Ruben Van Gucht: “Voor mijn bazen is evenwicht in de organisatie belangrijk, ik kies honderd procent voor mijn eigen carrière”
Siffer in Puglia
Ook deze zomer ontvangt Thomas Siffer boeiende mensen in Italië. Dit keer in zijn woning in Puglia.
Wie zijn ...
Thomas Siffer (61) is oud-journalist en ex-hoofdredacteur van onder andere Story. Ook deze zomer ontvangt hij bekende Vlamingen in Italië, in zijn woning in Puglia.
Ruben Van Gucht (38) ademt sport, als presentator voor de VRT én in zijn vrije tijd: hij liep al 15 marathons. Hij is de drijvende kracht achter de podcast Wielerclub Wattage en getrouwd met Kroatische hoogspringster Blanka Vla¨ić, met wie hij een zoontje heeft.Ik had geen zin om dit portret uit te schrijven. Ik was ambetant op mezelf en ook op Ruben Van Gucht, de man die mijn gast was geweest. Ik had mij zijn stenograaf gevoeld. Hij had de teugels van dit verhaal te strak in handen gehouden.
Na enkele dagen sakkeren en tobben, slaagde ik erin hem en zijn bezoek te kaderen. Het is vrij simpel: Ruben Van Gucht belooft niemand – geen vrouw, geen collega en al zeker geen reporter – iets wat hij niet kan of wil waarmaken. Je hoeft dat niet te aanvaarden. Hij oordeelt niet over hoe je daarop reageert. Maar hoe hij zijn leven leidt, dat is volgens zijn regels.
DAG ÉÉN
“Ik vind dat ik elke keer te eendimensioneel word afgeschilderd”
“Maar ben je hier nu alleen of met twee?”, vraag ik aan mijn gast. We zitten in de auto van de luchthaven naar mijn huis. Het is na middernacht. De redactie heeft me Ruben Van Gucht toegestuurd. Hij mocht een vriendin meenemen en deed dat ook. Zowel de redactie als ik dachten: dat is dus voor een dubbelportret. Maar nu zegt Ruben: “Da’s dan een misverstand. En ik hoop oprecht dat je niet zoals je collega’s enkel op mijn relaties focust. Ik vind dat ik elke keer te eendimensioneel word afgeschilderd.”
Ik zwijg en besluit af te wachten. Ik zie wel hoe ons samenzijn verloopt.
Bij het binnenkomen in mijn huis stopt Ruben een ferme zak snoepgoed in de koelkast. Ik bied mijn gasten voor het slapengaan een wijntje aan, maar dat aanbod slaan ze vriendelijk af.
- “De verleiding is groot, maar sinds enkele weken zijn we met alcohol gestopt.”
Eenmaal in bed zoek ik de mail op waarin de redactie Ruben uitnodigde voor deze Zomerreeks. Hoe die is opgesteld – “Je mag een plus one meenemen’” – laat inderdaad ruimte voor interpretatie.
DAG TWEE
“Vorm dan gewoon géén mening over mij!”
Ruben: “We hebben gisteren in bed nog tot halfdrie Rummikub gespeeld.”
Ik zeg: “Is ‘Rummikub spelen’ geheimtaal voor... eh… ‘smurfen’?”
- “Haha, nee. Echt. We hebben dat spel mee. Maar da’s wel niet handig, die spelstenen en die rekjes op een matras.”
We drinken koffie terwijl ik de tafel dek voor het ontbijt.
Ruben zegt: “Ik zou graag eerst een uurtje lopen.”
En warempel. Het kwik stijgt ruim boven de dertig uit, maar de sportpresentator loopt ruim tien kilometer in een stevig tempo over ommuurde weggetjes door eindeloze boomgaarden. Zijn rug draagt kaarsrecht de hitte. Zijn schoenzolen raken amper het gloeiende asfalt.
Ik fiets naast hem. Ik waarschuw: “Straks passeren we wel dwars door mijn dorp.”
- “Ja, oké.”
“Misschien trek je dan beter een looptruitje aan?”
- “Waarom?”
