Ik was bijzonder onder de indruk van het
Essay van Frits Bolkestein over
John Rawls, filosoof in de avondschemer van de 20ste eeuw.
Ik heb het speciaal voor BansheeBoy integraal geplaatst zodat hij aan de hand van een voorbeeld wat verbeterpunten kan uitwerken voor de eigen schrijfstijl waarmee hij op FOK! essays plaatst.
Lees zelf maar:
ESSAY - John Rawls, filosoof in de avondschemer van de 20ste eeuw - Frits Bolkestein
"De uil van Minerva begint zijn vlucht pas in de avondschemer." Dat zei de Duitse wijsgeer Hegel ooit. Hij bedoelde dat de filosofie altijd achterloopt op de geschiedenis en politieke ontwikkelingen. Wijsgeren beleren de politiek maar al te graag. Maar hun lessen – die doorgaans uitblinken in academische geleerdheid – komen meestal als het te laat is. Zij zijn door de geschiedenis achterhaald. Een voorbeeld: Aristoteles (384-322 BC) was de filosoof van de Atheense stadstaat. Zijn politiek-ethische geschriften waren een lofzang op de Atheense republiek en levenswijze. Maar zij verschenen toen de macht van Athene al tanende was. Alexander de Grote stond aan de poorten te rammelen. Een tweede voorbeeld: Cicero (106-43 BC) was vurig pleitbezorger en denker van de Romeinse Republiek. Maar de inkt van zijn wijsgerige bespiegelingen was nog niet droog of Republiek werd Keizerrijk. Cicero werd vermoord. De Republiek keerde niet meer terug.
Filosofen schrijven vrijwel altijd over het politieke regime waarin zij leven. Al dan niet bewust verwoorden zij het ethos en de tijdgeest die daarin besloten liggen. En volgens Hegel doen zij dit pas als deze regimes voorgoed in verval zijn geraakt. Dat geldt voor Aristoteles en Cicero. Maar het geldt ook voor John Rawls, de Amerikaanse filosoof van de verzorgingsstaat, die aanstaande maandag een jaar geleden is overleden. Rawls, ooit omschreven als een man met "vleermuisachtige afschuw van de schijnwerpers van de publiciteit", werd in 1921 geboren in een gezin van democraten. Na de onfortuinlijke dood van twee van zijn broers – zij werden door de jonge Rawls met een infectieziekte aangestoken – en zijn ervaringen als infanterist in het Amerikaanse leger, trok Rawls zich terug aan de universiteit van Princeton en later Harvard. Daar hield hij zich bezig met moraalfilosofie, vooral met het vraagstuk van de sociale gerechtigheid. Ondanks het technische en academische karakter van zijn werk, groeide hij uit tot een denker van allure. Dat kwam omdat hij goed wist te treffen wat zijn generatie- en tijdgenoten bezighield.
Rawls zal worden herinnerd om zijn visie op twee historische ontwikkelingen die zich tijdens zijn leven voltrokken. Ten eerste, de opkomst van de verzorgingsstaat, grofweg tussen 1930 en 1970, door Hayek omschreven als "The Road to Serfdom". In zijn beroemdste boek, A Theory of Justice (1971) vond Rawls het liberalisme opnieuw uit zodat het de verzorgingsstaat kon omhelzen. De tweede belangrijke ontwikkeling is de doorbraak van het multiculturalisme. In zijn tweede, iets minder belangrijke boek, Political Liberalism (1993) pleitte Rawls voor een liberalisme dat strikt neutraal was ten opzichte van de verschillende culturen en levensbeschouwingen.
Beide boeken hebben diepe sporen nagelaten – ook binnen de VVD. Alle paarse partijen beroepen zich op Rawls, samen met Hayek de meest invloedrijke filosoof van de twintigste eeuw. Van A Theory of Justice zijn alleen al in de VS meer dan 300.000 exemplaren verkocht. En het boek bracht een ware stortvloed aan reacties teweeg. Niettemin blijft het de vraag of de liberale politiek vandaag nog wel met Rawls uit de voeten kan. Ik meen van niet. Zowel de verzorgingsstaat als de multiculturele samenleving zijn op hun grenzen gestuit. En daarmee is zijn liberalisme aan herbezinning toe.
