Etappe 16: Montpellier - Mont Ventoux, 171,5 kmDe tweede week was dit jaar slechts een korte week, na amper vijf ritten waren de renner alweer toe aan de volgende rustdag. Daags na de eerste rustdag gingen ze van start in Toulouse, om een kilometer of 160 later ook weer in Toulouse te eindigen. Een rit met een juniorenafstand, maar het werd ook echt een juniorenkoers. Een zottenkot, zoals de Belgen zouden zeggen. Er werd gekoerst, en gekoerst, en gekoerst, en dan nog een beetje gekoerst. We waren 100 kilometer bezig en de vlucht van de dag was eigenlijk nog steeds niet vertrokken. Iedereen ging in de aanval, tot de gele trui aan toe. Na talloze demarrages reed er dan een sterke groep weg uit het peloton, maar de grap was dat die groep nooit de voorste groep bereikte. Er was namelijk in het begin van de rit al een groepje vertrokken en hoewel de voorsprong van die groep nooit groot was bleven ze wel altijd uit de greep van het peloton. Het achtervolgende groepje bevatte namen als Van der Poel en Van Aert, maar omdat ze in dat groepje nooit echt goed samenwerkten bleef de voorste groep met daarin wat kleinere namen toch steeds een seconde of 20 voorsprong behouden. In en rond Toulouse had men wat klimmetjes op het parcours gelegd, het laatste klimmetje was het lastigste klimmetje. Daar was iedereen op aan het wachten, maar tegen de tijd dat de groep Van der Poel die klim bereikte was de achterstand al te groot. Mathieu van der Poel plaatste een sterke demarrage en reed weg van zijn vluchtgenoten, maar de kopgroep bereikte hij nooit. Hij raapte een paar vluchters op en dacht dat hij er toen was, maar de motoren in de verte gaven aan dat er nog meer renners voorop reden. Wist hij niet, de afgelopen week wisten de renners heel veel dingen niet. Hij deed nog een poging om Schmid en Abrahamsen in te rekenen, maar dat lukte niet. Hij kwam heel dicht, maar net niet dicht genoeg. In de laatste paar kilometer was het Schmid die het slechtste bleek te kunnen pokeren, hij deed al het werk in een poging Van der Poel op achterstand te houden. Dat lukte, maar daardoor verloor hij wel de sprint van Abrahamsen. Terwijl er geheel terecht iemand op de weg liep om te protesteren tegen de aanwezigheid van een bepaalde ploeg drukte de Noor zijn wieltje net iets eerder over de meet dan de Zwitser. Een eerste ritzege voor Unox in de Tour, een ritzege voor een gozer die een paar weken eerder nog z'n sleutelbeen had gebroken. En Tyler Hamilton zag dat het goed was. Daags nadien werd de Tour beslist, dat was erg jammer. We trokken na 11 ritten eindelijk de bergen in, in de Pyreneeën stond de eerste bergrit op de renners te wachten. We reden eerst over de Soulor, waar Remco Evenepoel al moest lossen. Hij keerde nog wel terug, maar op de Hautacam was hij er toch weer aan voor de moeite. Alvast een slecht signaal, er zoude er nog meer volgen. We gingen weer eens naar Hautacam, een klim waar Pogacar ooit gelost werd door Wout van Aert. Dat zat hem dwars. Dat wilde hij rechtzetten. Dus liet hij de ploeg werken, de kopgroep kreeg geen kans, het zou voor de klassementsmannen zijn. Aan de voet van Hautacam gooide UAE er een versnelling à la US Postal uit, waarbij vooral de rol van Narvaez opvallend was. Nochtans geen wonderklimmer, maar nu wel. Hij zette Pogacar op zo'n gruwelijke manier af dat Vingegaard meteen moest passen. Voor Pogacar demarreerde lag Vingegaard er al af. Dik 12 kilometer van de meet, meteen boeken toe. Pogacar kende ditmaal een veel betere dag op Hautacam, Vingegaard was veel minder. De Deen moest zelfs nog oppassen voor Lipowitz, de verrassende Duitser kwam nog dicht. Twee minuten aan de broek voor Vingegaard, tragisch. Tragisch voor hem, tragisch voor de koers. Wraak voor Pogacar, ook tragisch. Een dag later won Pogacar ook nog de klimtijdrit naar Peyragudes, alweer zijn vierde ritzege. Volkomen logisch en voorspelbaar na de rit van een dag daarvoor, alsnog wel saai en jammer. Vingegaard kwam iets beter voor de dag, maar het verschil was alsnog groot. Het enige leuke voor Vingegaard was dat hij Evenepoel kon inhalen op het vliegveld van Peyragudes, verder is het voor hem een Tour om bepaald niet trots op te zijn.
De derde aankomst bergop in de Pyreneeën was dan weer een prooi voor een vluchter. ONZE Thymen Arensman ging met de zege aan de haal. Hij reed sterk en hij reed slim, op die zege was niks af te dingen. We keerden na 36 jaar terug naar Superbagnères en onderweg naar die klim reed UAE een beetje schizofreen. Aan de ene kant leken ze te willen controleren, aan de andere kant ook weer niet. Politt reed de hele dag op kop en hij hield de voorsprong binnen de perken, toen zijn ploeggenoten het overnamen zakte de voorsprong naar een minuut of twee en dat was het signaal voor Arensman om ver van de finish al aan te vallen. Hij wilde met een grotere voorsprong naar de slotklim, logisch. Tegen die tijd hadden we overigens al afscheid genomen van Remco Evenepoel, de Belg stapte gedesillusioneerd af na zijn derde slechte dag op rij. Bezweken onder de druk van de Belgische media, sorry Karrel. Op de slotklim hield Arensman ondanks werk van de voltallige ploeg van UAE nog steeds stand, maar de situatie kon nog penibel worden als Pogacar zelf zou gaan. Dat gebeurde niet echt, de Sloveen hield zich een keer gedeisd. Een beetje verkouden, twee dagen achter elkaar gewonnen, hij vond het wel even goed. Hij was aan het wachten op de aanval van Vingegaard, maar de Deen had er ook niet echt zin in. Plaatste twee magere aanvalletjes, waar Pogacar steeds makkelijk op kon reageren. Zelf ging de Sloveen één keer in de aanval, maar dat was een aanval voor de vorm. Arensman had geluk, Pogacar ging niet vol, maar Arensman was zelf ook vooral heel sterk. Tijd verloren ten opzichte van Vingegaard en Pogacar, uiteraard, maar eigenlijk niet eens zoveel tijd verloren op de andere klassementsrenners. Het was een goede dag om een goede dag te hebben, zullen we maar zeggen. Een minuut nadat Arensman juichend over de finish was gekomen sprintte Pogacar nog even weg bij Vingegaard, gewoon, omdat het kan. Gall en Lipowitz waren de volgende favorieten, waarbij vooral Lipowitz gouden zaken deed. Met het wegvallen van Evenepoel nam hij de witte trui over, zijn grote concurrent Onley zette hij meteen op achterstand. Nouja, dat waren zo'n beetje de eerste vier dagen na de rustdag. De koers in een plooi, in ieder geval als het over de gele trui gaat. Wit is nog spannend, ook al lijkt Lipowitz daar nu de favoriet voor, de bollen zijn nog spannend en ook het groen is nog niet binnen voor Milan. Lenny Martinez draagt nu de bollen, om opa trots te maken, maar die trui kan hij zomaar nog aan slokop Pogacar verliezen, net zoals Milan ook moet vrezen voor de groene ambities van de Sloveen. Vlak voor de rustdag waren we dan weer getuige van een overgangsrit naar Carcassonne, een rit die toch ook weer zwaar werd. De rit begon met een valpartij, waarbij Alaphilippe z'n schouder uit de kom had. Zette hij zelf even rustig terug, wielrenners zijn toch vreemde wezens. Vingegaard en Lipowitz lagen na die valpartij op achterstand, het signaal voor Visma om massaal aan te vallen. Pogacar zat uiteraard voor de val en zat vooraan mee, hij deed een poging om de boel stil te leggen. Lukte niet, vooral niet omdat Campenaerts en Van Aert continu in de aanval gingen. Ook Jorgenson ging een paar keer in de aanval, maar dat liet Pogacar dus echt niet gebeuren. Ik weet niet wat er tussen die twee aan de hand is, maar deze Tour is Pogacar Lance Armstrong en Jorgenson is de arme Filippo Simeoni. Meelijwekkend dat je als drager van de gele trui zo druk bezig bent met iemand die op een half uur staat, Jorgenson is er in de Pyreneeën volledig doorheen gezakt en vormt geen bedreiging meer. Ik vind het heel klein van Pogacar, tegelijkertijd ook heel veelzeggend. We geloven niets van die altijd vrolijke act, het is ook maar gewoon een heel rancuneus mannetje.
