quote:
Ik zou zeggen, brand maar los!
ik zou zeggen lees dit eens...errug interessant en..waar natuurlijk (voor mij)
van mijn vriendje god (de bron)
...
dat-wat-is is alles wat er was in den beginne, en er was niets anders. Maar alles-dat-is kon zichzelf niet kennen, omdat alles-dat-is alles is wat er was, en er was niets anders. En daarom bestond alles-dat-is eigenlijk niet Want bij afwezigheid van iets anders bestaat alles-dat-is niet.
Dit is het grote zijn/niet-zijn waarnaar mystici vanaf het begin der tijden hebben verwezen.
Nu wist alles-dat-is dat het alles was wat er was, maar dat was niet genoeg, want het kon zijn volmaakte grootsheid alleen conceptueel kennen en niet empirisch. Maar het verlangde juist ernaar zichzelf te ervaren, want het wenste te weten hoe het voelt om zo schitterend te zijn. Niettemin was dit onmogelijk, omdat het begrip ’schitterend’ een relatief begrip is. Alles-dat-is kon niet weten hoe het voelde om schitterend te zijn, tenzij ’dat-wat-is’ ten tonele zou verschijnen. Bij afwezigheid van ’dat-wat-niet-is’ bestaat dat-wat-is niet.
...
Het enige dat alles-dat-is wist, is dat er niets anders was. En daarom kon en zou het nooit zichzelf kennen vanuit een referentiepunt buiten zichzelf. Dat punt bestond niet. Er bestond slechts één referentiepunt en dat was enkelvoudig, binnenin. Het is/is-niet. Het Ik-ben/Ik-ben-niet.
Nochtans koos het Allesomvattende Al ervoor zichzelf empirisch te leren kennen.
Deze energie - deze zuivere, onzichtbare, onhoorbare, onwaarneembare en daarom door niemand anders gekende energie - koos ervoor zichzelf te ervaren in de volmaakte grootsheid die ze was. Om dit te bereiken, besefte het dat het een referentiepunt binnenin moest gebruiken.
Het redeneerde, tamelijk correct, dat enig deel van zichzelf noodzakelijkerwijs kleiner zou zijn dan het geheel. Als het zich bijgevolg eenvoudigweg in delen zou splitsen, kon elk deel - kleiner immers dan het geheel - terugkijken op de rest van zichzelf en grootsheid zien.
En aldus splitste alles-dat-is zich op en werd in een glorieus moment dat-wat-dit-is en dat-wat-dat-is. Voor het eerst bestonden dit en dat, buiten en naast elkaar. En toch bestonden beide tegelijkertijd. Net als alles-dat-geen-van-beide-was. Er bestonden dus opeens drie elementen : dat wat hier is, dat wat daar is, en dat wat hier noch daar is, maar dat moet bestaan opdat hier en daar kunnen bestaan.
Het is het niets dat het Al in zich sluit. Het is de niet-ruimte die de ruimte omvat. Het is het Al dat de delen in zich bergt.
...
Dit niets nu, dat het Al in zich bergt, is wat sommigen God noemen. Toch is dat niet correct, omdat het veronderstelt dat er iets is wat God niet is, namelijk alles dat niet niets is. Maar Ik ben alle dingen, zowel de zichtbare als de onzichtbare; daarom is de wezenlijk oosterse, mystieke definitie van Mij - God omschreven als de grote onzichtbare, het niet zijnde of de ruimte tussen alle dingen - even onnauwkeurig als de wezenlijk westerse, praktische beschrijving van God als alles wat zichtbaar is. Zij die geloven dat God alles-dat-is is en alles-dat-niet-is, zijn de juiste overtuiging toegedaan.
Welnu, in de scheping van wat hier is en dat wat daar is, maakte God het voor God mogelijk zichzelf te kennen. Op het moment van deze grote explosie van binnenuit schiep God relativiteit, het grootste geschenk dat God zichzelf ooit heeft gegeven. Bijgevolg zijn relaties het grootste geschenk dat God jullie ooit heeft gegeven.
...
Vanuit het niet-zijnde ontstond dus het Al, een spirituele gebeurtenis die overigens geheel overeenkomt met wat jullie wetenschappers de oerknal noemen.
Zodra de elementen van het Al zich verspreidden, werd de tijd geschapen, aangezien een ding eerst hier was en daarna daar, en de periode die het nodig had om van hier naar daar te komen was meetbaar.
