O jawadde zeg, ge gaat het nie geloven, ‘t is hier weer
ferm misgelopen in de keuken. Ik dacht: “Komaan, ik ga eens ne deftige stoofpot maken, zo ene gelijk moeder vroeger, met patatjes en nen hoek vlees.” Maar allé, van het moment da’k begin, is het precies of alles samenzweert tegen mij.
Eerst en vooral, ik had nog maar goed en wel de ajuinen vast, en mijn mes schiet uit — floep! — en ’k snij mij
ferm in m’n vinger. Bloed overal, ik moest rap ne plakker gaan zoeken. Ondertussen staan die ajuinen daar nog te schreien gelijk een kind zonder snoep.
Dan wil ik de patatten schillen, maar natuurlijk is mijn dunschiller kwijt. Hele kast overhoop moeten halen, en wat vind ik? Geen dunschiller, maar wel een half rotte tomaat van vorige week. Ge kunt u voorstellen da’k al goed begon te foeteren.
Enfin, ’k pak dan maar nen ander mes, veel te bot natuurlijk, dus dat werd meer krabben dan schillen. En dan, alsof dat nog nie genoeg was, begint dat vuur van mijn fornuis ineens te sputteren. Gas op, gas af, vlam weg. Ik roep: “Wat is dat nu weer voor zever!” Kuis ik gisteren nog alles proper af, en nu werkt het niét meer.
En ja, ge raadt het al… tijdens al dat gedoe vergat ik mijn pot met boter op het vuur. Ge kunt u wel voorstellen: zwarte smout, rook tot tegen het plafond, de dampkap kon het niet meer trekken. Heel het huis ruikt nu naar verbrand vet. Ge zou denken dat ik hier frituren aan ’t uitbaten ben.
En als kers op de taart — jawel, de vleesjes. Mooie lapkes, speciaal gaan halen bij de beenhouwer. Laten vallen op de grond. Recht in de kattenbak, ja. ’t Is dat ik een kat heb, ’k had nog mogen vechten voor mijn eigen eten.
Enfin bon, ’t is om mijn kl*ten af te vegen, dat koken van vandaag. ’t Enige dat ik nu nog kan doen is ne boterham met choco eten en hopen dat morgen beter begint. Want vandaag? Vandaag mocht ze van mij gerust in de Schelde flikkeren, met al haar potten en pannen erbij.
Allez, ’t moest er even uit.
Ik ben een man met een onverklaarbare fascinatie voor capuchons. Ze zijn mijn tweede huid—altijd om me heen, altijd vertrouwd. Ik draag ze niet alleen, ik lééf erin. Het voelt magisch als iemand er zachtjes aan trekt, een speels moment vol onverwachte connectie. En als mijn capuchon ergens blijft haken? Pure vreugde! Een klein avontuur in het alledaagse, alsof de wereld me even vasthoudt. Capuchons en ik? Een onafscheidelijk duo