Nou, goed, normaal schrijf ik geen voorbeschouwingen voor eendaagse koersen, maar voor de Olympische Spelen maken we toch maar even een uitzondering. Na een week vol onbelangrijke onderdelen gaan de Olympische Spelen nu cht beginnen, want de wegwedstrijd van de mannen staat op het programma. Een wedstrijd die men probeert te devalueren, maar zelfs een gedevalueerde koers is nog meer waard dan, nouja, de rest. We gaan op zoek naar een opvolger voor Richard Carapaz, die vandaag stampvoetend zal plaatsnemen voor de televisie.
![r0i646z4cckx9qqngkok]()
De Olympische wegrit gaat van start op de plaats waar deze ook zal eindigen, op de Pont d'Ina, tussen de Jardins du Trocdero en de Eiffeltoren in. Kan het iconischer? Zeker, maar het is alsnog best een aardige plek. De wegrit is liefst 273 kilometer lang, maar eigenlijk 278, want zodra we Pont d'Ina verlaten werken we vijf geneutraliseerde kilometers af. Langs de Seine fietsen de renners over wegen die ze aan het eind van de koers nog eens gaan zien, ze kunnen alvast de staat van het asfalt inspecteren. Er zijn miljarden gemoeid met het organiseren van de Olympische Spelen, maar het wegdek oplappen was alsnog teveel gevraagd. Enfin, de renners rijden onder meer langs het Muse du quai Branly, het Muse d'Orsay en ze passeren de Pont Alexandre-III, de brug waar de tijdritten eindigden. Ter hoogte van de Notre-Dame verlaten ze de Seine en via de Boulevard Saint-Michel rijden ze de Jardin du Luxembourg tegemoet, waar de koers officieel zal beginnen. De neutralisatie is voorbij en we zetten ons meteen schrap voor de eerste demarrages. Dit kan meteen een behoorlijk interessante start worden, want er staat een bijzonder klein peloton aan het vertrek. Wielrennen op de OS was altijd al een vreemd verhaal, maar ze maken het er tegenwoordig niet beter op. Slechts 90 deelnemers bij de mannen, en 90 deelnemers bij de vrouwen. Mooi dat het gelijk is, maar waarom zijn het er maar 90? Dat is op geen enkele manier serieus te nemen, zeker niet als je bedenkt dat er in een Tour de France het dubbele aantal renners aan het vertrek staat. Ik zit nu al een week naar allerlei kolderieke activiteiten te kijken, met eindeloos veel deelnemers, maar mijn wielrennen wordt beknot? Een regelrechte schande. Tijdens de OS in Tokio stonden er nog een mannetje of 130 aan het vertrek, dat was al weinig, nu zijn het er 40 minder. Lachwekkend. Bij die 90 renners zitten alsnog een hoop
exoten, zoals ze dan altijd denigrerend worden genoemd. Er blijven genoeg renners over om in de eerste kansloze vlucht van de dag plaats te nemen. Wat te denken van de man uit Hong Kong, Wan Yau Vincent Lau? Samen met de Thaise gezant, Thanakhan Chaiyasombat, en de Zuid-Koreaan Euro Kim in de kopgroep? Je ziet het zomaar voor je. Minuut of 10 voorsprong, misschien zelfs 20, maar ze wordel alsnog met gemak weer ingerekend door het peloton, waarna de echte koers kan beginnen. Het gekende scenario op een WK of OS, maar krijgen we nu wel met dit scenario te maken? Je ziet ook zomaar iets heel anders voor je, want de ploegen van de beste landen bestaan slechts uit vier renners. In 2021 had je nog ploegen met vijf renners, een gevoelig verschil. Er zijn heel weinig renners om deze koers te controleren, dus kan het voor enkele outsiders al best wel interessant zijn om vanaf het allereerste moment in de aanval te gaan. Grote kans dat je een heel eind gaat komen, want welk land gaat hier met welke renner de hele dag op kop rijden om de boel te controleren? Denemarken heeft met Morkov iemand mee die zich ongetwijfeld mag opofferen en bij Nederland kijken we naar naar het rabarberhoofd van Daan Hoole, maar de Belgen, toch de grote favorieten, hebben niet direct iemand mee waarvan je verwacht dat die vanaf kilometer 0 werk zal verrichten in het peloton. Kortom, dit is een koers die u vanaf het eerste moment moet kijken. Er zouden wel eens vreemde dingen kunnen gebeuren. Direct vanuit het vertrek rijdt er een sterke groep weg en die zien ze nooit meer terug, normaal gesproken een volstrek onrealistisch scenario tijdens een grote eendaagse koers, nu niet eens zo vergezocht. Maar goed, nu loop ik al vooruit op de tactiek, laten we eerst maar eens kijken naar het parcours. Waarbij ik nog eens extra wil benadrukken hoe ontzettend idioot het is dat we naar een koers van 273 kilometer gaan kijken met slechts 90 deelnemers, waarvan er minstens 20 helemaal niets te zoeken hebben op de OS. Of misschien hebben ze er juist wel iets te zoeken, want per editie worden de Olympische Spelen steeds meer een parodie op een sportevenement. De enige serieuze sport tijdens dit hele gebeuren wordt niet serieus genomen, ik hoop dat mijn afkeuring bij dezen afdoende kenbaar is gemaakt.
