Etappe 12: Auch - Hautacam, 180,6 kmNaar wat voor juniorenkoers heb ik in hemelsnaam lopen kijken? Koers vanaf de start, een koers die eigenlijk nooit is stilgevallen. Vanuit het vertrek regende het aanvallen en je hebt een boek van het formaat De Toverberg nodig om ze allemaal te noemen. Direct vanuit de start gingen in ieder geval Jonas Abrahamsen en Mauro Schmid in de aanval en niet voor het eerst deze Tour bleek de eerste aanval dan toch ook meteen de beste te zijn. Zij reden een eeuwigheid voorop, terwijl er daarachter maar gedemarreerd bleef worden. Een paar keer leek het stil te vallen, een paar keer werd de weg geblokkeerd, maar dan schoot het toch weer in gang. Soms op een onorthodox moment, zo werd er een keer gedemarreerd tijdens een collectieve plaspauze en dat zorgde dan weer voor wat boze reacties. Na een kilometer of 80 was de vlucht van de dag nog steeds niet definitief vertrokken, het was een haast onnavolgbare rit. Vooral grappig dat er heel lang drie renners op kop reden, iedereen daarachter probeerde aan te vallen, er met Fred Wright en Mathieu Burgaudeau een duo wegreed en het stilviel. Alle grote aanvalspogingen slaagden niet, dit duo wist dan wel weer de oversteek te maken. Daardoor kregen we met een kopgroep van vijf te maken, Ballerini zat er ook nog bij vooraan. Die vijf kregen lang niet meer dan een minuut voorsprong, al ging het op een gegeven moment wel naar een minuut of twee. Daarna schoot het weer in gang, en opnieuw, en weer, en nog een keer. Wout van Aert was buitengewoon actief, in Denemarken is een vrouw inmiddels toe aan haar vijfde televisie. Hij sleurde op kop en hij sleurde op kop, maar hij kwam maar niet weg. Dat leek een paar keer wel zo te zijn, toen weer niet, toen weer wel en toen weer niet. Het was een ADHD-rit, bijna een trip, overal reden renners, overal waren groepjes te zien, op een gegeven moment leek het halve peloton wel in de aanval te zijn gegaan. Grote namen roerden zich ook, zag je ineens Evenepoel door je beeld vliegen. Soms om een gaatje te dichten, soms om ook gewoon stiekem mee te sluipen met een van de duizenden aanvallen. Mathieu van der Poel was iemand die zich afzijdig hield, hij had weer eens slechte benen en hij was verkouden en alles is zo zwaar. Na een paar uur koers reed hij dan toch maar een keer naar voren en toen hij Wout van Aert bezig zag met zijn zoveelste aanvalspoging besloot hij dan toch maar een keer de oversteek te maken. Eén aanval, wel meteen de juiste. Groot verschil met andere renners, die wel honderd keer hebben aangevallen. Achter Van der Poel ging dan weer Healy aan, daar zat Vingegaard dan weer stiekem in het wiel en dat lokte dan weer een reactie van Pogacar en Evenepoel aan. Een knotsgekke rit, op een kilometer of 60 van het eind zagen we gewoon alle favorieten in de aanval gaan. Er waren vast renners die de slag hadden gemist, maar we kwamen camera's tekort om alles in beeld te brengen. Het viel wel weer even stil toen alle favorieten waren aangesloten, daarna besloten een paar renners dan maar te vertrekken uit die elitegroep en dat bleek de juiste zet. De bijzonder actieve Simmons ging in de aanval, Van der Poel reageerde en toen Van Aert dat zag moest hij ook mee. Ook Laurance en De Lie sprongen mee, met dit buitengewoon sterke groepje van vijf zouden we verder gaan rijden. Een dikke minuut achter de koplopers, nog steeds.
In het peloton was men ondertussen toe aan rust, na dik 100 kilometer als een bezetene te hebben gekoerst was het moment daar om even op adem te komen. Al was dat niet naar de zin van een bepaalde ploeg die hier niet hoort te zijn. Zij gingen met z'n allen op kop rijden, zonder veel succes. Zonder bommen is het toch lastiger. De finish kwam ondertussen al angstvallig dichtbij en de achtervolgende vijf kwamen niet snel aansluiten bij de voorste vijf. Van een minuut ging het wel naar een halve minuut, maar op die halve minuut bleef het een eeuwigheid steken. In de heuvels rond Toulouse ging het vervolgens naar 20 seconden, maar dichter kwam men niet. Vooraan werd er goed doorgereden, daarachter werd er toch veel naar elkaar gekeken. Van Aert en Van der Poel waren weer eens ouderwets vooral bezig met elkaar, vergetend dat ze wel nog het gat moesten dichten. Een Simmons en een Laurance probeerden een beetje te profiteren, alles bij elkaar had het tot gevolg dat ze op de voorlaatste klim van de dag nog steeds niet waren aangesloten. Een enorm frapperend tafereel, tegelijkertijd natuurlijk ook mateloos boeiend. Je had het idee dat ze ieder moment konden aansluiten, maar dat moment kwam maar niet. Als een Van Aert een keer versnelde op een klimmetje kwamen ze meteen een stuk dichter, maar daarna viel het dan ook weer stil en liep de voorsprong terug op naar een seconde of 25. Op de voorlaatste klim besloten de koplopers dan maar eens goed door te trekken, uit de kopgroep bleken de eerste vluchters van de dag het sterkste te zijn. Mauro Schmid en Jonas Abrahamsen, ze reden samen weg van de andere drie. Daarachter probeerde Simmons de oversteek te maken, terwijl Van der Poel en Van Aert gezellig naar elkaar bleven kijken. Simmons kwam wat dichter, maar hij kreeg het gat in zijn eentje niet gedicht. De achterstand van de groep Van der Poel liep juist op, ze trokken naar de laatste klim met een achterstand van 40 seconden. Tactisch broddelwerk, de ritzege weggegeven door elkaar weer eens niets te gunnen. Het was een geweldige rit, een van de meest attractieve ritten in de recente Tourgeschiedenis, ik ben nu nog steeds op adem aan het komen, maar de tactische missers aan het eind van de rit waren dan toch wel gewoon een beetje jammer. Net iets beter samenwerken en je pakt de kopgroep en we krijgen een net wat gewenstere naam op de erelijst. De samenwerking was er alleen niet, waardoor het kalf in aanloop naar de laatste klim verdronk. De laatste klim was waanzinnig steil, een enorm idiote muur, maar 40 seconden dichtrijden op een klim van dik twee minuten is geen sinecure. Vooral niet als je niet eens weet hoe groot de achterstand is. Van der Poel had blijkbaar geen idee. Al dagen rijdt hij rond met slechte