Zowel de zichtbare als de onzichtbare delen van het Al begonnen zich in relatieve termen ten opzichte van elkaar te onderscheiden. God wist dat liefde alleen kan bestaan - en zichzelf als zuivere liefde kan kennen - als exact het tegenovergestelde ervan bestaat. Daarom schiep God uit eigen wil de grote polariteit, het absolute tegengestelde van liefde, alles wat niet liefde is en wat nu angst wordt genoemd. Vanaf het moment dat angst bestond, kon liefde bestaan als een ding dat kan worden ervaren.
...
Mijn goddelijk doel Mijzelf op te splitsen was om voldoende delen van Mij te scheppen, zodat ik Mijzelf empirisch kon kennen. Er is slechts één manier voor de Schepper om zichzelf door ervaring als de Schepper te leren kennen en dat is door te scheppen. En daarom gaf ik aan al Mijn talloze delen (aan al Mijn spirituele kinderen) dezelfde scheppingskracht die Ik als geheel heb. ... Mijn drijfveer om jullie, Mijn spiritueel kroost, te scheppen, was Mijzelf als God te kennen. Ik beschik over geen enkele andere mogelijkheid dat te doen behalve door jullie. Daarom kan worden gezegd (zoals al zo vaak is gedaan) dat Mijn voornemen met jullie is dat jullie jezelf leren kennen als deel van Mij.
Dit lijkt verbazingwekkend eenvoudig, maar het wordt erg ingewikkeld omdat er maar één manier is voor jullie om jezelf te herkennen als deel van Mij, en dat is dat jullie jezelf eerst leren kennen als anders dan Ik.
...
Er is een manier waarop Ik al mijn spirituele kinderen had kunnen laten weten dat ze deel van Mij zijn, namelijk door het hun eenvoudigweg te vertellen. Dit heb ik gedaan. Maar zie je, het was niet voldoende voor de Geest zichzelf gewoon te kennen als God, kinderen van God, erfgenamen van het koninkrijk (of welke mythologie je maar verkiest). Zoals Ik al heb uitgelegd zijn iets weten en iets ervaren twee verschillende dingen. De Geest verlangde ernaar zich door ervaring te kennen (net als Ik!). Conceptueel bewustzijn was niet genoeg voor jullie. Dus ontwierp Ik een plan. Het is het meest uitzonderlijke idee in het hele universum en de meest spectaculaire samenwerking.. Ik zeg samenwerking omdat jullie allemaal, samen met Mij, erbij betrokken zijn.
...
Welnu, in het geval van de uiteindelijke kennis - waarbij je jezelf als de Schepper kent - kun je je eigen scheppende Zelf niet ervaren tenzij en totdat je schept. En je kunt jezelf niet scheppen totdat je jezelf vernietigt. In zekere zin moet je eerst ’niet zijn’ om te kunnen zijn. ... Natuurlijk bestaat er geen manier voor jou om niet wie en wat je bent te zijn (zuivere, creatieve geest); je bent dat gewoon, je bent het altijd geweest, en je zult het altijd zijn. Daarom koos je voor het op een na beste : je zorgde ervoor dat je vergat Wie je werkelijk bent.
Toen je het universum binnentrad, deed je afstand van je herinnering aan jezelf. Dit staat je toe te kiezen Wie je bent in plaats van zogezegd midden in een droom wakker te worden.
Door deze daad - ervoor kiezen een deel van God te zijn, in plaats van dat het je gewoon wordt verteld - ervaar je dat de keus geheel aan jou is, net zoals dat per definitie voor God geldt. Maar hoe kun je een keus hebben over iets waarover geen keus bestaat ? Je kunt niet niet mijn kroost zijn, hoe hard je het ook probeert, maar je kunt het wel vergeten.
Je bent een goddelijk deel van het goddelijke geheel, een deel van het ene lichaam. En dat ben je altijd geweest en zul je altijd zijn. Daarom noemen we de terugkeer tot het geheel - door de herinnering aan God - een hereniging. Je kiest er letterlijk voor je te her-enigen met Wie je werkelijk bent, ofwel je samen te voegen met alle verschillende delen om het Al van iedereen te ervaren, dat wil zeggen het Al van Mij.
Jouw taak op aarde is daarom niet te leren (omdat je feitelijk al weet), maar je te herinneren Wie je bent. En je te herinneren wie alle anderen zijn. Daarom komt je taak er voor een groot deel op neer anderen te helpen herinneren ( dat wil zeggen hun iets duidelijk te maken ), zodat iedereen zich met Mij kan herenigen.
Dit is precies wat alle opmerkelijke spirituele leraren altijd hebben gedaan. Het is jouw enige doel, dat wil zeggen het enige doel van jouw ziel.
(Neale Donald Walsch, Een ongewoon gesprek met God)