Etapa 3: Lousã - Castelo Branco, 191,2 kmTerwijl de aandacht van de wereld terecht uitging naar de ontzettend spannende ontknoping van de Tour de France Femmes werd er ook nog gekoerst in
Spanje Portugal. Ik moet heel eerlijk toegeven, ik heb het ook maar bekeken op mijn tweede scherm. Je zou kunnen zeggen dat er echt iets aan het veranderen is in het wielrennen, het vrouwenwielrennen wordt tegenwoordig een stuk serieuzer genomen. Vooral de Tour, en vooral als het zo spannend is. In de laatste kilometer kon het zelfs nog alle kanten op, maar het viel een kant op waar ik zelf prima mee kan leven. Iemand die altijd tweede of derde wordt gun je wel een keer een mooie overwinning, vooral als diegene er zo hard voor knokt. Terwijl we op het puntje van onze stoel naar de Tour voor vrouwen keken gebeurde er bij de Vuelta voor mannen bitter weinig. Bij het begin van de uitzending reed het peloton door Torres Vedras, het standbeeld ter ere van Joaquim Agostinho kwam mooi in beeld, maar daar bleef het verder wel bij. Af en toe een kasteel in beeld, weinig ontwikkelingen in de koers. Ze reden ook bijna stilstaand rond, waardoor de finish bijna tegelijkertijd met die van de vrouwen in de Tour zou volgen, terwijl ze in Portugal een stuk eerder klaar hadden moeten zijn. Lekker gewerkt, heren! Een van de belangrijkste wapenfeiten was dat Dylan van Baarle totaal onnodig onderuit ging. Die jongen rijdt nooit een koers en dat is te merken, de mannen van Visma beginnen een gevaar te worden in het peloton. Voor zichzelf en voor anderen. Van Baarle probeerde het nog even, maar stapte naderhand toch uit koers. Past perfect bij het mindere jaar van Visma, de vraag is in hoeverre ze dit over zichzelf afroepen. Ibon Ruiz en Luis Angel Mate reden ondertussen samen op kop, zij kregen nooit meer van vier minuten voorsprong en dus werd het duidelijk dat we zouden gaan sprinten. In de finale van de rit volgde er wel nog een klimmetje, op dit klimmetje zagen we een paar aanvallen, maar die werden vlotjes gecontroleerd door Visma. Zij wilden met Van Aert voor de rit gaan. Mathias Vacek ging ondertussen tegen de grond, op de klim stond het vol met enthousiaste Portugezen waarvan er een aantal iets te diep in het glaasje hadden gekeken. Aldus Vacek zelf, hij gaf een dronken supporter de schuld van zijn val. Hij keerde later wel nog terug in het peloton, maar hij zou in de etappe verder geen rol meer spelen. Een concurrent minder voor Van Aert in de strijd om de rode leiderstrui. Een trui die hij bij de tussensprint al had kunnen veroveren, ware het niet dat het peloton nét te laat Ruiz en Mate inrekende. Na een paar aanvalletjes op de Alto da Batalha werd het duidelijk dat er niemand zou ontsnappen en dus reden we gegroepeerd naar de finish in Ourém. Dat verliep lange tijd vlekkeloos, tot er in de laatste drie kilometer toch nog gevallen werd. Een vrij massale val, met daarbij enkele usual suspects. Max Poole is geen goede stuurman, begin ik inmiddels te vermoeden. Of Eddie Dunbar, ook geen talent op dat vlak. Jhonatan Narvaez ligt er ook verdacht vaak bij. Of Tarling ook in die categorie valt weet ik niet, maar het is geen lekker begin van de Vuelta voor hem. Gisteren een voor zijn doen slechte tijdrit, nu rollebolde hij over de stoep heen. Met een door de val uitgedund peloton reden we de laatste kilometer binnen, enkele ploegen waren door de val wat mannetjes verloren en dus werd het een beetje chaotisch. Wout van Aert had alleen Affini nog bij zich en de Italiaan gooide er een beurt van jewelste uit. Hij bleef maar op kop rijden, maar moest alsnog net iets te ver van de finish van kop af, waarna Van Aert noodgedwongen vrij vroeg aan de sprint moest beginnen. Of het veel uitmaakte valt te bezien, want hij was nog geen tien meter aan het sprinten of Kaden Groves sprong al uit zijn wiel. De Australiaan van Alpecin-Deceuninck snelde onbedreigd naar de zege, weer een tweede plaats voor Van Aert. Weer een ritzege voor Alpecin in een grote ronde, alleen in de Giro van dit jaar lukte dat niet, verder in iedere andere grote ronde. Weer een tweede plaats voor Van Aert, al werd hij getroost door het feit dat hij dankzij de bonificaties de rode trui overnam van McNulty. Strong werd derde, voor Miquel van Kern Pharma. Als KernPharmaN1Fan kan ik daar goed mee leven. Verder een geschiedenisloze rit die we heel snel gaan vergeten. Net als de volgende rit, ik wil die rit al uit m'n geheugen wissen nog voor ie is begonnen. De
Gran Salida in Portugal is een regelrechte aanfluiting. We gaan nog een keer sprinten, en dan snel terug naar Spanje.
