Etapa 2: Cascais - Ourém, 194 kmDe kop is eraf, de Vuelta van 2024 is begonnen. De korte tijdrit langs de Taag leverde een toch wel verrassende winnaar op. Het was niet de gedoodverfde favoriet Josh Tarling die met de zege aan de haal ging en ook niet Wout van Aert, nee, aan het eind was het uiteraard weer een renner van UAE die met de prijzen ging lopen. De eer was dit keer weggelegd voor Brandon McNulty, de Amerikaan met het onfortuinlijke hoofd. Eerlijk zullen we alles delen, maar wel alles voor UAE. Lang ging Edoardo Affini aan de leiding, verrassend genoeg reden renners als Tarling maar ook een Jay Vine niet sneller dan hem. Totdat daar ineens Mathias Vacek was, hij stootte Affini van de troon. Dat de Tsjech een aardige tijdrit kan rijden was geen geheim, maar dit was toch wel verrassend. Iedereen beet zich stuk op zijn tijd, de klassementsrenners kwamen er massaal niet aan te pas tijdens deze vlakke tijdrit. Volledig vlak en aan het begin van een grote ronde, als iedereen nog fris is hebben de klassementsrenners het net iets lastiger. Doe zo'n tijdrit aan het eind van een ronde en je krijgt een totaal andere uitslag. Kunnen we toevallig nog gaan zien ook over drie weken, haha! De beste klassementsrenner bleek uiteindelijk Roglic te zijn, al zijn de verschillen heel minimaal. Hij pakt drie seconden ten opzichte van Almeida en een stuk of 20 ten opzichte van Adam Yates, dat is leuk, maar verre van allesbepalend. Genoten van de tijdrit van Landa, die meteen weer een minuut verloor. Alsnog gaan we de Vuelta winnen, geen enkel probleem. Het was verder ook wel genieten om de renners krampachtig op de fiets te zien zitten, door de harde wind waaiden ze steeds bijna van hun tijdritfiets af, balans vinden bleek niet zo makkelijk te zijn. De koers goed in beeld brengen bleek ook niet zo eenvoudig, zo had de regie precies nul aandacht voor Stefan Küng, die de tijd van Vacek benaderde. Het was belangrijker om alle hoogtepunten van Lissabon te laten zien, uiteraard. De Taag kwam vaker in beeld dan de renners, goed geregeld. Helemaal aan het eind van de tijdrit volgde er een fraaie ontknoping. Wout van Aert en Brandon McNulty benaderden de tijd van Vacek bij het tussenpunt. Daarna was het even een aantal minuten billenknijpen. McNulty had nog wat over voor de laatste kilometers en hij knalde onder de tijd van Vacek, waarna het angstvallig wachten was op Van Aert. Die bleek zichzelf een beetje tegengekomen te zijn, hij verloor ten opzichte van het tussenpunt een paar tellen en moest genoegen nemen met de derde plaats, net achter Vacek. Een lichte teleurstelling, al is de positieve kant van het verhaal dan weer dat hij dankzij de bonificaties vandaag of morgen alsnog de rode trui kan bemachtigen. Nouja, de Vuelta is begonnen, veel meer hoeven we er eigenlijk ook niet over te zeggen. Iedereen kwam heelhuids door de eerste dag heen, nu gaan we snel door naar de tweede rit op Portugese bodem. De introductie is geweest, door naar het echte werk. Met McNulty in de rode leiderstrui, een trui die hij ongetwijfeld snel zal afstaan aan een van zijn ploeggenoten. Of aan Van Aert, we gaan vandaag waarschijnlijk sprinten en dat moet Wout ten zeerste aanspreken.
![471a8]()
![d5837]()
Wil je wat meer van het land ontdekken tijdens een stedentrip naar Lissabon? En gelijk een dagje genieten op het strand? Langs de uitgestrekte Portugese kust liggen veel fijne badplaatsen, dus welke kies je? Cascais natuurlijk! Aldus de introductie van portugal-vakantie.info, die gelezen lijkt te zijn door de organisatie. Na een dagje Lissabon bevinden we ons nu immers in Cascais, een gemeente met 214.000 inwoners een half uur ten westen van Lissabon. Cascais was ooit een vissersdorp, maar is inmiddels uitgegroeid tot een populaire badplaats. Het kuststadje ligt zowel aan de Atlantische Oceaan als aan de monding van rivier de Taag en zou bekend moeten staan om de relaxte sfeer. Toen de inwoners van Cascais nog uitsluitend leefden van de visindustrie, liet de koning een enorme citadel met fort bouwen om Lissabon te beschermen tegen zeepiraten. De 16e-eeuwse citadel Cidadela de Cascais en het Fortaleza Nossa Senhora da Luz Cascais zijn nog steeds een belangrijke trekpleister. In de citadel kom je nu een kunstcentrum en een luxe hotel tegen. Toch kon het fort geen weerstand bieden tegen de aardbeving der aardbevingen in 1755 die ook Cascais trof. Net als vele andere historische gebouwen werd het zwaar beschadigd. Behalve de prachtige Igreja de Nossa Senhora Assunção, de lokale kerk, die bleef vrijwel geheel in tact. Dat is nu een van de oudste gebouwen in de stad. Dankzij de investeringen in de opbouw na de aardbeving, kreeg Cascais zelfs elektriciteit en een spoorlijn. Dat was een belangrijke stimulans voor de economie van de regio. Cascais was zelfs de eerste stad in Portugal met straatverlichting. Sick detail. Aan het begin van de 19e eeuw werd het prachtige Cascais ontdekt als vakantiebestemming door de leden van de Portugese koninklijke familie. Snel daarna volgden de adel en de rijken uit Lissabon. Zo groeide Cascais uit tot een mondaine badplaats. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zochten zelfs de koninklijke families uit Spanje en Italië hun toevlucht aan de weelderige kust, wat het geheel dan weer een minder sympathieke bijsmaak geeft. Tot op de dag van vandaag is het rijke verleden van Cascais nog zichtbaar in het straatbeeld. Niet alleen vanwege de statige gebouwen uit de 19e eeuw, ook trekt de badplaats nog steeds veel welvarende toeristen. Het bewijs daarvan zie je in de Marina de Cascais waar luxe jachten voor anker liggen. Het is de grootste haven van de Portugese Rivièra. Vanuit de mooie haven wandel je in een kwartiertje richting de rotskliffen naar Boca do Inferno. Dat is een spectaculaire kloof in de kliffen aan zee. De vertaling is 'de mond van de hel' vanwege de vorm van de grot. Die vorm is te danken aan de kracht waarmee de golven uit de oceaan tegen de kalkstenen kliffen aanslaan. Dit fotogenieke plekje met bijzondere vergezichten wordt door de lokale bevolking gezien als mystiek. Het verhaal gaat dat de ingang van de Boca de ingang naar de onderwereld zou zijn. Vooral in de winter of als het flink stormt, zul je onder de indruk zijn van het grommende geluid van het water en de wind. Wervende teksten voor Cascais, slinger