De dag voor de rustdag was weer zo'n heerlijke dag dat iedereen in de aanval wilde gaan, dat is bijna de hele rit nooit gestopt. Talloze renners hadden de slag gemist door de val en toen ze terugkeerden besloten enkele ploegen om op kop te rijden om het gat met de koplopers te dichten, waardoor enkele renners in de heuvelzone de sprong naar voren konden maken. Zo reden er in meerdere fases talloze renners naar voren, terwijl ondertussen andere renners vooraan weer afhaakten. Een van de actieve ploegen was Ineos, zij hadden de slag gemist en probeerden de oversteek te maken met Laurance. Dat lukte in eerste instantie niet, maar in tweede instantie wel. Zo'n rit was het, iedereen kreeg meerdere kansen om vooraan te belanden. De eerste poging van Laurance volgde bij de tussensprint, een tussensprint waar Mathieu van der Poel de volle buit pakte. Hij voelde zich wat ziekjes, maar hij was toch mee en pakte zo ook wat punten in de strijd om de groene trui. Een trui die hij makkelijk had kunnen winnen als hij een wat slimmere eerste week had gereden, maar goed. Hij bleek verder inderdaad wel ziekjes te zijn, want op de klimmetjes moest hij er al snel af. Wout van Aert was ook mee, maar die was weer vooral ouderwets aan het kijken naar Van der Poel en daardoor zag hij de belangrijkste slag over het hoofd. Op de Côte de Sorèze werd het nogal onoverzichtelijk, we zagen onder meer een poging van Tudor om het gat dicht te rijden in dienst van Julian Alaphilippe. Lag een uur eerder nog op de grond met een schouder uit de kom, nu zat hij weer vooraan in het peloton. Na het werk van zijn ploeggenoten probeerde hij de oversteek te maken en dat lukte niet, maar even later kwam hij toch in een andere groep terecht die naar voren wist te rijden. Al was naar voren rijden tijdens deze rit relatief, op de klim reed een deel van de kopgroep weg en dat leek een wat vroege poging, maar die groep reed toch een mooie voorsprong bij elkaar. Dat lag ook wel wat aan de typische G2-tactieken, in de tweede, grote groep kijkt men vaak naar elkaar terwijl men in de kleine groep vooraan beter kan samenwerken. Nu was dat alleen een keer niet het geval, de samenwerking in G1 was dusdanig slecht dat allerlei achtervolgers konden terugkeren in aanloop naar de loodzware Pas du Sant. We kwamen een stuk of 10 camera's tekort om de rit goed in beeld te brengen, het was niet te volgen. G1 bestond eerst maar uit een man of vier, daarna werden het er acht en daarna kwam er nog meer volk terug. Allemaal kleine groepjes, G2 bleef continu versnipperen. Met z'n tweeën of z'n drieën probeerden renners de oversteek te maken, maar voor de meeste renners was het te laat. De Pas du Sant begon en daar reed vooral Storer hard op kop, terwijl ook Simmons weer het nodige werk deed. In de achtergrond reed Campenaerts zijn eigen tempo, met Wellens lachend in het wiel. Die zat er ook ineens bij, Tim Wellens. Een knecht van UAE, maar bij UAE zijn ze zo goed dat de knechten ook gewoon ritten kunnen en mogen winnen. Het was nu de dag van Wellens, die lekker kon profiteren in de wielen. Hij profiteerde ook mooi van het werk van Campenaerts, die hem weer terug naar de kop van de koers bracht. Na de steile Pas du Sant volgde er nog een heel lang stuk veredeld vals plat, hier volgde dan ook weer een tactisch steekspel, tot Tim Wellens vlak voor de top aanviel. Hij kroop in het zog van de motor en ze zagen hem de rest van de dag niet meer terug. Barguil ging in de achtervolging, dan weet je wel dat het niet gaat lukken. Simmons probeerde het ook nog, maar toen was het al te laat. Geef deze Tim Wellens geen 10 meter, dan is hij weg. Het restant van de rit was daarna heel saai, Wellens brommerde in z'n eentje verder en de rest kwam totaal niet meer in de buurt. Kansloos op dat parcours, steeds in licht dalende lijn richting Carcassonne. Matige samenwerking ook natuurlijk, waardoor er in de finale wederom allerlei groepjes uit de achtergrond konden terugkeren. Wout van Aert maakte nog dapper de oversteek naar de tweede groep, waarna richting de slotkilometer Julian Alaphilippe ook nog aansloot. Hij beschikte niet over een radio en dus wist hij niet wat er aan de hand was, maar hij dacht dat hij in de eerste groep terecht was gekomen. Heel ver achter Wellens zette hij daarom alles op alles om de sprint te winnen en dat lukte, hij klopte Van Aert. Juichend kwam hij over de streep, waarna Van Aert hem meteen toebeet dat hij derde was geworden. Campenaerts reed er ook nog voor, maar zelfs dat had Alaphilippe gemist. Het was een leuke manier om de rit af te sluiten, de solo van Wellens had verder wel een beetje al het plezier uit de etappe gewrongen. Wellens is natuurlijk een goede renner, maar deze overmacht van UAE begint wel een beetje irritant te worden. De knechten kunnen nu ook gewoon op bestelling winnen. Zodra Wellens in de kopgroep zat wist je genoeg, hij zou winnen. Zijn aanval kende een goede timing, dat wel, het was absoluut een knappe zege, maar een zege van UAE na een lange solo is hoe dan ook heel saai en niet meer leuk inmiddels. Gelukkig was daar Alaphilipe voor de
comic relief, wat een dag maakte hij mee. Gevallen, schouder uit de kom, daarna de hele dag in de achtervolging en dan in de laatste meters terug denken te komen in de eerste groep en daarna naar de zege denken te kunnen sprinten, een rollercoaster van jewelste. Dat was de rit überhaupt, een enorme rollercoaster. Alle ontwikkelingen opnoemen is ondoenlijk, ik weet soms echt niet waar ik naar aan het kijken ben deze Tour. Ze koersen als gekken, als junioren, als bezetenen, als ik weet niet wat. Het enige jammer is dat aan het eind van de dag bijna altijd heel makkelijk en zonder strijd een renner van UAE wint. In het peloton ook geen strijd, maar dat viel tijdens die rit dan ook weer niet te verwachten.
Zal in de derde en laatste week van deze Tour niet anders zijn. Het wordt nog een zware week, direct na de rustdag trekken we naar de Mont Ventoux en daar heeft Pogacar nog een rekening openstaan. Daags nadien volgt wellicht de laatste kans voor de sprinters, waarna we in de twee dagen daarna in de Alpen te vinden zijn. Twee zware bergritten met twee zware aankomsten bergop, vooral de rit naar Col de la Loze wordt natuurlijk weer een prooi voor Pogacar, hij moet ook daar nog even een oude rekening vereffenen. Na een overgangsrit richting Pontarlier, weer zo'n rit als we voor de rustdag zagen, trekken we dan naar Parijs waar een paar rondjes Montmartre op het programma staan. Ik ben blij dat ik geen sprinter ben. Ik ben ook blij dat ik geen concurrent van Pogacar ben, hij gaat deze week weer grandioos uithalen. Helaas ben ik wel een kijker, we gaan een zware week tegemoet. Hopelijk nog een paar mooie ritten voor de vluchters zonder renners van UAE in de vlucht, en hopelijk wil hij niet iedere bergrit winnen. Gun op z'n minst La Plagne maar aan een ander, dan hebben we wellicht aan het eind van de Tour een iets beter gevoel. De grap is dat we naar een extreem attractieve Tour kijken, een Tour waarin het haast iedere dag koers is. En toch is het een slechte koers, want Pogacar staat onderhand vijf minuten voor in het klassement. Hij wint waar hij wil, ondanks de strijdvaardigheid van een groot deel van het peloton is hij degene die aan de knoppen draait. UAE houdt de koers in een ijzeren greep en daar worden we natuurlijk niet heel blij van. Maarja, je weet het niet, misschien wordt hij wel ineens echt ziek en breekt er alsnog een straaltje spanning tussen de wolken door. Dat zouden we vandaag eventueel kunnen ontdekken, want we gaan naar de Mont Ventoux en daar heeft hij slechte herinneringen aan. Ik heb dan weer slechte herinneringen aan dit type rit, we zien vandaag een Spaanse specialiteit in de Tour. Daags na de rustdag een bergrit is leuk, maar dan moet het geen Unipuerto zijn. Dit is bijna heiligschennis, een _______/ is gepatenteerd door de Vuelta en hoort in geen enkele andere koers thuis. Een floprit, ben ik bang. Met aan het eind een zeer prangende kwestie. Gaat het Pogacar lukken om het record van Mayo te verbreken? We hopen van niet, want dat zou het moment zijn dat wereldwijd overal de stroom uitvalt. Dat zou het moment zijn dat de wereld stopt met draaien. Pogacar staat op het punt om het onmogelijke te doen en het laatste restje wielrennen te slopen, zijn we er klaar voor?