De Aristoteles van de verzorgingsstaat
Over beide thema's wil ik hier iets zeggen, om te beginnen iets over de verzorgingsstaat. Rawls vroeg zich af hoe een rechtvaardige samenleving er idealiter uit zou zien. Zijn antwoord bevestigde het beeld dat West-Europa in de jaren zeventig voor ogen hadden. Een marxistische revolutie was niet nodig. Een nationalisering van de productiemiddelen was dat evenmin. Maar wat wel belangrijk was, was een gelijke en eerlijke verdeling van inkomen en middelen. Klassiek liberalisme volstond niet meer. Het liberalisme moest een sociaal en egalitair gezicht krijgen.
Uitgangspunt voor dit sociaal liberale gezicht was volgens Rawls het "Difference Principle". Volgens dit beginsel was ongelijkheid van inkomen en middelen altijd verwerpelijk. Alleen als de zwakkeren mee konden profiteerden, mocht economische ongelijkheid worden toegestaan. Het belang van de zwakkeren moest zo de toetsteen worden voor sociaal-economisch beleid. Ook tekende Rawls bezwaar aan tegen de heersende kansongelijkheid. Kinderen van rijke ouders kregen het beste onderwijs. Kinderen van arme ouders moesten het doen met veel minder. Dat was moreel onaanvaardbaar. In de praktijk betekende dit bovenal herverdelingspolitiek.
Het was 1971 en deze boodschap ging er in Nederland en West-Europa in als koek. Keerpunt 72, het radicale programma van de PvdA, de PPR en D66, propageerde een spreiding van inkomen, kennis en macht. Vakbonden en werknemers moesten daarom delen in de winsten van bedrijven. De middenschool moest voor gelijke kansen zorgen. Alle leerlingen tussen twaalf en zestien jaar zouden dezelfde lesstof voorgeschoteld krijgen. Jongeren boven de achttien kregen recht op zelfstandige huisvesting. En de overheid creëerde honderden zo niet duizenden subsidiepotjes. Er was geld voor buurthuizen, JACs (jongerenadviescentra), kunstenaars en sjoelverenigingen. Zoals men het in PvdA-kringen placht te zeggen: "Leuke dingen voor linkse mensen".
Uitkeringen waren gemakkelijk verkrijgbaar. En niet alleen voor mensen die niet konden werken, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, maar ook voor hen die niet wilden werken. Veel mensen vonden de maatschappij te "prestatiegericht". Organisaties zoals de Bond Tegen het Arbeidsethos bepleitte "het recht op luiheid" – door de overheid te financieren wel te verstaan. Er was veel geld voor welzijnswerk, hulpwerk, opbouwwerk en zelfs speeltuinwerk. Maar gewoon betaald werk hoefde niet. Linkse mensen vonden betaald werk "niet leuk". De prestatiemoraal werd asociaal.
Ongetwijfeld had men de beste bedoelingen. Rawls wilde een samenleving met gelijke kansen, zonder armoede en zonder egoïsme. In theorie kan men het daar moeilijk mee oneens zijn. Maar alle mooie ideeën ten spijt leidde de herverdelingspolitiek tot enorme narigheid. Door de hoge loonlasten slibde de arbeidsmarkt dicht. Werkloosheid en arbeidsongeschiktheid lieten zich niet meer beteugelen. Het begrotingstekort nam in de meeste Europese landen hand over hand toe. Sociale zekerheidssystemen veranderden in hangmatten.
Hervormingen volgden maar stuitten op hevig verzet. Voor veel mensen zijn eenmaal verworven rechten heilig. Dat is een slecht argument. Alsof het er niet toe doet dat deze rechten tot stagnatie leiden. De verzorgingsstaat is een bolwerk geworden van links conservatisme. Hardnekkig klampen sommige Europese regeringen, werkgevers en werknemers zich vast aan het corporatisme van het zogenaamde Rijnlandse model. Maar zij hebben niet goed in de gaten dat dit model ondergaat in de golven. In de tweede helft van de jaren negentig trok de economie aan. Het lek leek daarom boven het water. Maar nu het met de conjunctuur tegenzit, blijkt dat niet het geval. Demografische ontwikkelingen hebben een bom gelegd onder de Europese pensioensvoorzieningen. Deze werkelijkheid noopt tot nieuwe hervormingen en een ander liberalisme.