![LuxembourgMontparnasse.JPG]()
Voorbij de tuin van Luxemburg gaat het grandioze wielerspektakel van start. Ondanks het kleine deelnemersveld, waardoor ontzettend veel toppers ontbreken, gaan we er toch maar eens goed voor zitten. In de eerste officile kilometers van deze wegrit rijden de renners rechtdoor in de Rue Gay-Lussac, een ontzettend brede straat. Het gaat een tijdje rechtdoor, langs de statige panden van de Parijse binnenstad af. Vrij snel komen we wel al de eerste verkeersremmers tegen, het voordeel van een klein peloton is wel dat situaties die in een groot peloton gevaarlijk zijn nu voor minder gevaar zullen zorgen, in zo'n klein peloton is alles beter te overzien. Het wordt een vliegende start, want in de eerste meters loopt de brede weg vals plat omlaag richting de Place d'Italie. De renners komen een paar brede bochten tegen, maar heel ingewikkeld wordt de route verder nog niet. Ze rijden wel over wegen die ze in de finale weer gaan zien, we gaan nu ons best doen om Parijs te verlaten en in de finale van de koers keren we terug naar Parijs, over dezelfde wegen. Er zit wel een kleine 200 kilometer tussen, dus of er iets blijft hangen bij de coureurs betwijfel ik. Als de renners de Place d'Italie bereiken komen ze wat vluchtheuvels tegen, op het plein zelf rijden ze rond een rotonde, terwijl de ondergrond tijdelijk bestaat uit steentjes. Dit kan een partij narigheid opleveren als het nat is, maar voorlopig lijkt het tijdens beide wegritten droog te blijven. De renners verlaten de rotonde via een straatje schuin aan de rechterkant, daarna komen ze in de volgende kilometers nog wat bochten tegen. Stelt allemaal vrij weinig voor, de wegen zijn breed, het is alleen oppassen voor de vluchtheuvels die hier met enige regelmaat zijn terug te vinden. Het voordeel van wielrennen is dat je nog eens wat ziet van de wereld, zo rijden de renners bij het verlaten van Parijs onder meer langs het Rservoir de Montsouris en rijden ze even later de kerk Saint-Pierre-de-Montrouge tegemoet, zomaar wat willekeurige hoogtepunten die je normaal niet zo snel zou zien. Na een kilometer of zes komen de coureurs uit in Malakoff, een van de vele voorsteden van Parijs. We gaan vanaf dit moment beginnen aan een duizelingwekkende tocht door talloze plaatsen die de agglomeratie Parijs rijk is, via Vanves en Issy-les-Moulineaux rijdt men naar Meudon, waar de voet ligt van de eerste klim van de dag. Na een aantal kilometer met wat bochten gaat het nu een tijdje vooral rechtdoor, al wordt het door de vele vluchtheuvels soms alsnog slalommen geblazen. De wegen zijn in de eerste kilometers overwegend vlak, maar daar komt snel verandering in. In Issy-les-Moulineaux slaan de renners linksaf en daarna rijden ze via Meudon quasi rechtdoor Chaville tegemoet. Tussen Meudon en Chaville in ligt een bos en dwars door dat bos voert een brede weg, een weg die omhoog zal lopen. Over de Route des Gardes gaat het omhoog naar de Cte des Gardes, een klim van bijna twee kilometer aan 6%. Vlak voor we aan die klim beginnen komen de renners een rotonde tegen en nog wat meer vluchtheuvels, daarna klimmen ze over een weg die door een hoge middenberm in tween is gesplitst. De eerste klim van de dag is meteen de moeite waard, de Cte des Gardes kent enkele steile stroken. Sommige stukken zijn bijna vlak, daarna gaat het ineens weer loodrecht omhoog, een leuk klimmetje om mee te beginnen. Een paar stroken aan bijna 10%, dit klimmetje kan een mooie springplank vormen voor enkele renners. Waarom niet nu al als outsider in de aanval gaan, heb je iets te verliezen? Na 12 kilometer koers beginnen we met klimmen, na 14 kilometer koers zijn we boven. Nog 260 kilometer te gaan, we hebben Parijs net achter ons gelaten, maar Parijs is desalniettemin nog steeds ver.
![cote-des-gardes-issy-les-moulineaux.png]()
![photo_1397480_6947784463.jpg]()
Deze Cte des Gardes is stiekem een klim die we best vaak zien in koers, al wordt ie meestal van de andere kant bedwongen. De andere kant van deze klim gaan we over een kleine 200 kilometer ook nog eens bedwingen, een kant die we vaak zien tijdens de afsluitende rit van de Tour. Als de laatste rit van de Tour van start gaat ten westen van Parijs is het eigenlijk vaste prik om vanuit Chavile over deze klim te rijden naar de Champs-lyses, voorlopig rijden we dus nog over bekende wegen voor een deel van dit peloton, al zullen er meer belletjes gaan rinkelen als ze hier over een paar uur terugkeren. De weg die nu dient als klim deed nog vorig jaar nog dienst als afdaling in de Tour en toen werden meerdere renners op de bon geslingerd! De weg waar we nu overheen fietsen maakt ook deel uit van een heuse loopwedstrijd, Parijs-Versailles. Mag je drie keer raden waar we na de eerste klim van de dag naartoe gaan, jawel, Versailles natuurlijk. Voor we die historische plaats bereiken dalen we eerste de Cte des Gardes af, over de weg die in de finale van deze koers terug zal komen. De andere kant van de klim kent een bijzonder steil stuk, het voordeel is dan weer dat het grotendeels rechtdoor omlaag zal gaan. Wel twee rotondes onderweg, enkele vluchtheuvels en een stevige middenberm, maar de weg blijft breed. Eenmaal beneden in Chaville komen we uit bij een kruispunt waar de renners rechtdoor gaan. Over heel wat kilometers komen ze opnieuw uit op dit kruispunt, dan van een andere kant. Tijdens de eerste kilometers van deze koers reden we continu over wegen die later nog terug gaan keren, nu gaan we beginnen aan een lange lus die lange tijd westwaarts zal voeren, vooraleer we de vallei van de Chevreuse ten zuidwesten van Parijs gaan verkennen. Van Chaville rijdt men rechtdoor via Viroflay naar Versailles, een stukje route waar je weinig over kunt vertellen. Het is zo goed als vlak, op het nodige straatmeubilair na komen de renners verder geen obstakels tegen. Na 