quote:
Hij stond ooit in de halve finales op Roland Garros, maar hoe zou het nog zijn met Filip Dewulf: “Ik heb me dikwijls afgevraagd wat ik in godsnaam aan het doen was”
In al zijn functies – profspeler, analist, journalist, perschef… – keek en kijkt Filip Dewulf (53) met aparte blik naar het tennis. “Alle spelers doken elke avond met de lokale juffrouwen de discotheek in.”
Anno 2025 werkt Dewulf hoofdzakelijk als pressmanager voor Tennis Belgium, een functie die ontstaan is om zijn sport meer in de media te krijgen. “Daarnaast schrijf ik nog stukken voor Belgische en Nederlandse media en maak ik een podcast voor Tennis Vlaanderen. Ik volg het tennis dus nog steeds van heel dichtbij. Van de Belgen mis ik amper een match.”
Op een tennisveld daarentegen valt de 53-jarige Limburger al lang niet meer te zien. “Nadat ik 2001 als prof gestopt was, heb ik nog even meegedraaid in het veteranencircuit en op lokale toernooien, maar dat is redelijk snel uitgedoofd. Sindsdien heb ik amper nog een racket aangeraakt. Met mijn versleten knie – ooit moet die vervangen worden – is dat geen goed idee. Al die hardcourtmatchen hebben me mijn kraakbeen en meniscus gekost. Ook mijn rug voelt niet al te best, maar dat is een aangeboren probleem.”
Competitiebeestje
Dewulf is ondertussen overgeschakeld naar het minder slopende padel. “Tot voor kort was ik behoorlijk fanatiek bezig met die sport, tot drie keer per week. Maar door een golfelleboog en een schouderontsteking heb ik die sport moeten terugschroeven. Als ik nu toch nog eens het terrein betreed, grijp ik wel eens naar een pijnstiller. Het competitiebeestje zit er nog steeds heel hard in, met bijhorende stress en frustraties. Ik kan nog altijd heel slecht tegen mijn verlies.“
Tijdens zijn laatste jaren op het profcircuit werd Dewulf gevraagd om columns te schrijven voor Waalse en Vlaamse kranten. Zo belandde hij in de pers. “Ik vond het leuk en mijn opdrachtgevers waren tevreden. Zo is die bal aan het rollen gegaan, waardoor ik vanaf 2002 freelancer werd voor Het Laatste Nieuws.“
Coachen of lesgeven was nooit een optie voor Dewulf. “Voor mij was tennis iets heel natuurlijks. Ik kon dat gewoon. Om dat aan iemand anders uit te leggen zou heel moeilijk geweest zijn. Ik speelde altijd heel intuïtief, zoals ik voetbalde en schrijf.”
In het spoor van Clijsters en Henin
Het begin van zijn carrière als tennisjournalist viel samen met de doorbraak van het wonderduo Kim Clijsters/Justine Henin. Zo trok hij opnieuw jarenlang de wereld rond. “Op mijn 32ste werd ik vader van een zoon, dus door al die uithuizigheid heb ik veel van zijn kindertijd gemist. Tennisjournalisten vertrokken voor Nieuwjaar naar Australië en kwamen begin februari terug. Zoals toen – twee Belgische meisjes die in ’s werelds meest lucratieve en mediatieke vrouwensport de top innemen – wordt het nooit meer, maar België heeft toch al jarenlang zowel bij mannen als vrouwen altijd een drietal speelsters in de top honderd. Het zoveel rijkere en grotere Frankrijk kan dat niet zeggen.”
Dewulf keek altijd verder dan de contouren van de tennisbaan. “Ik vergat nooit dat er daarbuiten nog een leven bestond. Dat ik wel eens een stapje in de wereld zette –cafébezoeken, concerten… – werkte beter voor mij dan ononderbroken focus. Als toernooien een citytrip organiseerden, was ik meestal de enige enkelspeler die zich inschreef. De rest van de groep bestond uit spelersvrouwen en een handvol dubbelspelers. Op die manier kon ik ook wat afstand nemen van een wereldje waarin ik niet supergraag vertoefde. Al dat haantjesgedrag, dat individualisme, die stoere praat over vrouwen en auto’s: daar ben ik allergisch voor. Ik hield van alternatieve rock en cafés, mijn collega’s verkozen dancemuziek en discotheken. Players parties vond ik wel leuk, vooral omdat je daar gratis kon eten. En je wel eens wat te zien kreeg. In Slovakije had de organisatie ooit een stel gezelschapdames uitgenodigd. Toen ben ik niet lang gebleven.”