“Eh…”
Zo komt het dat Ruben Van Gucht in bloot bovenlijf door de straten en over het plein van mijn zuiderse boerendorp gelopen heeft. De inwoners keken meer verbaasd naar dat zwetende bleke lichaam dan naar Freya Van den Bossche toen die hier hand in hand met haar vrouw Eva wandelde.
Aan het ontbijt trekt mijn gast krijtlijnen rond wat wel en niet in deze reportage mag.
Ruben: “Je mag schrijven dat ik hier ben met een knappe blonde vrouw.”
“Eh. Oké. Die vrouw met wie je regelmatig op Instagram te zien bent?”
- “Ik ben op háár Instagram te zien. Zij staat slechts zelden op die van mij.”
“Je wil dat Vlaanderen denkt dat je een vrijgezel bent?”
- “Nee, nee, maar ik heb het in Het huis één keer gehad over mijn manier van leven en dat heeft te veel stof doen opwaaien. Daar heb ik geen zin meer in.”
“Zag je de meme vandaag, waarbij je zogezegd door de kiss-cam van Coldplay met zes minnaressen werd betrapt?”
- “Ja, maar wat een lelijke vrouwen waren me dat? De mijne zijn knapper.”
Hij lacht. Soms toont hij een gezonde dosis zelfrelativering. Dan steekt hij de draak met zichzelf.
Bijvoorbeeld wanneer hij foto’s van zijn honden toont. Zijn grote liefdes. Twee ervan leven bij hem thuis. De derde woont bij zijn ex-vrouw, maar die komt soms op vakantie. De hond, bedoel ik.
“Zijn je honden mannetjes of vrouwtjes?”
Ruben: “Teefjes natuurlijk.”
Hij grijnst ondeugend.
Terwijl hij aan het lopen was, liep ik met de knappe blonde vrouw het supermarktje van ons dorp binnen om een lading frisdrank en alcoholvrije gin, champagne en bier in te slaan.
- “Ons alcoholverbruik dreigde wat uit de hand te lopen”, zegt ze.
Na het ontbijt trekt Ruben naar het zwembad. Hij komt enkel in de veilige schaduw van ons huis terug om alcoholvrije gin-tonics te tanken of een paar frisse 00-pilsjes of cola zero’s uit de ijskast te halen. Het versgeperste sap van een watermeloen dat mijn vrouw hem uitschonk, liet hij half opgelepeld staan.
Andere gasten overdonderden mijn vrouw en mij met vragen, waren nieuwsgierig naar ons leven. Vragen hoefde ik hen niet te stellen. Ze vertelden spontaan over alle mogelijke onderwerpen. Ruben is anders. Hij is bij ons met vakantie en als ik iets van hem wil weten, dan moet ik hem dat maar vragen. Geen probleem.
Intussen heeft hij trekjes die balanceren tussen macho en gay. Klein fluo-geel shortje waarin je kunt zien naar welke kant hij draagt. (Links.) Gewaxt lijf en geschoren benen. Hij zal aan Masterchef deelnemen, maar hij heeft nog nooit gekookt. Waarom niet? Omdat hij niet wil dat zijn mooie keuken vuil wordt.
Ruben: “Piet Huysentruyt is me komen coachen. Hij heeft me leren groenten snijden. Terwijl hij daarmee bezig was, heb ik twee keer rond zijn voeten de vloer gedweild.”
In de late ochtend wrik ik mijn gasten los van hun ligbed bij het zwembad. We rijden naar mijn favoriete gehucht. Ik wil daar in de koffiebar het gesprek op gang trekken.
Op het terras onder het bladerdak van mediterrane eiken vraag ik: “Waarover zullen we het hebben?”
Ruben grijnst: “Zeg jij het eens?”
“Ik heb het gevoel dat je het scenario van dit verhaal strak in handen wil houden.”
- “Ik heb graag controle over mijn leven, ja. Mijn zelfverzekerdheid schrikt veel mensen af. Dat wordt verward met arrogantie.”
“Je kan niet controleren wat mensen van je denken.”