booking.com maar vast aan. Het leuke aan Cascais is dat de sfeer van het oude vissersdorp op een mooie manier samengaat met de moderne tijd. De prachtige binnenstad is zowel overdag als 's avonds heerlijk om erdoorheen te wandelen. Opvallend is de architectuur en de gedetailleerde versiering van veel woonhuizen. Terrasjes genoeg om af en toe even te pauzeren en als het donker is, zijn de straten sfeervol verlicht. Bij het water zie je altijd wel de gekleurde vissersbootjes liggen en rondom de oude haven vind je ook veel smalle straatjes om op je gemak doorheen te slenteren. Verrassend is dat er in een badplaats zoveel mooie musea te vinden zijn. Ten eerste is het bibliotheekmuseum Condes de Castro Guimarães een aanrader. Het is gevestigd in een prachtig paleis dat in 1900 is gebouwd. Het laat de bezoeker indrukwekkende schilderijen, antieke boeken en rijk beschilderde plafonds zien. Voor het volgende interessante museum hoef je maar een paar passen te lopen. Even verderop ligt namelijk het museum Casa Santa Maria, een opvallend gebouw dat ooit de luxe woning van een Ierse miljonair was die wilde pronken met zijn rijkdom. Het gebouw is een mooie mix van verschillende architectuurstijlen. Er naast staat een vuurtoren van 20 meter hoog die je ook kunt bezoeken. Het museum bevat een rijke verzameling schilderijen en tegels uit de Portugese barok. De vuurtoren die ernaast staat kun je niet alleen bezoeken, er zit zelfs een heus museum in deze vuurtoren. Farol Museu de Santa Marta, een vuurtorenmuseum, uniek. En dan heb je nog het Casa das Histórias Paula Rego, een museum gewijd aan de schilderkunst van Paula Rego, inderdaad best veel musea. Verder moet je hier natuurlijk vooral naartoe om in een van de vele gezellige restaurantjes verse vis naar binnen te schuiven, ondanks het feit dat het tegenwoordig een mondaine badplaats is weten ze ook nog hoe ze vis moeten vangen en moeten bereiden. Als je wil zien hoe de vis gevangen wordt kun je ook met je vette pens plaatsnemen op een van de vele stranden in Cascais, er liggen er een aantal tegen het centrum aan, met fraaie gebouwen aan de rand van het strand. Praia da Conceição, Praia da Rainha en Praia dos Pescadores, zomaar een paar lokale stranden. Je kunt ook over de boulevard lopen richting Estoril, de naastgelegen stad die ook de moeite waard zou moeten zijn. Daar organiseren ze bovendien jaarlijks allerlei sportevenementen, zoals een tennistoernooi. Ook ligt er een autocircuit, omdat het uiteindelijk ook maar gewoon een proleterig land blijft. In Cascais zelf werd dan weer in 2007 de Wereldkampioenschappen zeilen georganiseerd, want ook voor watersport ben je hier aan het juiste adres. Een aanrader schijnt te zijn om een fiets te huren en dan over een heus fietspad naar het Praia do Guincho te fietsen, een mooie tocht met adembenemende uitzichten langs de kust waarna je uitkomt op een strand waar de windsurfers genieten van de hoge golven.
![Page30-lighthouse-and-house.jpg]()
![Boca-do-Inferno-Cascais-Portugal.jpg]()
![141641.jpg]()
Cascais dus, een aanrader. Het ziet er allemaal best gezellig uit, daarom is het niet verkeerd dat de Vuelta hier op bezoek komt. Merkwaardig genoeg lijken ze in Cascais verder niets met wielrennen te hebben, de legendarische Volta komt hier immers nooit langs. Voor het laatst in 1981, jemig. Afgaande op de bekende personen uit Cascais is het ook eerder een stad van voetballers, die doorgaans hun opleiding genieten bij Estoril Praia, de professionele voetbalclub uit Estoril, net ten oosten van Cascais. In dat Estoril is de Vuelta overigens wel geweest, daar eindigde de eerste rit van de Vuelta van 1997, Lars Michaelsen won toen. De renners gaan van start in het gezellige centrum van Cascais, niet ver van de kust. In een straat vol gezellige terrasjes wordt het startsein gegeven, waarna er een neutralisatie zal volgen. Die neutralisatie brengt de renners naar de Farol do Cabo Raso, een vuurtoren net buiten de stad. De renners rijden zodra de rit officieel begint een aantal kilometer langs de kust, over een brede en voorlopig vlakke weg. Er ligt inderdaad een fietspad langs de kant van de weg, terwijl we langs de fraaie kustlijn koers zetten richting de Praia do Guincho, het strand dat zo populair is onder de windsurfers. Het schijnt hier ook vaak hard te waaien, het bewijs wordt geleverd door een hoop zand midden op de weg. De veegwagen mag even passeren, anders wordt het spontaan een zandrace. Na drie kilometer langs de kust gereden te hebben over een licht bochtige maar brede weg duiken de renners voorbij het strand van Guincho het binnenland in. Ze komen tussen de bomen terecht en de brede weg begint hier omhoog te lopen. Bijna direct vanuit het vertrek volgt de eerste klim van de dag, het gaat 5,7 kilometer aan 4,6% omhoog naar de top van de Alto do Lagoa Azul, de klim van het blauwe meer. Leuk om deze rit met een klimmetje te beginnen, dat zal ervoor zorgen dat er in ieder geval wat renners zijn die in de aanval willen gaan. Bij een volledig vlakke rit krijg je hetzelfde verhaal als in de Tour, dan heeft niemand er fiducie in. Nu zal dat anders zijn, neem ik aan. Wellicht rijdt er een sterke groep weg en zien ze die nooit meer terug, dat zou leuk zijn. Het klimmetje zelf begint niet heel denderend, het gaat eerste een paar kilometer aan 4% omhoog over een brede weg, maar na een tijd bereiken de renners het dorpje Malveira da Serra en hier wordt het wel even lachen. Bocht naar rechts en daarna een bocht naar links, waarna we getrakteerd worden op een Portugese specialiteit: steentjes! Regelmatig te bewonderen in de Volta, zulke klimmetjes. Ineens uit het niets een strook vol kasseien, draaien ze hier in Portugal hun hand niet voor om. De klim wordt ook eventjes heel steil, al blijft het gemiddelde van de kilometer steken op 6,5%. Buiten de bebouwde kom komen de renners weer op een geasfalteerde weg terecht, deze loopt nog een tijdje aan 5% omhoog vooraleer we na negen kilometer koers de top van deze Alto do Lagoa Azul bereiken. Een blauw meer is niet direct in zicht, maar er is wel daadwerkelijk een meertje. Voorbij de top van de klim rijden de renners een tijdje verder over dezelfde weg, dwars door een bos. Na een tijd is er een afslag naar links, die nemen ze niet, maar als ze die wel zouden nemen zouden ze uitkomen bij een klein stuwmeertje.