19 kilometer bereiken ze Versailles, ze fietsen hier recht op het wereldberoemde paleis af. Een locatie waar ik ook niet direct veel over hoef te vertellen, fans van dierenmishandeling hebben deze plek immers al meermaals kunnen bewonderen. Het meest beschamende stukje 'sport', paardrijden, vindt hier plaats. Het paleis, ook wel kasteel, is een van de grootste ter wereld en een van de meestbezochte bezienswaardigheden van Frankrijk. Jaarlijks komen er meer dan vijf miljoen bezoekers op af, wauw! Bekend vanwege de Franse tuinen ook, in z'n totaliteit een bolwerk van kitscherige wansmaak en derhalve de ideale locatie om met je zweep een paard te bewerken. De renners leggen vlak voor ze het kasteeldomein betreden hun carbonnen rossen in de rollkur en slaan rechtsaf, om vervolgens via nog wat bochten en een wegversmalling langs het omvangrijke terrein van het Chteau de Versailles af te rijden. Met de groetjes van Lodewijk XIV. Voorbij dit stukje werelderfgoed rijden de renners een tijdje rechtdoor over een brede laan, tot ze uitkomen bij een rotonde met daarop een monument ter ere van de gendarmerie, jawel! Bij deze rotonde gaat het schuin naar links en daarna komen de coureurs uit op een soort van slingerweg dwars door Le Chesnay-Rocquencourt. Het is nog breed en vlak, maar het gaat hier een paar keer naar links en rechts, voor zover het wat zou uitmaken.
![Versailles_2700px_ILE35546__1_.jpg?w=1980]()
![image%2F1119819%2F20220223%2Fob_cded5a_ceremonie-gendarmes-faceb.jpg]()
Het atypische aan dit parcours is dat we continu door de bebouwde kom fietsen, met alle gevolgen van dien. Rotondes, vluchtheuvels, wegversmallingen, zo nu en dan een drempel, alles komt voorbij. In de regio le-de-France zijn ze ook niet vies van een verhoogde middenberm en een paaltje hier en daar draaien ze ook hun hand niet voor om. Dat maakt het fietsen hier niet direct heel aangenaam, maar zoals gezegd, dat er amper 90 man aan de start staan helpt een hoop. Buiten Le Chasnay-Rocquencourt komen de renners terecht in La Celle-Saint-Cloud, al is het onderscheid tussen al deze plaatsen lastig te zien. Je fietst steeds tussen de huizen door, onwetend dat er ergens gemeentegrenzen liggen. Ze volgen nu wel een tijd dezelfde weg, maar het blijft een weg vol boobytraps. Alles wat ik zojuist heb opgesomd komt continu voorbij, mocht het tegen deze tijd nog steeds volle bak koers zijn omdat iedereen vroeg op de dag al in de vlucht wil zitten dan gaan we hier wel wat beleven. Al is de kans ook zeker aanwezig dat we naar een groepje nobele onbekenden gaan kijken, als de rust terugkeert in het peloton is er verder weinig aan de hand. In La Celle-Saint-Cloud komen de renners een kort klimmetje tegen, dat mag geen naam hebben. Het gaat vervolgens een tijdje vals plat omlaag richting Bougival, warempel een keer over een enorm brede weg zonder een overdosis vluchtheuvels. In Bougival rijden we over een letterlijke strontrivier, de Seine, jawel! Aan de andere kant van het water rijdt het peloton door Croissy-sur-Seine, als we ooit een quizvraag krijgen over alle voorsteden van Parijs gaan we punten scoren als een malle. In Bougival overleed ooit de schrijver Ivan Toergenjev, sow! Met triviant zijn we onverslaanbaar. Enfin, in Croissy-sur-Seine gaat het in het centrum naar links en daarna mogen de renners voor het eerst echt een aantal kilometer rechtdoor rijden zonder obstakels. Een tijdje geen vluchtheuvels en andere onzin, dat komt pas weer als ze enkele kilometers later Le Pecq bereiken. In dit plaatsje rijden ze nog eens over de Seine en dat doen ze in stijgende lijn. De weg over de brug loopt even omhoog, daarna gaat het uiteraard weer omlaag, maar bij het verlaten van de brug begint direct de tweede klim van de dag. Er gaat n kilometer aan 5,5% geklommen moeten worden naar de top van de Cte de Saint-Germain-en-Laye. Een smeerlap van een klim, met name dankzij de weg omhoog. In principe een brede tweebaansweg, ware het niet dat ze de twee banen hebben gescheiden middels een stoeprand. Het wordt dus smal, met andere woorden. Er ligt hier ook een fietspad, maar paradoxaal genoeg mag men daar dan weer geen gebruik van maken. De weg omhoog voert naar het kasteel van Saint-Germain-en-Laye, de organisatie wil niet alleen een mooie koers, mooie plaatjes zijn ook belangrijk. Het klimmetje zelf is niet heel denderend, in het begin zit er een steile bocht in waar het aan 8% omhoog gaat, maar verder blijven de percentages beschaafd. Na 36 kilometer zijn we boven, de renners komen uit bij een rotonde waar steentjes liggen, ze slaan rechtsaf en maken dan een ommetje langs het kasteel van Saint-Germain-en-Laye. Ze fietsen ook voorbij de kerk van Saint-Germain-en-Laye, waarbij je begint te begrijpen waarom ze deze plek willen laten zien. Via een paar smalle winkelstraatjes rijden we vervolgens terug naar de hoofdweg, waar een korte maar pittige afdaling begint. Even een halve kilometer aan 10% omlaag, met in die halve kilometer twee scherpe bochten naar rechts. Na een flauwere bocht naar links zijn we dan meteen weer beneden en dan verlaten we Saint-Germain-en-Laye weer, voor de Franse Revolutie de residentie van veel Franse koningen. Onder meer Lodewijk XIV werd hier geboren, jawel! Het kasteel dat we passeren is niet geheel verrassend een koninklijk paleis geweest. Het kasteel diende tijdens de Tweede Wereldoorlog als hoofdkwartier voor het Duitse leger in Frankrijk, dat is dan weer een smet op het Franse blazoen. En dan komt Amelie Mauresmo hier ook nog eens vandaan, balletje met een racket over een netje meppen terwijl je geluiden maakt alsof je wordt neergeschoten komt niet in de buurt van een sport. Claude Debussy had er een droevig deuntje over kunnen componeren. Het feit dat Dylan Groenewegen hier ooit in Parijs-Nice een sprint won maakt het er vast ook niet beter op.