- “Klopt. Maar wie de moeite doet mij te leren kennen, zal een heel ander mens ontdekken dan dat eenzijdige beeld dat van mij wordt opgehangen. Ik heb wel meer eigenschappen. Ik ben een doorzetter. Sportief. Streng voor mezelf en voor anderen. Een natuurmens. Erg liefdevol. Ik jaag niet op luxe.”
“Je rijdt met een Porsche en met een Mercedes G-klasse en je gaat altijd volgens de laatste mode gekleed.”
- “Ik hunker niet naar champagne of sterrenrestaurants, geef geen geld uit aan dure vakanties. Ik kom uit een gewoon plattelandsdorp. De katholieke landelijke jeugdbeweging. Ik ben niet een modale Vlaming, maar er zit een grote mate van normaliteit in mij.”
“Wat dat imago van je betreft: niet iedereen kan je drie dagen in huis ontvangen in een poging je wat beter te leren kennen.”
- “Ah! Maar vorm dan gewoon géén mening over mij! Dat is een lelijk kantje van de mensen, dat snelle oordelen. Ikzelf word helemaal niet gelukkig van anderen te beoordelen. Van mij mogen mensen doen wat ze willen.”
“Je lijkt mij een zeldzaam onbevreesd man te zijn.”
- “Ik ga heel erg uit van mijn eigen kracht. Ik ben dan ook argwanend voor het advies van anderen. Dat leidt soms tot heftige discussies, bijvoorbeeld met mijn bazen op de VRT. ‘Ruben, zou je in een groep niet beter wat kalmer en gedienstiger zijn?’ Nee, sorry, ik vaar mijn eigen koers. Mijn koppigheid en sterk karakter hebben mij gebracht waar ik nu sta. Topsporters zullen die attitude herkennen.”
“Tiens ja, je hebt inderdaad de focus van een topsporter.”
- “José De Cauwer zei laatst nog dat het vaak te lang duurt voor jonge renners beseffen dat ze slechts één product te verkopen hebben: zichzelf. Ik heb ook maar één product dat optimaal moet renderen. En dat is Ruben Van Gucht. Voor mijn bazen is evenwicht in de organisatie belangrijk, ik kies honderd procent voor mijn eigen carrière. En ja, dat heeft al tot veel clashes geleid.”
“Zo hard tegen de stroom inzwemmen, lijkt me ook wel een afmattende levenshouding.”
- “Ik jaag de maximalisatie van mijn kunnen na. Ik wil blijven groeien. Als dat wordt tegengehouden, kan ik lastig doen.”
“Ik vind je een waanzinnig goede presentator. Gooi een microfoon in je richting en je zal entertainen.”
- “Als je het puur over presenteren hebt, is er niets waarvan ik denk: ’Dat kan ik niet.’”
“Maar ben je niet een einzelgänger? Maakt je levensstijl niet dat je in een vorm van eenzaamheid belandt?”
- “Ja. Maar ik ben daar gelukkig mee. Gelukkiger dan wanneer ik zou proberen te voldoen aan de verlangens van anderen. De Vlaamse aard is om te zeggen: ‘Ge moet proberen de mensen rond u gelukkig te maken.’ Ik zeg: ‘Begin eerst bij jezelf.’ Dat zit heel diep bij mij. Ik stel me dikwijls de vragen: ‘Ben ik gelukkig? Heb ik 100 procent de keuzes gemaakt die ik echt wilde?’ Mensen gaan dit egoïsme noemen.”
“Is het niet eerder egocentrisme?”
- “Meer dan mijn ego, stel ik mijn geluk centraal. En dat is een onpopulaire houding. Zowel in mijn kleine kring als in de bredere maatschappij. Ik krijg er veel erkenning voor, maar word er ook vaak voor afgeserveerd.”
“Fundamenteel wil je toch graag gezien worden, hoop ik?”
- “Je kunt nooit door iedereen graag gezien worden. Toen ik naar jou kwam, waarschuwden mensen me ook voor jou.”
“Wie was dat dan wel?”
- “Doet er niet toe. Er zijn in Vlaanderen mensen die jou niet mogen.”
“En zie je? Mij raakt dat. Mij doet dat pijn. Ik wil op een naïeve manier dat íédereen mij graag ziet.”
