@ Keromane: je verhaal over de honden die je ziet bij het overlijden van dierbaren, herken ik enigszins. Volgens mij hebben honden en andere huisdieren het in principe meteen in de gaten wanneer hun baas overlijdt, maar ook het herkenbare element wat jij als betrokkene tegenkomt, gewoon een eenzame hond die uit het niets langsloopt, is typisch.
Ik ben zelf van Indonesische afkomst en ook onze cultuur is doorspekt met magische en soms spooky verhalen. Van klopgeesten die je moet laten kloppen om ze in hun waarde te laten, tot simpel bijgeloof - je tas niet op de grond zetten omdat je dan geld zult verliezen. Ik zal een paar typische of voor mij veelbetekenende anekdotes opschrijven.
Mijn oma was ervan overtuigd dat er geesten in haar huis zaten. En inderdaad, 's avonds hoorde ik vaak getik of ritmisch geklop tegen de muur, vanachter de bank of in een hoekje bij een kamerdeur. Zelf ben ik opgegroeid met het idee dat geesten, of "energieën" en hun manifestaties normaal zijn en er zijn om een boodschap over te brengen. Als ik nu terugdenk aan de quasi-klopgeesten bij mijn oma in huis, word ik er ook niet bang van. In latere situaties blijk ik dan ook in staat heel kalm te reageren op akelige voorvallen.
Ik werk bijvoorbeeld in een oud pand wat tegenwoordig als horecagelegenheid functioneert. Op de gevel staat het getal 1652 aangegeven, maar dat soort getallen zeggen vaak minder dan de èchte geschiedenis van een gebouw. Het is een vrij smal gebouw met op de begane grond het café, op de eerste verdieping de eetzaal, daarboven vergaderzalen en nog een etage hoger de zolder. Dit pand lééft. Niet alleen spreekt de constructie tot de verbeelding met de wenteltrappen en de oude krakende vloeren, maar er gebeuren ook merkwaardige dingen. Wanneer ik op de zolder kom, die nu wordt gebruikt als opslagruimte voor decoratiemateriaal, wéét ik gewoon dat er "iets" is. Ik heb geleerd om daar rustig mee om te gaan, om desnoods in het wilde weg hardop te vragen of het weg wil gaan, maar collega's zijn hier vaak witjes van teruggekomen. Deuren zwaaien dicht, raampjes klepperen, vloeren kraken op stille momenten op onberoerde plaatsen en er zijn een aantal mensen die zeggen iemand gezien te hebben.
De legende gaat dat hier een ridder woonde met zijn dochter, iets voor de 17e eeuw. Toen de ridder ooit terugkeerde van een van zijn vele tochten, trof hij zijn huis totaal leegeroofd aan, zijn schatten geplunderd en zijn dochter stervend aan de wonden die de rovers haar toegebracht hadden. Sindsdien bezoekt deze ridder het pand nog elke nacht, jagend op de moordenaars van zijn dochter. Een mooi en tot de verbeelding sprekend verhaal, maar slechts een legende.
Wat mij is bijgebleven is een avond waarop er een aantal vreemde dingen gebeurde. Ok, ik ben dan wel nuchter en probeer met onverklaarbare dingen om te gaan, maar ook ik zet mijn vraagtekens bij bepaalde gebeurtenissen. De kelder van het pand is omgeven door muren van mergel en ademt de middeleeuwse sfeer met zijn vele nisjes en kleine luikjes. Toen ik hier de voorraad kwam bijvullen, voelde ik dat er iemand bij me in de kelder was. Mijn collega's zijn nogal eens zo grappig om stiekem de kelder in te komen - er zijn twee ingangen - dus ik liep even rond om er zeker van te zijn dat er geen flauwe grap met me werd uitgehaald. Vanuit mijn ooghoeken zag ik een schim staan bij de achteringang, waar een klein trapje omhoog naar het tuinterras leidt. Op het moment dat ik merkte dat er iemand was, kon ik hem al niet meer zien. Maar het gevoel dat er iemand was, bleef.
Later op die avond staat de afwasser in de keuken op de eerste verdieping zijn laatste taken af te maken. Het restaurant is leeg, alles is opgeruimd, de laatste cafégasten zijn de deur uit en de baas en ik drinken beneden aan de bar een afzakkertje. De afwasser schrobt de keuken en ruimt de laatste spullen op. De klapdeur naar het restaurant staat, gesteund door een wig, wijdopen. Op dat moment, rond één uur 's nachts, zwaait die zware houten deur met een enorme klap de keuken in. De afwasser, inmiddels op de hoogte van de leuke grapjes van de medewerkers, loopt, toch wel geschrokken, de eetzaal in om te kijken wie de deur dichtgooide. Leeg. Niemand. Hij checkt de brandtrap. Niemand. Hij daalt de wenteltrap af en kijkt door het kleine raampje op de overloop het café in. Daar zitten mijn baas en ik, rustig aan de bar, te relaxed na een lange avond werken om uberhaupt zachtjes naar boven te rennen, de wig onder de deur uit te wrikken en weer naar beneden te rennen. Op ons na is de zaak leeg. De klap hebben we wel gehoord. Witjes komt de afwasser beneden en vraagt ons enigszins nonchalant of wij de grap zelf leuk vonden. Na uitleg lopen we mee naar boven, om na te gaan of er een raam openstaat waardoor een vlaag wind de deur dichtwaaide. Niets. Sindsdien geeft het scharnier van de deur een klap als hij openzwaait. Niemand begrijpt hoe een deur met zo'n klap kan zwaaien als er niemand is die de wig verplaatst.