![ead66]()
![0b4dd]()
De renners hebben de tweede rustdag doorgebracht in Montpellier en in deze stad gaan ze ook na de rustdag van start. Montpellier is een Zuid-Franse stad, prefectuur van het departement Hérault. Het was ook de hoofdplaats van de vroegere regio Languedoc-Roussillon, maar de Fransen schudden hun regio's graag op. Nu hoort Montpellier bij Occitanie, de regio die het eerder tijdens deze Tour bezochte Toulouse als hoofdplaats heeft. In Montpellier wonen 303.000 mensen, in het hele stedelijke gebied rond de stad heen wonen er in totaal een half miljoen. Montpellier is een stad waar de Tour ontzettend vaak is geweest, dit wordt alweer de 33e keer. Merkwaardig genoeg is Montpellier in het recente verleden wel wat in de vergetelheid geraakt, de laatste passage in de stad dateert van 2016. Bijna tien jaar zijn we niet in deze plaats geweest, naar ik heb begrepen was Montpellier een van de steden waar de Tour niet meer welkom was omdat het een te vervuilend evenement is. Blijkbaar heeft de Tour daarin toch vorderingen weten te maken, want men is weer welkom. De laatste keer dat we in Montpellier waren won Peter Sagan een rit met een knotsgekke ontknoping. De renners reden van Carcassonne naar Montpellier en men hoopte op de wind. De wind bleef lang uit, maar vlak voor de aankomst in Montpellier kwam het spel van de wind toch op de wagen. Nota bene Chris Froome sloeg een slag, samen met Sagan en Bodnar, een duo van Tinkoff. Sagan en Bodnar reden weg uit het peloton en ze kregen alleen Thomas en Froome mee, Thomas wapperde nog terug maar Froome reed in het geel mee met het duo van Tinkoff. Aan de meet dacht Sagan er nog even aan om de zege aan Bodnar te geven, maar hij besloot dan toch maar voor de zekerheid te kiezen en zelf te sprinten. Een seconde of zes later kwam het peloton binnen, of nouja, een deel van het peloton. Het werd in de laatste tien kilometer nog even aan barrels gereden, buitengewoon merkwaardig dat we deze stad sindsdien niet meer hebben gezien. Na de aankomst in de stad zou er een dag later ook nog een rit vertrekken, die rit zou net als nu eindigen op de Mont Ventoux. Al eindigden we toen net niet op de Mont Ventoux, maar een stuk lager op de berg. Met weer een hoofdrol voor Froome, als je begrijpt wat ik bedoel. Tussen 2005 en 2016 was Montpellier een populaire plek voor de Tour, om het jaar kwamen we toen zo'n beetje langs. Vaak met een rit die eindigde in een sprint, onder meer Mark Cavendish, Robbie McEwen en André Greipel wonnen hier. Het bijzondere is dat er ook ooit een Zuid-Afrikaan won in Montpellier, in 2007 ging Robbie Hunter namens het iconische Barloworld in de sprint met de zege aan de haal. Een van de weinige Afrikaanse ritzeges in de Tour, altijd belangrijk om even te vermelden. Astana won hier in 2009 dan weer een ploegentijdrit, voor andere aankomsten moeten we wat te ver terug naar het verleden. Stephane Goubert is een oud-coureur die uit Montpellier komt, hij reed de laatste jaren van zijn carrière voor AG2R en bij die ploeg werd hij daarna ook ploegleider. Dat is hij jarenlang geweest, tot hij dit jaar de overstap maakte naar Groupama-FDJ. Veel meer bekende renners komen er hier niet vandaan, maar met Remi Gaillard dan wel weer een bekende komiek. Wellicht zien we hem vandaag ineens opduiken, je weet maar nooit. Montpellier werd voor het eerst vermeld in 985. De plaats ontstond uit een landbouwdomein dat gunstig lag op een verbindingsweg tussen de oude Romeinse weg tussen Italië en Spanje in het noorden (Via Domitia) en de Route du Sel in het zuiden. De plaats lag aan de Verdanson, een zijriviertje van de Lez, en hing af van de graven van Melgueil. Montpellier bloeide dankzij de handel, vooral van specerijen die werden aangevoerd via de haven van Lattes. De heren van Montpellier werden rijk en stegen snel in aanzien. Montpellier werd in de eerste helft van de 12e eeuw een gemeente bestuurd door consuls.[3] In de stad werden scholen opgericht waar rechten en geneeskunde werden onderwezen. In 1289, of mogelijk nog eerder, werd de universiteit van Montpellier opgericht, een van de oudste van Europa. Heden ten dage is Montpellier nog steeds een universiteitsstad, er studeren hier liefst 55.000 mensen. Wikipedia heeft nog veel meer geschiedenis van Montpellier in de aanbieding, zo kwam kardinaal De Richelieu, die we eerder deze Tour al eens de revue hebben zien passeren, hier nog eens langs om de stad in te nemen. De stad kende in de 17e en 18e eeuw een nieuwe periode van welvaart dankzij de handel, de wijnbouw en haar rol als hoofdstad van Languedoc, ook goed om te weten. Overschakelend naar het heden: Montpellier heeft een historisch stadscentrum met smalle straten met winkels en bezienswaardigheden. Het belangrijkste plein in het centrum van Montpellier is Place de la Comédie. Hier zijn een aantal maal per week straatartiesten en muzikanten te vinden. In het midden ligt de Place de l'Oeuf, een ovaal plein op het eigenlijke plein. In het midden van dit ovale plein staat de fontein Trois Grâces, oftewel drie gratiën. Aan de Place de la Comédie ligt ook de Opéra Comédie. Wiki noemt daarna een reeks bezienswaardigheden om bang van te worden, te beginnen met de Arceaux, een aquaduct in Romeinse stijl. Je hebt de Promenade du Peyrou, waar we een standbeeld van Lodewijk XIV en een triomfboog ter meerdere eer en glorie van hem vinden. Je hebt de Sint-Pieterskathedraal, Sint-Rochuskerk en de Tour de la Babote, een Middeleeuwse toren met een observatorium voor astronomen bovenop. Met de Tour des Pins is er een Middeleeuwse donjon en Montpellier beschikt ook over een citadel. Richelieu heeft de stadsmuren laten afbreken, maar de citadel bestaat nog wel. Vol verwachting klikte ik op de Wikilink, maar de naam Vauban kwam niet voorbij. Matige citadel, slecht. Montpellier beschikt ook over een indrukwekkend oorlogsmonument, uiteraard is er een Jardin des Plantes en de Faculté de Médecine zou ook de moeite moeten zijn. De stadswijk Antigone zou ook de moeite moeten zijn, een moderne stadswijk nota bene. Verder beschikt Montpellier uiteraard ook over 1000 musea, het kunstmuseum Musée Fabre is het belangrijkste museum. Er zijn heel veel herenhuizen en stadspaleizen in de stad te vinden, in de omgeving komen we dan weer talloze buitenverblijven, chateautjes in overvloed. Het domein Grammont is zelfs een heus kasteelpark, blijkbaar barst de stad van de hoogtepunten.