- “Als je doodgaat, wie heeft dan na een jaar nog diep verdriet voor je? Bijna niemand. Wat stelt het dan allemaal voor? Waar maken wij ons zorgen over? Doe dat waar je goesting in hebt. Brengt dat tegenwind? Oké. En dan?”
“Ik weet niet of ik daar de moed voor heb.”
- “Je verliest inderdaad vrienden. Familie. Je moet zekerheden loslaten. Maar niets is voor altijd. Ik heb een ander leven nu dan ik tien jaar geleden had, en over tien jaar zal dat weer heel anders zijn.”
“Ik heb een simpele vraag. Hoe gaat het met je, Ruben Van Gucht?”
- “Erg goed. Mijn ambitie nu is om ons Wattage Festival uit te bouwen tot een van de grootste wielerfestivals ter wereld en om in dezelfde beweging dat festival te de-personaliseren. Het netwerk van Tom (Boonen, red.), Dirk (De Wolf, red.), Jan (Bakelants, red.), Mark (Uytterhoeven, red.) en mezelf is belangrijk. Die contactenlijst heeft een waarde. Maar ik hang mijn wagon aan niemand. Ik ben altijd de locomotief. En dat festival mag niet blijven steunen op onze naam.”
De barista, mijn vriend Tonino, komt bij ons aan tafel zitten. Hij betreedt het veld waar ik nog niet kwam, dat waar de relaties van Ruben bloeien, en vraagt: “Wat doe je met je eigen kwetsbaarheid? Ook bij jou zal liefde soms pijn doen, toch?”
Ruben: “Er is altijd de angst om alleen achter te blijven.”
Tonino: “In de I-Tjing (een klassieke tekst uit het oude China, red.) staat dat je pas respect kan hebben voor anderen als je respect hebt voor jezelf.”
Ruben: “Helemaal mee eens. Als ik in een relatie mijn intenties duidelijk maak, kan er geen sprake van ontrouw zijn. Maar dat betekent niet dat mijn leven een paradijs is.”
We keren naar huis terug voor een lunch. Wanneer ik met hem aan tafel mag kletsen over wielrennen en voetbal, voel ik mij een jongen die in een speelgoedwinkel alles krijgt wat hij wil. Ruben Van Gucht heeft een fenomenaal geheugen waarin een archief aan details ligt opgeslagen en daar gaat hij graag mee aan de slag om heerlijke verhalen te vertellen.
Hij vertelt over de Italiaanse renners die hij ontmoette – Bugno, Argentin, Moser. Hij kent de wielerhelden uit mijn geboortestreek – Michel Pollentier en Freddy Maertens. Hij stond in 2018 in Rostov achter het doel bij het mooiste doelpunt ooit op aarde, dat van België tegen Japan.
Wanneer hij uitleg geeft over wattages en lichaamsgewichten in het wielrennen, en over trainingsschema’s en sprintmethodes, hangt zelfs mijn vrouw aan zijn lippen.
Ruben: “Tijdens beklimmingen nemen zwaardere klimmers gewoon de bus.” Mijn vrouw schrikt. “Wat? Mogen die de bus nemen?”, en dan legt hij met plezier uit wat een bus in het wielrennen feitelijk is. Zo komt mijn vrouw ook te weten dat een treintje niet een trein maar een treintje is.
Zodra de tafel is afgeruimd, tankt hij alweer een alcoholvrije gin-tonic en gaat hij zich opnieuw nestelen in zijn ligbed bij het zwembad, in een ploerterige zon die voor gewone mensen levensgevaarlijk is. Wanneer hij daar Rummikub speelt met de knappe blonde vrouw, hangt de focus van een kungfumeester over hem.
Na mijn middagdutje slaan we zijn
laptop open om naar een Tourrit te kijken, die met de beklimming van de Mont Ventoux. In deze reeks heb ik weinig mooiere momenten meegemaakt dan dat uurtje met een persoonlijke VRT-commentator naast me. Hij legt uit hoe de fiets van team UAE werd ontwikkeld, hoe het komt dat Tim Wellens plotseling zo sterk rijdt, en hoe Wout van Aert in de gewone omgang is. Ik vraag wie de wielrenner is die stierf op de Mont Ventoux en hij antwoordt: “Tom Simpson. 1967. Vrij dicht tegen de top.”