![cote-de-saint-germain-en-laye-le-pecq.png]()
![4a4968bd-city-8118-170e5abaa9f.jpg?crop=true&width=1366&height=768&xhint=1187&yhint=868]()
Na de korte afdaling volgt er gelijk een klimmetje dat de organisatie de moeite van het benoemen niet waard vindt. Toch gaat het 2,3 kilometer aan 4,6% omhoog naar de top van de Cte de Fourqueux, vind ik zelf wel de moeite waard. Door een vlak stukje halverwege zijn de klimmende gedeeltes daadwerkelijk merkbaar, het gaat een tijdje aan 6% omhoog zelfs. Goed, geen klim van epische proporties, maar zo kort na de vorige klim is dit toch even een lastig moment. Tijdens de klim verruilen we de bebouwde kom zowaar voor het bos. Het eerste gedeelte kenmerkt zich nog door wat rotondes en vluchtheuvels, maar richting de top rijden we ineens over een snelweg zonder verkeersobstakels tussen de bomen door. Eindelijk, rust. Na een kilometer of 40 zijn de renners boven op dit onbenoemde klimmetje, dat nu dus wel benoemd is. Op het hoogteverschil na doet het hier zowaar Nederlands aan, want naast de weg dwars door het bos ligt er zelfs een fietspad, wt een fietsregio is dit. Mooi in het zonnetje gezet, schitterend. Buiten het bos zit de klim er wel zo'n beetje op, over een brede weg wordt er vervolgens kort afgedaald richting Saint-Nom-la-Bretche, een afdaling zonder gevaar. Een paar vluchtheuvels in het begin, daarna rechtdoor over een snelweg omlaag. Aan het eind van dit korte afdalinkje slaat men bij een rotonde rechtsaf, om vervolgens via een weg vol vluchtheuvels door het centrum van Saint-Nom-la-Bretche te rijden. Voorbij het centrum gaat het bij de volgende rotonde nog eens naar rechts en daarna rijdt het peloton vijf kilometer over een rechte, glooiende weg naar Feucherolles. Beetje op en af door open terrein, een typische weg die rechtstreeks uit de eerste rit van een willekeurige Parijs-Nice lijkt te komen. Eenmaal in Feucherolles begint er een nieuw klimmetje, weer zo'n klimmetje dat volgens de organisatie niet interessant genoeg is. Na enkele kilometers over een brede en rechte weg gereden te hebben gaat het bij een rotonde naar rechts en daarna rijdt men het dorp via een aantal drempels en wegversmallingen binnen, waarna de weg al vrij snel omhoog zal lopen. Via een slingerende weg dwars door Feucherolles gaat het 1,5 kilometer aan 4,5% omhoog. Niet direct een Alpenreus, maar dit soort kleine klimmetjes maken deze koers net een stukje zwaarder. Na dit korte klimmetje in het centrum van Feucherolles loopt de weg enkele meters omlaag, waarna we aan de rand van het dorp een rotonde tegenkomen. Hier moeten de renners rechtdoor, om vervolgens na een tweetal bochten terecht te komen op de Route Royale, een royale weg in de zin dat het nu eens een keer drie kilometer rechtdoor gaat. Dwars door een agrarisch gebied, dat is even wennen na alle steden die de renners in het eerste deel van deze koers al hebben gezien. Gedurende deze kilometers rijdt het peloton over de Plaine de Versailles, de vlakte van Versailles. Daar komt verandering in als ze in de omgeving van Les Flambertins de Crespires linksaf slaan. De renners duiken merkwaardig genoeg een smal weggetje in en dit weggetje loopt anderhalve kilometer stevig omlaag, dwars door een bos. De weg is behoorlijk bochtig en dus moeten de renners hier even alert zijn. Lang duurt het niet, maar toch, een opmerkelijke passage. Beneden komt men uit in Crespires, waar een resolute bocht naar rechts volgt. Na deze bocht gaat het dan weer een kilometer of drie zo goed als rechtdoor richting Mareil-sur-Mauldre, we rijden dwars door een agrarisch gedeelte van het departement Yvelines en op wat onvermijdelijke vluchtheuvels na spreekt het parcours eventjes voor zich. In Mareil-sur-Mauldre liggen wat bochten, na de laatste bocht rijden we een tijdje zuidwaarts langs de rivier de Mauldre, waar het dorp haar naam aan te danken heeft. De weg langs de rivier volgt men tot in Beynes, een kleine vijf kilometer verderop. De omgeving hier is heerlijk groen, zo nu en dan opgedirkt met een leuk chteautje langs de kant van de weg. Verder is het breed en vlak, een rustig moment in de koers. Na 65 kilometer komt het peloton uit in Beynes, een dorpje met in het centrum een kasteelrune. In dit centrum volgt een stevige bocht naar rechts, even later duikt men schuin linksaf de Rue du Bois in, waarna er een aantal kilometer door een bos gereden zal worden. In dit bos zijn de wegen niet vlak, het gaat in twee trapjes omhoog. Eerst wordt er een kilometer aan een procent of vijf geklommen, daarna is het twee kilometer zo goed als vlak en vervolgens gaat het nog een kilometer aan 4% omhoog. Lastig is het allemaal niet, maar aan het eind van de koers kunnen dit soort inspanningen allemaal meetellen. Op het hoogste punt slaat men linksaf, daarna rijdt het peloton langs Auteuil af. Ze bevinden zich nu op de D76, een brede weg die een tijd gevolgd zal worden.