Verlegenheid
Zijn reserves over de sfeer binnen het profcircuit leidden mee tot een vroeg afscheid. Op zijn 29ste verliet hij het circuit. “Ik was ook al enkele jaren aan het sukkelen met blessures. Dat jaar kreeg ik te horen van mijn kinesist dat het nog een jaar zou kosten om weer volledig fit te geraken. En dat kon ik niet meer opbrengen, zeker omdat ik me toch niet altijd zo goed voelde in dat circus. Pas op, ik wijt die terughoudendheid vooral aan mezelf en aan mijn verlegenheid.”
De tennistop brengt zijn dagen door in luxehotels en toprestaurants, maar Dewulf kende uiteraard ook de andere kant. “Ik heb me vaak genoeg afgevraagd, eenzaam op een sjofel hotelkamertje in een Pools provinciestadje of rond middernacht op een verlaten treinstation in Zwitserland, waarmee ik in godsnaam bezig was. In mijn beginjaren belandde ik ooit op een Spaanse boerderij. Kostprijs per nacht: 100 frank. 2,5 euro. Voor één bed, te delen met mijn kameraad Tom Vanhoudt. Het was zo koud dat we onze trainings aanhielden. Toen we gerommel hoorden, vreesden we voor een overval. We pakten onze rackets, schoven de kast voor de deur en brachten de rest van de nacht met een klein hartje door. In een ander hotel bleek de kelder net afgebrand. De uitbater kwam ons zwartgeblakerd tegemoet. Onze verdieping was dan nog afgehuurd voor een luidruchtig trouwfeest, waarvan de feestneuzen om de haverklap bij ons de kamer binnendoken.”
Stalkster in Oostenrijk
Door zijn halve finale op Roland Garros in 1997 werd Dewulf plots een bekend gezicht in Vlaanderen. “In die periode werd ik veel aangeklampt op café of tijdens concerten. En meestal door mensen die iets te veel op hadden. Pas op, ik kreeg ook veel pinten aangeboden, hoor. Vrouwelijke aandacht? Ik had toen al een vaste relatie. Maar in Oostenrijk had ik wel een stalkster, een jonge vrouw die me brieven stuurde en me op alle toernooien volgde. Stond ze daar, met een teddybeer of bloemen. Uiteindelijk ben ik op haar afgestapt en gezegd dat ik een vaste relatie had en dat ze beter haar eigen leven zou leiden.”
Zoals alle andere disciplines heeft het tennis een forse professionalisering doorgemaakt de afgelopen twintig jaar. “Op café gaan, zoals ik toen? Het zou niet meer lukken. Ik heb ooit een toernooi gespeeld in een Kroatisch vakantieoord. De matchen begonnen om 17 uur, dus we konden goed uitslapen. Dat hele toernooi lang doken alle spelers elke avond met de lokale juffrouwen de discotheek in. Heel gezellig. Op de Australian Open liep ik Mark Philippoussis om 4 uur ’s nachts tegen het lijf. Ik lag al uit het toernooi, hij niet. Zulke zaken zijn nu ondenkbaar. Zelfs nummer 200 is nu hyperprofessioneel bezig met zijn vak.”
Toen Dewulf in 2001 op zijn 29ste stopte met proftennis, beschikte hij over een financiële buffer. “Ik ben nooit zot omgesprongen met mijn geld. Misschien had ik toch nog wat langer moeten spelen, maar toen stopte vrijwel iedereen rond zijn 30ste. Dat spaarpotje gaf me de luxe om even uit te kijken naar een nieuwe job. Maar de rest van mijn leven rentenieren zou niet gelukt zijn. Als ik dat al gewild zou hebben.”