Terwijl we naar de rit kijken, zoekt hij weetjes op voor zijn nakende deelname aan De slimste mens. Het voorval met de twee minnaars die door de kiss-cam van Coldplay werden betrapt, daar kent hij nu de naam van beide protagonisten van uit het hoofd, en ook hun functie, en de naam van het bedrijf en dat van de vrouw die naast de minnaars op de tribune zat.
Ik zeg: “Nu je dat hebt ingestudeerd, mag je er zeker van zijn dat De slimste mens daar niets over zal vragen.”
Hij zegt: “Toch wel. Ze zullen me willen plagen met mijn reputatie. Dat is een uitgelezen beeldfragment.”
Maar intussen blijft hij het stuur van ons samenzijn in een ijzeren greep houden. Schep ik te veel ijs uit? Dan schuift hij zijn beker half opgedronken aan de kant. De knappe blonde vrouw? Ik merk hoe hij massa’s liefde voor haar voelt. Hij toont het haar. Maar in woord en beeld hoeft dat niet in de krant.
Het zit zo. Ruben Van Gucht is een man die zich niet uit het lood laat slaan. Nooit. Niet toen het blote been van een vrouw in een hotelkamer tijdens een video-interview verscheen. “Wie dat was, gaat niemand aan.” Niet toen hij op alcohol achter het stuur werd betrapt. “Ik heb met niemand een contract dat ik een voorbeeldfunctie heb.” Niet toen Remco Evenepoel vond dat hij door Ruben werd geschoffeerd. “Mijn opmerking was integer bedoeld.” Hij bijt beleefd van zich af, geeft geen krimp, en gaat verder met zijn leven, zijn project, zijn plan.
Maar intussen zit ik met het gevoel dat ik niet echt bij hem binnen kan dringen. Hij antwoordt op mijn vragen, jazeker. Maar hij doet dat eerder in theorieën dan met persoonlijke details. Terwijl ik geloof dat je een mens pas leert kennen via schijnbaar verwaarloosbare feitjes, kleine anekdotes die een portret de juiste kleur geven. Die fijne toetsen schenken mijn gasten me meestal spontaan. Ruben houdt zijn kaarten tegen zijn borst geklemd.
Hij zegt: “Mijn echtgenote Blanka, de moeder van mijn zoon, is in Kroatië een beroemdheid. De roddelbladen beloeren haar en kijken over mijn schouders mee. Wat ik hier zeg, heeft een invloed op haar leven. Daarom wil ik niets vrijgeven waarmee ze haar kunnen lastigvallen.”
Uiteindelijk vraag ik hem tegenover me aan een tafel plaats te nemen. Hij doet dat gewillig. En voor het eerst sinds ik deze zomerreeksen maak, vergrijp ik me aan de ergste vorm van het portretschrijven: het interview. Mijn notaboekje ligt tussen ons in.
Ik vraag: “Wanneer had je voor het eerst het gevoel dat je zelfverzekerder was dan je vrienden?”
Ruben: “Toen op de lagere school vrijwilligers werden gezocht voor een toneelstuk. Ik stak me nooit weg achter de anderen. Gaandeweg is optreden voor een publiek mijn tweede huid geworden. Mijn programma Weekwatchers op Radio2 is het best beluisterde programma in Vlaanderen. Dat performen zit in mij. Ik doe dat graag.”
“En ik zeg het je nogmaals zonder enige reserve: je bent een absolute klasbak. Ik zie weinig concurrenten die in alle omstandigheden zo gemakkelijk met de microfoon overweg kunnen als jij.”
- “En toch. Ik heb in de media veel tikken gekregen. Die blutsen en builen hebben me een grote portie zelfrelativering opgeleverd. Ik heb al enkele stormen op sociale media overleefd, werd een keer of vijf, zes door tsunami’s van bagger en zelfs bedreigingen overspoeld. Dan kijk ik vol bewondering naar mijn maat Tom Boonen die ook flinke klappen gekregen heeft, nooit een krimp heeft gegeven en buigzaam gebleven is.”