![vuelta-a-espana-2024-stage-2-climb-986625905d.jpg]()
![VX2sFC5.png]()
![10808269934_3ef9e36edd_b.jpg]()
Goed begin van de rit dus, hopelijk wakkert het de aanvalslust aan. Het eerste klimmetje is er eentje van de vierde categorie, dat was een categorie die ooit niet eens bestond in de Vuelta, maar afijn, er staat dus ook nog een bergtrui op het spel. Na de eerste klim van de Vuelta volgt er een korte maar pittige afdaling, het gaat twee kilometer bijzonder steil omlaag met op de koop toe een aantal listige bochten. Best technisch meteen, gelukkig duurt het niet lang. Na een paar vlakke meters volgt er in het fraaie bos een tweede klimmetje, dat niet wordt vermeld. Het gaat nog eens een kleine drie kilometer omhoog aan 4%, een gemiddelde waar je niets aan hebt aangezien het tussendoor ook weer een keer omlaag gaat. In dit klimmetje zit een kilometer aan 6% verstopt, met een piek tot 9%. Een tweede kans om de vlucht te laten ontstaan, mocht het nog niet gebeurd zijn. De renners slingeren over deze weg verder tot ze aan het eind van deze weg linksaf slaan. Ze bereiken een grotere weg die ze rechtstreeks naar Sintra gaat brengen, het gaat een aantal kilometer rechtdoor, vals plat omlaag. Onderweg komen de renners alleen een paar rotondes tegen, bij de derde slaan ze af en daarna rijden ze in dalende lijn Sintra binnen, een van de mooiste steden van Portugal. Best een zinderende afdaling, we dalen dwars door de stad af en komen flink wat bochten en een hoop straatmeubilair tegen. Na heel wat draaien en keren zijn we na 19 kilometer beneden in Sintra, dat wervend wordt omschreven als het sprookje van Portugal. Als je aankomt in Sintra, is het net alsof je in een sprookje bent beland. Het staat er vol met prachtige kastelen, paleizen en landhuizen, omringd door de mooiste tuinen en parken. In 1995 werd Sintra zelfs door UNESCO tot werelderfgoed uitgeroepen. Het lijkt alsof je in een totaal andere wereld bent, een plek die je normaal gesproken alleen in sprookjesboeken tegen zou komen. Sintra ligt in het midden van Portugal, op slechts 40 minuten van Lissabon. Dit soort teksten zijn normaal niet serieus te nemen, maar in dit geval klopt het wel aardig. Er staan echt een paar prachtige paleizen met schitterende tuinen in Sintra, het is net alsof je midden in een film zit. Zomaar wat hoogtepunten in Sintra en omgeving: Het Paleis van Queluz, de vroegere zomerresidentie van de Portugese koningen, een paleis uit de 14e en de 16e eeuw. Er is een kerk uit de 13e eeuw, boven de stad staat het Palácio da Pena (1840-1850), gebouwd rond een klooster uit de 16e eeuw, een voormalig zomerpaleis van de Portugese koninklijke familie, dan heb je nog het Castelo dos Mouros (Morenkasteel) uit de 7e en 8e eeuw, het Paleis van Sintra, Quinta da Regaleira, het Paleis van Monserrate en het Convento dos Capuchos, een klooster uit de 16e eeuw. Barok, rococo, manuelstijl, Moorse stijl, alles komt voorbij in Sintra. Vanzelfsprekend is het een populaire toeristische bestemming, om het toerisme nog wat meer aan te wakkeren komt bovendien de Vuelta nu voorbij. De Portugezen weten waar ze mee bezig zijn. Bijna alle hoogtepunten van Sintra liggen evenwel in de heuvels ten westen van de stad, terwijl we door het net iets minder in het oog springende centrum fietsen. De renners krijgen van alle pracht en praal dus weinig mee, altijd lullig.
![sintra-pena-paleis-1.6.b958.jpg]()
![Regaleira-Palace.jpeg]()
![parques_de_sintra_castelo_dos_mouros_image_02.jpeg?rnd=133155066835700000&preset=contentWithGallery]()
Na de passage in de stad vol werelderfgoed komt de rit wat meer tot rust, in de 16 kilometer tot aan Cheleiros komen de renners weinig tegen. Een paar bochten en rotondes, zo her en der, maar het is verder vrij vlak en het gaat vooral rechtdoor over brede wegen. Vlak voor we Cheleiros bereiken, na 35 kilometer, volgt er wel nog een korte afdaling, met in die korte afdaling zelfs twee haarspeldbochten. Door de brede weg stelt dat verder niet veel voor. Na de tweede bocht rijden de renners over een brug Cheleiros binnen, er wordt ze even een mooi uitzicht aangeboden over het dorpje en de directe omgeving. Mooi wit dorpje in een groene omgeving, niet verkeerd. Aan de andere kant van de brug loopt de weg direct omhoog, in en buiten Cheleiros moet er 5,5 kilometer geklommen worden. In deze kilometers komen de renners een kleine 200 meter hoger uit, laat zelf die hersentjes van je maar eens kraken. Geen klim van de buitencategorie in ieder geval, maar het gaat wel merkbaar omhoog. Een steile start in Cheleiros, we noteren zelfs een kilometer aan bijna 10%, daarna loopt het in het restant van de klim vals plat omhoog verder. Boven komen de renners uit in Igreja Nova, wat te vertalen valt als nieuwe kerk. Van de nieuwe kerk gaat het in licht dalende lijn verder naar Mafra, een plaats die de renners na 43 kilometer bereiken. Ze slaan een keer linksaf bij een rotonde en rijden daarna over een snelweg Mafra binnen, een plaats die tijdens deze toeristische tocht zeker niet mag ontbreken. De stad is bekend door het koninklijk paleis dat in de 18e eeuw werd gebouwd door Jan V, in het Portugees uiteraard João V. Het geldt als het fraaiste gebouw van de Portugese barok en werd in 2019 ingeschreven op de Unesco-Werelderfgoedlijst, koekoek! De renners rijden direct langs dit paleis, over een straat die is voorzien van keitjes. Een schitterende passage, men heeft over deze rit nagedacht. Groot bouwwerk wel, jeetje. Voorbij het schitterende paleis komen de renners weer op het asfalt terecht, via een aantal rotondes verlaten ze de stad in licht dalende lijn en dan gaan ze dwars door de natuur op weg naar Torres Vedras, een plaats die ook absoluut niet mag ontbreken tijdens deze ode aan Portugal.