communicatie, daar zou ik dan toch eens naar laten kijken. Hij viel aan op de loeisteile Pech David, maar wel voorbij het steilste deel en al een heel eind richting de top. Het was een verschroeiende demarrage, zeker voor een verkouden persoon met slechte benen. Zo slecht zijn zijn benen niet, hij heeft zelfs enorm goede benen. In korte tijd reed hij tien seconden weg van Van Aert en co, terwijl hij 15 seconden dichter kwam op de kop van de koers. En dat in de laatste paar hectometer van de klim, als hij een seconde of tien eerder aanvalt wint hij de rit nog. Hij knalde een paar vroege vluchters voorbij en dacht dat hij er was, maar hij was er niet. Met 25 seconden achterstand kwam hij boven op de klim, voorbij de klim kwam hij pas tot de conclusie dat er nog een paar renners vooruit waren, met dank aan wat motoren in de verte. Hij leverde daarna nog wel een zeer straf staaltje wielrennen af, het gat van 25 seconden wist hij in de resterende acht kilometer terug te brengen tot zeven seconden, terwijl hij nog bijna een minuut wegreed van de groep Van Aert. Waanzinnig sterk gereden, enorm indrukwekkend, tegelijkertijd natuurlijk ook een beetje dom gereden. Net te weinig samenwerking in aanloop naar de laatste klim, net te laat gedemarreerd op die laatste klim, net een paar andere keuzes maken en je wint deze doldrieste etappe. Al mag ook Mauro Schmid nog even goed nadenken over deze rit, hij voelde Van der Poel komen en daarom besloot hij in de laatste twee kilometer continu op kop te rijden. Abrahamsen en Schmid konden elkaar niet lossen op de laatste klim en daarom reden ze samen naar de finale toe. Ze verdeelden het werk, tot Abrahamsen aan het eind ging pokeren. Al was het makkelijk pokeren, want Schmid hapte snel toe en bleef heel hard op kop rijden. Daardoor slaagde hij wel in zijn opzet Van der Poel niet terug te laten keren, maar hij gooide ermee wel zijn kans op de ritzege weg. Abrahamsen maakte daar dankbaar gebruik van. Normaal is Schmid de snellere, maar doordat Schmid als een dommekracht op kop reed kon Abrahamsen hem alsnog kloppen. Knap gedaan van de Noor, zeker als je dan ook het achtergrondverhaal meeneemt. Gevallen in de Ronde van België, een week of vier geleden. Gebroken sleutelbeen, het had een streep door de Tour kunnen opleveren. Maar nee, de breuk viel mee, hij kon een dag later alweer op de hometrainer plaatsnemen en zo werd hij alsnog klaargestoomd voor de Tour, waar hij nu dus gewoon een rit wint. De renner die 20 kilo aankwam en beter werd, waarschijnlijk de enige ooit die dat kan zeggen. De eerste zege van Unox in de Tour, hartstikke leuk voor ze maar het blijven fjordenneukers. Ik heb er nog steeds niks mee, als jullie het niet heel erg vinden. Goh, Mauro Schmid, wat had je dat anders moeten aanpakken, jongen.
In het peloton zagen we op de muur van Pech David vlak voor de top Vingegaard nog even aanvallen, hij werd snel gevolgd door Evenepoel en Pogacar en toen viel het ook meteen weer stil. Daarna volgden er in de laatste kilometers richting de finish in Toulouse nog wel een reeks andere aanvallen. Jorgenson ging bijvoorbeeld nog maar eens, maar Pogacar sprong opnieuw direct op het wiel. Dat lijkt bijna persoonlijk, inmiddels. Even later ging Narvaez om onduidelijke redenen in de aanval, geen idee wat daar precies het plan was. Door al dat aanvalswerk slingerden de renners van links naar rechts en bij die golfbeweging lette Pogacar even niet op, hij tikte het achterwiel van Johannessen aan en plof, daar lag de wereldkampioen op de grond. Best een lelijke val, waarbij hij eigenlijk nog goed wegkwam. Een stoeprand en een paaltje, de schade had groter kunnen zijn. Ja, Johannessen stak zomaar de weg over, een beetje een bruusk manoeuvre, maar Pogacar was zelf ook niet aan het opletten. Een koersincident, als de concentratie net even wat minder is kan een ongelukje snel gebeuren. Pogacar had alle geluk van de wereld dat er blijkbaar dan toch nog een capabel persoon bij Shimano werkt, er kwam heel snel een man ter plaatse die binnen drie seconden de ketting weer daar wist te krijgen waar ie hoort. Ik ben gewend aan mannen van Shimano met overgewicht die een kwartier nodig hebben om een wiel te vervangen, waar hebben ze deze kundige man al die jaren verstopt? Shimano rijdt altijd voor spek en bonen mee, tot dit moment. Pogacar werd binnen een seconde of 15 weer op gang gebracht en zodoende kon hij de schade beperken. Een paar mannetjes moesten wachten en een treintje van UAE werd op het spoor gezet om terug te rijden naar het peloton. In het peloton leken ze even keihard door te rijden, maar blijkbaar besloot men daarna gezamenlijk om te wachten. Volgens Healy werd er gewacht omdat hij het zei, volgens Evenepoel omdat hij het commando gaf en volgens Vingegaard omdat ook hij geen zin had om door te rijden. Hoe dan ook, er werd gewacht en dus werd Pogacar gematst. Mag je besluiten om te wachten? Natuurlijk. Moet je wachten? Absoluut niet. Volle finale, renner maakt een foutje, gewoon naar de finish knallen met z'n allen. Pech is een ander verhaal, dit was deels pech en deels niet bij de zaak zijn. Het is natuurlijk lastig om snel zo'n beslissing te nemen, maar het wachten vond ik dan weer de verkeerde beslissing. Zet gewoon een mannetje op kop en kijk of hij op eigen kracht terug kan keren, niets mis mee. Zou hij andersom op jou wachten? Dacht het niet, nee. Maar goed, het zal uiteindelijk niet heel veel tijd hebben gescheeld, anders had hij een seconde of 10 verloren. Belangrijker is dat hij mogelijk geblesseerd is, hij kwam toch met wat schaafwonden over de finish. Het lichaam zal misschien wat stijf voelen de volgende dagen, en laat het nou net zo zijn dat er een paar bijzonder zware dagen aankomen. We hebben er lang op moeten wachten, maar we duiken nu echt de bergen in. Drie zware dagen in de Pyreneeën wachten op ons, op de eerste dag trekken we naar Hautacam, een plek waar Vingegaard goede herinneringen aan heeft. De herinneringen van Pogacar hier zijn dan weer een stuk minder. Krijgen we een nieuw trauma voor Pogacar of neemt hij wraak? Ondanks de valpartij weet ik het antwoord wel!