![Place_de_la_Comedie_Ville_de_Montpellier_3e1bb07052.jpg]()
![porte-du-peyrou-2--w64.jpg]()
Montpellier is ook de stad van Montpellier HSC, de voetbalclub die in 2012 verrassend kampioen van Frankrijk werd. Een club met een excentrieke voorzitter, en in die jaren ook een aantal excentrieke spelers. Olivier Giroud schoot Montpellier toen naar het kampioenschap, het begin van een mooie carrière voor hem. In Montpellier gaan we van start in de moderne wijk Antigone, op de Esplanade de l’Europe om precies te zijn. Mij iets te modern en te klinisch, als ik heel eerlijk ben. We rijden na de start dwars door die wijk heen en de gebouwen hier geven met het gevoel dat ik in de buurt van station Heerlen ben, absoluut geen aanrader. Moderne architectuur is geen architectuur. Antigone was in de Griekse mythologie de dochter van Oedipus. Antigone betekent: 'zij die geboren is om tegen te werken'. Treffend, wel. Het wordt vandaag weer eens een lange neutralisatie, voorbij de wijk Antigone rijden we langs de citadel en dit is dus een matige citadel. No Vauban, no party. Vernoemd naar Joseph Joffre, toch een ander kaliber. Voorbij de citadel rijden we nog langs de Esplanade Charles de Gaulle, waarna we verder met een boog om het centrum heen gaan rijden. We brengen wel een of andere nieuwe lelijke wijk in beeld, maar niet het historische centrum. Een keuze, de verkeerde. We verlaten vervolgens de stad, maar niet voordat we nog langs de lokale dierentuin zijn gereden. Buiten Montpellier komen we uit in Montferrier-sur-Lez en als we door dit plaatsje zijn gereden komt de echte start eindelijk in beeld. We gaan hier een half uur over doen, genoeg tijd om ons te verbazen over Antigone. Zo omschrijft het internet dit stukje wansmaak van een Catalaanse architect: Het hart van de eigentijdse wijk Antigone is de Esplanade de l'Europe, een voetpad dat langs de gazons en fonteinen van Place de l'Europe en Place de Thessalie leidt. Naast winkelcentrum Le Polygone staan neoklassieke kantoorgebouwen uit de jaren 1990. Internationale cafés en chique brasserieën kijken uit over de rivier de Lez en overal in het gebied vind je restaurants die internationale gerechten serveren, van sushi en noedels tot curry. Noedels en curry, een Franse kinderhand is snel gevuld. Enfin, we breien maar eens een eind aan deze neutralisatie en gaan dan beginnen met de flopaanloop richting de Ventoux.
![2560px-Montpellier._Antigone_disctrict_%281978-2000%29_Ricardo_Bofill%2C_architect_%2815636082297%29.jpg]()
![77362-Esplanade-De-Leurope.jpg]()
De renners gaan van start op een brede weg tussen Prades-le-Lez en Saint-Vincent-de-Barbeyrargues in, ze beginnen daarna aan een stuk _______ van 150 kilometer, dit doet fysiek pijn. In de eerste zeven kilometer van deze etappe rijden de coureurs steeds over een enorm brede weg op een vlakke manier naar Saint-Mathieu-de-Tréviers. Direct vanuit het vertrek rijden ze een korte tijd langs wat imponerende rotswanden, maar al snel komen ze in wat meer open gebied terecht en hier is het uitzicht op de bergen in de verte dan weer magnifiek. De bergen zijn alleen wel heel erg ver weg en gaan voorlopig ook nog niet dichterbij komen. Mooi landschap wel, de natuur in de Hérault is de moeite waard. Het ziet er hier weer net een tikje ander uit dan we de afgelopen twee weken hebben gezien, voor de variatie is het wel goed. Net wat ruiger, net wat andere boompjes, maar dezelfde vluchtheuvels als altijd. We komen er onderweg naar Saint-Mathieu-de-Tréviers een hoop tegen, net zoals we onderweg naar dit dorp twee rotondes tegenkomen en dan in het dorp zelf nog eens drie. De weg wordt hier ook iets smaller en we komen nog wat wegversmallingen tegen, ongetwijfeld genoeg reden voor Renaat Schotte om schande te spreken van deze doortocht. Blijkbaar rijden we hier door een landschap dat we ook wel garrigue mogen noemen, een biotoop met een vegetatie die vooral bestaat uit grassen en lage planten. Verder vinden we hier bergen van kalksteen, net buiten Saint-Mathieu-de-Tréviers is zo'n berg te vinden en op de top van die berg staat een kicken kasteeltje. De Pic Saint-Loup is de bergtop die boven het dorp uittorent, erg jammer dat we deze bergen negeren. Na de doortocht in dit dorpje rijden de renners dan weer vier kilometer vooral rechtdoor verder over een weg die heel erg minimaal vals plat omhoog loopt. We komen na 11 kilometer uit in de buurt van Valflaunès, na een tijdje rechtdoor in een bos gereden te hebben. In Valflaunès komen we weer wat vluchtheuvels tegen, terwijl we langs de kant van de weg enkele wijnranken zien verschijnen. Aan onze linkerkant zien we nu met de Hortus een andere berg liggen, het broertje van de Pic Saint-Loup. Populaire bestemmingen voor mensen uit Montpellier die even rondje door de bergen willen wandelen, helaas geen populaire bestemming voor de Tour de France. Loopt gewoon een mooie weg omhoog naar de Hortus, tijd om Gouvenou op te sluiten in de grotten van deze berg waar de Neanderthalers nog hebben verbleven. Geen omweg om wat hoogtemeters mee te pakken, nee, we rijden gewoon rechtdoor verder over de brede weg. De komende negen kilometer tot in Corconne komen de renners helemaal niets tegen, ze rijden over een weg zonder echte bochten, een weg die zo goed als vlak is. Langs de kant van de weg zijn veel bomen te vinden, met tussendoor wat dorre velden en af en toe wat wijnranken. De weg is af en toe voorzien van een vluchtheuvel en wat rotondes, dus we kunnen hier wellicht een nieuwe chute noteren, maar verder is dit echt een afgrijselijke start. Unipuertos zijn de nagel aan mijn doodskist. Voorbij Corconne rijden we nog eens een kilometer of zeven verder over dezelfde, brede, rechte, nietszeggende weg. De omgeving is nog enigszins oké, vooral voor de wijnliefhebbers, maar goh, dit is echt een matig begin van de rit. Het wordt weer lastig voor een mooi groepje om hier weg te rijden, wat de kans alleen maar groter maakt dat we de klassementsrenners gaan zien op de slotklim. Of dat we een non-klimmer als winnaar krijgen, dat zou natuurlijk ook nog kunnen. Her en der een rotonde en soms een willekeurige vluchtheuvel, maar verder is er tot in het volgende dorp niets te melden. Dat volgende dorp is Quissac, we bereiken deze plaats na 28 kilometer en hier komen we zo'n beetje voor het eerst deze rit veel bochtenwerk tegen.