![Mafra-town.png]()
Buiten Mafra loopt de weg niet al te spannend omlaag, het gaat daarna eventjes anderhalve kilometer vals plat omhoog en dan volgt er een tweede afdaling. Dat tweede deel is iets serieuzer, de renners komen enkele stevige bochten tegen, maar de wegen zijn wel breed en het asfalt goed. Wat dat betreft hebben ze hun zaakjes in Portugal beter op orde dan in Spanje. De afdaling is dus vrij link, maar we mogen aannemen dat er op dit moment niet heel hard gekoerst hoeft te worden. Er zal een kopgroepje vertrokken zijn en in het peloton kunnen ze rustig controleren, waardoor het geen al te grote uitdading moet zijn om na 54 kilometer Gradil te bereiken. Na een paar bochten in dit dorpje slaan de renners aan de rand van de bebouwde kom linksaf, om vervolgens enige tijd over dezelfde weg te gaan rijden. Vooral rechtdoor, vooral vlak. Af en toe een passage in een schattig dorpje, waar gelukkig voor de renners weinig straatmeubilair te vinden is, verder rijden ze vooral dwars door de Portugese natuur. Na een aantal kilometer over deze weg gereden te hebben slaan de renners een keer linksaf en daarna meteen rechtsaf, ze komen op een weg terecht die weldra omhoog zal lopen. Vlak voor we Torres Vedras bereiken moet er eerst nog even geklommen worden, het gaat twee kilometer omhoog aan 5% naar het dorpje Serra da Vila, zodra we de gekleurde huisjes van dit dorpje bereiken gaat het direct omlaag. Er wordt twee kilometer gedaald over een brede weg, zonder gekke bochten. Eén keer een wat scherpere bocht naar rechts, maar het grootste gevaar volgt pas beneden, als we aan de buitenrand van Torres Vedras uitkomen op een grote rotonde. Hier gaan we rechtdoor en dan bereiken we na 67 kilometer het centrum van Torres Vedras, een significante stad. Torres Vedras is namelijk de plaats waar Joaquim Agostinho geboren werd, wellicht de grootste Portugese wielrenner aller tijden. Toch al snel een stuk of 60 profzeges, waaronder meerdere ritten in de Tour en Vuelta. Het eindklassement winnen lukte hem nooit, maar hij eindigde wel twee keer als derde in de Tour en in 1974 boekte hij zijn beste resultaat in een grote ronde, hij werd tweede in de Vuelta en boekte ook meteen twee ritzeges. Hij gaf in het algemeen klassement 11 seconden toe op José Manuel Fuente, zo dicht bij de eindzege zou Agostinho nooit meer komen. Een van de beste Portugese renners ooit kwam op een tragische manier aan zijn einde, op zijn 41e was hij nog steeds prof en reed hij dus ook nog steeds koersen. In de Ronde van de Algarve, nota bene in eigen land, ging het helemaal mis. Agostinho kwam ten val na een aanrijding met een hond. Bij die val liep hij een schedelbasisfractuur op, maar Agostinho was geen aansteller. Hij reed doodleuk na de finish, om vervolgens na de finish tot de conclusie te komen dat hij misschien toch wel wat medische hulp kon gebruiken. Er was alleen niet direct medische hulp aanwezig, hij kon alleen in Lissabon geholpen worden, 400 kilometer verderop. Die autorit deed geen deugd, tegen de tijd dat hij het ziekenhuis bereikte was het eigenlijk al voorbij. Hij werd nog geopereerd, maar enkele dagen later moest zijn overlijden dan toch genoteerd worden. Dit alles gebeurde 40 jaar geleden, zo'n eerbetoon een x-aantal jaar na een bepaalde gebeurtenis is normaal meer iets voor de Tour, maar het komt nu ook een keer voor in de Vuelta. Als eerbetoon aan Joaquim Agostinho is er in Torres Vedras een koers naar hem vernoemd, de Grande Prémio Internacional de Torres Vedras gaat ook wel als de Troféu Joaquim Agostinho door het leven. Een fameuze Portugese 2.2-koers, die dit jaar werd gewonnen door Orluis Aular, voor een van de weinige overgebleven Portugese fenomenen, Afonso Eulalio. Een rittenkoers van vier dagen, waarbij er doorgaans één rit aankomt in Torres Vedras, de andere ritten worden in de directe omgeving afgewerkt. In 2023 werd de koers nog gewonnen door Mauri Moreira, het is vaak een voorbereidingskoers in aanloop naar de Grandissima, de Volta a Portugal. De renners uit het Portugese circuit worden in Torres Vedras vaak wakker uit hun winterslaap, dit is de eerste keer dat ze hun aangelegde voorraad aanspreken in aanloop naar het hoogtepunt van het jaar. Drie jaar op rij werd de koers gewonnen door Fred Figueiredo, terwijl iconen als Rinaldo Nocentini, Jose Neves, Delio Fernandez, Xavi Tondo, Amaro Antunes en Edu Prades hier ook wisten te winnen. Bijna net zo'n mooie erelijst als de Volta, alleen maar dubieuze namen. Uit Torres Vedras is naast Agostinho ook Hernani Broco afkomstig, nog zo'n vaste klant uit het Portugese circuit, altijd goed voor een plaats bij de eerste 10 in de Volta. Maar goed, valt in het niet bij Agostino, voor hem zijn we hier.
![visitar-torres-vedras-44.jpg]()
![Joaquim-Agostinho-Memorial_Torres-Vedras-Portugal.jpg]()
![161593560_b17257f190_b.jpg]()
In Torres Vedras komen de renners liefst zeven rotondes tegen, het is lekker draaien en keren in dit plaatsje waar alles verder vooral om de wijnbouw draait. Veel druiven in Torres Vedras en omstreken, en een aardig kasteeltje boven op een heuvel. Uiteraard is er ook een monument ter ere van Joaquim Agostinho te vinden in Torres Vedras, kan niet anders. De renners rijden in het centrum van de stad langs dit monument, of wat had u gedacht? Bovendien is er in Torres Vedras een heus wielermuseum te vinden, het Museu Joaquim Agostinho. In dit futuristische gebouw draait alles om de fiets, en om Agostinho in het bijzonder. Ze zijn trots op hun lokale held, en dat begrijpen we volledig. Hij reed 13 keer de Tour en eindigde acht keer bij de eerste 10, niet te onderschatten. Na een stuk of zeven rotondes en een passage langs het lokale kasteel verlaten we de stad, om te beginnen aan een stuk van de route dat minder tot de verbeelding spreekt. De komende kilometers maken de renners heel weinig mee, ze rijden continu over een brede en doorgaande weg van dorp naar dorp. Van Torres Vedras rijden ze eerst naar Ramalhal, onderweg komen ze alleen een paar rotondes tegen. Van Ramalhal gaat het naar Outeiro da Cabeça, tussen deze twee plaatsen loopt de weg wel iets omhoog, maar veel stelt dat niet voor. Tussen de plaatsen in vinden we vooral veel ongerepte natuur, al is er zo nu en dan ook wel sprake van enige landbouw. Bovendien staat er zo nu en dan ook wat industrie langs de kant van de weg, vooral als de renners na 93 kilometer Bombarral bereiken. Een industriestadje, na alle mooie plaatsen die we vandaag al hebben gezien is dit even een tegenvaller. Op net iets meer dan 100 kilometer van het eind rijden we door deze stad, waar net iets meer verkeersmeubilair te vinden is. Een paar drempels, rotondes, vluchtheuvels, dat hadden we nog niet echt gehad tot nu toe. In Bombarral hebben ze wel iets met wielrennen, zo werd hier in 2022 het Portugese kampioenschap wielrennen voor junioren georganiseerd, ja! Antonio Morgado won, met enkele minuten voorsprong. Uit Bombarral is ook Tiago Antunes afkomstig, een renner van Efapel die het in zijn tijd als belofte nog in Nederland heeft geprobeerd, bij SEG Racing. Toch geëindigd in het Portugese circuit, maar hij is geen typische Portugees. Vooral goed in de koersen om de Volta heen, in de Volta zelf valt ie vaak tegen, wat wil zeggen dat hij waarschijnlijk niet over een geheime voorraad beschikt. Desondanks toch bijna een rit gewonnen in de sprint dit jaar, maar bijna is niet helemaal. De passage in Bombarral is tamelijk bochtig en er volgt ook weer een strook met steentjes, buiten de stad komen we gewoon weer op de doorgaande weg terecht, een weg waar weinig over te vertellen valt. Het is breed en zo goed als vlak, behoorlijk recht ook. Af en toe een rotonde en een flauwe bocht, meer niet. Rijden door een groene omgeving, tussen het spoor en de snelweg in. Met ook wel een keer een passage in een kleiner dorpje, zoals São Mamede, het ziet er soms best gezellig uit in het Portugese binnenland. Na 104 kilometer bereiken de renners het volgende dorp, Óbidos. Het laatste stuk voor we Óbidos bereiken is de weg net iets bochtiger en er is iets van hoogteverschil aanwezig, maar heel spannend is het nog steeds niet. Of je moet het spannend vinden dat de renners een tunneltje tegenkomen, ze duiken heel even de duisternis in. Eenmaal in Óbidos liggen er wat rotondes op de route, terwijl er ook even kort gedaald moet worden nadat de renners onder het kicken aquaduct door zijn gereden. In dit korte stuk in dalende lijn komen de coureurs nog een rotonde tegen, en een haarspeldbocht. Voorbij dit stuk in dalende lijn kijken ze uit op het hoogtepunt van Óbidos, het lokale kasteel. Óbidos is een kleurrijke middeleeuwse vestingstad, volgens toeristische websites zelfs een van de beroemdste bezienswaardigheden van Portugal. Het lijkt alsof je hier rondloopt, of in dit geval rondfietst, in een openluchtmuseum! Het stadje is volledig ommuurd. Binnen de stevige muur met kantelen is een labyrint van smalle kasseienstraatjes. De kleine witte huisjes zijn traditioneel beschilderd met blauwe en gele randen. Rode pannendaken en balkons met vele bloemen maken het fleurige geheel compleet. We fietsen wel een beetje met een boog om het ommuurde gedeelte van de stad heen, de stadsmuur komt in het begin van onze tocht door Óbidos even in beeld, maar daarna moeten we het toch vooral van het uitzicht op het kasteel hebben. Blijkbaar is dit de laatste vesting die werd ingenomen tijdens de Reconquista in Estremadura, het is dus allemaal ook weer niet gek dat we Óbidos bezoeken, zeker niet als je ook nog eens bedenkt dat ze hier hun eigen wielerploeg hebben die je terug kunt zien in menig Portugese 2.2-koers. Zodra we het kasteelzicht achter ons laten gaat het rechtdoor op een vlakke manier verder richting Caldas da Rainha, een plaats die we ook niet zomaar bezoeken. Zonder veel oponthoude komen de renners na 111 kilometer uit in Caldas da Rainha, waar een hoop bochten en rotondes te vinden zijn. Er volgt een lange tocht door het centrum, genoeg gelegenheid voor de fanclub van João Almeida om flink uit te pakken. Want, jawel, Caldas da Rainha is de plaats waar Almeida vandaan komt.