Tevens natuurlijk nog even een reminder dat we zonder de sprinters de vorige rit niet hadden gehad. Omdat de sprinters van alle vlakke ritten vorig jaar een processie maakten hebben we dit jaar meer heuvelritten. Wat een vlakke rit rond Toulouse had moeten worden werd een formidabele heuvelrit, mooier had het zich amper kunnen ontvouwen. We vielen met onze neus in de boter, af en toe lacht het leven ons echt wel toe. Al denk ik dat het lachen na vandaag gedaan is.
![e3131]()
![7b9da]()
De eerste bergrit van deze Tour de France gaat van start in Auch, een stad met 23.000 inwoners in het departement Gers, regio Occitanië. Ik zou heel veel over Auch kunnen vertellen, maar laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: we zijn hier vanwege Nicolas Portal. In 1979 werd Nicolas Portal geboren in Auch, we zouden hem later leren kennen als wielrenner van AG2R en Caisse d'Epargne. Bij die ploegen reed hij vooral rond als knecht, maar hij probeerde het ook regelmatig als rittenkaper. Dat lukte niet echt, verder dan één ritzege in de Dauphiné kwam hij niet. Wel een gewaardeerde kracht, een betrouwbare pion. Daarom werd hij in 2010 aangetrokken door het net opgerichte Sky, waar hij een van de wegkapiteins moest worden. Die rol vervulde hij met verve in 2010 en het was de bedoeling dat hij daarna nog langer die rol zou vervullen, maar eind 2010 stopte hij wegens hartritmestoornissen. Niet getreurd, Sky had een ander baantje voor hem. Hij werd ploegleider, en vooral in die rol groeide hij in ieder geval intern uit tot een fenomeen. Portal was waanzinnig populair bij alle renners, hij was de man die met een lach en een arm om de schouder alle neuzen dezelfde kant op wist te krijgen. Vooral zijn menselijke kwaliteiten werden geroemd, maar hij was ook een man die tactisch het een en ander in te brengen had, achteraf bleek dat Portal zo'n beetje overal verantwoordelijk voor was. Alle successen van Sky waren aan Portal te danken, dat was de teneur na een nogal treurig bericht in 2020. In maart van dat jaar overleed Portal plotseling, in zijn huis in Andorra kreeg hij een hartaanval en dat betekende het einde van zijn leven. De man die op 31-jarige leeftijd moest stoppen wegens hartritmestoornissen overleed op 40-jarige leeftijd aan een hartaanval, het leven kan soms ontzettend wreed zijn. Als belangrijkste ploegleider van Sky en later Ineos won men onder leiding van Portal praktisch ieder jaar de Tour, sindsdien hebben ze die koers nooit meer gewonnen. Ineos viel na het plotselinge overlijden van Portal echt uit elkaar en pas dit jaar lijken de scherven weer een beetje bij elkaar geraapt te zijn. De man was echt belangrijk, al is het natuurlijk ook weer geen David Rozman. Portal overleed in Andorra, waar zo ongeveer de helft van het peloton woont, maar hij werd begraven in Auch. De uitvaart werd daar ook gehouden, de kerk was rijkelijk gevuld met alle leiderstruien die Sky met hem als ploegleider had weten te veroveren. Na zijn overlijden passeerde de Tour in 2022 in Auch, onderweg van Castelnau-Magnoac naar Cahors, waar een anticiperende Laporte met een late uitval zou winnen, reden we al dwars door de stad waar we vandaag gaan starten en we zagen toen al een mooi eerbetoon aan Portal. Dat zal nu nog net even wat grootser worden aangepakt. Vooral voor de mannen van Ineos een bijzondere passage, vooral de oudgedienden daar zoals Geraint Thomas waren nogal gek op hem. Nicolas Portal had ook een broer, Sébastien. Ook een voormalig prof, gelukkig nog wel in leven, ooit winnaar van een rit in de Ronde van Catalonië maar verder een minder verdienstelijke prof dan zijn oudere broer. Ook nog een tijdje voor Caisse d'Epargne gereden, met dank aan Nicolas. Met Raymond Mastrotto komt er nog een andere ex-prof uit de stad, ook overleven. Een ritwinnaar in de Tour, een keer zesde in het klassement en eindwinnaar van de Dauphiné. Het beste palmares als wielrenner, van degenen die uit Auch komen, toch zal hij in de schaduw staan van Nico Portal. Voor de vierde keer in de Tourgeschiedenis zijn we in Auch, maar de meeste passages dateren uit een ver verleden. In 1975, 1976 en 1977 ging er steeds een rit van start in Auch en kwam er ook een rit aan, sindsdien zijn we hier nooit meer geweest voor een finish of een aankomst. Er was een overlijden nodig om weer terug te keren hier, zo lopen de dingen soms. In 1975 won Eddy Merckx hier nochtans een tijdrit, toch is de stad niet in het collectieve geheugen van de Tour blijven plakken. In 2022 reden we nog eens door de stad heen in de Tour, maar verder hebben ze het hier de afgelopen jaren vooral van de Route du Sud moeten hebben, een koers die tegenwoordig heel lelijk La Route d'Occitanie heet. In 2021 eindigde er een rit in die koers in Auch, met Arnaud Demare als winnaar. In Auch schijnt er overigens sinds kort een nieuwe educatief centrum te zijn dat vernoemd is naar Nicolas Portal, een centrum met een speciale tentoonstelling waar Portal uiteraard in de hoofdrol staat. Ook het lokale pumptrack is naar Portal vernoemd, er wordt groots uitgepakt in de stad.
