen heeft hij Albert Einstein proefondervindelijk 'uitgewoond'.
De Rudiaanse mens schept en herschept de verbeelding van ruimte en tijd in een staat (dimensie) van ontkoppeling. Het gevoel van god-los-te-zijn openbaart zich in zijn bol van kristal het meest stralend. Zijn verbeelding ontrolt aan een vanzelfsprekendheid die in 'zeggingskracht' de aardse zwaartekracht welhaast overtreft.
De verste afstanden brengt hij binnen handbereik en overbrugt in een adem de afstandelijkheid van gelul in de ruimte!...
Van taal tot ruimtereiziger, van zoekende tot alwetende - alles weet de toekomstige mens wanneer hij zegt niets te weten. Deze mens schenkt en laaft. Hij denkt en graaft. Hij ontdekt en onthult; hulde aan hem voor het doorgronden van het ondoorgrondelijke.
Als niemand minder dan een Appolo bestiert hij de hemelen en, ment zijn paarden rakelings langs de eeuwige kringloop te scheren. Als een 'beproefde' wijsgeer verheven en geheven met een allesoverziende zelfverzekerdheid van het bovenaardse, daar waar men het spoor nog nooit is bijster geraakt. Zo, de teugels van zijn hemels gespan strak in handen, zal zijn hoofd nooit op hol slaan...
Zo wordt de tijd - ooit zweep en gesel van de mens - door de Rudiaanse mens zelf opgezweept. Gul strooiend en verstrooiend met universele wetten en kosmologische wetmatigheden trekt hij zijn spoor en werpt zijn schaduw definitief van zich af.
Hij doet de mens aan zichzelf ontstijgen en spoort hem uiteindelijk aan, uit te kijken naar een nieuwe loop der dingen... Ontrold aan de eeuwige kringloop van diepe gronden en zwarte gaten, vertoeft de Rudiaanse mens in meer dan zeven hemelen tegelijk.
Ongevraagd, maar niet minder welkom, verschaft hij zichzelf een kijk op de dingen zoals hij het nog nooit zag. En ontpopt hij zichzelf tot een hemelbestormer van de hoogste orde.
Zonder omzien of schroom, zet hij de wereld op z'n kop. Vroeg of laat verdient de Rudiaanse mens, deze Atlas van onverzettelijkheid, een sokkel waarop hij zij eigen
tijdsloze standbeeld torst...
het is zoals het is
freedom from want and fear
non-conforming
link