![GTpO1FwWkAAWYeg.jpg]()
![69791.jpg]()
Zeven kilometer volgen de renners dezelfde weg, eerst een aantal kilometer in licht dalende lijn en daarna een paar kilometer in licht stijgende lijn. De weg loopt vooral rechtdoor, maar helemaal recht is het toch ook weer niet, alleen al omdat men gedurende deze tocht een stuk of vijf rotondes tegenkomt. Zo nu en dan ook weer wat vluchtheuvels en een verdwaalde drempel, maar we mogen aannemen dat de koers rond dit punt wat rustiger zal zijn. Aan het eind van deze weg komen we uit in Mr, waar er ergens aan de linkerkant van de weg een andere straat verstopt ligt. Die straat duiken we in, meteen komen we weer een wegversmalling tegen. De tocht die volgt is een technische, in het centrum van Mr komen de renners nog meer wegversmallingen tegen, een aantal bochten en wat drempels. Buiten het centrum slaat men dan weer linksaf, waarna er een tocht volgt langs groene velden. Enigszins opmerkelijk is dat we niet eventjes rechtsaf slaan, amper een kilometer verderop ligt Montfort-l'Amaury en dat is een dorp met een verhaal. De Baskische componist Maurice Ravel woonde hier bijvoorbeeld, jawel! Er is een museum ter ere van hem in het dorp te vinden, terwijl je op de lokale begraafplaats het graf van Charles Aznavour kunt bezoeken. Dat laatste is vrij opmerkelijk, aangezien Aznavour hier nooit heeft gewoond, al woonde hij wel enkele jaren in een dorpje een paar kilometer verderop. Desalniettemin, als je het graf van de favoriete zanger van de slechtste presentator van Nederland wil bezoeken moet je hier zijn. In Montfort-l'Amaury is ook nog een kasteelrune te vinden, gelegen op een heuvel boven het voormalige huis van Ravel. En dan heeft iedereens favoriete Franse acteur, Omar Sy, hier ook nog eens gewoond! We scheren langs dit iconische dorp, maar besluiten toch een andere kant op te gaan, op weg naar de volgende officile klim van de dag. De brede weg loopt even rechtdoor, al snel volgt er een bocht naar rechts en na die bocht gaat het een kilometertje of drie rechtdoor naar het dorpje Les Mesnuls, waar de voet ligt van de de volgende klim. Zodra we de eerste huizen van Les Mesnuls bereiken wordt de weg iets bochtiger, waarna we in het centrumpje van dit pittoreske plaatsje rechtsaf slaan. Na die bocht begint de klim, de Cte des Mesnuls. Een klim van 1,1 kilometer aan 6,1%, met als extra bijzonderheid dat de renners een aantal hectometer over kasseien mogen rijden. Hele keurige kasseien, dat dan weer wel. In Les Mesnuls ligt een chteau en de weg langs het kasteel is voorzien van steentjes, het ziet er allemaal prachtig uit. Een majestueuze geplaveide laan met lindebomen leidt naar de toegangspoort van het kasteel, een kasteel dat dateert uit de 16e eeuw. Heel steil loopt de weg hier nog niet omhoog, het steile gedeelte begint pas als we een paar bochtjes later weer op het asfalt terechtkomen. Tegen die tijd gaat de weg buiten het dorp vrij stevig omhoog, met richting de top zelfs een stuk van 200 meter aan 10%. Steentjes in het pittoreske dorp, een brede asfaltweg in het bos buiten het dorp. In het bos bereiken we na 85 kilometer de top van deze klim, het is hierna nog 187 kilometer fietsen tot de finish en dus kunnen we met recht stellen dat Parijs nog steeds ver is. De Cte des Mesnuls zal overigens geen onbekend terrein zijn voor enkele renners, tijdens de tweede rit van Parijs-Nice dit jaar reed het peloton nog over dezelfde weg. Ook in de editie van 2020 kwam dit klimmetje voor, net als in 2018. Wel altijd in het begin van de rit, ook nu komt de klim al vrij vroeg op de dag, ze zijn het in Les Mesnuls wel gewend een bijrol te spelen.