![image.jpg?v=1]()
Kunnen we verder iets vertellen over de stad zelf? Laat dat maar aan Wikipedia over. De Romeinse stad Auscii Augustorum werd gebouwd in de vlakte op de rechteroever van de Gers. De hoofdstad van de Keltiberische stam van de Ausci ging van de Caserne Espagne in het noorden tot de wijk Le Garros in het zuiden. Bij de Germaanse invallen werd de stad die niet versterkt was, verwoest. De inwoners bouwden een nieuwe stad op de beter te verdedigen heuvel op de linkeroever van de Gers, Elimberris. In de 8e eeuw stak Auch de bisschopsstad Eauze voorbij in belangrijkheid en werd later de hoofdstad van het graafschap Armagnac. In de 14e eeuw was er een sterke rivaliteit tussen Auch, dat afhing van de graven van Armagnac, en het zuidelijkere Pavie, dat als bastide gesticht was door de graaf van Astarac. In 1444 hielpen troepen van de graaf van Armagnac met de verwoesting van Pavie. In 1629 werd de stad getroffen door de pest. Op drie maanden tijd vielen er 3.500 doden. In de 18e eeuw werd Auch de hoofdstad van Gascogne. In de stad kwam een administratie geleid door koninklijke intendanten. Een ontzettend beknopte geschiedenis, gelukkig is er een wat uitgebreidere beschouwing van de bezienswaardigheden in de stad. De Gers stroomt door de stad en verdeelt haar in twee. De oude stad ligt op de linkeroever van de Gers en strekt zich uit van de Allées d'Étigny en de rivier. In de hoge stad (Haute-Ville) liggen de voornaamste historische monumenten. Van hier lopen de pousterles (smalle straten met treden) naar de oevers van de Gers. Er loopt ook een monumentale, dubbele trap naar de lage stad (Basse-Ville), 35 meter en 374 traptreden lager in de vlakte. Ziet er indrukwekkend uit, eerlijk is eerlijk. Standbeeldje van D'Artagnan bij die trappen, de musketier kwam hier uit de buurt.
Voor de gelegenheid draagt hij zelfs de gele trui. De kathedraal Saint-Marie van Auch is gebouwd tussen 1489 en de late 17e eeuw in de stijl van de flamboyante gotiek. Andere religieuze gebouwen zijn de voormalige kapel van het seminarie, sinds 1979 een concertzaal, en het voormalige karmelietenklooster. Hier is Memento - Espace départemental d'Art contemporain gevestigd, een museum voor moderne kunst. Een ander museum is het Musée des Amériques met een collectie van precolumbiaanse objecten uit Midden-Amerika, maar ook met een archeologische collectie en schilderijen. Hè, getsie, roofkunst. In het stadhuis is een theater in Italiaanse stijl uit de 18e eeuw gevestigd. Het werd gebouwd door intendant Antoine Mégret d'Étigny. De hoefijzervormige zaal met veel bladgoud bevat nog veel 18e-eeuwse elementen en heeft verder een 19e-eeuwse, allegorische plafondschildering. In de voormalige kazerne is CIRCa gevestigd, een nationaal centrum voor circuskunsten. Hier wordt elk jaar in oktober een circusfestival georganiseerd. En nu komt de Tour langs, ook een veredeld circusfestival. Met Nico Portal, de bekendste Auscitain, in onze gedachten.
![Escalera-Monumental-de-Auch-y-Estatua-de-dArtagnan-scaled.jpeg]()
![shutterstock_1502174360.jpg]()
De Gers is een smerig riviertje, wel. Smerig aanloopje van deze rit ook wel. Ik ga even checken of het gaat waaien. Nee, het gaat niet waaien. Oké, dan kunnen we de start van deze rit grotendeels laten voor wat het is. We rijden tijdens de neutralisatie een heel rondje door de stad, waarbij we ook een tijdje langs de groene Gers mogen rijden. Buiten de start gaat de rit pas officieel van start en dan volgt er een lange, lange tocht richting de Pyreneeën. Dit wordt een lange, lange, lange flopaanloop. De eerste bergrit zeggen ze, maar het duurt wel 120 kilometer voor we überhaupt een serieuze berg gaan zien. Dat is onvermijdelijk als je in Auch start, wellicht hadden we tijdens de vorige rit in Auch moeten starten om dan naar Toulouse te rijden en vervolgens de bus te pakken naar een plaats dichter in de buurt van de bergen. Nu volgt er een aanloop waar de honden geen brood van lusten. Een aanloop waar veel renners waarschijnlijk ook weinig trek in zullen hebben, het is de eerste bergrit en dus ligt het nogal voor de hand dat de klassementsrenners het spel hier naar hun hand gaan zetten. Je moet een ontzettende optimist zijn om te denken dat je hier als vluchter kans kunt maken, dit wordt echt tragisch. De renners rijden continu over brede wegen de bergen tegemoet, ik denk dat ik hier echt weinig woorden aan hoef te verspillen. Het is zo goed als vlak, het is tamelijk recht en we komen vooral veel platteland tegen. Akkers zo ver het oog reikt, met af en toe wat bomen tussendoor. Af en toe ook echt wel een hellend strookje, maar een naam wil ik het niet direct geven. In de eerste 18 kilometer richting Mirande komen we twee keer een strook van twee kilometer aan een procent of twee tegen, dat is het wel. Na 18 kilometer rijden we wel door het mooie Mirande, een bastide uit de 13e eeuw! Een versterkt plaatsje, er zijn nog wat restanten te vinden van de oude vestingwerken. Een kicken kathedraal ook, zelfs een toffe markthal en wat grafheuvels in de omgeving. In Mirande komen de renners wat bochten, rotondes en dat soort werk tegen, maar het is verder simpel fietsen, te simpel fietsen. Van Mirande rijden ze naar Miélan en in de vijftien kilometer tot deze volgende bastide gaat het weer een aantal keer op en af. Continu over een brede weg, zo'n beetje de hoofdweg richting de Pyreneeën. Ik noteer drie stukjes vals plat omhoog, daar moeten we het voorlopig mee doen. Een keer een kilometer aan 4% tussendoor, dat is in deze eerste kilometers zo'n beetje het meest spannende. Voorbij het dorpje Saint-Maur volgt er een keer een korte afdaling van een kilometer waar de weg wat bochtiger wordt, verder gaat het vooral heel erg geradeaus, immer zou ik zelfs durven te beweren. Na 32 kilometer bereikt het peloton Miélan, best een leuk plaatsje met een fraai stadhuis en wat koddige vakwerkhuisjes. De passage in het dorp is enigszins technisch, we komen nogal wat vluchtheuvels, drempels en bochtjes tegen.