Waar ging Rawls in de fout? Ik noem drie punten. Het eerste en belangrijkste is dat zijn liberalisme teveel uitgaat van het goede in de mens. Rawls en zijn vele volgers zijn vooral bedreven in wijsgerige goochelkunstjes. Eerst introduceert men denkbeeldige veronderstellingen over de mens, zijn drijfveren en zijn wereld. Vervolgens beweert men dat, onder deze zuiver denkbeeldige omstandigheden, de wereld op egalitaire wijze zal worden ingericht. En dan houdt men dit als ideaal voor aan de politiek. Dit is in de kern de methodiek die Rawls hanteert in A Theory of Justice, zijn beroemdste boek. Net als veel liberalen – men denke aan zijn grote rivaal Robert Nozick – gebruikt A Theory of Justice het sociaal contract als filosofisch fundament. Volgens de theorie van het sociaal contract moet de staat en de grondwet door alle burgers redelijkerwijs kunnen worden gekozen. Dat wil zeggen: De staat moet zo worden ingericht, dat niemand er slechter van wordt. Want alleen als aan deze voorwaarde is voldaan kan elk rationeel individu ermee instemmen. De staat is vergelijkbaar met een handelsovereenkomst. En een handelsovereenkomst heeft alleen kans van slagen als alle partijen ermee op vooruitgaan. Maar de theorie van het sociaal contract - de idee van de staat als handelsovereenkomst tussen rationele individuen - volstaat niet als filosofisch fundament voor de verzorgingsstaat. Waarom meebetalen aan de sociale zekerheid als je zeker weet die niet nodig te hebben? Men komt dus niet veel verder dan de nachtwakersstaat, zoals Nozick opmerkte.
Om deze conclusie te omzeilen, bedacht Rawls een kunstgreep. Hij verrijkte de theorie van het sociaal contract met de bewust gekozen fictie dat het individu niet over een dergelijke zekerheid zou bezitten. Men werd verondersteld niet te weten of men rijk was of arm, ziek of gezond, vrouw of man, slim of dom, zwart of wit, enzovoorts. En gegeven deze onzekerheden zou het toch rationeel zijn om in te stemmen met nivelleringsbeleid en een sterk stelsel van sociale zekerheid. Men zou elk risico op armoede willen minimaliseren. Het is mij nimmer duidelijk geworden wat dit nu aan winst oplevert. Rawls manipuleert het sociaal contract totdat dit voor hem het juiste resultaat oplevert. Zoals iemand ooit opmerkte: "Rawls is een goochelaar die een konijn in zijn hoed stopt, deze er vervolgens weer uithaalt, en dan applaus verwacht." Politiek is geen intellectuele Spielerei. Goede wetgeving gaat niet uit van ficties en idealistisch mensbeelden. Zij houdt rekening met de menselijke natuur zoals die is. In het politieke klimaat van die tijd gebeurde dat te weinig.