![58b41]()
![f00c9]()
De laatste rit op Portugese bodem gaat van start in Lousã, een plaats waar blijkbaar weinig over te vertellen valt aangezien alle toeristische sites meteen beginnen over het naastgelegen natuurgebied, Serra da Lousã. Kijk maar: Lousã ligt in het midden van Portugal en is een interessant stadje. Het staat goed bekend onder de sportavonturiers, die veel te vinden zijn in het gebergte Serra da Lousã, het visitekaartje van de regio. In het uiterste zuidwesten van de centrale bergrug, heeft het gebergte Serra de Lousã een grootte van 4200 ha en als hoogste punt "Alto de Trevim" op 1202 meter. De ondergrond bestaat voornamelijk uit leisteen, waar nog overblijfselen zijn van het eeuwiggroene bos, kenmerkend voor een gematigd klimaat, zoals hulst en laurier. De loofbomen hebben de oude bomen vervangen, hoewel er nog eiken- en kastanjebossen zijn, als groene vlekken in de dalen en berghellingen rondom de dorpen. De kurk- en steeneiken liggen meer naar het zuiden. Op de hoger gelegen gebieden groeien door de arme grond, hei, gaspeldoorn en brem. Enkele van de interessantste gebieden zijn: "Cantão das Hortas", met berken, Amerikaanse eiken en kastanjebomen, ceders en wilde dennen; "Mata do Sobral" met een mediterraan microklimaat en vegetatie; "Vale da Ribeira de São João", dat zich uitstrekt langs de "Caminho da Levada" en waar de wegen worden begrensd door leistenen muurtjes en kastanjebossen, die het landschap een bijzondere kleur geven. Ik bedoel maar, veel informatie over de natuur in de omgeving, nul informatie over Lousã zelf. Zelfs via Wikipedia is het moeilijk om veel over Lousã te vinden, behalve dat er hier in de middeleeuwen het nodige gebeurde en dat het dorp nadien floreerde dankzij de papierindustrie. Die industrie was alleen niet het eeuwige leven beschoren, waarna de boel in Lousã in elkaar donderde, totdat er een spoor werd aangelegd, waardoor Lousã makkelijker te bereiken was. Inmiddels is het spoor weer verdwenen, maar weten de mensen op andere manieren Lousã te vinden. Vooral met dank aan de Serra da Lousã, een natuurgebied waar je enkele zeer bijzondere fenomenen kunt vinden die nog niet eens zijn benoemd. Zo ligt er vlak boven Lousã een kasteel boven op een rots te pronken, het Castelo da Lousã dateert uit de 11e eeuw en was zelfs nog ooit het zomerverblijf van koningin Mafalda, jemig. Naast het kasteel ligt ook een heiligdommetje, maar even verderop ligt de belangrijkste toeristische trekpleister. De Aldeias do Xisto, dorpjes van schiststeen. Schist (Gr. schistos = gespleten) is een middelgradig metamorf gesteente (doorgaans gevormd bij drukken van 0,1 tot 0,8 GPa en temperaturen van 200 tot 600 graden Celsius). Schist heeft een hogere metamorfe graad dan leisteen en fylliet maar meestal een lagere graad dan gneis. Kenmerkend aan schisten is het voorkomen van duidelijke foliaties, die gevormd worden door de voorkeursoriëntatie van mica's. Dit type foliatie wordt een schistositeit genoemd. Geen idee wat hier staat, maar de dorpjes in de heuvels boven Lousã zijn gemaakt van dit type gesteente. Wat voor gesteente het ook is, de dorpjes zien er schitterend uit, de moeite waard om vanuit Lousã een stukje omhoog te klimmen. In het stadje, aan de voet van de klim, kom je bij nadere inspectie amper iets van belang tegen, Wikipedia komt ook niet verder dan de lokale kerk en het stadhuis. Het is vooral nieuwerwetse meuk, gelegen aan de rand van een schitterend natuurgebied vol fraaie dorpjes in de heuvels. De mooiste bergdopjes van Portugal, zelfs! In dit stukje Portugal lijkt de tijd stil te hebben gestaan, maar dat zou je ook over de rest van het land kunnen zeggen. In ieder geval, in Lousã wonen ongeveer 17.000 mensen en zij hebben uiteraard nog nooit de Vuelta mogen verwelkomen, maar wel de iconische Volta. Een van de beste ritten die ik ooit in deze legendarische rittenkoers heb gezien ging nota bene van start in Lousã. In de Grandissima van 2017 reden de renners van Lousã naar Guarda, onderweg werd Torre beklommen. Op dik 70 kilometer van de finish gingen Raul Alarcon en Amaro Antunes, ploeggenoten bij W52, samen in de aanval. Alleen Krists Neilands probeerde nog even te volgen, maar hij was kansloos. Een eeuwigdurende Trofeo Baracchi volgde, waarna Alarcon en Antunes met vele minuten voorsprong wonnen. Antunes kreeg de zege cadeau van Alarcon, want de Spanjaard was op weg om het algemeen klassement te winnen. Die zege raakte hij vrij snel weer kwijt omdat hij stout was geweest, waarna Antunes de zege cadeau kreeg, maar na een inval van de politie bleek Antunes ook stout te zijn geweest. Ach, gelukkig hebben we de beelden nog! W52 HOO-LI-GANS!
![145.jpg]()
![cb_lisbon_aldeiasdexisto_ab_top.jpg]()
De Volta is de afgelopen jaren nog vaker door Lousã gereden, meestal moest er kort na de passage in het dorp stevig geklommen worden. De hoogweg vanuit Lousã richting de Serra da Lousã levert een stevige klim op van 20 kilometer aan 4%, de renners komen vandaag heel goed weg. In de Volta van 2019 reden ze bijvoorbeeld nog van Miranda do Corvo, gelegen naast Lousã, over die klim omhoog. In 2022 reden ze dan weer naar een andere berg in deze omgeving, een aankomst boven bij het observatorium van Vila Nova, ook op een steenworp afstand van Lousã. Een van mijn persoonlijke favorieten Fred Figueiredo won toen, helaas durft hij tegenwoordig niet meer voluit te gaan. Ook in de Volta van dit jaar was er sprake van een aankomst bij dit observatorium, werkelijk een schitterende en loodzware klim. Colin Stüssi ging deze keer met de zege aan de haal en hij leek op weg om zijn tweede Volta te winnen, maar de Portugezen sloegen richting het einde van de ronde terug, onder meer dankzij een succesvolle vlucht en een hilarische tijdrit ging de Rus Artem Nych namens Sabgal-Anicolor met de eindzege lopen. Ons vertrouwen in het Portugese circuit werd toch weer een beetje hersteld. In de eerste kilometers van deze rit volgen we overigens de route van de legendarische Voltarit van 2017, ik heb daar toen echt uren met stijgende verbazing naar gekeken. W52 was een UAE on steroids, en dat wil wat zeggen. De schorsing van Alarcon is voorbij, wie geeft hem een nieuwe kans? Enfin, door