![1200px-CampanMirande.JPG]()
![2560px-Maisons_%C3%A0_colombages_%C3%A0_l%27angle_Nord-Ouest_de_la_place_Jean_S%C3%A9nac_%28Mi%C3%A9lan%2C_Gers%2C_France%29.JPG]()
Voorbij Miélan loopt de weg een kilometer of drie omhoog, in die drie kilometer gaat het vooral vals plat omhoog maar er zit toch ook een kilometertje aan 5% tussen. Als er dan toch vluchters zijn die iets van deze dag willen maken zullen ze het op zo'n strook moeten doen. Na dit klimwerk, min of meer, volgt er een afdaling van een paar kilometer, maar de weg loopt toch ook weer vooral vals plat omlaag. Vooral rechtdoor ook, al komen we vlak voor we Villecomtal-sur-Arros bereiken wel een paar brede bochten tegen. Veel stelt dit niet voor, net als het stuk dat erna volgt. Eenmaal beneden rijden we praktisch 14 kilometer rechtdoor over een volledig vlakke weg. We rijden via Rabastens-de-Bigorre naar Vic-en-Bigorre, terwijl we het departement Gers verruilen voor dat van de Hautes-Pyrénées. De Pyreneeën komen eraan, zoveel is duidelijk. Het gaat helemaal rechtdoor in de Bigorre, ofschoon Bagnères-de-Bigorre nog totaal niet binnen handbereik is. In de dorpjes die we passeren komen we een paar lichte obstakels tegen, maar goh, we rijden toch vooral rechtdoor over een keurige weg langs de eindeloze akkers van de vruchtbare bodem buiten de bergen. Soms is de weg mooi omgeven door wat bomen, maar meestal valt er weinig moois waar te nemen. Na 54 kilometer komen we uit in Vic-en-Bigorre, waar blijkbaar een Franse rugbygrootheid vandaan kwam. Jean Dupuy, het zal wel. Runde een bar in Vic-en-Bigorre, we kunnen wel wat drank gebruiken om dit gedeelte van de rit te overleven. Een _____ in een bergrit doet altijd pijn, als ik ooit miljardair wordt pomp ik mijn hele vermogen in het bouwen van hotels midden in de Pyreneeën. In Vic-en-Bigorre, zich bevindend in een staat van aftakeling, komen we voor het eerst in lange tijd weer een hoop bochten tegen. We wringen ons door het centrum heen en verlaten het dorp dan in de richting van Saint-Lézer, een mooie ode aan de wereldkampioen stokbroden halen en de bijna-wereldkampioen in Qatar. In Saint-Lézer volgen er opnieuw wat bochten, waarna we buiten het dorp een keer over een iets minder brede weg mogen klimmen. We duiken de bossen in en hier gaat het drie kilometer aan 3,5% omhoog, maar wel met een halve kilometer aan 7% richting de top, zo! Dit uitstapje brengt de renners richting Montaner, een plaats buiten Occitanië. We betreden Nouvelle-Aquitaine en in de verte is het eerste hoogtepunt van Nouvelle-Aquitaine dat we zien de kasteelruïne die op een bult boven Montaner te vinden is. Een sfeerbeeld van de klimmetjes in de eerste 60 kilometer van deze etappe en een sfeerbeeld van het kasteel:
![route-de-tarbes-151334.png?v=1737834923]()
![ffff-359623.png?v=1737314887]()
![laulet-saint-lezer.png?v=1707759492]()
![chateau-montaner-25-01.jpg]()
Na het klimmetje in de richting van Montaner rijden de renners tien kilometer verder over een plateau, ze passeren daarbij weinig sprankelende dorpjes als Tarasteix, Oroix en Ger. De weg op dit plateau is smal, voor zover het in deze fase van de rit iets uitmaakt. We rijden vooral rechtdoor langs wat akkers en weilanden af, maar we komen ook wat bochtige passages in het bos tegen. Richting Oroix loopt de weg een tijdje omlaag over zo'n bochtige bosweg, maar als we heel snel dit boerengehucht bereiken slaan we meteen linksaf om dan weer een aantal kilometer volstrekt rechtdoor op een vlakke manier naar Ger te rijden. We rijden het departement van de Pyrénées-Atlantiques binnen en in dat departement ligt het plaatsje Ger dat we na 74 kilometer bereiken. In Ger ligt weer wat bochtenwerk op de renners te wachten, ze komen onder meer een heuse rotonde tegen. Buiten Ger zal het daarna nog een aantal kilometer zo goed als vlak zijn, nog steeds op het grondgebied van de terrorboeren. We verruilen het ene departement weer voor het andere, het is een beetje pingpongen tussen de Hautes-Pyrénées en de Pyrénées-Atlantiques, van dit soort futiliteiten moeten we het hebben tot we aan de eerste echte klim gaan beginnen. Na een rechte tocht over een inmiddels weer iets bredere weg langs ontzettend veel maïs volgt er op die brede weg uiteindelijk een afdalinkje van twee kilometer, met in die afdaling zelfs een echte haarspeldbocht! De grootste uitdaging tot nu toe, en zelfs dit is dankzij de brede weg geen uitdaging. Eenmaal beneden rijden we na 86 kilometer rechtdoor Pontacq binnen, een dorpje waar vooral heel veel rugbyers vandaan komen. In Pontacq kwamen we al eens langs in de Tour van 2019, toen we ook over de Soulor gingen. Toen was de eindbestemming de Tourmalet, waar Thibaut Pinot glansrijk zou winnen. Hoogtijdagen, voor hij een paar dagen later met zijn knie tegen zijn stuur stootte en het een pijnlijke aftocht werd. De komende kilometers kennen we van zes jaar geleden, tijd om te knippen en te plakken! In Pontacq zelf pakken we nog een paar bochten mee, maar buiten het dorp gaat het een aantal kilometer rechtdoor richting de eerste echte klim van de dag. Na drie kilometer rechtdoor te hebben gereden over een vlakke weg komen we uit in Labatmale. In dit dorpje begint de weg plotseling vrij steil omhoog te lopen, de Côte de Labatmale is begonnen. 1,4 kilometer aan 6,7% volgens de organisatie. Klimmetje van de vierde categorie, waarvan we de top na 91 kilometer koers bereiken. Dat was 2019, tegenwoordig is dezelfde klim 1,3 kilometer lang aan 6,3%, die erosie gaat hier sneller dan je denkt.