![Site-Actualite-detail-2-2.png]()
![st-mathieu-2022-mairie-28.png?w=1024]()
Quissac ligt in de Gard, we hebben inmiddels het departement Hérault verlaten. Volgens Wikipedia was Quissac een steunpunt van de opstandige protestanten tijdens de Oorlog van de Camisards, zo, nou, poeh. Quissac ligt tevens aan de rand van de Cevennen, maar dit mooie gebergte gaan we ook dit jaar niet verkennen. Ooit een keer een ritje gezien daar met aankomst om Mont Aigoual, sindsdien slaan we dit ondergewaardeerde gebergte weer doodleuk over. In het centrum van Quissac komen we vier rotondes tegen, een hoop vluchtheuvels en nog een paar bochten. Na deze lichtelijk technische doortocht verlaten we het dorp na een paar laatste vluchtheuvels en een wegversmalling in de richting van Saint-Théodorit. In de negen kilometer tussen beide plaatsen in moet er zowaar een heel klein beetje geklommen worden, buiten Quissac loopt de weg even een kilometertje vals plat omhoog, daarna loopt het dan juist weer een kilometertje vals plat omhoog. We rijden tussen de bomen door over een brede weg, eigenlijk tussen een paar bergen door. We zien om ons heen vrij hoge toppen liggen, maar de top die we zelf bereiken is niet al te hoog. Na nog een kilometertje vals plat gaat het een keer een kilometer aan 4% omhoog, dat is voorlopig het zwaarste stuk van de rit. En zelfs dat stelt niets voor, lekker dan. We rijden een tijdje langs uitgestrekte velden vol wijnranken, maar even later fietsen we weer een bos in. De weg slingert licht, maar na het korte klimmetje is het dan weer een kilometer of vier volledig recht en volledig vlak tot in Saint-Théodorit. Echt heel saai, deze rit kan alleen gered worden door een lang gevecht om een vlucht te laten ontstaan, als de vlucht hier snel vertrokken is houden we teveel tijd over om na te denken over de hemeltergend vlakke aanloopt van de rit. Na 36 kilometer komen we uit in Saint-Théodorit, voor het eerst in lange tijd komen we een teken van menselijke beschaving tegen. In het dorp ligt een drempel, we komen een rotonde tegen en dat waren dan ook meteen de enige twee obstakels. Buiten het dorp slaan we twee keer een andere weg in, daarna volgen we een kilometer of tien dezelfde licht glooiende niet echt boeiende weg. We fietsen in deze tien kilometer langs wat dorpjes, Aigremont is er eentje van. In dit dorp komen we weer wat levensgevaarlijke vluchtheuvels tegen, net buiten het dorp rijden we dan weer over een wat smallere brug. De weg is verder wel breed, alleen hier even niet. Veel wijnranken nog steeds langs het parcours, de rest van de tijd rijden we vooral door een tamelijk bosrijke omgeving. De weg kent zo nu en dan wat flauwe bochten en het loopt soms een paar meter op of af, maar dit is en blijft een enorm simpele route. Na een tijd bereiken we het dorpje Domessargues en hier liggen dan weer wat drempels, een heel minimale hindernis terwijl we verder gewoon recht door het gehucht knallen. Buiten Domessargues komen we weer een paar kilometer niet zoveel tegen, het is voorlopig geen rit om thuis voor te blijven. Je hoopt op zo'n vlakte dan nog op medewerking van de wind, maar daar kunnen we dus ook mooi naar fluiten, hè. Windstil, tuurlijk. Aan het eind van deze lange en saaie weg rijden we over het spoor, dan slaan we rechtsaf een weg met nogal wat vluchtheuvels in en even later rijden we na een bocht naar links over de rivier de Gardon het dorpje Moussac binnen. In dit dorpje rijden we over een weg vol vluchtheuvels en wegversmallingen, maar als we het dorp verlaten komen we in de zeven kilometer daarna geen enkel obstakel tegen. We rijden nu weer vooral langs de akkers, soms gevuld met wijnranken. Een tocht door de leegte, zonder wind. Na een aantal kilometer over dezelfde weg gereden te hebben komen we uit in Garrigues, hier rijden we een keer over een brug en komen we wat vluchtheuvels tegen. Wat flauwe bochtjes in het centrumpje, maar het meest opzienbarende is nog wel dat we buiten het dorp anderhalve kilometer vals plat moeten klimmen in de richting van Arpaillargues-et-Aureillac, schokkend. Nog steeds rijden we langs veel wijnranken, soms is de weg voor de sfeer weer tijdelijk omgeven door platanen, of andere bomen, weet ik veel, ik zeg ook maar wat. Na 63 kilometer komen we uit in Arpaillargues-et-Aureillac, een mooi dorpje met een middeleeuwse allure. Er is hier ook een kasteeltje te vinden, charmant dorpje. Wel een kronkelweg door het dorpje heen, dat is wellicht minder charmant. Buiten het dorp rijden we onder een spoorbrug door, waarna we even door een donker bos fietsen om vervolgens bij het Musée 1900 uit te komen. Een museum waar allerlei voertuigen en voorwerpen uit die tijd te vinden zijn, heel ziek. Voorbij het museum vervolgen we onze weg naar Uzès, een stad die we na 67 kilometer koers gaan bereiken.
![arpaillargues-et-aureillac-a-dpupg-aurelio-rodriguez-31-12-2030-1-1920x1080-f50_50.webp]()
![uzes.jpg]()
Richting Uzès glooit de weg heel licht, we komen verder weer weinig zaken van belang tegen. Een rotonde, vlak voor we de stad betreden. Daarna moet er zelfs even kort geklommen worden, het gaat een kilometertje aan 4% omhoog richting het centrum van deze mooie stad. Een stad die we vaker hebben gezien in de Tour, zowel in 2019 als 2021 reden we door Uzès heen op weg naar Nîmes. In Nîmes zou in 2021 Nils Politt winnen vanuit de vlucht, we nemen aan dat hij deze week ook nog wel een ritje mag winnen van Pogacar. Uzès bechikt over de nodige opvallende gebouwen, zoals de kathedraal Saint-Théodorit. Daarnaast valt de Tour Fenestrelle op, bovendien is er het Paleis van de Duc d'Uzès. De renners rijden dwars door het centrum van Uzès en komen dan ongetwijfeld tot de conclusie dat het een mooi centrum is. Het favoriete snoep van sommige renners wordt hier ook mede geproduceerd. Er staat een fabriek van Haribo in deze stad, omdat we ons in een regio bevinden waar nogal wat zoethout vandaan komt. Ook is er een museum, waar je alles te weten komt over de productie van deze snoepjes. Door de sponsoring van Haribo werd er vroeger ook een koers georganiseerd in Uzès, de Classic Haribo. Helaas bestaat deze wedstrijd sinds 2006 niet meer, terwijl de erelijst toch de nodige mooie namen bevat. In het verleden wonnen onder meer Jaan Kirsipuu, Thor Hushovd, Laurent Jalabert, Erik Zabel en ook Gans de Clercq deze wedstrijd. Dat de laatste twee edities werden gewonnen door nobuddies als Gorik Gardeyn en Arnaud Coyot zal de doodsteek zijn geweest. Na een technische passage in het centrum verlaten we deze fraaie stad weer, het is in het historische centrum echt draaien en keren over soms nauwe straatjes vol vluchtheuvels en dat soort werk. Buiten de stad wordt de weg weer breed, we dalen kort af over een weg zonder gekke bochten en daarna is het weer een paar kilometer recht, breed en vlak in de grote leegte. We rijden weer een aantal kilometer over zo'n weg omgeven door platanen, of iets soortgelijks. Deze weg wordt na een kilometer of vijf iets bochtiger en dan gaat het ook een kilometer of drie vooral omhoog, richting het eind moet er zelfs een kilometertje aan 5% geklommen worden, mijn hemel. Vlak voor deze buitengewoon lastige kilometer begint rijden we door Saint-Hippolyte-de-Montaigu, hier wordt de weg wat smaller en er liggen weer een hoop van die verduivelde vluchtheuvels. Door de bossen klimmen we voor het eerst vandaag echt merkbaar, maar lang duurt dat niet. Eenmaal boven volgt er een stuk van vijf kilometer waarin we vooral rechtdoor rijden over een plateau, een plateau gevuld met heel wat bomen, een beetje garrigue, heel wat uitgestrekte velden en toch ook nog steeds wat wijngaarden. In de verte zien we wat dorpjes liggen, bijna alle dorpjes hier hebben hun eigen kasteel. We komen het dichtst in de buurt van het kasteel van Pouzilhac, een plaatsje dat we na 84 kilometer passeren. Dit kasteel is ook echt de moeite waard, al zullen de renners er waarschijnlijk niet veel van zien. We rijden met een boog om Pouzilhac heen, na nog een kilometer over het plateau gereden te hebben bereiken we vervolgens het punt dat we kort het plateau gaan afdalen, in een land vol wijnranken slaan we linksaf een enorm brede weg in en deze weg loopt een kilometer of drie rechtdoor vals plat omlaag. We passeren na een doortocht in een fraai bos het dorpje Gaujac, op weg naar Connaux. Buiten het bos komen we weer vooral veel wijnranken tegen, voorbij weer zo'n wijngaard botsen we in Connaux op een rotonde en daar gaat het naar rechts, we hebben hier inmiddels 88 kilometer afgewerkt en dus is het nog maar 84 kilometer fietsen tot de finish, en een kilometer of 70 tot de voet van de slotklim. Na de bocht in Connaux rijden we tien kilometer over dezelfde weg richting Saint-Laurent-des-Arbres, terwijl we onderweg warempel enkele dingen tegenkomen. We passeren tussendoor in een aantal dorpjes, zoals Saint-Paul-les-Fonts en Saint-Victor-la-Coste, in die dorpjes ligt wel wat straatmeubilair en in de buurt van het tweede dorpje zien we op een heuvel in de omgeving de ruïnes van een kasteel liggen. Het is weer vooral veel landbouwgrond hier, voornamelijk gevuld met wijnranken, nog steeds. Voorbij Saint-Victor-la-Coste, waar we zowaar ook een rotonde tegenkomen, rijden we een bos in en hier gaat het twee kilometer vals plat omhoog. Het gaat tussendoor ook een paar keer kort omlaag, terwijl de weg ineens vrij bochtig is geworden. Er zit zelfs een scherpe bocht naar links tussen, het is bijna alsof we voor de slotklim begint toch nog iets gaan meemaken. Na dit stuk vals plat verlaten we het bos en dan rijden we door wat open terrein in licht dalende lijn Saint-Laurent-des-Arbres binnen, waar we meerdere rotondes, vluchtheuvels, drempels en bochten tegenkomen. Een klein dorpje maar, toch een technische passage. Buiten Saint-Laurent-des-Arbres komen we dan nog meer rotondes tegen, terwijl de weg een tijd wordt gescheiden door een hoge middenberm. De moeilijkheid van deze etappe zit tot nu toe vooral in dit soort obstakels, andere hindernissen komen we spijtig genoeg niet tegen. Van Saint-Laurent-des-Arbres rijden we over dezelfde weg verder naar Roquemaure, onderweg passeren we in Saint-Geniès-de-Comolas, waar ze vooral een abonnement hebben genomen op vluchtheuvels. Buiten Saint-Geniès gaat het dan wel weer vier kilometer volledig rechtdoor over een brede weg zonder boobytraps. Een mooie laan, omhuld door bomen, met tussen de bomen door zicht op wat fraaie heuvels in de verte. Na 104 kilometer komen we dan uit in Roquemaure, vlak voor we dit plaatsje bereiken fietsen we zelfs langs een heuse muur van rotsen.