En plotseling zegt hij het. Opeens rolt het er vanzelf uit. “Ik ben een felicentrist.” En pas wanneer dat woord op tafel ligt, snappen we hoe prachtig het is. ‘Felice’ is ‘gelukkig’ in het Italiaans. Een felicentrist is iemand die zijn geluk centraal zet. Geniaal.
Ruben: “Mijn felicentrisme gaat ook gepaard met verdriet. Ikzelf heb er geen last van. Maar ik krijg er niet altijd bloemen voor. Ik verlies mensen. En toch, wanneer ik voel: ‘Dit is een keuze die mij gelukkig maakt’, kost het mij weinig moeite die keuze te maken.”
“Intussen hunkert de knappe blonde vrouw hier naar de publieke openbaring.”
- “Iedereen moet voor zichzelf uitmaken: ‘Wat maakt mij gelukkig?’ Wil je bij mij blijven? Oké, welkom. Word je daar ongelukkig van? Ook goed. Ga dan. Met andere woorden: mijn zoektocht naar mijn geluk betekent dat ik mensen kan verliezen waar ik van hou.”
“Wat kun jij de gemiddelde Vlaming leren?”
- “Streef je geluk na. Dat van jezelf. Dat ene leven van je is zo kostbaar en het is zo voorbij. Wees moediger. Durf moeilijke beslissingen te nemen.”
“Wanneer is de laatste keer dat je gehuild hebt?”
- “Toen een gesprek over mijn ex-vrouw Laurence ging. Ik ben niet altijd goed genoeg voor haar geweest. We hebben nog contact. Ik kan niets slechts over haar zeggen.”
“Wanneer heb je voor het laatst geschaterlacht?”
- “Ik wil je dat vertellen, maar je mag het niet opschrijven.” (Het was na een onverhoopte vrijpartij.)
“Komt de dag dat je rust vindt in één relatie?”
- “Ik ben nu al erg op mijn gemak, weet je. Ik ben op dat vlak niet zo wispelturig als mensen denken. En ja, ik kan me inbeelden dat ik me ooit bij één vrouw settel.”
“Ik hamer op dezelfde nagel: waar haal je die kracht?”
- “Je kunt iets maar één keer verliezen. Ik heb Laurence verloren, en mijn onschuld, en mijn privéleven, en een stuk van mijn relatie met mijn familie. Maar een keer je iets kwijt bent, is dat achter de rug en kun je weer vooruit.”
Het blijft vreemd. We gaan met z’n vieren wandelen in Ostuni (“Wereldkampioenschap van 1976, Freddy Maertens heeft dat gewonnen”, zegt hij.) Hij draagt een hip ensemble, een bleekblauwe nauw aansluitende short en een truitje dat me doet denken aan de vreselijke sponsen strandkleren uit mijn kindertijd. Hij is vrolijk en vriendelijk. Een toffe peer. Maar de knappe blonde vrouw moet buiten beeld blijven. Ruben struint in een innige omhelzing met haar door het stadje, maar op de foto wil hij enkel alleen. Het stoort me wat. Ik had gedacht dat er mettertijd wat rek op zijn regels zou komen. Maar niets van.
Ik blijf maar cirkels draaien in mijn hoofd. Ik weet nog steeds niet of ik hem nu egocentrisch en arrogant moet vinden, dan wel innemend en best lief.
Wanneer we over een spekglad straatje lopen, geeft hij mijn vrouw een arm en lacht hij naar mij: “Pas op, geef mij een arm en ik pak het lichaam.”
In het restaurant is de avond verpakt in gezelligheid. We beleven een echt leuke avond. En achteraf neemt hij me in een jongensachtige houdgreep waarbij ik onder zijn oksel verdwijn en zegt hij oprecht: “Dankjewel hé, maat.” En dan smelt ik voor die charmante kwajongen.