![cote-de-labatmale-labatmale.png?v=1708802674]()
![les-panneaux-du-village-de-labatmale-sont-desormais-bilingues.jpg]()
Als we de top van de klim hebben gerond volgt er een afdaling van drie kilometer. Stiekem nog best een venijnige afdaling, de renners komen kort achter elkaar een paar pittige bochten tegen. Eenmaal beneden komen we uit in Bénéjacq, waar het toch ook nog steeds vrij bochtig is. Hier volgt vandaag de tussensprint, na 95 kilometer mogen de renners aan de slag en gezien het parcours tot nu toe valt het niet uit te sluiten dat iemand als Milan hier punten kan sprokkelen. Aanloopje naar de tussensprint is door die afdaling niet zo lekker, we komen in de voorlaatste kilometer voor de tussensprint gewoon nog een paar flinke bochten tegen en pas helemaal beneden in het dorp gaat het in de laatste kilometer voor die sprint rechtdoor in het centrumpje. Je moet er wat voor over hebben om groen te veroveren, blijkt maar weer. Buiten het dorp gaat het twee kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg, waarna de renners kort achter elkaar twee rotondes tegenkomen. Bij de tweede rotonde gaat het naar links, daarna mag er een kilometer of vier vooral rechtdoor worden gereden. Op een behoorlijk grote hoeveelheid vluchtheuvels na komt het peloton voorlopig weinig tegen, de wegen zijn breed en het blijft nog een tijdje vlak. In de buurt van het dorpje Igon slaan we rechtsaf, om vervolgens drie kilometer rechtdoor te rijden tot in Asson. Eenmaal in Asson slaan we linksaf en dan gaat het eigenlijk in één streep rechtdoor naar beneden, richting de voet van de Col du Soulor. Oké, het duurt nog 17 kilometer voor we die voet bereiken, maar veel gaan we in de tussentijd niet meer beleven. De weg wordt iets glooiender, dat is absoluut een feit. In het begin gaat het een beetje op en af, maar na een tijd zal het toch vooral vals plat omhoog lopen. Alleen in de buurt van Arthez-d'Asson loopt het tijdelijk wat steiler omhoog, een kilometertje aan 7%. Buiten dat, ach. Wel nog een paar van die korte knikjes omhoog, maar een naam mag het niet echt hebben. Over het algemeen is de weg breed, al komen we nog wel een keer een splitsing tegen. De wegen worden gesplitst en ineens moeten de renners verder over een weg die nog maar één rijbaan breed is. De andere rijbaan ligt aan de andere kant van de rivier. Na een bruggetje overgestoken te hebben komt de weg weer samen en dan werken we de laatste kilometers richting Ferrières af, waar de voet van de klim ligt. Door een mooi groen landschap kronkelen we ons een weg omhoog in licht stijgende lijn. We komen nog een keer zo'n splitsing van de weg tegen, aan het eind van die splitsing zijn we bijna in Ferrières. Het duurt nog een paar kilometer, maar na 122 kilometer komen we dan echt uit in dit plaatsje met een kerk en een standbeeld. Een zo goed als vlakke aanloop van liefst 122 kilometer, in de laatste 58 kilometer van deze etappe gaat de rit écht beginnen!
![AF1QipPEXdFriQ98JyqfCl9sM9mGxSiVRlI4VVbfTq6o=s1600-h1200]()
Voorbij de kerk begint de weg voor het eerst wat serieuzer omhoog te lopen. We zijn vertrokken, de Col du Soulor is begonnen. Een beklimming die normaal gesproken onlosmakelijk verbonden is met de Aubisque, maar dit jaar mooi niet. We beginnen aan een kant van de Soulor die we niet zo vaak zien in stijgende lijn, de laatste keer dat we vanuit Ferrières klommen was in 2019, maar daarvoor was het al van 2010 geleden. Twee keer gingen we toen naar de Tourmalet, nu keren we terug naar een heus Tatort, een van de weinige plaatsen waar Tadej Pogacar ooit werd gekielhaald. De vorige keer dat we naar Hautacam gingen reden we daar over een debuterende klim naartoe, de loodzware Col de Spandelles. Aan deze Col de Spandelles kun je eveneens vanuit Ferrières beginnen, we reden toen eerst van een andere kant over de Aubisque om vervolgens de Soulor af te dalen over de weg die dadelijk als beklimming zal dienen. Aan het eind van de afdaling begonnen we in Ferrières voor het eerst ooit aan de Spandelles, een klim die een jaar later nota bene in de Vuelta terug zou keren in koers. De Tour keert voorlopig nog niet terug naar de Spandelles, wellicht omdat Tadej Pogacar in de afdaling van die klim op z'n plaat ging, maar het is voor Tadej Pogacar ook goed mogelijk om op een enorm brede, rechte en vlakke weg te vallen, dus dat mag geen argument zijn. De Spandelles is een formidabele klim die we hopelijk nog vaker gaan zien, maar ik kan er op zich wel mee leven dat we nu weer een keer over de Soulor gaan, vooral omdat Gouvenou na de Soulor nog wat variatie heeft aangebracht. Geen bocht richting de Spandelles in Ferrières, nee, we volgen de doorgaande weg en die doorgaande weg brengt ons naar de top van de Col du Soulor. De komende 11,8 kilometer gaat het aan 7,3% omhoog naar de top van deze klim van eerste categorie, de eerste klim van eerste categorie van deze Tour en überhaupt de eerste écht lange klim. Beginnen doen we met een steile kilometer aan bijna 10%, daarna gaat het dan weer een kilometer aan 7% omhoog. De Soulor is een onregelmatige klim, vooral als we in de derde kilometer door Arbéost rijden merken we dat. Daar gaat het slechts aan 5% omhoog, al heeft dat ook te maken met een kort stukje in licht dalende lijn tussendoor. Tijdens het eerste deel van de klim rijden we vooral door een bos, met tussen de bossen dus een passage in Arbéost. Hier is het wat meer draaien en keren, met dus een stukje in dalende lijn erbij. Buiten Arbéost gaat het dan weer een kilometer aan 7% omhoog, daarna volgt zelfs een kilometer aan 9%. We hebben er bijna twee weken op moeten wachten, maar het terrein om verschil te maken is daar dan eindelijk. Na een nieuwe kilometer aan 7% volgt er halverwege de klim het zwaarste deel, na een kilometer aan 8% volgt er eentje aan 10% en daar zien we met wat mazzel al het treintje van Visma op kop. Geen idee of het werkt, maar proberen gaan ze het sowieso. Hierna volgt er dan weer een kilometer aan 8%, met daarna een makkelijkere kilometer aan 5,5%. Dat heeft dan weer te maken met een kort stukje in dalende lijn, we zijn in de Pyreneeën en daar is geen enkele klim gelijkmatig. We zijn bijna boven op de klim, een klim die steeds mooier wordt. Het eerste deel speelt zich vooral af in het bos, richting de top wordt het terrein steeds meer open. De renners fietsen langs overhangende rotsen en hebben aan de rechterkant van de weg een prachtig uitzicht over de Pyreneeën. Weidse blikken, schitterende vergezichten. Niks mis mee. We zien heel wat puntgave bergtoppen liggen, terwijl het hier verder ook gewoon hartstikke groen is. Een mooie combinatie, me dunkt. Een heerlijk slingerende weg, die in de voorlaatste kilometer nog eens aan 9% omhoog zal lopen. We rijden een tijdje langs een flinke afgrond af, maar in de laatste kilometer van de klim rijden we dan weer slingerend aan 7% omhoog door een bergweide. In de laatste meters van de klim vlakt het een beetje af, waarna we na 134 kilometer de top van de Col du Soulor bereiken. Op de top vinden we de Snack Bar du Soulor, altijd een goed idee om na zo'n zware inspanning meteen wat lekkers uit de frituur naar binnen te hengelen. Tim Wellens gaat een opvolger krijgen, hij was in de rit in 2019 de laatste die als eerste bovenkwam toen we langs deze kant naar de Soulor reden. Al kan hij zichzelf ook gewoon gaan opvolgen, met het UAE-treintje valt niets uit te sluiten. Zijn voorganger was dan weer Marcus Burghardt, hij kwam in 2010 als eerste boven en dat is voor een beer als Burghardt toch best opmerkelijk. De rit winnen deed hij natuurlijk niet, dat was ook een rit met aankomst op de Tourmalet en op die klim zou Andy Schleck winnen voor Contador.