![le-castellas-1280x600.jpg]()
![1200px-Ruine_%C3%A0_proximit%C3%A9_de_la_tour_%C3%A0_Roquemaure.JPG]()
Het kasteel van Roquemaure was ooit een belangrijk kasteel, bezig van de graven van Toulouse. Het kasteel werd later geschonken aan de paus, jawel! Paus Clemens V overleed in 1314 in dit kasteel, amai. Het kasteel was 90 meter lang en 60 meter breed en telde zeven torens, van die zeven torens zijn er nu overigens nog maar twee over. Het was ooit een van de machtigste kastelen van de Franse koning in de Languedoc, maar het verloor aan belang en werd na de Franse Revolutie grotendeels afgebroken. In deze omgeving komen we heel wat kasteeltjes tegen, niet zonder reden. De renners weten het nog niet, maar ze bevinden zich hier in de buurt van de Rhône. Altijd een strategische plek, natuurlijk. Roquemaure was tevens de hoofdplaats van de
viguerie Côte du Rhône. Al in de middeleeuwen was de Côte du Rhône bekend voor zijn wijnen. Roquemaure had een belangrijke rivierhaven op de Rhône waar onder andere wijn werd verscheept. We komen uiteraard ook weer veel wijnranken tegen hier, ondanks het feit dat deze wijnregio ooit bijna ten onder ging aan de druifluisplaag. Het lullige is dan wel weer dat de renners niets gaan zien van dat kasteel, zodra ze Roquemaure bereiken slaan ze bij een rotonde linksaf en daarna rijden we een kilometertje rechtdoor over een brede en vlakke weg om vervolgens bij een grote brug uit te komen. Die brug gaat ons naar de overkant van de Rhône brengen, waarbij we het departement Gard verlaten en de Vaucluse betreden. We betreden dan tevens de regio Provence-Alpes-Côte d'Azur, we gaan naar de Mont Ventoux en dus moeten we uiteraard in de Provence eindigen. De renners rijden over de Pont de Roquemaure en het invoeren van die zoekterm leert mij dat er zoiets bestaat als wegenwiki.nl: De Pont de Roquemaure is een stalen hangbrug met een totale lengte van 350 meter en een hoofdoverspanning van 200 meter. De brug heeft betonnen pylonen en een stalen vakwerkconstructie waarop het dek rust. Het brugdek is circa 10 - 11 meter breed en heeft een rijbaan van de D976 en voetpaden aan weerszijden. Wikipedia, maar dan voor nerds die nerderiger dan nerd zijn, ofzo? De eerste brug op deze locatie was een hangbrug uit 1846. Dit was een hangbrug met drie pylonen en vier overspanningen van 100 tot 110 meter. De pylonen waren van natuursteen en gelegen op kunstmatige eilanden in de Rhône. De brug was ontworpen door de bekende bruggenbouwer Marc Seguin.[2] De brug is in 1944 vernietigd door de geallieerden. In de periode 1958-1959 is de brug herbouwd, iets noordelijker dan de oorspronkelijke locatie. Dit is goud. Ik heb een nieuwe site gevonden om te plunderen. Aan de overkant van de rivier komen we in de Vaucluse meteen een rotonde tegen, de renners rijden hier rechtdoor maar ze slaan even later bij een kruispunt wel rechtsaf een nieuwe weg in. We bevinden ons hier blijkbaar op het grondgebied van de gemeente Orange, maar ONZE stad gaan we dit jaar toch echt niet zien. Nee, door die bocht naar rechts gaan we koers zetten naar Châteauneuf-du-Pape, waar vandaag de tussensprint te vinden is. Een tussensprint waar de sprinters gezien de vlakke aanloop zomaar eens punten zouden kunnen pakken. Een halszaak voor Milan om vandaag mee te zitten in de vlucht, anders begint dat groen heel penibel te worden. Uiteraard heeft de organisatie er wel weer voor gezorgd dat de weg naar de tussensprint toe niet helemaal vlak is, de laatste twee kilometer voor de tussensprint loopt het continu vals plat omhoog. We rijden eerst door wat bossen heen, maar komen daarna een eindeloze hoeveelheid wijnranken tegen. Tussen alle wijngaarden door komen we na 112,4 kilometer uit in Châteauneuf-du-Pape, waar net voor we over een aantal drempeltjes moeten springen gesprint mag worden om de puntjes. Een brede en licht bochtige weg naar het dorp toe, lichtjes vals plat omhoog. De naam van het dorp zou je kunnen vertalen als 'nieuw kasteel van de paus', als mijn gebrekkige Frans me niet in de steek laat. En jawel, het dorp beschikt over een kasteel en dat kasteel is ooit gebouwd in opdracht van Paus Johannes XXII. Het diende ter verdediging van Orange, hier dichtbij. Daarnaast was het ook een buitenverblijf voor de pausen die zetelden in Avignon, lekker hoor. Moet ooit heel mooi zijn geweest, maar in de Tweede Wereldoorlog is het kasteel grotendeels verwoest. Het kasteel deed toen dienst als commandopost en dus moest de boel gesloopt worden. Châteauneuf-du-Pape is tevens een wijnstreek met een eigen AOC, jawel! Het wijngebied ligt in het Rhônedal (Côtes du Rhône) tussen Avignon en Orange en is bijzonder gerenommeerd. De naam betekent zoveel als "het nieuwe kasteel van de paus" en gaat terug tot de periode van de Babylonische ballingschap der pausen, toen de paus in Avignon verbleef. Oh, had ik eerst Wikipedia moeten checken, zul je altijd zien. De appellatie staat het gebruik van maar liefst 13 verschillende druivensoorten toe, waarvan Grenache, Syrah en Mourvèdre het meest worden gebruikt voor rode wijn, en Roussanne en Grenache Blanc veel voorkomen in de witte wijnen. Veruit de meeste wijnen uit deze appelatie zijn rode wijnen. De wijnen worden gewaardeerd om hun diepe aroma’s van kruiden, rood en donker fruit, en een karakteristieke mineraliteit. Druiven in dit gebied mogen alleen met de hand geoogst worden. Strenge regels rondom opbrengst en productie zorgen ervoor dat de kwaliteit van de wijnen hoog blijft. Dit leest dan meer als reclame van een toeristische website, welja.