naar de rit. We rijden eerst een paar kilometer langs de Serra da Lousã af tijdens de neutralisatie, waarna er alsnog geklommen moet worden zodra de rit echt begint. Tijdens de neutralisatie loopt de weg al wat omhoog, na de neutralisatie blijft dat zo. Direct vanuit het vertrek wordt er vijf kilometer geklommen aan 4%, ze zorgen in Portugal in ieder geval iedere keer voor een leuke start. Zo'n start bergop zorgt er in ieder geval voor dat meer renners zin hebben om ten strijde te trekken, is althans de theorie. In het begin van een grote ronde gaat deze theorie niet altijd helemaal op, hebben we gisteren weer kunnen zien. De klim is niet heel lastig, het wordt nooit steil, maar het kan voldoende zijn om de renners te enthousiasmeren. Een brede slingerweg omhoog langs de rand van de fraaie Serra da Lousã, de omgeving is ook nog eens niet verkeerd. Na het klimmetje gaat het drie kilometer naar beneden, een afdalinkje waarin de renners wel wat bochten tegenkomen, maar heel lastig ziet het er niet uit. Daarna gaat het nog eens een kilometer omhoog, ditmaal iets steiler, we tikken misschien zelfs de 6% aan! Boven komen ze uit bij een rotonde, hier gaat het naar links en dan volgt er een afdaling van vijf kilometer richting Góis. Deze afdaling voert door een schitterend bos, over een brede en prachtig geasfalteerde weg. De renners hebben weinig te klagen over de wegen in Portugal, op een spaarzame passage over de keitjes na. In deze afdaling zit een haarspeldbocht verstopt, maar verder kun je met je ogen dicht naar beneden. Na 13 kilometer komen de renners uit in Góis, dat je blijkbaar moet uitspreken als Goes. Dat Portugees blijft eindeloos fascinerend. Je moet de Volta alleen al kijken voor het Portugese commentaar, schitterend. In ieder geval, Góis ligt in het district Coimbra, de bekende universiteitsstad ligt een kilometer of 40 verderop. Góis is gelegen in de vallei Vale do Ceira tussen de gebergten Carvalhal en Rabadão. Het dorp wordt ook wel de "Capital do Ceira" genoemd, omdat Góis het grootste dorp is dat aan deze rivier ligt, nou! Góis is vooral bekend om z'n prachtige omgeving, en trekt jaarlijks vele bezoekers dankzij de ongerepte natuur, al wordt die natuur steeds minder ongerept. We bevinden ons in een gebied waar de afgelopen jaren de nodige bosbranden hebben plaatsgevonden. Nouja, dat geldt natuurlijk ondertussen voor heel Portugal, maar in dit gebied komen de bosbranden vanwege de slechte bereikbaarheid en een gebrek aan brandweermannen nog net wat harder aan. In Góis komen de renners een rotonde tegen, daarna duiken ze het centrum in, waar weer eens een korte passage over steentjes volgt, voor ze het dorp weer op een geasfalteerde weg verlaten.
![1-37-2.jpg.webp]()
Blijkbaar vindt er in Góis jaarlijk een motorfestival plaats, goede reden om snel de plaats uit te brommeren. Buiten Góis volgt er een nieuw klimmetje, net als de eerste klim van de dag ongecategoriseerd. De organisatie doet net of er niet geklommen hoeft te worden, maar het gaat toch echt vier kilometer aan ongeveer 4% omhoog. Eerst even twee vlakke kilometers, en dan weer vier kilometer omhoog, een laatste kans voor eventuele enthousiaste vluchters om weg te rijden uit het peloton. Hierna wordt de rit voorlopig wat vlakker, de boel zal snel stilvallen. De klim is niet heel moeilijk, maar voert wel door een fraaie omgeving. Het blijft voorlopig enorm groen, al krijgen we daar als kijker natuurlijk niets van mee. Na het klimmetje gaat het vijf kilometer omlaag richting Arganil. Weer eens een afdaling zonder veel gevaar, de wegen blijven breed en het asfalt onberispelijk. Een paar bochten die genoteerd moeten worden, maar al bij al levert dit vermoedelijk weinig problemen op. De lastigste bocht is wellicht de laatste, helemaal beneden in Arganil. Stevig naar links bij een rotonde, waarna er een korte tocht door het centrum van het dorp volgt. Hier ligt zowaar een hoop straatmeubilair, dat hebben we nog maar weinig gezien tijdens onze tocht door Portugal. In Arganil staan een hoop kapelletjes, verder is het een dorp zonder onderscheidende eigenschappen. We gaan daarom snel verder, eerst rijden we een paar kilometer rechtdoor richting Secarias en na een bocht in dit dorp komen we op een glooiende slingerweg terecht die ons naar Coja gaat brengen. De weg blijft breed, maar het is hollen van bocht naar bocht terwijl de weg af en toe een aantal hectometer wat steviger omhoog zal lopen. Niet dat het veel uitmaakt, tegen deze tijd is de vlucht al lang en breed vertrokken en dus kunnen we op het gemakje het Portugese binnenland verkennen. Na 38 kilometer komen de renners na een korte afdaling uit in Coja, een dorpje dat schitterend is gelegen aan de Rio Alva. De loop van deze rivier gaan we de komende 15 kilometer volgen, zodra we langs een fraaie middeleeuwse brug in Coja zijn gereden gaat het eerst een kilometer of vier vals plat omhoog, in de 11 kilometer daarna is het op wat lichte glooiingen na overwegend vlak. De weg langs de rivier blijft breed, maar kan zo nu en dan behoorlijk bochtig zijn. Draaien en keren door een mooie omgeving, een tamelijk aangename toertocht voor de coureurs. De korte stukjes in stijgende lijn zorgen soms voor een schitterend uitzicht over de omgeving, de vergezichten zijn zo nu en dan indrukwekkend. Na 45 kilometer komen de renners uit in Vila Cova de Alva, een fraai dorpje. De renners rijden over steentjes tussen de witte huizen door, toch even een technische passage, maar al snel komen ze weer op een brede asfaltweg terecht. Ze volgen dan nog een kilometer of acht de weg langs de Alva, waarbij er aan het recept niets zal veranderen. Ontzettend groene en fraaie omgeving, terwijl de brede weg blijft slingeren. Het blijft ook een beetje glooien, maar dat speelt niet echt een rol. Er zal wat tijd zijn om rond te kijken en te genieten van de groene heuvels die de omgeving sieren. Her en der wat mooie dorpjes of huisjes in de heuvels ook, de Portugezen hebben hun best gedaan. De passage in Avô, een paar kilometer verderop, is ook geen straf. Je begint bijna te begrijpen waarom alle wappies in Portugal willen wonen, haha. Mooie strandjes ook langs de rivier, voor de liefhebber.