Het mensbeeld dat men koesterde, wordt helder beschreven door de psycholoog H. C. J. Duijker in zijn artikel 'Ideologie der zelfontplooiing'. Volgens deze ideologie, die vooral invloed had in het onderwijs, heeft de mens een "innerlijke natuur" (inner nature). En deze innerlijke natuur moet zich spontaan kunnen ontplooien. De mens en dan vooral het jonge kind zijn volgens deze opvatting te vergelijken met een bloembol. Als je hem ongemoeid laat, groeit hij vanzelf uit tot een mooie bloem. Natuurlijk, er moet zonlicht bij en af en toe ook wat water. Maar daar hebben we de overheid voor. Vooral niet om te straffen. Autoriteit frustreert de zelfverwezenlijking. Gezag vond men slecht en bovendien onnodig. Want het vrij ontplooide individu kende gemeenschapszin. Repressie leidde tot egoïsme. Het was de kwaal, niet de oplossing. (Zoals D. H. Lawrence het verwoordde: "Nothing that comes from the deep, passional soul is bad, or can be bad." )
En als de mens zich niet spontaan ontwikkelde, dan werd hij tot ontplooiing gebracht. Het onderwijs moest het kind helpen, niet zozeer bij de overdracht van kennis en vaardigheden, maar bij het "zelfontdekkingsproces". Leerkrachten moesten leerlingen de weg wijzen naar hun diepste wensen en verlangens. En dat proces kon niet vroeg genoeg beginnen. Zo moest er aandacht komen voor – en ik citeer nu letterlijk uit een overheidspublicatie – "de eigen identiteit van de kleuter". Behalve op een totalitaire pretentie, berustte de ontplooiingsfilosofie ook op politieke naïviteit. Zoals de meeste collectieve voorzieningen is de verzorgingsstaat kwetsbaar voor misbruik. Maar men dacht daar te licht over. De conducteur verdween uit de tram. Van zogenaamde meelifters (free riders) wilde men niet weten. De mensen zouden heus wel een kaartje kopen. Jarenlang rustte er een taboe op uitkeringsfraude. Men wist wel dat het voorkwam. Maar men mocht het niet denken. Zeggen mocht men het al helemaal niet. Het paste niet in het mensbeeld. Nog steeds raken veel mensen in een staat van lichte paniek bij dit onderwerp. Men vindt het "stigmatiserend". Deze mensen zijn intussen een illusie armer.
In een opvallend interview, eerder deze maand in Vrij Nederland, neemt een aantal progressieve politici afscheid van de zogenaamde knuffelstaat. Andrée van Es, oud-kamerlid van de PSP, geeft nu toe: "We waren te idealistisch en naïef, overtuigd van het idee dat iedereen het beste wilde." Karin Adelmund, kamerlid van de PvdA zegt: "Ik had romantische ideeën over eenheid van progressieve mensen die allemaal hetzelfde willen." De verzorgingsstaat berust volgens haar op een illusie. Over zijn radicale verleden bij de Socialistische Jeugd, zegt FNV-voorzitter Lodewijk de Waal: "…ik heb geen spijt van mijn oude opvattingen, maar ik vind het prettig dat ik van die naïeve zendingsdrang ben verlost." Het is verheugend dat het afscheid van de knuffelstaat wordt ingeluid door Vrij Nederland, het huisblad van Keerpunt 72.
De conducteur is inmiddels terug op de tram. Maar helaas is de knuffelstaat minder eenvoudig te hervormen. De spijtoptanten van de jaren zeventig mogen van hun zendingsdrang zijn verlost, maar dertig jaar later zitten wij nog steeds op de blaren. Herbezinning op het liberalisme betekent dus in de eerste plaats dat we afmoeten van het ontplooiingsdenken. De mens neigt er naar het eigenbelang voorop te stellen. Ontzag voor anderen en generositeit zijn de mens zeker niet vreemd. Maar deze drijfveren komen meestal op de tweede plek. Dat ontnuchterende besef was het vertrekpunt van de grondlegger van de markteconomie, Adam Smith. Daar kunnen filosofen nog steeds veel van opsteken.
De waarde van werk
Ten tweede onderschat Rawls het belang en de waarde van werk. Veel mensen zijn trots op het sociale marktmodel, dat Europa van de Verenigde Staten onderscheidt. Dit model zou zelfs vorm geven aan de Europese identiteit. Het Europese model zoekt evenwicht tussen twee waarden: de morele waarde van sociale gerechtigheid aan de ene kant en de economische waarde van welvaartsgroei aan de andere kant. Het Angelsaksische model zou eenzijdig overhellen naar de economische kant. Ter illustratie: Het afgelopen kwartaal kende Nederland een groei van 0.1%, Duitsland 0.2% en Frankrijk 0.3%. In hetzelfde kwartaal bereikte de VS een groeicijfer – weliswaar doorberekend naar jaarbasis – van 7.2%! Men verklaart dat verschil uit het feit dat Europa kiest voor meer sociale gerechtigheid.