![cote-de-mesnuls.png]()
![25437-201221103843953-0.jpg]()
![PI14440-hr.jpg]()
Na de Cte des Mesnuls gaat het twee kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg door het bos, vooraleer er een bocht naar links volgt. Na die bocht naar links rijdt het peloton enkele kilometers over een smalle en licht bochtige weg verder, het blijft vooralsnog vlak. Na wat draaien en keren in een bos slaat men rechtsaf en daarna gaat het over een iets bredere weg verder naar Saint-Rmy-l'Honor, vals plat omlaag. Dit stukje van de koers is niet direct heel interessant, in Saint-Rmy-l'Honor komen de renners enkele bochten tegen en daarna bereiken ze een brede weg die ze naar Le Tremblay-sur-Mauldre brengt, het gaat de komende kilometers steeds een beetje onmerkbaar vals plat omlaag. In de dorpjes die we passeren liggen uiteraard wat verkeersremmers, vooral de wegversmallingen vallen op, maar verder valt er toch weinig te noteren. Tussen de dorpen in veel groen, toch maar even van genieten voor we uiteindelijk weer de agglomeratie van Parijs gaan bereiken. Dwars door het Franse platteland gaat het van Le Tremblay-sur-Mauldre naar Neauphle-le-Vieux, allebei behoorlijk nietszeggende dorpjes. In Neauphle-le-Vieux liggen er ook weer wat bochten en straatmeubilair, hier is de lokale specialiteit dan weer de middenberm. Van Neauphle, wat een naam, gaat het naar Villiers-Saint-Frderic, in het stuk tussen deze twee dorpen komen we ook weer wat rotondes en dat soort dingen tegen, terwijl de weg hier licht glooiend is. Het gaat nu even een paar meter omhoog, sterker nog, je zou zelfs kunnen spreken van een heuse klim. In en rond Villiers-Saint-Frderic wordt er een kleine twee kilometer aan 4% geklommen, met richting de top een steile halve kilometer met een piek boven de 8%. Na dit korte klimmetje wordt het snel weer vlak, op dit hobbeltje na maken we weinig mee. Buiten Villiers-Saint-Frderic keren we terug naar Beynes, een dorp waar we 40 kilometer eerder ook al zijn gepasseerd. Tussendoor rijden we nog door Saint-Germain-de-la-Grange, een dorpje waar de weg ineens zo smal wordt dat je je afvraagt of er berhaupt een auto kan passeren. Maar goed, dat zijn de enige punten van belang, verder gaat het rechtdoor vals plat omlaag richting Beynes, waar we na 107 kilometer koers voor de tweede keer passeren. Kort afdalinkje vlak voor we Beynes bereiken, paar bochten erbij, en dan in het dorp zelf een scherpere bocht naar rechts, na die bocht verlaten we Beynes ook meteen weer. De brede weg begint nu gelijk weer omhoog te lopen, het gaat een kilometertje aan 4% omhoog dwars door een groen decor. Veredeld vals plat lijkt het, maar iedere hoogtemeter is mooi meegenomen. Enorm open hier, de wind zou hier eventueel ook nog een rol kunnen spelen, maar uiteraard waait het niet. Na het korte stukje in stijgende lijn rijdt men vier kilometer via een enorm brede weg over een plateau, onderweg alleen een rotonde tegenkomend. Was met wind leuk geweest, is nu minder leuk. Aan het eind van dit plateau komen de renners uit in Thiverval-Grignon, waar een kicken kasteeltje te vinden is. Het Chteau de Grignon, de moeite. Bij een rotonde gaat het hier naar links, waarna er een korte afdaling volgt zonder gekke bochten over een goede en brede weg, langs Chavenay af richting Feucherolles, een plaats waar we eerder vandaag ook al eens zijn geweest. Het korte afdalinkje wordt alleen even opgeschud door een wegsplitsing, direct daarna wordt de weg weer breed en gaat het anderhalve kilometer vals plat omhoog, vooraleer we een paar keer rechtsaf slaan om zonder Feucherolles echt te zien terug te fietsen richting Saint-Nom-la-Bretche, over een brede, rechte en glooiende weg.
![GTpPBAvXkAAXlTR.jpg]()
![GTpPCKDXoAAh8nq.jpg]()
![31591.jpg]()
Saint-Nom-la-Bretche zullen we bij deze tweede passage over deze weg alleen niet bereiken, halverwege de weg ligt er namelijk een rotonde en bij deze rotonde gaan de renners niet rechtdoor, maar rechtsaf. Na deze bocht rijdt men in dalende lijn Chavenay binnen, waar het weer opletten is voor wat vluchtheuvels en voor een stevige bocht naar links in het centrum. Na deze bocht wordt het wel weer vlak en dat blijft een kilometer of drie zo, het gaat eventjes makkelijk rechtdoor langs wat Franse akkers af. Lang blijft het niet makkelijk, aan het eind van deze weg komen de renners uit in Villepreux, een oud dorpje met in het centrum wat mooie vakwerkhuisjes. Dat gaan de renners zien ook, want over een ietwat smalle weg slingeren ze dwars door het centrum heen. Buiten het centrum gaat het dan weer bij een rotonde naar rechts, waarna men een aantal kilometer vals plat omhoog zal fietsen richting Fontenay-le-Fleury. Ze rijden over een weg met de naam Cte de Paris richting Fontenay, maar van een echte cte is niet direct sprake. De weg loopt in het begin een paar hectometer wat steiler omhoog, verder is het vals plat. Na een rotonde tussendoor bereikt het peloton na 126 kilometer Fontenay-le-Fleury, bij het betreden van deze plaats slaan ze bij een nieuwe rotonde rechtsaf en daarna begint er wel een echt klimmetje. Het gaat eventjes 700 meter omhoog aan 6%, met een korte piek tot 10%. Een brede slingerweg, zo nu en dan voorzien van wat vluchtheuvels, met tussendoor ook nog even een passage over een smalle brug. Kort maar krachtig, zo'n