![GettyImages-578015782.jpg]()
![Calda-da-Rainha-Portugal.jpg]()
Caldas da Rainha is niet alleen de geboorteplaats van João Almeida, het is tevens de geboorteplaats van Antonio Morgado. Beide Portugese kleppers van UAE komen uit deze plaats, wat een toeval. Waar Almeida een poging gaat wagen om de Vuelta te winnen staat Morgado vandaag aan het vertrek in de Tour de l'Avenir, een koers waar hij ook zomaar hoge ogen kan gaan gooien. Caldas da Rainha is een kuuroord, naar verluidt gesticht door Eleonora van Visue, ook wel koningin Leonor, de vrouw van koning João II. Zij kwam er per toeval achter dat het water hier een helende werking had en daarom werd er hier op haar bevel een kuuroord uit de grond gestampt. Tegenwoordig is er sprake van een nieuwe koning João, ik ben benieuwd of de locals een beetje hun best gaan doen voor Almeida. De publieke belangstelling in Lissabon bleef wat achter, maar hier moeten ze toch rijen dik in de straten te vinden zijn. De naam van de plaats betekent overigens zoiets als baden van de koningin, om het stichtingsverhaal wat kracht bij te zetten. Talloze bochten en rotondes in Caldas de Rainha, waar ze ook gespecialiseerd zijn in het produceren van traditioneel keramiek. Een stuk of 10 rotondes verder verlaten we de geboortegrond van de twee meest getalenteerde Portugezen van de nieuwe generatie, het peloton mag daarna 10 kilometer over dezelfde weg rijden. Die weg is breed, recht en vlak. Af en toe een nieuwe rotonde, maar niet meer dan dat. Rechtdoor in een groene omgeving, met af en toe wat bebouwing tussendoor. Ter hoogte van Alfeizerão krijgen we met enige variatie te maken. We volgen weliswaar nog steeds dezelfde, brede weg, maar deze weg begint ineens wat meer te kronkelen en hij begint vooral omhoog te lopen. In aanloop naar de tussensprint in Alcobaça krijgen we zowaar met een klim van drie kilometer aan 5% te maken. Dat lijkt totaal niet zo, aangezien de weg omhoog een snelweg is, maar het gaat hier toch best een tijd stevig omhoog. Na deze drie kilometer aan 5% is het anderhalve kilometer zo goed als vlak, voor er nog eens een kilometer aan 5% geklommen moet worden. Heel zwaar is het allemaal niet, maar toch, de sprinters zullen er niet vrolijk van worden. Voor zover er sprinters zijn, zo is het dan ook wel weer. Na deze klimmetjes loopt de weg een kilometer of vier op een niet al te spannende manier naar beneden, de renners komen wel wat bochtenwerk tegen maar de weg is breed en de percentages niet al te hoog. Wel een mooie omgeving om doorheen te rijden, vooral op de top is er een mooi uitzicht over de omgeving, terwijl deze streek volstaat met mooie landhuizen en boerderijtjes. Na de afdaling is het een kilometer of zeven vrij vlak tot de tussensprint in Alcobaça, die na 140 kilometer zal volgen. Vlak voor de tussensprint komen we wel nog een kort stukje in stijgende lijn tegen, het gaat net iets meer dan een halve kilometer tamelijk steil omhoog, volgens een bord langs de kant van de weg zelfs aan 10%. Op de top ligt een rotonde, hier gaat men rechtdoor en dan gaat het ook even een halve kilometer steil omlaag, nog steeds over een brede weg. Het heeft wat weg van dat klimmetje net buiten Parijs, gezien tijdens de wegrit en de marathon. Iemand die nu al graag voor de puntentrui wil gaan kan proberen hier de andere rappe mannen te lossen, zeg ik, hopend op enig spektakel. Enfin, beneden slaan we bij de volgende rotonde linksaf en dan volgt na 140 kilometer die tussensprint in Alcobaça, een plaats waar ze vooral pronken met hun klooster. Staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO, het is een van de belangrijkste gotische monumenten van Portugal. Ooit gebouwd om te vieren dat het land werd heroverd op de Moren, onder meer belangrijk geworden omdat in de tombe de lijken van Pedro I van Portugal en zijn minnares Inês de Castro te vinden zijn. Ook weer de manuelstijl hier, terwijl er met Tiago Santos een wielrenner vandaan komt die momenteel voor de opleidingsploeg van Q36.5 rijdt. Daar gaat de vlag uit als hij ooit ergens de finish haalt, Alcobaça gaat voorlopig Caldas de Rainha nog niet voorbij.