Maar is het Europese model moreel wel zo superieur? Dat model kent immers hoge arbeidskosten en dus ook veel werkloosheid. En de prijs van de werkloosheid wordt niet alleen betaald in de vorm van minder economische groei. Het Europese sociale model is niet een keus voor minder groei maar voor meer gerechtigheid. Groei en gerechtigheid zijn geen communicerende vaten. Minder van het één leidt niet vanzelfsprekend tot meer van het ander. Rechten die werknemers beschermen tegen werkgevers functioneren bijvoorbeeld tegelijk als beschermingswallen tegen nieuwe toetreders op de arbeidsmarkt. Maar dergelijke nadelen ziet men liever niet. Hoe moreel is het dat miljoenen Europeanen die talent en ambitie hebben geen werk kunnen vinden omdat het Europese model hun geen kans geeft? Hoe moreel is het dat we miljoenen mensen – vooral immigranten – verbannen naar de marge van de samenleving omdat hun arbeid te duur is?
In de moderne maatschappij is werk vaak de sleutel tot welzijn. Een baan valt niet te vervangen door een uitkering. Werk biedt financiële zekerheid. Maar niet alleen dat. Het geeft ook toegang tot een sociaal netwerk, dat dikwijls even belangrijk is. Een uitkering voorkomt niet dat je sociaal buiten de boot valt. Een baan vaak wel. Liever de warmte van een baan dan de kilte van een uitkering. Banen zijn in Europa te duur. In 2001 had 73% procent van de Amerikaanse beroepsbevolking werk. In Japan was dat 69%. Het EU gemiddelde was 64%. Dat is 9% minder dan in de VS. In sommige lidstaten van de EU was het percentage zelfs niet meer dan 55%. Van alle mensen tussen de 15 en 64 zit in Nederland ongeveer 1 van de 10 in de WAO. Europeanen slaan zich graag op de borst vanwege hun sociale model. Europeanen schudden meewarig het hoofd over "Amerikaanse toestanden". Maar wij moeten ons afvragen of de toestand in Europa eigenlijk wel houdbaar is.
Werkloosheid is slecht om vele redenen. Het feit dat het de economische groei remt is daar een van. Maar werkloosheid leidt ook tot sociale uitsluiting. Belangrijker: het is een verspilling van talent en creativiteit. Aan het Rijnlandse model hangt niet alleen een economisch prijskaartje. Het heeft ook een verborgen morele prijs. Het bestendigt de armoede. Kapitalisme naar Angelsaksische snit is voor velen een spookbeeld. Maar structurele hervormingen in de arbeidsmarkt en de economie zijn de enige manier om de werkgelegenheid in Europa te vergroten. Zij zijn ook in het belang van de minder bevoorrechten. En om hen was het Rawls te doen.
Immigratie
De problematiek van de werkloosheid wordt nog verergerd door de immigratie. Dit is het derde punt waarop Rawls zich heeft vergist. Met veel sociaal democraten ging hij uit van een gesloten en cultureel homogene samenleving. Het stelsel van sociale zekerheid was afgestemd op deze veronderstelling. In de jaren vijftig was dit ook min of meer in overeenstemming met de feiten. Maar ook in dit opzicht is zijn filosofie achterhaald. Sinds de jaren zestig is de immigratie naar West Europa enorm toegenomen. Dit heeft tot grote problemen geleid. Dat mag men tegenwoordig openlijk zeggen. Het specifieke dilemma voor veel sociaal liberalen en democraten is dat het systeem van sociale zekerheid niet is gebouwd op immigratie. Uit een studie van het Centraal Plan Bureau, Immigration and the Dutch Economy (2003) blijkt dat werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid veel vaker voorkomen onder (niet-westerse) allochtonen dan onder autochtonen. Om allerlei redenen, die te maken hebben met cultuur, taal en onderwijs, is het moeilijk voor immigranten werk te krijgen. Dat zet de sociale zekerheid onder extra druk.