onbenoemd hupje tussendoor. Boven komen we uit in Bois-d'Arcy, we knallen vervolgens via een viaduct over de snelweg heen en aan de andere kant van die weg komen de renners uit in Montigny-le-Bretonneux, de plaats waar een belangrijke Olympische locatie is te vinden. De renners slaan rechtsaf, komen uit bij een brede rotonde en op een steenworp afstand van die rotonde ligt de Vlodrome de Saint-Quentin-en-Yvelines, de Olympische wielerbaan, ja! Op een paar meter afstand van de wielerbaan ligt ook nog eens de overdekte BMX-baan, tijdens deze wegwedstrijd knipogen we dus even naar de andere disciplines op twee wielen. De wielerbaan ligt in de gemeente Saint-Quentin-en-Yvelines, een gemeente die men ooit heeft gecreerd in de omgeving van het tang de Saint-Quentin, een meertje van 250 hectare dat in de 17e eeuw werd aangelegd om voor de vijvers van de tuinen van Versailles te zorgen. De afgelopen dagen hebben we de BMX-baan al kunnen bewonderen, in het vervolg van deze OS gaan we ook nog mooi genieten van het baanwielrennen, hier dus, in Saint-Quentin-en-Yvelines, op de wielerbaan waar ook het hoofdkwartier van de Fdration franaise de cyclisme, de Franse wielerbond, is gevestigd, wellicht de belangrijkste reden dat we hier even kort passeren. Voorbij de velodroom rijden de renners over een aantal viaducten, waarna er een passage volgt door het centrum van Montigny-le-Bretonneux. We bevinden ons nu weer in stedelijk gebied, en dus komen we een hoop stedelijke dingen tegen. Meerdere rotondes kort achter elkaar, naast wat ander verkeersremmend materiaal. Een aantal opvallende bouwwerken ook in Montigny-le-Bretonneux en Saint-Quentin-en-Yvelines, het is hier relatief nieuw en de relatief moderne architectuur moet maar net je smaak zijn. De renners rijden onder een paar opmerkelijke creaties door, de overheersende kleur hier is in ieder geval wit. Voorbij de wielerbaan is het even bochtig, maar al snel komen de renners op een brede en rechte laan terecht. Een kilometer of twee gaat het rechtdoor op een vlakke manier, voor er een nieuwe rotonde volgt en daarna een bocht naar links, na die bocht verruilen we Montigny-le-Bretonneux voor Voisins-le-Bretonneux. In dit plaatsje komen we het hoofdkantoor tegen van Europcar, een bedrijf dat we natuurlijk vooral kennen van die tijd dat ze de ploeg van de Franse bondscoach sponsorden, Titi Voeckler en consorten vlogen in het donkergroen. In Voisins-le-Bretonneux slaan de renners rechtsaf, ze rijden daarna drie kilometer relatief rechtdoor over een vlakke weg, de bebouwde kom uit. Ze duiken de bossen in en in de bossen volgt ook daadwerkelijk een duik omlaag, het gaat een kilometertje omlaag aan een procent of vijf met een paar bochten erbij. En scherpere bocht naar rechts, maar de weg is breed en goed en dus stelt dit weinig voor. Beneden komt men uit bij een rotonde, ze gaan hier rechtdoor en daarna begint de volgende officile klim. Het gaat voorbij de rotonde n kilometer aan 5,5% omhoog naar de top van de Cte de Port-Royal, over een brede weg door een fraai bos. Volgens andere bronnen is het klimmetje nog iets korter, heel lastig is het hoe dan ook niet. Een kort stukje aan 8%, dan heb je het verder wel gehad. Boven verlaten we het bos weer en hebben we 140 kilometer afgewerkt. Over de helft van de koers! Parijs is nog ver, maar we komen er langzaam aan.
![GTpPDbEXQAAlXwF.jpg]()
![cote-de-port-royal.png]()
![SQY-Velodrome-national-1024x683.jpg]()
![GT60A-TXsAA2zNB?format=jpg&name=4096x4096]()
In deze omgeving ligt Le Golf National, de golfbaan waar er tijdens de OS ook een balletje in een holletje moet worden gestopt. Golf als olympische sport, je blijft je verbazen. Tijdens het klimmetje van Port-Royal rijden we langs de abdij van Port-Royal des Champs, een abdij die voor de renners overigens niet in beeld komt wegens een aantal bomen die in de weg staan. Port-Royal was een cistercinzerinnenklooster, gelgen in een zogenaamde 'porrois', een oud Frans woord voor een moerassig terrein. De verbastering tot Port Royal was om de plaats, die niets koninklijks had, wel zo te laten klinken. Die Fransen nemen je continu bij de neus. In een van de gebouwen op dit tamelijk grote complex is ook nog een museumpje te vinden, voor de liefhebber. Na de klim gaat het een kilometer of twee rechtdoor over een brede weg, over een plateau waar vooral wat akkers liggen. Na twee kilometer komen de renners uit bij een rotonde, waar ze rechtsaf slaan. Beetje jammerlijke keuze wel van de organisatie, we bevinden ons nu eindelijk volledig in de vallei van de Chevreuse, waar het stikt van de klimmetjes, maar we proppen er nu nog een extra ommetje in waardoor we juist de klimmetjes ontlopen. Na de bocht naar rechts gaat het bijvoorbeeld vier kilometers zo goed als rechtdoor over een praktisch vlakke weg, dwars door de grote leegte. We rijden langs het dorpje Saint-Forget af, dit is inderdaad wel een locatie waar je het heilige al snel vergeet. Aan het eind van deze weg komen de renners uit in Le Mesnil-Saint-Denis, waar bij de entree in het dorp meteen een bocht naar links volgt. Na die bocht verlaten we het dorp ook meteen weer, korte passage aldaar. Het gaat nog eens twee kilometer rechtdoor over een vlakke weg, totdat we een nieuw bos bereiken. Zodra er bomen in beeld komen gaat het een