Lampen die uitgaan, deuren die dichtslaan, gekraak in het trappenhuis als de zaak leeg is. Er gebeurt veel en er spreekt veel tot de verbeelding, maar ik ben overtuigd van de aanwezigheid van een - of meerdere - geesten.
Dan een ander verhaal. Onze familie gaat heel intens om met overledenen. De periode van afscheid nemen en begraven is ontzettend belangrijk, ook voor de overledene. Wij geloven dat mensen "het al weten", zich voorbereiden op hun dood. Mijn oma woonde alleen en kwam na een avond in het casino om 23.00u met de taxi onaangekondigd aan bij mijn tante, waar ze 20 minuten later zonder reden in mekaar zakte. Die avond had ze haar volledige banksaldo opgenomen en in het casino nog meer gewonnen. Mijn moeder en ik arriveerden enkele minuten later. Tijdens de autorit vroeg ik mijn moeder wat zij verwachtte na het paniekerige telefoontje van mijn tante, en zij zei: "Ik voel al niets meer. We komen te laat." Tegelijk met ons draaide de ambulance de bocht om. Toen mijn oma's hartritme werd gezocht op het moment dat we binnenkwamen, bleek dat ze juist op dat moment stierf.
Die nacht belden we alle zonen en dochters (9 stuks in totaal) om te vragen of ze meteen wilden komen omdat het niet goed ging met oma. Als we zeggen dat ze dood is, kunnen er een aantal van ontzetting niet meer rijden, dachten we. Niemand van hen vroeg wat er dan aan de hand was. Zonder argwaan te krijgen reed iedereen direct naar ons toe. In twee uur had iedereen zich verzameld, zelfs de mensen die vanuit België moesten komen. De familie, die zo groot was dat feesten een jaar vantevoren gepland moesten worden, was die nacht zonder problemen bij elkaar gekomen. Mijn oma bleef warm tot 7.00u 's ochtends, wat volgens de artsen uitzonderlijk was.
Meteen toen we de volgende ochtend thuis kwamen, roken we een indringende bloemengeur. Niemand kon het meteen plaatsen omdat het geen poetsgeur was, maar ècht alsof er verse orchideeën in de woonkamer bloeiden.Vreemd was dat alleen de directe familie deze bloemengeur bij ons thuis rook. De aangetrouwde familie rook dus niets. Bij een tante van mij roken we de dag daarna dezelfde geur heel sterk in haar slaapkamer. Het schijnt dat het verspreiden van een rustgevende bloemengeur voor een overledene een manier is om afscheid te nemen.
In de week voorafgaand aan haar dood had ze heel plotseling al haar pannen weggegeven. De Indische cultuur is een eetcultuur en mijn oma kookte veel en vaak voor haar kinderen. Zonder aantoonbare reden gaf ze vrijwel al haar pannen weg aan haar zoon. Toen we haar huis binnenkwamen, stonden er een aantal dozen met spullen. Ze had opgeruimd, weggegooid, schoongemaakt. Het huis was fris gepoetst, de ijskast was leeg. Haar reservesleutels lagen verstopt in de lade van de wasmachine - daar hebben we twee dagen naar gezocht.
Alle ingelijste foto's van oma die we in die dagen oppakten, vielen en de glazen vensters braken. Stuk voor stuk, op het moment van oppakken of wanneer ze vervoerd werden. Er was slechts één foto die volgens het copy-centrum geschikt was voor op het overlijdenskaartje, en daarop was ze gefotografeerd met op de achtergrond een Indische ficus, een boom die volgens de overlevering dient als rustplaats voor de geesten van overledenen. Deze boom stond toen in onze woonkamer.
Op de dag van de begrafenis vond mijn broertje een dobbelsteen in zijn schoen. Niemand was uiteraard in de stemming geweest voor spelletjes en hij had zijn schoenen gewoon op de normale plaats gezet. Waar de dobbelsteen vandaan kwam was een raadsel, vooral omdat wij onze dobbelstenen altijd kwijt zijn. Omdat mijn oma haar sterfdag had doorgebracht in het casino, veronderstelde mijn moeder dat die dobbelsteen van haar zou komen. We namen de dobbelsteen mee om in haar kist te leggen als gedenkdingetje. Mijn moeder - en echt, hier was ik bij - drukte de dobbelsteen tussen de verstijfde vingers van mijn oma en draaide hem met de 6 naar boven. Want, de 6 is meestal het beste getal op de dobbelsteen. Constant bleven we bij de kist en zorgden ervoor dat iedereen zijn kleine dingetjes (beeldjes, foto's, brieven) bij oma kwijtkonden. Niemand kwam aan de dobbelsteen. Toen we de kist sloten, was hij op 2 gedraaid.
Mijn oma overleed op 20-02-2002.
En het blijft een ingewikkeld spel van voortdurend aanstoten en aftrekken