Nederland is door de immigratie in de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Dat valt niet meer terug te draaien. Wel is de vraag hoe de daarmee verbonden problematiek moet worden aangepakt. Het Nederlandse integratiebeleid was tot dusver bepaald geen doorslaand succes. Dat kwam onder meer omdat dit onderwerp door politieke correctheid was omgeven. Een beter integratiebeleid bestaat waarschijnlijk uit vele elementen. Maar een van de beste manieren om te integreren in een vreemd land is via werk. In een immigratieland als Amerika – met een meer dynamische en open economie – is er werk voor immigranten. Dat is niet altijd leuk werk. En in Europa halen we daar de neus voor op. We spreken er zelfs schande over. Ik verbaas mij daarover. Want een goed alternatief hebben we niet. Bovendien is de meeste banengroei in de VS ontstaan in de hooggeschoolde "high tech" sector, niet in de "fast food" sector. En zelfs die laatste zijn te verkiezen boven een uitkering.
Emancipatieliberalisme
Dat brengt me bij mijn tweede hoofdthema, het multiculturalisme. Ook hier heeft Rawls een belangrijke bijdrage aan het debat geleverd. Rawls besefte later maar al te goed dat Westerse maatschappijen cultureel niet homogeen waren. Terecht zag hij in dat dit een uitdaging vormde. In Political Liberalism (1993) wees hij daarom tolerantie aan als het kernbeginsel van het liberalisme. Een liberale overheid schrijft ons niet voor volgens welke waarden wij dienen te leven. Waarden behoren tot het privédomein van individu, gezin, kerk en cultuur. De staat dient volgens Rawls niet te oordelen over "alomvattende doctrines", die het bestaan van een Opperwezen poneren (of ontkennen) of de diepere zin van het leven menen te hebben gevonden. De politiek zoekt alleen naar de "overlappende consensus" tussen deze doctrines.
Ik ben het met deze klassieke opvatting eens, die overigens al in de zeventiende eeuw door John Locke werd verwoord. Het is niet juist om mensen religieuze ideeën op te dringen of te verbieden. Dat leidt tot oorlog. Locke, die om religieus-politieke redenen naar Amsterdam vluchtte, wist dat maar al te goed. Maar tolerantie kan ook te ver gaan. En dat is veel meer waar liberalen vandaag mee worstelen, in het Westen althans. De tolerantie dreigt zichzelf op te blazen. Tegenwoordig vindt men alles een zaak van cultuur. Zodra de overheid iets voorschrijft of verbiedt, beroept men zich op de onschendbaarheid van de eigen cultuur.
Een tamelijk kolderiek voorbeeld hiervan komt uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten en betreft de zogenaamde "Rastafarians". Rasta's rekenen het gebruik van cannabis (gagna) tot hun cultuur. In de meeste landen is dat tegen de wet. Maar de Rasta's stellen dat cannabis essentieel is voor hun religieuze beleving. Cannabis stelt hen in staat hun God te aanbidden. (Dat is Haile Selassie, Keizer van Ethiopië van 1930 tot 1974, ook bekend als Ras Tafari. ) Met andere woorden: "De overheid dient respect te hebben voor cultuur. Cannabis behoort tot onze culturele identiteit. Dus mogen wij cannabis roken." Het is mijn cultuur, dus het mag. Het in Europa bekendste en minder kolderieke voorbeeld van zo'n conflict is de ondergeschikte positie van de vrouw in de Islam. Ayaan Hirsi Ali schreef eens: "In de moslimbeleving is de vrouw groepsbezit: zij staat ten dienste, allereerst van haar ouders, en later van haar man en de kinderen. Buiten de eigen etnische groep mag zij niet treden." In het Westen bezit de vrouw zichzelf. Zij beschikt, zoals elk individu, over haar eigen lot.
Er zijn andere waardeconflicten tussen het Westen en de Islam. Soms zijn deze net zo fundamenteel: de scheiding tussen kerk en staat, bijvoorbeeld. Soms minder belangrijk: de praktijk van het ritueel slachten, die in strijd was met normen op het gebied van de voedselveiligheid en het welzijn van dieren. Dit laatste heeft geleid tot aanpassing van onze normen. Maar daarin moeten we niet te ver gaan. Jarenlang hebben we deze waardeconflicten niet onder ogen willen zien. We waren bang om voor intolerant, xenofoob of zelfs racist te worden versleten. Het politieke liberalisme van Rawls is helaas ook in dit opzicht kind van zijn tijd. Het vergat dat behalve tolerantie ook emancipatie een kernwaarde van het liberalisme vormt.