DAG DRIE
“Ik krijg weer tranen in mijn ogen. Laurence zit diep”
Voordat hij uit zijn logeerkamer komt, krabbel ik in mijn notaboekje: “Hij doet niet mee aan de grote leugen die we gaan normaliseren zijn. De klassieke beloftes tijdens het huwelijk – ‘Ik zal altijd van je houden, ik zal je altijd trouw blijven.’ Die beloftes zou niemand mogen maken.”
Wanneer ik hem daar aan het ontbijt mee confronteer, beaamt hij dat: “Iemand beloven dat ik altijd trouw zal zijn, dat zit niet meer in mij. Als je me wil zoals ik ben, moet je aanvaarden dat ik dat nooit zal doen.”
Hij gaat weer lopen. Na een kilometer of tien aangenaam kletsen, is het alsof de strak afgestelde machine wat menselijker wordt.
Pas nu, nadat we gisteren samen naar een rit op de Ventoux keken, zegt hij: “Ik heb zowel de Galibier als de Tourmalet naar boven gelopen.”
“Maar waarom zeg je me dat nu pas?”
- “En ik liep al vijftien keer een marathon.”
Normale gasten zouden daar na dertig seconden over hebben opgeschept.
Ruben: “Maar ik ben ermee gestopt. Ik was te veel met mijn tijd bezig. Ik liep onder de drie uur, maar het werd een obsessie.”
Oké, normale gasten lopen ook geen marathon onder de drie uur.
Hij houdt van afzien, zegt hij, van zichzelf af te beulen, van zichzelf pijn te doen.
- “Ik hou ervan mijn grenzen te overschrijden, te blijven gaan wanneer ik moet kotsen van ellende, bijna afgevoerd moeten worden aan de eindmeet, roofbouw te plegen op mijn lichaam. Daar ligt mijn plezier.”
Ik vraag: “Zit dat harde karakter in je genen?”
En hij vertelt met merkbare ontroering over Pierre van Boekejan.
Ruben: “Ik geloof dat ik de genen van mijn grootvader heb. Pierre van Boekejan. Mentaal en fysiek een keiharde man. Negen kinderen. Erg streng. Elke dag om vier uur opstaan om als lasser te gaan werken.”
(Wanneer ik later de naam Boekejan opzoek, vind ik online dat Ruben z’n firmaatje zo heet.)
En dan vertelt hij over de Dodentocht waar hij elk jaar aan deelneemt.
- “Jaren geleden viel een editie van die Dodentocht een week voor mijn huwelijk met Laurence. Ze smeekte me er niet aan deel te nemen, omdat ik achteraf telkens kapot ben. Maar ik deed het toch.” Hij laat enkel looppassen stilte vallen, neemt een aanloop naar wat komt. “Die keer. Na een hele nacht te hebben gelopen en koppig mijn zin door te drijven. Een kilometer voor de eindmeet. Wie staat daar? Laurence. Om het laatste eind naast me te blijven.” Hij loopt weer in stilte enkele passen. “Kijk”, zegt hij, “Ik krijg weer tranen in mijn ogen. Laurence zit diep.”
Mijn vrouw is al bezig aan de lunch wanneer hij snel van ons zwembad naar het dorp fietst om een nieuwe lading alcoholvrije dranken en snoep in te slaan. Straks gaan hij en de knappe blonde vrouw ergens anders logeren. Wanneer hij terug komt, blijkt dat hij onderweg vijf waterijsjes heeft opgesmikkeld. Vijf stuks. Een kind dat aan tafel moet, zou dat verbergen voor zijn mama. Ruben niet voor zijn gastvrouw. Aan tafel schept hij de drie verschillende gerechtjes die mijn echtgenote bereidde als een woeste berg op één bord. Uit enthousiasme. Maar toch. Ik heb medelijden met mijn vrouw, die zo haar best heeft gedaan lekker te koken.
Maar kijk. Het is nu eenmaal zo. Ruben Van Gucht kan er niets aan doen. Of nee, toch wel. Hij kan er iets aan doen. Maar dat wil hij niet. Want: zijn leven, zijn regels, zijn stijl. En je kunt hem nemen of laten. Geen probleem.