![Vila_Cova_de_Alva_-_Portugal_%2829037841450%29.jpg]()
![10352486906_713d75e616_b.jpg]()
![11692410533_08ce0e0479_b.jpg]()
Na een iets smallere passage in Avô, waarbij we onder meer oude de oude brug rijden, rijden we naar de volgende brug toe, de Ponte das Três Entradas. De weg naar deze brug toe is redelijk vlak, redelijk breed maar vooral niet recht. Zodra we over de brug zijn gereden laten we de Alva achter ons, maar verder zal er weinig veranderen. De renners rijden richting Vide en in de 15 kilometer tot deze plaats rijden ze over een brede slingerweg door een bosrijke omgeving vol heuvels. Al negeren we zelf die heuvels bijna volledig, dat is dan weer jammer. Van deze rit had je met je ogen dicht een bergrit kunnen maken, je hoefde alleen maar even een paar keer de vallei te verlaten. Franse praktijken in Portugal, onplezierig. De weg die we volgen heeft wel enig reliëf, maar veel stelt het niet voor. Het begint pas ergens op te lijken als de renners na 66,6 kilometer het fraaie dorpje Vide bereiken. In Vide ligt de voet van een ellenlange klim, de Alto da Teixeira. Het peloton rijdt dicht langs het Parque Natural da Serra da Estrela, kenners weten dat er in dit natuurpark interessante beklimmingen te vinden zijn. De organisatie krijgt het evenwel voor elkaar om een van de minst interessante beklimmingen op te zoeken, want de Alto de Teixeira mag dan wel lang zijn, lastig is ie niet. Het gaat 17,5 aan gemiddeld 3,2% omhoog, daar hoeven de sprinters niet bang van te worden. Wél is het een schitterende klim. Ik val een beetje in herhaling, maar we rijden bijna de hele dag door een schitterende omgeving. Tijdens deze klim hebben de renners bijna continu uitzicht over de vallei, als reclamespot voor Portugal is deze rit zeer geschikt. Al weet ik niet of we tegen deze tijd al live zijn, dat is dan weer een ander verhaal. Tijdens de klim rijden we ook nog langs Poço da Broca da Barriosa, een kicken watervalletje, toeristische trekpleister van jewelste. De weg omhoog is verder ontzettend breed, praktisch een snelweg, wellicht dat daarom de percentages ook niet heel indrukwekkend zijn. Het eerste deel van de klim is 10 kilometer lang, na een reeks kilometers rond de 3% wordt het in de laatste drie kilometer van het eerste deel van de klim iets interessant, met twee kilometer aan 5% en zowaar een kilometer aan 6,5%. Daarna loopt de brede weg twee kilometer omlaag zonder dat we opmerkelijke bochten tegenkomen, voor er nog eens vijf kilometer geklommen moet worden. Na twee vals platte kilometers gaat het richting de top nog eens twee kilometer aan 5% omhoog, met tussendoor een kilometer aan 6%. Terwijl het de renners ondertussen zal opvallen dat ze iedere bergkam hier vol hebben gegooid met windmolens, een tamelijk indrukwekkende collectie toch wel. Na 84 kilometer bereiken we vlak voorbij het dorpje Teixeira de Cima de top van de Alto de Teixeira. Op de top van de klim bevinden we een bord dat ons vertelt dat we ons nu in het Parque Natural da Serra da Estrela bevinden, maar verder wordt er op de top weinig aangegeven. Ze moeten in Portugal nog leren om overal bordjes neer te zetten die aangeven dat je op de top van een klim bent, verbeterpuntje. Er is een restaurant te vinden op te top, en een hoop windmolens, verder is het een beetje een onbestemde locatie. Tweede categorie, trouwens. Best wat punten te rapen.
![vuelta-a-espana-2024-stage-3-climb-fa08282f91.jpg]()
![Teixeira_-_Portugal_%288666558576%29.jpg]()
![poco-da-broca-2.jpg]()
De klim was lang, de afdaling is nog veel langer. De klim was niet zo ingewikkeld, de afdaling is nog veel simpeler. De komende 26 kilometer zal de weg omlaag gaan lopen, tegen een gemiddelde van 2%. Ja, dat lees je goed. Het gaat 26 kilometer vals plat omlaag, waarbij het tussendoor een aantal kilometer volledig vlak is. Bijna beneden volgt er ook nog een kort knikje omhoog, je zoekt al bij al de grenzen op als je dit überhaupt een afdaling moet. Het is vooral een toeristische tocht door de Serra da Estrela, de renners kunnen hun ogen goed de kost geven. Al komen ze wel redelijk wat bochten tegen, maar omdat het nooit aan meer dan 3% naar beneden gaat en omdat de weg goed en breed is stellen al die bochten betrekkelijk weinig voor. Het is een bijzonder aangename 'afdaling', de kilometers vliegen op deze manier snel voorbij. Bijna beneden komen we uit in Unhais da Serra, waar in het dorp nog wel een paar listige bochten liggen. Zodra we Unhais da Serra verlaten loopt de weg nog een kilometer of drie verder omlaag, zonder veel obstakels. Helemaal beneden rijdt men door het gehucht Cortes do Meio, hier rijden de renners over een brug en direct daarna loopt de weg opnieuw omhoog. Een kort ongecategoriseerd klimmetje van twee kilometer aan 6% richting Tortosendo. Een brede weg omhoog in een bos, je hebt daardoor toch weer het idee dat het zo goed als vlak is, maar klaarblijkelijk moet er nu even stevig geklommen worden. Duurt alleen niet heel lang, na twee kilometer in stijgende lijn gaat het ook weer twee meter omlaag, wederom een afdaling zonder gevaar. Beneden komen we uit in Tortosendo, waar wel een paar bochtjes te vinden zijn, maar goh, als de renners toch altijd over zulke brede wegen mochten rijden zouden ze waarschijnlijk heel tevreden zijn. In Tortosendo loopt de weg dan weer licht omhoog, terwijl de renners langs wat fraai gekleurde huisjes fietsen in het centrum van het dorp waar je verder vooral kunt genieten van een mooi uitzicht over de omgeving. Van Tortosendo zetten we koers richting Covilhã, in de komende zes kilometer is de weg relatief vlak, maar net niet helemaal. Portugees vlak in plaats van Spaans vlak, het blijft toch weer glooien, al stelt dat voor profrenners uiteraard niets voor. Het blijft vooral mooi, al wordt in het stuk tussen Tortosendo en Covilhã de show vooral gestolen door alle witte huisjes die de Portugezen hebben gebouwd op de flanken van Serra da Estrela. Na 122 kilometer koers, op 70 kilometer van de finish, bereikt het peloton Covilhã, een plaats waar ik uit mijn vel ga springen. Covilhã moet een