Voor het emancipatieliberalisme is de waarde van individuele zelfbeschikking niet cultureel maar moreel. Dat wil zeggen: deze waarde heeft universele geldigheid. Het is wenselijk dat het individu mondig en zelfstandig is en ook zo door de overheid wordt behandeld, niet omdat de mens van nature goed zou zijn, maar omdat individuele vrijheid en mondigheid basisnormen zijn van de moraal. Bovendien vormen zij politieke voorwaarden voor het goed functioneren van de liberale democratie. Zonder mondige burgers geen democratie. Zonder zelfredzaamheid geen vrije markt.
Tolerantie van culturen en religies is een groot goed. Maar als een cultuur of religie strijdig is met individuele zelfbeschikking, bijvoorbeeld van vrouwen, dan houdt de tolerantie op. De onderdrukking van cultuur of religie is dan de bevrijding van het individu. En dat laatste weegt zwaarder. Als de Islam – of welke cultuur dan ook – het recht op zelfbeschikking niet erkent, dan moeten zij zich aanpassen, niet zozeer aan de Westerse cultuur, als wel aan de morele waarheid. De Christelijke en Joodse religies hebben dat ook moeten doen.
Conclusie
Ik kom tot een korte conclusie. Het liberalisme van Rawls is van enorm belang geweest. Maar zoals alle grote denkers, belichaamde Rawls de ambities, idealen en soms de obsessies van zijn eigen tijd, de jaren zeventig. En de tijden, zij veranderen. Er zijn nieuwe vraagstukken en nieuwe uitdagingen, bijvoorbeeld de globalisering, waar ik het hier niet eens over heb gehad. Het liberalisme moet zichzelf daarom opnieuw uitvinden. En het is belangrijk dat we dit debat ook binnen de VVD voeren. Ik hoop dat ik vandaag daartoe een aanzet heb kunnen geven.
Frits Bolkestein
Eindnoten:
Dit laatste recht werd verdedigd in The Right to be Lazy (1883) door Paul Lafargue (1841-1911), de schoonzoon van Marx: "A strange delusion possesses the working classes of the nations where capitalist civilization holds its sway. This delusion drags in its train the individual and social woes which for two centuries have tortured sad humanity. This delusion is the love of work, the furious passion for work, pushed even to the exhaustion of the vital force of the individual and his progeny. Instead of opposing this mental aberration, the priests, the economists and the moralists have cast a sacred halo over work. Blind and finite men, they have wished to be wiser than their God; weak and contemptible men, they have presumed to rehabilitate what their God had cursed. I, who do not profess to be a Christian, an economist or a moralist, I appeal from their judgement to that of their God; from the preachings of their religious, economics or free thought ethics, to the frightful consequences of work in capitalist society."
Dit is de zgn. "sluier van onwetendheid".
Brian Barry, Liberty and Justice (1992): ‘conjurer putting a rabbit in a hat, taking it out again and expecting a round of applause.’
D. H Lawrence, in: Foreword to Women in Love.
Contouren van een toekomstig onderwijsbestel, geciteerd in: Duijker, p. 364.
Rudi Kagie, Vrij Nederland (8 November 2003) 'Afscheid van de Knuffelstaat'.
Bron: Europese Commissie, The Social Situation in the European Union 2003.
"According to Rastafarian belief the only true God is the late Ethiopian emperor Haile Selassie (originally known as Ras Tafari), and Ethiopia is the true Zion. Rastafarians claim that white Christian preachers and missionaries have perverted the Scriptures to conceal the fact that Adam and Jesus were black. Their rituals include the use of marijuana and the chanting of revivalist hymns. Reggae music is the popular music of the movement. The Rastafarians, who stress black separatism, have exercised some political influence in Jamaica." Aldus:
http://mb-soft.com/believe/txo/rastafar.htm. 'PvdA onderschat het lijden van Moslimvrouwen', NRC Handelsblad, 4 oktober 2002.
Frits Bolkestein
Lid van de Europese Commissie
Interne Markt, Belastingen en Douane Unie
Eerste John Rawls lezing – Utrecht – 21 November 2003