![Alcobaca-Monsatery-and-town.jpg?resize=900%2C675&ssl=1]()
Na de tussensprint, tevens bonussprint, in Alcobaça verlaten de renners via wat bochten en rotondes de stad weer, waarna er opnieuw geklommen moet worden. Buiten Alcobaça gaat het weer eens drie kilometer aan 5% omhoog, het leven van een sprinter gaat niet over rozen. Een brede weg omhoog, waardoor het niet zo lastig lijkt, maar drie kilometer aan 5% is toch echt het verdict. Na deze klim rijden de renners drie kilometer over een plateau, het is hier zo goed als vlak. Daarna gaat het kort omlaag na een bocht naar rechts, een kilometertje in dalende lijn zonder belangrijke bochten. Een paar vlakke meters later gaat het nog eens een kilometer aan 6% omhoog, de finale van deze rit kent meerdere verstopte klimmetjes. Als je denkt dat het helemaal vlak is kom je mooi van een koude kermis thuis, al moet je hier in de Vuelta altijd rekening mee houden. Na dit klimmetje, in een donker bos, is het even een kilometer vlak. Daarna slaan de renners linksaf en bereiken ze een brede, doorgaande weg. Deze weg zal ze rechtstreeks naar Batalha gaan brengen, nog zo'n belangrijke Portugese stad. De weg is zo breed als een snelweg, al moeten de renners in de eerste meters wel even opletten dat ze niet struikelen over de vele paaltjes. Die verdwijnen even later, waarna een simpele tocht van 13 kilometer richting Batalha kan beginnen. In deze 13 kilometer komen de renners drie rotondes tegen, verder gaat het continu rechtdoor over de brede weg, vooral in licht dalende lijn. De weg is licht glooiend, met ook een paar stroken bergop, maar het gaat voornamelijk omlaag. Deze kilometers vliegen voorbij, hier gaat niets gebeuren. Afwisselend rijden de renners door de bossen en langs industrieterreinen, het is steeds een van de twee. Na 162 kilometer verlaten ze de doorgaande weg, ze nemen de afslag aan de rechterkant van de weg en dan rijden ze door Batalha, een plaats waar wat rotondes en vluchtheuvels te vinden zijn, maar waar we vooral nog een gotisch klooster tegenkomen. Het Klooster van Batalha (Portugees: Mosteiro de Santa Maria da Vitória of Mosteiro da Batalha), is een klooster in de plaats Batalha in Portugal. In 1386 gaf koning Johan I de opdracht tot het bouwen van het klooster, nadat de Portugezen het jaar daarvoor de Castilianen hadden overwonnen tijdens de slag bij Aljubarrota (batalha betekent "slag"). Het klooster is officieel vernoemd naar de heilige Maagd Maria vanwege deze overwinning (in het Portugees vitória). De constructie van het dominicaanse klooster duurde anderhalve eeuw, onder de heerschappij van zeven verschillende koningen, tot ongeveer 1517, tijdens de regeerperiode van koning Emanuel I. Het gebouw is één groot kunstwerk en bevat veel elementen van de Portugese laatgotische stijl, de manuelstijl. Sinds 1983 staat het Klooster van Batalha op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Het is sinds 1910 een nationaal monument. Daarnaast werd het in 2007 in Portugal uitgeroepen tot een van de zeven wonderen van Portugal. Zo! Onder meer de Stichterskapel zou een belangrijk onderdeel van het klooster moeten zijn, daarnaast zijn er een aantal onvoltooide kapellen, de Capelas Imperfeitas, die de show stelen. Als we op 32 kilometer van de finish door Batalha rijden zal dit bouwwerk, een wonder, ongetwijfeld uitgebreid in beeld worden gebracht. Het lijstje van die zeven wonderen aanklikkend kom ik tot de conclusie dat we ze bijna allemaal al hebben gehad. Dat kasteel in Óbidos is zo'n wonder, net als een van de kastelen in Sintra, de Toren van Belém, het klooster bij de start van de tijdrit en het klooster in het vorige plaatsje, Alcobaça. Zes van de zeven Portugese wonderen gehad in twee dagen tijd, knappe score. Alleen het Kasteel van Guimarães komt niet voorbij, ach.
![Mosteiro_da_Batalha_78a.jpg]()
Zodra we Batalha hebben verlaten gaat de finale van deze rit écht beginnen. We werken toe naar de tweede officiële klim van de dag, maar voor we aan die klim beginnen volgt er eerst nog een ongecategoriseerd klimmetje. Na een vlakke kilometer buiten Batalha passeren de renners weer eens een rotonde en na die rotonde gaat het rechtdoor twee kilometer omhoog aan 5%, over een weg die wederom behoorlijk breed is. Je zou bijna onder de indruk raken van het Portugese wegennetwerk. Op de top komen we een nieuwe rotonde tegen, daarna dalen de renners anderhalve kilometer af zonder dat ze een serieuze bocht tegenkomen. Alhoewel, vooruit, de laatste bocht van de afdaling draait iets scherper naar rechts. Na deze bocht beginnen we vrij snel aan de tweede gecategoriseerde klim van de dag, de Alto da Batalha, ze hebben vast lang nagedacht over die naam. Deze Alto da Batalha is een klimmetje van de vierde categorie, hij is zeven kilometer lang en gemiddeld gaat het aan 3,3% omhoog. Boeiend, denk je dan, wellicht. Toch wel een beetje boeiend, want in het begin van de klim, terwijl we door Reguengo do Fetal rijden, wordt er twee kilometer geklommen aan 7%. Dat is toch wel heerlijk terrein voor Visma om even door te trekken en zo een aantal sprinters overboord te gooien. Via een aantal bochten slingert de brede weg tussen de witte huisjes van Reguengo do Fetal door stevig omhoog, dit lijkt me de belangrijkste zone van de finale. Hier moet het gebeuren, of niet. Buiten Reguengo do Fetal wordt het steeds vlakker, we komen in een bos terecht en na een kilometer aan 4% zit het serieuze gedeelte van de klim erop. In de resterende vier kilometer tot de top gaat het nooit meer steil omhoog, het gaat zelfs nog eventjes licht naar beneden. Gezien het feit dat er Efapel op de weg is gekladderd heb ik het idee dat er vaker een koers is gepasseerd op de Alto da Batalha, een klim die na een kilometertje in dalende lijn nooit meer spannend wordt. De brede weg loopt omhoog aan een procent of 2%, piekt vlak voor de top nog eens aan 3%, nee, het moet hier toch vooral in die eerste twee kilometer gaan gebeuren. Na 175 kilometer, op 19 kilometer van het eind, komen de renners boven op de Alto da Batalha. Qua omgeving een schitterende klim, de percentages laten het na de eerste twee kilometer alleen een beetje afweten. Wel vervelend voor eventuele geloste renners dat er na de klim niet direct een afdaling volgt, we rijden richting Fátima en in de vier kilometer tot aan deze stad is het zo goed als vlak. De weg kronkelt eerst nog een tijdje, maar voorbij een rotonde wordt het helemaal recht. De rechte weg loopt heel licht vals plat omlaag, maar van een afdaling mogen we voorlopig niet spreken. Na 178 kilometer bereiken we de buitenrand van Fátima, we rijden nog even rechtdoor tot we in de bebouwde kom een rotonde bereiken. Bij deze rotonde slaan we linksaf en daarna verlaten we Fátima meteen weer, wat in zekere zin opmerkelijk is, want Fátima is niet zomaar een plaats. Fátima, vernoemd naar een Moorse prinses, is de plek waar Maria ooit is verschenen. Sindsdien is Fátima een bedevaartsoord geworden voor de rooms-katholieken, om het geheel nog wat meer cachet te geven werd er in 1944 een basiliek gebouwd en die basiliek wordt goed bezocht. In totaal zou Maria hier zelfs zes keer zijn verschenen, jeetje. Met Onze-Lieve-Vrouw van Fátima wordt Maria aangeduid die tussen mei en oktober 1917 zes keer zou zijn verschenen aan de drie herderskinderen (Zuster) Lucia, Francisco en Jacinta nabij het Portugese stadje Fátima. Op 13 mei 2017 werden Francisco en Jacinta heilig verklaard door paus Franciscus. Heel intrigerend vind ik die zwendel altijd, ook interessant dat een van de drie blijkbaar niet heilig is, maar oké. Het Santuarió de Fátima, de Basílica de Nossa Senhora do Rosário de Fátima en de Basílica da Santíssima Trindade vormen samen een indrukwekkend complex, al is het gezien de late bouwdatum allemaal net wat te hip. Desalniettemin trekt het alsnog een oneindige hoeveelheid pelgrims aan, noem het gerust het Lourdes van Portugal. Bijna zeven miljoen pelgrims in 2023, lees ik in het roadbook, hallo zeg. We rijden niet langs deze heilige plek, we scheren slechts door de buitenwijken van deze heilige stad. De helikopter mag weer aan de slag.