![ET12_Soulor-1024x667.jpg]()
![23834.jpg]()
![col-du-soulor-arthez-d-asson-upload-117510-1024x0.JPG]()
In de buurt van de top van de Soulor komen we in het dagelijks leven veel koeien en ook schapen tegen, voor de renners te hopen dat die dieren een snipperdag nemen. Vooral omdat die schapen beschermd worden door een hond, en die hond bijt je gewoon pardoes in je gepantserde kuiten als je dwars door de kudde fietst. Als we op de top rechtsaf slaan gaan we verder richting de Aubisque, een klim die haast ieder jaar wel in het Tourparcours wordt opgenomen. Nu alleen even niet, schitterende variatie. De Aubisque zagen we wel in de Tour van 2022, toen op weg dus naar Hautacam, en in de Vuelta van 2023, toen op weg naar de Tourmalet. De weg rechtsaf op de top van de Soulor namen we voor het laatst in 2018, toen de rit beneden in Laruns zou eindigen. Dat was de hilarische rit waar Roglic in de afdaling wegreed en Tom Dumoulin enigszins geagiteerd was omdat de motoren hem zouden hebben geholpen. Dit terzijde, want we gaan helemaal niet naar rechts. We gaan naar links en dus dalen we de Col du Soulor, althans, deels. We kunnen deze weg helemaal omlaag volgen naar Argelès-Gazost, waar de voet van Hautacam te vinden is, maar we nemen een kleine omweg. Een omweg met een extra klimmetje, een klimmetje dat we bijna nooit zien in de Tour. Voor het laatst in 2018, toen we over de Aubisque naar Laruns reden. Toen wel van de andere kant, de kant die we nu gaan doen hebben we alleen in de Tours van 1987 en 1989 ooit gezien. Thierry die ons enige variatie biedt in de Pyreneeën, de wonderen zijn de wereld nog niet uit. De weg omhoog naar de Soulor was niet de breedste, op de top slaan we linksaf en daarna bereiken we een weg die een stuk breder is. Door een hemels decor beginnen we vervolgens aan een afdaling van zeven kilometer, in die zeven kilometer gaat het bijna continu aan 8% omlaag. Het is best een pittig afdalinkje, de eerste lastige afdaling van deze Tour. De eerste lastige beklimming en ook meteen de eerste lastige afdaling, logisch. De bochten volgen elkaar in hoog tempo op, meteen in het begin al. In het begin rijden we vooral rond met uitzicht op de bergen, verder naar beneden komen we meer in de bossen terecht. De eerste bochten lopen over het algemeen wel redelijk goed, verder naar beneden komen we in de bossen ook wat meer haarspeldbochten tegen. Door de brede en relatief goede weg zou deze afdaling te doen moeten zijn, maar na 11 dagen koers zal het even schakelen zijn voor de renners. Dit is het echte werk, hier gaat het echt flink naar beneden. Na zeven steile kilometers in dalende lijn komen we na nog een paar listige snelle bochtjes uit in Arrens, waar een wat smallere passage tussen de huizen door volgt. Vanuit Arrens dalen we doorgaans verder naar beneden, maar niet nu. In het centrumpje volgt er een bocht naar rechts en na die bocht volgt nog een tweede bocht naar rechts waarna we bij het verlaten van Arrens gaan merken dat de weg opnieuw omhoog begint te lopen. Voor het eerst in lange tijd gaan we omhoog naar de Col des Bordères, een klimmetje van de tweede categorie. Een kort klimmetje, maar ook een pittig klimmetje. De komende 3,1 kilometer loopt de weg aan 7,7% omhoog, waarbij de klim pas echt begint als we linksaf over een wat smaller bruggetje zijn gereden. We rijden langs wat stenen muurtjes af en zien wat laatste boerderijen die horen bij Arrens, daarna loopt een behoorlijk smalle weg in het bos zeer stevig omhoog. We noteren een kilometer aan bijna 9%, met de nodige steile bochten erbij in het donkere woud. Dit klimmetje is een heerlijke toevoeging, het is een uitstekende gelegenheid om stiekempjes alvast weg te rijden. In de tweede kilometer gaat het aan 8% omhoog, nog steeds rijden we over een smalle en bochtige weg door een donker bos heen, van mij mogen ze dit klimmetje vaker in het parcours opnemen. Het combineert ook wel lekker met de Aubisque en de Spandelles, ik zie mogelijkheden. In de derde kilometer gaat het weer een tijd aan 9% omhoog op dezelfde manier, vooraleer het in de laatste kilometers afzwakt naar 5%. Dat drukt het gemiddelde een beetje, maar de Bordères is lastig genoeg. Na 146 kilometer koers, op 34 kilometer van het eind, zijn we boven op deze klim. Op de top staan alleen maar een paar bomen en er staat een bord, heel in de verte zien we tussen de bomen door een paar imponerende bergtoppen, maar verder geeft niets weg dat we de top van een klim bereikt hebben. Is wel zo, we gaan nu alsnog afdalen naar Argelès-Gazost en daarna wacht de slotklim op ons.