bekende naam zijn voor de wielerliefhebber, hier ligt namelijk de voet van de klim die we kennen als Torre. Vanuit Covilhã beginnen ze in de Volta a Portugal jaarlijks aan deze klim, die de renners naar het hart van Serra da Estrela brengt. De klim naar Torre is de laatste jaren steevast de eerste aankomst bergop tijdens de beruchte Volta, en wat een klim is er. Er lopen meerdere wegen omhoog naar Torre, maar in de Volta gaan de renners altijd vanuit Covilhã omhoog en dan spreek je over een klim van 20 kilometer aan 6,5%. Het is een schitterende klim, daarom ben ik ziedend dat de Vuelta deze klim overslaat. Hallo, we rijden door het dorp aan de voet van Torre en we beklimmen Torre niet? Torren in hun hoofd, de organisatie. We hadden gewoon kunnen zien of het WT-peloton de tijden van alle iconen uit het Portugese circuit hadden kunnen verbeteren, er wordt ons iets schitterends ontnomen. De afgelopen jaren hebben we mooie winnaars gezien op Torre, wat te denken van de wonderschone Joni Brandão? Hij won nooit een rit in de Volta, maar in 2020 pakte hij boven op Torre, het hoogste punt (1993 m) van het gebergte Serra da Estrela en ook van continentaal Portugal, dan eindelijk zijn eerste ritzege. Helaas is hij dankzij de Portugese politie ook gesneuveld, schande. In 2021 won Alex Marque hier, ook een icoon, waarna we in 2022 keihard konden schaterlachen om de prestaties van tientonner Mauri Moreira, die zich in de Volta ineens ontpopte als klimmer. Geniaal, tegenwoordig valt hij als een Jesus Manzano 2.0 halfdood van de fiets. Inmiddels ontslagen bij Glassdrive, het was leuk om je gekend te hebben, Mauri. De laatste jaren zijn de echte grapjassen noodgedwongen verdwenen uit het Portugese circuit, waardoor doodshoofd Delio Fernandez in 2023 ineens kwam bovendrijven op Torre, maar helemaal bijzonder was dat dit jaar de Guatemalteek Sergio Chumil van Burgos-BH zijn handjes in de lucht kon steken op deze klim. Beneden, in Covilhã, eindigt ook wel eens een koers. Dit jaar nog, bijvoorbeeld. De Grande Prêmio Internacional Beiras e Serra da Estrela, een mond vol. Een 2.2-koersje, wat vroeger op het jaar, waar de Portugezen meestal nog niet all-in gaan. Daarom kon ONZE Alex Molenaar dit jaar een sprintje winnen van de latere winnaar van de Volta, Artem Nych. Mauri Moreira werd derde, een van zijn laatste tekenen van leven. Joni Brandão won dan weer in 2019 in Covilhã in dezelfde koers, die toen nog een profkoers was. Mooie Joni, ik mis hem. Goed, ja, Covilhã dus. Ik steek een middelvinger op richting Guillén en Escartin, we hadden Torre moeten beklimmen. De voet ligt recht voor je neus, hoe mis je dit? Je had niet eens vanuit Covilhã omhoog hoeven te gaan, je had vanaf de top van de Alto de Teixeira direct kunnen afdalen om vervolgens van een andere kant aan Torre te beginnen. Broddelwerk, prutswerk, amateurisme, een grof schandaal en duizend andere verwensingen voor de organisatie.
![article-grande-premio-das-beiras-e-serra-estrela-joni-brandao-ganha-ultima-etapa-edwin-avila-ganha-geral-5cb3bb2247a3a.jpeg]()
![img_1280x720$2020_10_01_19_37_39_1760983.jpg]()
Nee, dames en heren, het is niet Mauro Santambrogio, al lijkt het er wel op, het is het fenomeen Joni Brandão. Foute keuze geweest om Efapel te verruilen voor W52, hij koos eieren voor zijn geld in een poging de Volta te winnen, maar hij eindigde met een schorsing tot 2028. Zijn ziel verkocht aan de duivel, het was het niet waard. Niet dat ze bij Efapel ook maar enigszins clean waren, maar ze bleven iets meer onder de radar van de politie. Enfin, in Covilhã komen de renners wat bochten en rotondes tegen, waarna ze deze plaats snel weer verlaten. Voor het eerst in de geschiedenis een doortocht in Covilhã zonder dat er geklommen hoeft te worden, heb ik al gezegd dat ik dit een matige beslissing vind? Na een tocht over het industrieterrein van de stad slaan we rechtsaf de snelweg op, we komen op een weg terecht die we 15 kilometer gaan volgen. In deze 15 kilometer gaat het vooral rechtdoor, eerst een paar kilometer in licht dalende lijn, daarna is het een paar kilometer vlak en dan gaat het tussendoor nog een keer een kilometer aan 4% omhoog. Stelt uiteraard weer niets voor, ook vandaag werken we weer toe naar een sprint. Dit stukje van het parcours doet wat denken aan Spanje, een lange weg rechtdoor in een woestenij, voelt vertrouwd aan. Na een kort afdalinkje van een kilometer, volledig rechtdoor, loopt de weg vervolgens een kilometer of acht haast onmerkbaar vals plat omhoog richting Fundão. In deze acht kilometer gaat het weer vooral rechtdoor, al komen we onderweg een aantal rotondes tegen, vooral als we weer eens dwars over een industrieterrein moeten fietsen. Na 140 kilometer koers rijden we, na nog een bult rotondes, door het centrum van Fundão. Hier volgt de tussen- én bonussprint van de dag. Nog maar een kilometer of 50 tot de finish hierna, de kans is groot dat de kopgroep tegen deze tijd al is ingerekend en dat alle punten en bonificaties nog te verdelen zijn. Volgens Wikipedia vervult Fundão een belangrijke centrumfunctie, terwijl het is omgeven door zeer vruchtbaar land in een grote vallei (Cova da Beira), tussen het Gardunha en Estrelagebergte, waar de Zêzere ontspringt richting de Taag. Belangrijke producten zijn kersen, perziken, olijfolie, wijn, houtpulp en groenten. Binnen de gemeente liggen ook enkele van de belangrijkste wolfraammijnen ter wereld. In andere mijnen wordt tin en lood gewonnen. Bronwater van hoge kwaliteit wordt uit diverse bronnen gewonnen. Heel gaaf. De GP Beiras kwam hier in 2019 nog eens langs, met winst voor Daniel Mestre van het illustere W52. Ook Daniel ging voor de bijl, zijn schorsing loopt tot juli volgend jaar. In 2019 klopte hij in Fundão bloedpaspoortfenomeen Vicente Garcia de Mateos, Portugal levert altijd. In 2016 won Jose Goncalves in deze stad, wederom W52, geschorst tot juli 2026. Ze zijn dus wel wat gewend in Fundão, in een verder verleden kwam de Volta hier ook wel eens voorbij. Nu ligt er geen finish in de stad, na de passage in het centrum, waar steentjes liggen, en