![vuelta-a-espana-2024-stage-2-climb-n2-87259b7b01.jpg]()
![santuario-de-fatima-1-1.jpg]()
![fatima.jpg]()
Nog 16 kilometer tot de finish bij het binnenrijden van het heilige Fátima, zodra we de stad achter ons laten is het nog maar 13 kilometer fietsen tot Ourém, en in die drie kilometer blijft het voorlopig zo goed als vlak, de weg loopt zelfs een tijdje vals plat omhoog. Een weg met een aantal drempels, in deze toeristische trekpleister heeft men wel wat verkeersremmende maatregelen genomen. Het is niet alleen vlak, het gaat ook nog eens volledig rechtdoor, tot we uitkomen in Loureira. Hier wordt de weg iets bochtiger en hier begint het ook naar beneden te gaan. Na een klim van zeven kilometer was het ook een kilometer of zeven zo goed als vlak, nu is daar dan eindelijk de afdaling. Een korte, het gaat in eerste instantie net iets minder dan vier kilometer op een niet al te spannende manier omlaag. Het is een afdaling zonder bochten, zonder echte bochten in ieder geval. Het enige gevaar komt van een rotonde halverwege de afdaling, daar moeten de renners wel even serieus omheen sturen. Even verderop slaan ze rechtsaf, rijden ze door een gehucht en daar wordt de weg weer vlak, voor het even later opnieuw omhoog zal lopen. Het gaat even verderop een halve kilometer aan 6% omhoog in een gezellig bos vooraleer we beginnen aan het tweede deel van de afdaling, het gaat nog eens drie kilometer omlaag. Ook dit deel van de afdaling is niet spannend, het gaat vooral rechtdoor omlaag over een brede weg. Het grootste gevaar komt wederom van een rotonde, er komen er nu zelfs twee kort achter elkaar voorbij. Heel steil gaat het niet omlaag, maar omdat de weg vooral rechtdoor loopt wordt dit wel een razendsnel slot van de rit, juist door een gebrek aan gevaarlijke punten kan dit heel gevaarlijk worden. Als de renners hier op leven en dood gaan wringen is het wachten op een ongeluk, hopelijk doen ze even normaal. Op een kilometer of vijf van het eind bereiken ze het eind van de afdaling, al blijft de weg wel continu vals plat omlaag lopen tot in de slotkilometer zo ongeveer. Weinig bochten, brede weg, de snelheden gaan schrikbarend hoog liggen. Op 3,5 kilometer van de finish komen ze een rotonde tegen, daarna op anderhalve kilometer van de finish nog eentje, vlak na een listige bochtencombinatie. Dat is wel echt het punt waar je vooraan wil zitten, vooral omdat we in die laatste anderhalve kilometer nog moeten gaan klimmen ook. Bij deze rotonde, om precies te zijn op 1,7 kilometer van de finish, gaan de renners schuin naar links. Ze denderen in licht dalende lijn naar die bocht toe, best een heikel punt. Daarna loopt de weg zo goed als rechtdoor vals plat omhoog richting de volgende rotonde, op 900 meter van het eind. Hier gaat het wederom schuin naar links, waarna de weg afbuigt naar rechts. De weg loopt nu 200 meter bijzonder steil omhoog, met een piek tot 9%. Een kleine verrassing voor de renners. Al snel vlakt het weer af, terwijl er een flauwe bocht naar rechts genomen wordt, midden in een woonwijk. De renners rijden tussen de flatjes door, je krijgt er een claustrofobisch gevoel van. Even verderop verdwijnen de flatjes uit beeld. Na een zo goed als vlakke fase gaat het vervolgens in de laatste 200 meter na een flauwe bocht naar links rechtdoor omhoog, net iets meer dan vals plat. Klein piekje aan 6%, maar de laatste strook als geheel is er eerder eentje aan 4%. Lastige finale, zoals we gewend zijn van de Vuelta en de Volta. Je moet als sprinter deze aankomst wel even goed bestuderen, je in ieder geval niet laten verrassen door dat korte steile stukje in het begin van de slotkilometer. Ook niet te vroeg je sprint inzetten, aangezien er in de laatste meters ook nog serieus geklommen moet worden. Niet zomaar een vlakke massasprint, in ieder geval.
![21ad7e_130485c594874ccfbc9addeaf57e97e9~mv2.png]()
![Z8jq4Js.png]()
![Qrt0yT6.png]()
De finish ligt in Ourém, een stad waar de Vuelta logischerwijs nog nooit is geweest. Zelfs de Volta komt hier bijna nooit voorbij, al eindigde de eerste rit van de Volta van 2023 toevallig wel in Ourém. In een massasprint ging de Venezolaan Leangel Linarez met de zege aan de haal, hij klopte het Tsjechische duo van Caja Rural, Daniel Babor en Tomas Barta. Het ging weer mis bij Caja Rural, classic. Na vorig jaar de Volta ontvangen te hebben ontvangt deze middeleeuwse stad nu de Vuelta, de zaken gaan goed hier, in de omgeving van Fátima. Ourém ligt in het district Santarém, in de stad wonen ongeveer 44.500 mensen. Het is een stad waar ze vooral trots zijn op het lokale kasteel, al ligt dat kasteel een eind verwijderd van de finishlocatie. Dat heeft te maken met, opnieuw, de aardbeving van 1755. Na die tijd is het nieuwe gedeelte van Ourém gebouwd, het gedeelte waar we finishen. Eigenlijk moeten we twee kilometer ten zuiden van de stad zijn, daar ligt het kasteel en daar ligt ook het middeleeuwse centrum van Ourém. Achter de naam Ourém schuilt ook wel weer een sterk verhaal, de Portugezen willen graag geloven dat de Moorse prinses Fátima zich tot het christendom bekeerde nadat ze verliefd werd op een tempelier waarna ze de naam Ourena of Oureana aannam. Van die naam is het maar een kleine stap naar Ourém, natuurlijk. Al lees je bij een andere bron dan weer een belangrijk detail: Fátima werd eerst gekidnapt door de tempelier en werd daarna verliefd op hem, stukje Stockholmsyndroom. In 1136 werd het stadje Ourém veroverd op de Moren door Dom Afonso Henriques, de eerste koning van Portugal, die het aan zijn dochter schonk. Zij gaf opdracht tot de bouw van het kasteel in 1178, waarna een paar eeuwen later pas echt de glorietijd aanbrak. In de 15e eeuw werden de versterkte muren neergezet, die vandaag de dag de middeleeuwse kern van Ourém omringen, waar het paleis, de kerk Igreja da Colegiada, herbouwd in de 18e eeuw, en de schandpaal staan. Vooral de schandpaal, heel belangrijk. Twee kilometer ten noorden van het historische centrum ligt dus het nieuwe Ourém, dat ooit daadwerkelijk het nieuwe Ourém heette, maar tegenwoordig is het allemaal gewoon Ourém. Een belangrijk handelscentrum, schijnt de belangrijkste kwaliteit te zijn. In de lokale keuken kom je vooral gerechten met schapen- en geitenvlees en konijn tegen, daar kun je dan mooi een lokaal wijntje naast drinken. De wijnbouw is één van de oudste culturen in deze regio; er werden al druiven verbouwd vóór de stichting van Ourém, te gek. Maar het belangrijkste is verder natuurlijk de nabijheid van Fátima, waar dus toevalligerwijs Maria liefst zes keer verscheen, steeds als dezelfde drie kinderen samen aan het spelen waren. Voordat ze Maria zagen kwam er eerst ook nog een of andere engel voorbij, echt een heel sterk verhaal wel. De moeite waard om het hele verhaal eens te lezen, het wordt steeds sterker. Bij de zesde verschijning werd er een hele show van gemaakt, er kwamen naar schatting een stuk of 100.000 mensen op af. Maria verscheen immers steeds op dezelfde plek en de kinderen hielden hun mond uiteraard niet, dus werd het een heus spektakel, dat het best afgesloten kan worden met de volgende zin: De omstanders zagen hoe de kinderen reageerden, maar de Verschijning zelf namen ze niet waar, aldus getuigenverklaringen.