![photo-1698950882.jpg]()
Na de voorzichtig gesponsorde tussensprint wordt het wel even link in dit wijndorpje, we komen meerdere drempels tegen, paaltjes op de weg, wegversmallingen en we slingeren wat langs alle barretjes af waar de wijnvaten praktisch op de weg staan. Het is een heel pittoresk dorpje, maar niet echt geschikt om met een peloton in volle vaart doorheen te denderen. Het heeft iets weg van een hindernisbaan, deze passage. Buiten het dorp komen we hopelijk heelhuids op een weg terecht die minder breed is dan we deze rit gewoon zijn geraakt. Het is een weg die een behoorlijk slingerend karakter kent, we rijden tussen talloze
vignobles door en dat levert natuurlijk mooie plaatjes op, maar de renners gaan toch moeten oppassen omdat de weg na een tijd ook kort naar beneden gaat lopen. Paar bochten erbij in dit korte afdalinkje, je zal onderweg naar een unipuerto onderweg maar alvast op je plaat gaan, erbarmelijk. Aan het eind van de korte afdaling komen we uit in Courthézon, we laten de wijngaarden voorlopig even achter ons en we rijden via een bredere weg op een bochtige manier door dit plaatsje heen. Paar rotondes, een stuk of vijf, in dit plaatsje dat te linken valt aan ONS. Courthézon is een heel oud plaatsje, 6000 jaar geleden waren hier al mensen te vinden! In latere tijden bouwden ze hier een stadsmuur, met een aantal poorten. Een van die poorten heet de Prinsenpoort en is vernoemd naar ONZE Willem van Oranje, die hier blijkbaar is ontvangen nadat ze hem uit Orange hadden getrapt. Aldus de site van de Tour, ze noemen er alleen wel een jaartal bij dat moeilijk kan kloppen, want toen was Willem al dood. Nou, dan doe je nog wat meer onderzoek en dan blijkt die hele Willem überhaupt nooit in Orange te zijn geweest, laat staan in Courthézon. Fake news! Of het moet om een andere Willem gaan, maar William of Nassau kan er natuurlijk maar eentje zijn. Enfin, Courthézon behoorde wel bij het Prinsdom Orange en dat was dus van ONS. De meeste stadsmuren in deze regio zijn afgebroken, maar in Courthézon is er nog een restant van 600 meter over met drie poorten, sowieso de moeite. De renners zien er weer weinig van, ze rijden via een brede weg vol rotondes om het historische centrum heen, om vervolgens het dorp te verlaten via een brede weg die nog veel meer rotondes zal bevatten. Buiten Courthézon rijden we een kilometer of negen over dezelfde weg richting Sarrians, in de richting van deze plaats rijden we continu over een praktisch vlakke en gigantisch brede weg. Een weg die af en toe wordt onderbroken door een rotonde en soms een vluchtheuvel kent, maar verder stelt dit deel van de route weer eens niets voor. We rijden nog steeds door wijngebied, dat kan niemand ontgaan. Soms verschijnen er wat bomen in beeld, maar het zijn toch vooral eindeloze wijngaarden hier. Na 129 kilometer komen we uit in Sarrians, we komen hier weer een rotonde tegen en daarna slaan we een andere weg in, we laten de brede weg achter ons en komen op een weg vol versmallingen terecht. Het wordt zo weer een hindernisbaan, maar dat mag ook wel in Sarrians. Dit is blijkbaar de BMX-hoofdstad van Frankrijk, er komen hier meerdere bekende BMX'ers vandaan en op de lokale BMX-baan hebben alle Franse medaillewinnaars van de Olympische Spelen in Parijs getraind. Bij de mannen eindigde het zelfs in een sweep, Frankrijk werd eerste, tweede en derde. De derde, Romain Mahieu, werd geboren in Lille maar groeide blijkbaar hier op. Voormalig wereldkampioen ook, al weet ik niet of wij kinderfietsje rijden heel serieus nemen. Heeft er wel een relatie met Saya Sakakibara aan overgehouden, je zou voor minder. Ze organiseren hier ook wel eens een wereldbeker BMX, afgelopen maand nog zelfs. In Sarrians vinden we naast die baan ook nog een protserig kasteel, het Chateau de Tourreau. Je kunt daar een kamer boeken, tussen 27 september en 2 oktober hebben ze daar plek voor je. Hoef je maar een slordige 7000 euro voor neer te leggen, valt best mee.
![15119896.jpg]()
![chateau-de-tourreau-provence-wedding-venue-french-wedding-style-11-1-1024x592.jpg]()
Zo'n beetje het enige leuke aan deze route is dat we langzaam maar zeker steeds meer zicht krijgen op de Mont Ventoux. De berg komt steeds dichterbij, aangezien het een beetje een eenzame berg is in een verder niet al te bergachtig decor zien we de kolos steeds vaker in beeld verschijnen. Eerst lijkt het gewoon een heuvel in de verte, des te dichter we komen begint het steeds meer op de reusachtige berg te lijken die het is. Vanuit Courthézon en Sarrians kun je met een verrekijker al de gebouwen op de top van de Ventoux zien liggen, mits het weer het toelaat natuurlijk. Deze rit is bijna als Jaws, we werken echt langzaam ergens naartoe. Het geluid wordt steeds harder, de frequentie steeds hoger. Vanuit Sarrians is het nog 20 kilometer fietsen tot Bédoin, aan de voet van de Ventoux. Bij het verlaten van Sarrians rijden we onder een smalle spoorbrug door, daarna rijden we een kilometer of vier praktisch rechtdoor over een brede weg door de bossen richting Aubignan. In dit plaatsje komen we dan weer wat drempels en het nodige bochtenwerk tegen, maar buiten het dorp rijden we dan weer een kilometer of zeven zo goed als rechtdoor verder naar Caromb. De weg naar Caromb toe is breed, maar het is nu niet meer vlak. In aanloop naar de Ventoux begint de weg al vals plat omhoog te lopen, in een kilometer of 10 komen we 150 meter hoger uit en dus kom je op een gemiddelde van 1,5%. Dat voelen de renners vermoedelijk niet eens, maar het geeft toch aan dat we bijna daar zijn waar we willen zijn. In het begin rijden we weer even door een bos, maar daarna komen we uit in een open vlakte die vooral is gevuld door wijnranken. De weg loopt vooral rechtdoor en we kijken rijdend over deze weg op de Ventoux uit. De berg is nu duidelijk zichtbaar, daar in de verte ligt onmiskenbaar de Mont Ventoux. Het deuntje van Jaws begint nog wat harder te spelen. Na 141 kilometer koers, op 30 kilometer van het eind, rijden we vervolgens via een aantal bochten in iets steviger stijgende lijn Caromb binnen. In Caromb komen we meerdere bochten tegen, we dalen lichtjes af in dit dorp en slaan uiteindelijk rechtsaf, om dan over een wat smaller weggetje met wat drempels langs nog meer wijnranken naar Modène te rijden. We bereiken dit dorpje snel en komen dan tot de conclusie dat hier nog meer drempels liggen. Ook een kleine chicane, maar verder rijden we rechtdoor verder naar Saint-Pierre-de-Vassols. Als we dit dorpje gevonden hebben merken we dat de weg wat smaller wordt, gelukkig is het een heel klein plaatsje en wordt de weg al snel weer normaal buiten het dorp. Even verderop komen we uit bij een rotonde, hier gaat het naar rechts over een brug heen en daarna slaan we linksaf een enorm brede weg in die ons rechtdoor naar Bédoin gaat voeren. De weg loopt stelselmatig vals plat omhoog, we komen richting Bédoin weer een paar meter hoger uit maar echt klimmen kun je het nog steeds niet noemen. De Ventoux was even uit beeld verdwenen, maar onderweg naar Bédoin komt de berg weer in beeld. Wijnranken en uitzicht op de Ventoux, het is wel een fascinerende toenadering. De weg is nu echt enorm breed, het hele peloton kan hier naast elkaar rijden om de Ventoux te bewonderen. Aan het eind van deze weg botsen we aan de buitenrand van Bédoin op een rotonde, een rotonde met een kunstwerk van een fiets in het midden en de veelzeggende tekst Bédoin Mont Ventoux. We gaan bij deze rotonde schuin naar links en daarna rijden we het toeristische oord Bédoin binnen, waar we na 149 kilometer dwars door het centrum scheuren. We nemen in Bédion een bocht naar rechts, rijden dan langs alle terrasjes af en slaan voorbij het meest toeristische gedeelte nog eens rechtsaf. Na deze bocht begint de slotklim officieus, we gaan in de laatste 21,3 kilometer van de rit aan 7,5% klimmen naar de top van de Mont Ventoux. We hebben er 150 eeuwigdurende kilometers op moeten wachten, maar eindelijk is de slotklim daar. Al laat de organisatie ons nog wat langer op onze honger zitten, zij tellen alleen de laatste 15,7 kilometer mee. Nog wat toeristische info over Bédoin voor je: Aan de voet van de beroemde Mont Ventoux, in de Vaucluse, domineert het stadje Bédoin de omgeving. De Sint-Pieterskerk, die uitkijkt over het stadscentrum, is in de wijde omtrek zichtbaar. Bédoin wordt ook beschouwd als een belangrijk ontmoetingspunt voor fietsers in de Provence. Zijn status als pauselijk gebied, waardoor het eeuwenlang autonoom kon blijven, gaf zijn architectuur ook een beetje de sfeer van Italië en zijn inwoners de trots om tot deze prachtige regio te behoren; een eergevoel dat ze altijd willen delen met bezoekers. Liefhebbers van gastronomie kunnen op maandagochtend genieten van een wandeling over de Provençaalse markt met kleurrijke kraampjes of een bezoek brengen aan de wijngaarden die de beroemde Côtes-du-Ventoux AOC produceren. De boomgaarden die zich over meerdere hectaren in de nabijgelegen heuvels uitstrekken, bieden fruitbomen met kersen, abrikozen, pruimen, vijgen en natuurlijk olijven. Bezoekers uit de hele wereld komen naar dit stadje om de "Reus van de Provence" te voet of per fiets te beklimmen. De Mont Ventoux is een van de symbolen van de Provence, met zijn duidelijk herkenbare en beroemde radiostation dat honderden kilometers in de omtrek te zien is. Bédoin is ook een kunststad en heeft vele werkplaatsen waar kunstenaars en ambachtslieden hun werk creëren. Nou, geloof mij maar, wij gaan nu ook een kunststukje zien. Een korte impressie van de aanloop naar de Ventoux volgt en dan gaan we door met de slotklim.