voorbij de tussensprint, slaat men linksaf. We verlaten de stad over een brede, rechte en vlakke weg, maar de volgende klim van de dag komt er nu rap aan. Twee kilometer na de tussensprint vinden we de voet van de Alto de Alpedrinha. Dit is een klim van de vierde categorie, de komende 6,4 kilometer gaat het gemiddeld aan 3,4% omhoog. Toch wel een van de simpelste beklimmingen die de mensheid ooit heeft gezien, deze klim heeft niet eens een paar verstopte lastige kilometers. Het gaat continu aan 3% omhoog over een gigantisch brede weg door een met bomen gevulde omgeving, pas in de voorlaatste kilometer van de klim wordt het iets lastiger. Het gaat eventjes aan 5% omhoog, maar al snel zwakt het weer af naar 3% en zo moet letterlijk iedere renner in het peloton kunnen blijven. Als je hier lost is het tijd om een andere hobby te gaan zoeken, sorry. Na 148,6 kilometer, op 42,6 kilometer van de finish, komen de renners boven op deze klim van vierde categorie. Mocht je hier onverhoopt afhaken is er nog een hoop tijd om terug te keren in het peloton. Na de klim volgt er direct een haarspeldbocht, meteen een van de weinige bochten die de afdaling rijk is. Al is het de vraag of je daadwerkelijk mag spreken over een afdaling, het gaat een kilometer of acht vals plat omlaag. We komen in dat stuk amper 200 meter lager uit, bepaald geen straffe kost. De enige lastige passage volgt in het dorpje Alpedrinha, de naamgever van de klim. In dit dorpje komen de renners in dalende lijn een rotonde tegen, en in het centrum volgen er een paar scherpe bochten tussen de huizen door. Buiten het dorp wordt de weg dan juist weer helemaal recht en gaat het een eeuwigheid rechtdoor verder, vals plat omlaag.
![vuelta-a-espana-2024-stage-3-climb-n2-864bf61c7e.jpg]()
![27500173175_43f21747a2_b.jpg]()
![70870ee6.jpg]()
In Alpedrinha staat een paleis, het Palacio do Picadeiro. Hoogtepunt van een plaats die verder niet veel indruk zal achterlaten, net zoals de hele finale van deze rit weinig indruk zal maken op de renners. Buiten Alpedrinha dalen we nog wat verder af, maar het valse plat wordt steeds minder vals en eerder gewoon plat. Richting de finish, vanuit Alpedrinha 39 kilometer verderop, volgen we eigenlijk doodleuk 32 kilometer dezelfde weg. Over de brede N18 rijden de renners rechtdoor finishplaats Castelo Branco tegemoet, of in ieder geval zo goed als rechtdoor. Het is een weg waar amper iets over te melden valt. Het gaat vooral rechtdoor over een zo goed als vlakke weg, af en toe komen de renners een rotonde of een vluchtheuvel tegen. De N18 ligt naast de snelweg, een paar keer rijden ze via wat bochten onder de snelweg door of juist over de snelweg heen, maar meer valt er niet van te maken. Het gaat vooral ellenlang rechtdoor over een brede weg, door een gebied dat behoorlijk open is. Her en der wat beschutting, maar vooral open vlaktes. En laat nou net morgen de wind afnemen, ach, wat een pech weer. Dat speelt ook allemaal geen rol dus, dit wordt de makkelijkste finale ooit. Tot op zeven kilometer van de finish komen de renners op enkele extra rotondes na helemaal niets tegen, nul komma nul. Op zeven kilometer van de finish komen ze al uit in Castelo Branco, de finishplaats van de dag. De finish volgt alleen nog niet meteen, we gaan een lusje afwerken in deze stad. Bij een rotonde gaat het naar rechts, direct daarna volgt de volgende rotonde en daarna gaat het rechtdoor tot op zes kilometer van het eind. Er volgt dan weer een nieuwe rotonde, waar het weer naar rechts gaat. Vrij snel daarna volgt de volgende rotonde, daar gaat het rechtdoor, waarna een paar meter later weer een rotonde volgt. Hier gaat het opnieuw naar rechts en dan rijden de renners in stijgende lijn via een oprit de snelweg op. Twee bochten van 180 graden achter elkaar, maar die lopen wel lekker door. Eenmaal op de snelweg gaat het een paar meter omlaag, terwijl we ons nu op vijf kilometer van de finish bevinden. Het gaat rechtdoor vals plat omlaag tot vier kilometer van het eind, waarna het in het restant van de rit zoetjesaan vals plat omhoog zal lopen. De snelweg volgen we dan weer tot op 2,5 kilometer van het eind, de gigantisch brede weg kent amper bochten, de renners komen alleen op 3,5 kilometer van de finish nog een rotonde tegen. Dit deel van de finale is best eenvoudig, maar de renners gaan helemaal aan het eind nog wel wat beleven. Op 2,5 kilometer van het eind verlaten de renners de snelweg aan de rechterkant van de weg, de afrit is iets smaller dan de snelweg was. Aan het eind van de smalle afrit volgt er een bocht van 90 graden naar links, waarbij ik de hoop heb dat ze eventjes een paar vluchtheuvels weghalen. Na deze bocht volgt er een paar meter later een lopende bocht naar links, waarna we bij het betreden van de laatste twee kilometer weer eens een rotonde tegenkomen. Hier gaat het rechtdoor en rechtdoor rijden we ook de laatste kilometer binnen. De weg is in principe breed, al komen we bij het betreden van de laatste kilometer wel een wegsplitsing tegen, met een flinke middenberm erbij. Eenmaal in de laatste kilometer komen de renners op 900 meter van de finish een grote rotonde tegen, hier rijden ze volgens het roadbook langs de linkerkant omheen, al staat er in de tekst dat de passage juist langs rechts,
derecha is. Typisch Spaans, een roadbook waar geen touw aan vast te knopen is. Na de rotonde komen ze in ieder geval op een brede tweebaansweg terecht, deze weg is zo goed als vlak en loopt rechtdoor tot op 500 meter van het eind. Op 500 meter van de finish komen de renners de laatste rotonde van de dag tegen, eentje met een kicken kunstwerk in het midden. Hier rijden ze weer langs rechts langs, dit levert minder bochtenwerk op dan de vorige rotonde. Voorbij de rotonde gaat het in het restant van de rit rechtdoor naar de finish in het centrum van Castelo Branco, langs een weg vol palbomen. Niets staat een nieuwe massasprint in de weg. Al ben ik wel benieuwd hoe ze de hekken neer gaan zetten, de weg buigt nog een beetje af naar links. Desalniettemin, een koninklijke sprint zonder koninklijke sprinters.