![castelo-medieval-ourem.jpg]()
In startplaats Cascais wordt het overdag slechts 24 graden, is dit wel echt Portugal? Er is amper kans op regen, wel staat er nóg meer wind dan gisteren. Nog steeds vanuit het noorden, terwijl de renners juist naar het noorden moeten fietsen. De hele dag tegenwind, met op een paar stroken wat zijwind. Het eerste deel van de rit gaat door die wind extreem langzaam verreden worden, we spreken over windkracht 5 pal op de kop. Finishplaats Ourém ligt wat meer in het binnenland, verder weg van de kust. Het zal daar warmer zijn, 31 graden, maar de wind blaast iets minder hard. Alsnog vrij hard, windkracht 4. Ook nog steeds vanuit het noorden, dat houdt in dat de wind voorbij Batalha bijvoorbeeld schuin in de rug zal staan. Al is er over het algemeen wel sprake van een behoorlijke hoeveelheid beschutting, dus we houden niet direct rekening met waaiers. In het laatste stuk naar de finish, de laatste grofweg 13 kilometer, zal de wind ook vooral in de rug of schuin in de rug staan. De finale beloofde al snel te worden, maar op deze manier helemaal. In de laatste kilometer rijden we tussen de huizen door, daar heeft de wind wat minder invloed, maar het beetje wind dat door de huizen door zal waaien staat eerder in de rug dan op kop. In dat kader mag je wel vroeg aan je sprint beginnen, al blijft het belangrijk om hier goed te timen. Je kan in die laatste strook nog lelijk stilvallen. De etappe begint om 11:50 Portugese tijd, dus 12:50 bij ons. Na een neutralisatie van 16 minuten, de neutralisatijden zijn altijd extreem random in de Vuelta, gaat de rit om 13:06 echt beginnen. Direct klimmen vanuit het vertrek. Kan interessant zijn, maar wij kunnen dat alleen via de ticker en twitter volgen. Bijna geen enkele rit van deze Vuelta zal integraal uitgezonden worden. De eerste toevallig wel, deze niet. Eurosport 1 begint er pas om 14:30 aan, tegen die tijd is de vlucht al lang en breed vertrokken. De Belg is er pas om 15:50 bij, en dan ook nog eens op Canvas. Rond dezelfde tijd begint ook de uitzending van de Tour de France Femmes, niet heel ideaal allemaal. De meisjes komen ook nog eens aan op Alpe d'Huez, wellicht meer de moeite waard dan deze rit. Enfin, met wat mazzel brandt de koers daar pas los nadat de renners in de Vuelta klaar zijn. De aankomst wordt verwacht tussen 17:19 en 17:43 onze tijd, de vrouwen zijn een dik uur later pas klaar.
![Castelo_e_Paao_dos_Condes_de_OurCm.height-1080.jpg]()
Een vlakke rit, maar toch ook weer niet helemaal. Een lastig begin, dankzij de klim in de eerste kilometers kan er zomaar een sterke kopgroep wegrijden. Vooral gezien het feit dat er amper sprinters aan de start staan zou het me verbazen als er niet heel wat renners zijn die nu al iets willen proberen. Hoeveel ploegen staan er aan de start om deze rit te controleren? Alpecin uiteraard, maar verder? Proberen kan altijd. Al denk ik dat het uiteindelijk toch gaat uitdraaien op een sprint. Zoveel kansen krijgen die jongens niet, de paar ploegen met een sprinter gaan deze kans niet laten liggen. DSM zet Julius van den Berg en Enzo Leijnse op kop en dan hebben de koplopers een groot probleem. We gaan sprinten, waarbij duidelijk aangetekend moet worden dat de finale nog best lastig is. Niet buitengewoon lastig, maar wel zo lastig dat types als Jakobsen en Groenewegen niet mee zouden doen om de zege. Scheelt dat we überhaupt maar weinig van die vetzakken aan het vertrek hebben, de meeste snelle mannen hier komen aardig over een heuvel en dat gaan ze nodig hebben ook. Een sprintje heuvelop, hoe groot de groep is hangt af van de schermutselingen op de Alto da Baralha, als Visma daar doortrekt kan de groep uitgedund worden, als ze dat niet doen zijn alle aanwezige sprinters er gewoon bij. Goed timen aan het eind, vooral niet te vroeg beginnen. Matige rit voor een weekend, maar gelukkig zullen de plaatjes wel mooi zijn.
1. Van Aert. Wout mag deze kans absoluut niet laten liggen. Als hij hier niet de ritzege en de rode trui pakt kan hij beter meteen naar huis gaan. Nee, dat is natuurlijk overdreven, maar dit is wel een uitgelezen kans voor hem. Zo'n hellende sprint na een net niet volledig vlakke rit, op zijn lijf geschreven. Zeker met deze concurrentie, of eerder het gebrek eraan.
2. Strong. Een man voor punchy aankomsten, en dit is best wel punchy. Hij zou het liever nog iets lastiger zien waarschijnlijk, maar je moet roeien met de riemen die je hebt.
3. Groves. Geen idee of Grofs een beetje in vorm is. Blijkbaar getraind op het klimwerk, om in deze Vuelta geen modderfiguur te slaan. Als hij het voorbeeld van Groenewegen volgt wil dat zeggen dat hij al zijn snelheid is verloren, maar daar komen we snel genoeg achter. Normaal kan hij een lastigere sprint prima verteren, we gaan het meemaken.
4. Bittner. Zoveel sprinters doen er niet mee, je komt al snel uit bij Bittner. Die moet je op basis van zijn ritzeges in Burgos altijd noemen, al is het wel weer de vraag of een hellende aankomst iets voor hem is. Uitgerekend op zo'n hellinkje in Burgos kwam hij er dan weer niet echt lekker uit, al was die aankomst lastiger. Dit is ook weer niet overdreven moeilijk, moet lukken voor Pavel.
5. Vacek. Zo dicht bij de ritzege gisteren. Zo dicht bij de leiderstrui nu. Hij moet eigenlijk wel mee gaan sprinten, waarom niet? Trek heeft geen andere sprinter bij en Vacek is behoorlijk rap. Hij heeft zich dit jaar al een paar keer gemengd in een massasprint, in de Ronde van België werd ie bijvoorbeeld een keer vierde achter Merlier, Philipsen en Van Asbroeck. Gezien het feit dat deze rit iets lastiger is en de aankomst hellend is moet de jonge Tsjech hier zeker iets kunnen laten zien, al is Van Aert kloppen wel meteen weer veel gevraagd.