![1UhLJn?width=3840&crop=false&q=60]()
![town_276_01.jpg]()
Na de bocht naar rechts aan de rand van het centrum van Bédoin begint de laatste beklimming van de dag officieel niet direct, maar officieus wel. We fietsen eerst nog over een licht bochtige weg naar Saint-Estève, dat een kilometer of zes verderop ligt. In deze zes kilometer tussen Bédoin en Saint-Estève loopt het ook al licht omhoog. Eerst drie kilometer vals plat aan amper drie procent, maar daarna toch drie kilometer aan 5%. De renners worden op alle mogelijke manieren gematst, dit is een fijne manier om op te warmen na een volledig vlakke dag. Een Unipuerto is alleen leuk als je na 150 kilometer vlak ineens aan 10% moet klimmen, dat is hier helaas ook niet het geval. Opwarmen met wat vals plat, dan heel rustig naar de 5% gaan en dan met zes kilometer klimmen in de benen pas aan het echte werk beginnen. Als we het gehucht Saint-Estève bereiken begint de klim wel echt. De voorlaatste keer dat de Tour hier was reden we vanuit het gehucht tien kilometer aan 8,5% omhoog richting Chalet Reynard, toen was de wind spelbreker. Op de Ventoux waait het altijd, maar het lijkt nu toch een betrekkelijk rustige dag te worden. Dus gaan we normaliter gewoon naar de top, al moet je op de Ventoux altijd een slag om de arm houden. Als het goed is werken we de volledige klim af, een beklimming van de buitencategorie, 15,7 kilometer aan 8,8%. Is het een klim die echt beschreven moet worden? Dat voelt ergens toch overbodig, een beetje alsof je de Alpe d'Huez van uitgebreid commentaar gaat voorzien. De Ventoux is een regelrechte Tourklassieker, maar ook een klim die je regelmatig kunt spotten in andere koersen. Zo is er een paar jaar lang de Mont Ventoux Dénivelé Challenge georganiseerd, een koers waarin de renners twee keer over de Ventoux moesten rijden. Met Jesus Herrada, Aleksandr Vlasov, Miguel Angel Lopez, Ruben Guerreiro en Lenny Martinez een bijzondere erelijst. Lenny is voorlopig de laatste winnaar, dit jaar ging de koers net als vorig jaar niet door. Geldproblemen was geloof ik het verhaal, net zoals het verhaal is dat ze de koers nog altijd opnieuw willen organiseren. Daar geloof ik niet meer in, deze klimkoers sterft zoals de meeste klimkoersen een stille dood. In de Tour de la Provence zijn we de afgelopen jaren ook een paar keer op de Ventoux geweest, met Nairo Quintana en Ivan Sosa als winnaars. Enfin, dit even terzijde, we duiken bij het officiële begin van de klim meteen het bos in. Hier gaat het in de eerste officiële kilometer van de klim meteen aan 9,5% omhoog. Dat is de essentie van de Ventoux, het eerste deel fiets je door een bos waar je geen last hebt van de wind, maar vaak wel van de drukkende hitte. Het tweede deel is dan weer volledig open, zoals we horen te weten. Het begin van de officiële klim blijft lastig. Kilometers aan 9 en 10%, bepaald niet makkelijk. Er komt een wat makkelijkere kilometer, maar een kilometer aan 8,5% mag je nog steeds niet bepaald simpel noemen. Weer twee kilometer waar het stijgt aan meer dan 9%, waarna het iets minder moeilijk wordt. Nog twee lastige kilometers, maar richting Chalet Reynard wordt het iets simpeler. Twee kilometer aan 7,5%. Uiteraard nog steeds heel lastig. Het eerste deel van de Ventoux is qua percentages heel lastig, we hebben het daar over negen kilometer aan meer dan 9% gemiddeld, maar het is niet zo dat het tijdens het kale deel ineens wel makkelijk is. De brede weg omhoog door het bos kent wat bochten, maarja, kent de klim verder überhaupt geheimen voor iemand? Het is gewoon een ontzettend lastige klim die altijd goed is voor de nodige tijdsverschillen, simpel. Tijdens het tweede deel van de klim ben je vaak wel afhankelijk van de wind, met tegenwind zijn die laatste kilometers niet zo evident. Buiten het bos zien we waarom men de Ventoux ook wel de kale berg pleegt te noemen. Het maanlandschap verschijnt in beeld, niet veel later zal de zendmast volgen. Daar moeten we naartoe, als we pech hebben met wind op kop. We passeren Chalet Reynard, waar in 2016 noodgedwongen een Touretappe eindigde, en worden daarna geconfronteerd met een iets makkelijkere kilometer. Als we het bos voor de leegte inruilen gaat het een kilometer aan 5,5% omhoog, maar daarna volgt dan wel weer een lastige kilometer aan 8%. Na nog een kilometer aan 7,5% blijkt dat we het leukste voor het laatst bewaren, richting de zendmast gaat het een kilometer aan 8,3% omhoog, daarna gaat het aan 9,2% omhoog en in de laatste meters stijgt het aan 9,5%. De Reus van de Provence is niet voor niets een reus. In een waanzinnige floprit, een bloedordinaire _____/, eindigen we op een van de meest iconische bergen die de wielersport rijk is. We moeten er een eeuwigheid op wachten, maar tijdens het laatste uur van de koers gaan we dan toch geconfronteerd worden met, nouja, geen mooie dingen, want die mafketel gaat hier weer twee minuten wegrijden van de rest, maar de plaatjes zullen in ieder geval weer mooi zijn. Na 171,5 kilometer bereiken we de top van de Mont Ventoux, deze beklimming van de buitencategorie. Een berg waar boeken over volgeschreven zijn, een berg waar we al de nodige buitenaardse prestaties hebben gezien. Maar wat wil je ook hier, in dat maanlandschap. We zijn op een andere planeet, en dus zien we daar aliens schitteren.
![GwZA-X-WUAAv-CK?format=jpg&name=large]()
![ET16_Mont-Ventoux-1024x739.jpg]()