![c6awGqH.png]()
![avenida_1_f5.jpg]()
De laatste rit op Portugese bodem eindigt in Castelo Branco, een stad in de gelijknamige gemeente Castelo Branco. In de hele gemeente wonen ongeveer 50.000 mensen, in de stad zelf een stuk of 30.000. De stad is bekend om de met zijde geborduurde katoenen beddenspreien, de colchas. Overal in de stad vindt men de patronen van deze colchas terug in het plaveisel van de trottoirs die uit een mozaïek van witte en zwarte stenen bestaan, wat een typisch Portugees gebruik is. Onder de bezienswaardigheden valt de Jardim do Paço Episcopal; de tuinen van het 18e-eeuwse bisschoppelijke paleis, waarin tegenwoordig een museum is gevestigd. In de nabijheid van de stad ligt het omvangrijke internationale natuurpark Parque Natural do Tejo Internacional. De naam van de stad betekent letterlijk "Witte burcht". De oorspronkelijke door koning Dinis gebouwde vesting bestaat echter allang niet meer. De eerste vermelding van de stad dateert uit 1182. In deze tijd werd de naam van de stad gespeld als Castelobranco en als Castelo-Branco. De Tempeliers hebben als dank voor hun inzet tijdens de kruistochten In Castelo Branco gebied verkregen. Deze orde heeft in de 13e eeuw een kasteel gebouwd op de plek waar nu het bisschoppelijk paleis staat. In 1771, bij de oprichting van het bisdom Castelo Branco, verwierf Castelo Branco de status van stad. De stad was de hoofdstad van de oude Portugese provincie Beira Baixa. Schrijf niet ik, maar Wikipedia. Mooie, bondige omschrijving van deze stad. Andere bronnen onderschrijven dat Castelo Branco bekend is vanwege de traditionele geborduurde spreien, terwijl het enigszins vervallen middeleeuwse centrum afgewisseld zou worden met moderne architectuur. Voor cultuurliefhebbers zijn hier een aantal uitstekende musea te vinden. De ‘moderne stad’ bruist van het leven door vele aantrekkelijke pleinen en boulevards, tel uit je winst. Slenter door de wirwar van steile, historische straatjes van Castelo Branco en je zult merken dat niet alle oude panden even goed onderhouden zijn. Toch draagt dit bij aan de sfeer in de stad. Neem een kijkje op het plein Praça de Camões met het oude raadhuis en het oude woonhuis Solar dos Motas, waar het huidige stadhuis zit. Breng tijdens je stadswandeling ook een bezoek aan de middeleeuwse São Miguel kathedraal. Uniek is dat de gevel vrijwel geen versiering heeft. Een hoogtepunt van Castelo Branco: we hebben een kathedraal waar we geen moeite voor hebben gedaan. De barokke tuin, Jardim de Paço Episcopal, is een must-see in de stad. Strakke lijnen van buxushagen, vijvers, fonteinen en standbeelden sieren de tuinen. De muren rondom de tuinen zijn met prachtige handgeschilderde azulejos betegeld. Loop via de trap der koningen door de tuin, waar standbeelden van Spaanse overheersers en Portugese koningen onder andere langs de treden staan. Grappig detail is dat de Spaanse overheersers duidelijk kleiner zijn uitgebeeld. De tuinen horen bij een voormalig bisschoppelijk paleis welke je ook kan bezoeken. In dit paleis zit tegenwoordig een museum waar je alles kunt leren over de textielindustrie in de stad, met name dus het borduren van die spreien. Daarnaast is een kunstafdeling en een kleine archeologische sectie. De toeristische site die ik nu aan het kopiëren ben maakt verder weinig reclame voor het lokale kasteel: Het dertiende-eeuwse kasteel van Castelo ligt op de heuvel en kijkt uit over het centrum. Ooit was hier volop pracht en praal maar helaas is het kasteel in verval geraakt. De tuin heeft de muren verdrongen en op de plek van de kapel staat nu een telefoonmast. Niet de mooiste plek om te bezoeken, maar toch zijn de weidse uitzichten die je vanaf het kasteel hebt over het oude stadscentrum zeker de moeite waard. Oude troep, maar toch lachen, lijkt de samenvatting van deze site te zijn. Castelo Branco is een plaats die in zekere zin niet mag ontbreken als de Vuelta op bezoek komt, want Castelo Branco is een vaste finishplaats in de beruchte Volta a Portugal. Ik vind het toch mooi dat ik zo vaak de Volta mag noemen, een koers voor de echte puristen. Al komen die vaak niet helemaal aan hun trekken in Castelo Branco, aangezien bijna iedere etappe hier eindigt in een sprint. Een recente blik op de erelijst laat ons het volgende zien: Edu Prades, Jose Goncalves, Samuel Caldeira, Daniel Mestre, Kyle Murphy, Joao Matias en Daniel Babor. Vooral snelle mannen, de kwaliteit van de namen is alleen wel afgenomen sinds W52 bij het grof vuil is gezet. Daniel Babor, kom nou. Gelukkig werd tussendoor in 2021 Jose Neves Portugees kampioen in Castelo Branco. Ook al zo'n fenomeen van W52, toen de politie zijn huis binnendrong kwamen ze wat groeihormonen tegen en daardoor ligt hij er noodgedwongen uit tot juni 2025. Neves was wel weer zo'n heerlijk verhaal, hij boekte mooie resultaten bij W52, zette de stap richting Burgos-BH, reed daar geen koers uit, keerde terug naar Portugal, naar W52, en reed toen uiteraard alles op een hoop. Tragisch genoeg voor hem kon hij het niet laten zien in de Volta, hij stond in de pikorde net wat onder de rest en dus deed hij niet mee aan de belangrijkste koers van het jaar. Wellicht was het in 2022 er eindelijk van gekomen, maarja, toen bereikten we het eindpunt van operatie 'Prova Limpa' en stond de politie ineens op de stoep. Castelo Branco dus, een vervallen stad met een voorliefde voor de Volta. Van een sprint in die koers gaan we nu naadloos over naar een sprint in de Vuelta, waarbij ik wel kan melden dat deze aankomst een stuk makkelijker is dan de gebruikelijke aankomst in de Volta. Vaak loopt het in die koers nog even stevig omhoog aan het eind, nu, ja, niet.