![tour-de-france-2025-stage-12-climb-n3-b12dab53aff04fed25e2.jpg]()
![110636177Master.jpg]()
De afdaling van de Bordères is best pittig, een afdaling die voor de Tour een beetje op het randje is. Wellicht de reden dat we hier niet al te vaak te vinden zijn. De weg omlaag is net zo smal als de weg omhoog, de afdaling is ook ongeveer even lang. We dalen ongeveer drie kilometer af richting Estaing, een piepklein dorpje. Richting dit dorp is het draaien en keren aan een procent of acht in dalende lijn, we komen onderweg onder meer drie smalle haarspeldbochten tegen. Ook een paar bochten die beter doorlopen, maar door de smalle weg is haast iedere bocht een uitdaging. Er schuilt verder weinig gevaar, als je onverhoopt een bocht mist rijdt je vooral een weiland in, er is hier geen ravijn te vinden. Desalniettemin wel zo'n afdalinkje waar de renners over zouden kunnen klagen. We beginnen in het bos, met uitzicht op de bergen, maar we komen beneden uit tussen de bergweides in Estaing. Hier nemen we tussen twee stenen muurtjes in een dubbele bocht naar links en daarna dalen we over een iets bredere weg op een iets makkelijkere manier verder. Een kilometer of drie gaat het aan een procentje of vier omlaag, wat meer rechtdoor. Het slingert wel een beetje, terwijl we de loop van een mooi riviertje volgen, maar dat is perfect te doen. Het is vooral genieten nu, van dat mooie riviertje en van de fraaie boerderijen die we zo links en rechts zien passeren. Stenen kunstwerkjes hier. Richting het eind van deze weg slaan we rechtsaf, we rijden een smal bruggetje over en komen aan de andere kant van dat mooie riviertje te rijden. Wat meer door de bossen slingeren we nu verder, maar het blijft goed te doen. Even verderop volgt er wel een stevige bocht naar links, opnieuw rijden we over een smalle brug en voorbij die brug is het een kilometer zo goed als vlak terwijl we over een smalle en pokdalige weg langs een bergwand naar het dorpje Bun rijden. Eenmaal in dit dorpje wordt de weg weer breder en beter, terwijl we in het dorpje zelf dan weer kunnen genieten van een fraaie blik op de omgeving. Buiten Bun loopt de weg twee kilometer aan 3% omhoog in de bossen, een echte Evenepoelstrook! Aan het eind van deze bosweg rijden we rechtsaf over een smal bruggetje heen en daarna komen we uit op een brede weg. We zijn plotseling terug in de afdaling van de Soulor, na onze omweg gaan we alsnog verder afdalen naar Argelès-Gazost. Een kilometer of zeven loopt de weg omlaag richting deze plaats, maar dan wel op een minder indrukwekkende manier. Een aantal kilometer dalen we aan een procent of drie, pas in het laatste stuk voor we Argelès-Gazost bereiken moet er nog even aan een procent of zes gedaald worden. Dit deel van de afdaling is niet zo interessant, de weg is enorm breed en het gaat vooral rechtdoor. De eerste serieuze bocht komen we eigenlijk pas helemaal beneden tegen, in Argelès-Gazost. Een haarspeldbochtje aan het eind, en daarna een stevige bocht naar links. We bereiken dit plaatsje aan de voet van de slotklim na 162 kilometer, we zijn al bijna bij de finish joh! Argelès-Gazost is verder weer zo'n toeristisch thermendorpje met een casino en meer van dat spul, desondanks zijn we hier op een passage tijdens een rit niet vaak te vinden. Blijkbaar slechts één keer een Touretappe hier gestart, in 1996. Richting het altijd mooie Pamplona, waar Laurent Dufaux won. De teloorgang van Miguel Indurain, dat was die rit natuurlijk vooral. Een rit naar zijn Pamplona, een eerbetoon aan hem, en hij kwam voor geen meter vooruit. In Argèles-Gazost hebben ze tevens een dierentuin, het Parc animalier des Pyrénées. Een populaire bestemming, al gaan de wildste dieren nu toch echt op de weg te zien zijn.
![argeles_gazost.jpg]()
Drie jaar geleden reden we nog dwars door Argèles-Gazost op weg naar Hautacam, die procedure herhalen we drie jaar later. Eenmaal in Argelès-Gazost houdt het dalen op, maar het blijft bochtig. De tocht in het centrum is best lastig, we vliegen echt alle kanten op. Stuk of vier rotondes er ook nog bij, terwijl we op weg gaan naar Hautacam. Na de afdaling is het een kilometer of vijf zo goed als vlak, een piepklein stukje vallei. Buiten Argelès gaat het even rechtdoor over een brede weg, een enorm brede weg. We passeren langs een aantal rotondes, rijden over een riviertje en komen niet veel later uit in Ayros-Arbouix, waar de voet van de slotklim ligt. In de laatste 13,5 kilometer van de rit gaat het aan 7,8% gemiddeld omhoog naar Hautacam. Deze beklimming van de buitencategorie begint met een kilometer aan 6%. Vlak voor Ayros reden we langs een veld vol zonnebloemen, maar zodra de klim begint bevinden we ons in een bos. In dat bos gaat het na de eerste kilometer zelfs omhoog aan 8,6%, de eerste aankomst bergop van deze Tour gaat genoeg mogelijkheden bieden om je nu alvast van de tegenstand te ontdoen. Al valt het begin relatief gezien nog mee, want na die ene zware kilometer gaat het vervolgens drie kilometer aan ongeveer 6,5% omhoog, waarna zelfs een kilometer aan slechts 6% volgt. De brede weg omhoog leidt door een groene omgeving, terwijl we ook wat dorpjes passeren. Souin bijvoorbeeld, de mensen hier hebben door de jaren heen al heel wat thermonucleaire prestaties mogen aanschouwen. Na de makkelijke kilometer begint het leukste deel van de klim, na een kilometer aan 8% gaat het in de volgende kilometer aan 10,3% omhoog, en in de kilometer daarna zelfs aan 11,3%. Na die loodzware kilometer hebben we al negen kilometer geklommen en dus komt de finish al langzaam in beeld. Als we op de Soulor en de Bordères geen actie hebben gezien mag het hier zo onderhand wel eens gaan gebeuren. We zijn weer door wat dorpjes gefietst, Saint-André bijvoorbeeld. Hier wordt het terrein wat meer open, lelijk ook wel eerlijk gezegd. Een boerenlandschap, maar dan bergop. Na de zwaarste kilometer van de klim komt er een makkelijkere kilometer voorbij, eentje aan 7%. Daarna beginnen we op 3,5 kilometer van het eind aan de laatste écht lastige kilometer, eentje aan 10,5%. Het blijft vrij open en landelijk tot de top, terwijl we in de laatste paar kilometer wat haarspeldbochtjes tegenkomen. Na die kilometer aan 10,5% gaat het vervolgens omhoog aan 7% en daarna zelfs maar aan 6,5%. Aan het eind van die strook bevinden we ons op 600 meter van het eind, in de laatste meters van de rit wordt het wel weer wat steiler, we sluiten af met een strook aan 8%. In de laatste kilometer is het bochtig en de laatste bocht ligt zelfs heel kort voor de finish. Wel een brede weg en van sprinten zal er niet direct sprake zijn, maar toch.
![23e53]()