![castelo-branco.jpg]()
In startplaats Lousã wordt het overdag 31 graden, heel warm, maar toch ook weer niet overdreven warm. Kan een stuk erger, doorgaans is het in Portugal nog een paar graden warmer. Het blijft droog, terwijl de wind afneemt. Twee dagen met behoorlijk veel wind, nu staat er niet veel meer dan een licht briesje. We zoeken tijdens deze rit wel de warmte op, Lousã ligt nog enigszins in de buurt van de kust, Castelo Branco ligt veel verder landinwaarts, vrij dicht in de buurt van Spanje zelfs. In Castelo Branco wordt het daarom wél Portugees warm, we kunnen temperaturen tot 37 graden noteren. Uiteraard blijft het daar ook droog, terwijl er in het binnenland nog wat minder wind te noteren valt. Een heel minimaal zuchtje wind uit het noorden, een klein beetje rugwind in het slot van de rit. De rit gaat van start om 11:50 Portugese tijd, dat is dus weer 12:50 bij ons. Na een neutralisatie van 14 minuten, heerlijk random weer, gaan we daarna om 13:04 echt beginnen. Buiten beeld, natuurlijk. Eurosport 1 is er om 14:30 bij, al leert de ervaring van de vorige rit dat de eerste livebeelden pas omstreeks 15:00 komen, na een half uur vol dom gelul, de predictor en nog meer dom gelul. Sporza is er om 15:50 bij, ditmaal op VRT1. De aankomst wordt verwacht tussen 17:18 en 17:43, onze tijd. Kan zomaar weer een wandeletappe worden, dus ik zou eerlijk gezegd niet direct de tv aanzetten voor 17:00.
![castelo-branco-uitzicht.6.b958.jpg]()
Uiteindelijk is het best een nutteloze start geworden, daar in Portugal. Ik heb mezelf vermaakt met het benoemen van alle grappen en grollen van W52 en ook een beetje Efapel, maar de koers blijft heel ver achter. Een paar mooie plaatsen ontdekt in dat Portugal, maar geen mooie ritten. Deze rit gaat uiteraard in een sprint eindigen, hij is nog makkelijker dan de vorige rit. De aankomst is ook wat vlakker, dit is echt een ideale kans voor de sprinters. Die kans gaan ze natuurlijk niet laten liggen, simpel. Een massasprint, plus een geschiedenisloze dag. Daarna snel door naar Spanje en de aantekening maken dat we bij een toekomstige terugkeer naar Portugal meer moeten doen met de mogelijkheden die het land biedt. We willen Torre en Senhora da Graça, geen Castelo Branco.
1. Groves. Die moeten we na de vorige rit natuurlijk noemen. Afgetekend de sprint gewonnen, wat hij verder ook wel aan zijn status is verplicht. Een beetje geholpen door Wout van Aert, die zijn sprint vroeg moest inzetten, maar hij kwam er heel snel en heel sterk overheen. Dat kunstje moet hij nu kunnen herhalen. En volgend jaar zien we hem waarschijnlijk weer terug in de Vuelta, want het lijkt er steeds meer op dat hij bij Alpecin gaat blijven.
2. Van Aert. Wel de rode trui, niet de rit. Ik neem aan dat hij alsnog wel een paar ritten gaat winnen in deze Vuelta, misschien wel meteen nu, maar hij kan uiteraard ook zomaar weer een ereplaats toevoegen aan de collectie. Je zou in principe zeggen dat de vorige sprint hem beter moet liggen dan deze sprint, maar als hij ditmaal kan profiteren van de trein van Alpecin kan hij juist weer Groves gebruiken als lead-out. Of niet. We hebben in ieder geval nog een soort van strijd, zonder Van Aert mag je verwachten dat Groves iedere sprint wint.
3. Bittner. Werd gisteren zesde, maar het was een iets lastigere aankomst. Deze is een stuk makkelijker en dat moet Bittner beter liggen. Toch eerder een jongen voor het vlakke werk. Wel iemand die zich nog moet bewijzen op dit niveau, maar daar is deze Vuelta met dit deelnemersveld ideaal voor.
4. Strong. In een vlakkere sprint verwacht ik hem net iets minder ver van voren, maar gezien het gebrek aan concurrentie zal hij alsnog bij de eerste vijf te vinden zijn.
5. Aberasturi. Die noem ik vooral om de lachwekkende vijfkoppige sprint van Euskaltel belachelijk te maken. Teamwork, kent u dat begrip?