kilometer omlaag, dat wordt nog best een listige afdaling ook. Stuk of zes bochten kort achter elkaar, het gaat steeds naar rechts en dan weer meteen naar links, slingeren voor je leven. Wel een brede en goede weg, maar alsnog, bochtig. Beneden gaat het dan weer scherp naar rechts, waarbij het opletten is voor de vluchtheuvels. Een voorzichtige chicane later gaat het drie kilometer rechtdoor over een vlakke weg door een bos tot in Les Essarts-le-Roi, waar de weg anderhalve kilometer vals plat omhoog zal lopen. Niet veel meer dan 3%, stelt weinig voor. Het is hier eerder opletten voor al het straatmeubilair, het stikt hier weer de moord van de vluchtheuvels en wegversmallingen. Ook na het klimmetje blijft dat het grote probleem, als we via een aantal bochten door het centrum rijden. We hopen maar op goede signalering, absoluut geen overbodige luxe. Buiten het centrum komen de renners uit bij een rotonde, hier gaat naar rechts en dan rijden we naar het volgende dorp toe, Auffargis. De weg naar dit dorp toe voert door een bos en loopt een beetje vals plat omlaag, zonder opmerkelijke passages. Eenmaal in Auffargis, best een aardig dorpje, slaat men linksaf, om dwars door het regionale natuurpark Haute Valle de Chevreuse koers te zetten richting het dorpje Senlisse, waar de voet ligt van de volgende klim van de dag. Na het passeren van een rotonde en wat andere obstakels verlaten we Auffargis en volgt er een tocht van zeven kilometers door een donker bos. De weg in het bos is breed, vlak en licht bochtig. Een eenvoudige tocht, waarbij de renners onderweg een oude abdij passeren die tegenwoordig in trek lijkt te zijn als vakantielocatie. De tocht eindigt in de buurt van Cernay-la-Ville, er volgt een bocht naar links en daarna rijdt men rechtdoor Senlisse binnen. Het is nog een kilometer of twee zo goed als vlak, terwijl we nog steeds door een vrij donker bos fietsen. Onderweg fietsen we ook nog langs een klein meertje, het is op zich wel een fraaie omgeving. Het bos verruilen we voor wat bebouwing als we Senlisse betreden, in dit dorp liggen wat drempels, even later volgt er dan weer een bocht naar rechts en na die bocht loopt de weg een paar meter omlaag. Enkele vluchtheuvels en nog wat drempels later gaat het dan juist weer omhoog, de Cte de Senlisse begint. Een klimmetje van 1,3 kilometer aan 5,3%. In Tourtermen zijn het allemaal klimmetjes van de vierde categorie, ook deze Cte de Senlisse zal de meeste renners weinig angst inboezemen. Er zit een kort stukje aan 8% in, maar verder loopt de brede weg redelijk gelijkmatig omhoog, tegen niet al te imponerende percentages. Een mooi klimmetje, vooral voor de fietstoerist. Dat is een van de doelen van deze koers, de organisatie wil graag de vallei van de Chevreuse in het zonnetje zetten, een heuse
cycling hub voor de mensen in le-de-France. Dat ze de zwaarste klimmetjes links laten liggen zou daarmee te maken kunnen hebben, die negeren de locals vast ook. Na 166 kilometer komen de renners boven op de klim, ze slaan linksaf en daarna laat de volgende beklimming niet lang op zich wachten.
![cote-de-senlisse.png]()
![variant.jpg]()
![chateau-de-la-cour-senlisse-78_a.JPG]()
In het begin van de klim reden de renners langs het zoveelste kicken kasteeltje van de dag, het Chteau de la Cour Senlisse. Een kasteel dat populair is als trouwlocatie, maar voor een slordige 400 euro per nacht kun je hier ook gewoon een stevig uiltje knappen. Daar hebben de renners geen tijd voor, ze moeten nog 106 kilometer fietsen en binnen vijf kilometer zijn ze boven op de volgende klim van de dag. Voor het eerst deze koers volgen de klimmetjes elkaar snel op, in een tijdsbestek van 20 kilometer komen de coureurs vier klimmetjes tegen. Hier kan al het een en ander gebeuren, we moeten er niet raar van staan te kijken als we geconfronteerd gaan worden met een bijzonder lange finale. Na de Cte de Senlisse slaan de renners linksaf en vervolgens rijden ze anderhalve kilometer over een plateau, de weg is breed, het terrein is open en de afdaling begint voorlopig nog niet. Die afdaling begint pas als we een bos bereiken, tussen de bomen door gaat het anderhalve kilometer omlaag richting Choisel. Dit afdalinkje heeft weinig om het lijf, er zit n wat scherpere bocht naar links in waar het ook wat steiler naar beneden gaat, maar de lastigste bocht is waarschijnlijk die aan het eind van de afdaling, als we scherp rechtsaf slaan en daarna door het dorpje Choisel gaan rijden. In Choisel komen de renners uit bij een ovalen rotonde, waar ze rechtsaf zouden kunnen slaan om aan een kort maar steil klimmetje te beginnen. Dat blijft de renners bespaard, ze gaan rechtdoor en daardoor volgt er een makkelijker klimmetje richting Herbouvilliers. Dwars door het bos loopt er een brede weg rechtdoor 800 meter aan 5,7% omhoog. De Cte de Herbouvilliers kent wel een paar korte piekjes tot 8%, maar de klim is snel voorbij. Eenmaal boven, in het dorpje Herbouvilliers, slaan de rechtsaf. Ze verlaten het bos en rijden dan een tijdje over een plateau verder. Een uitstekende gelegenheid voor de regie om even over te schakelen naar het Chteau de Breteuil, dat verdekt ligt opgesteld in de bossen tussen Choisel en Herbouvilliers. Een groot kasteel uit de 17e eeuw, met een flinke tuin er ook nog eens bij. Imposant terrein, met tegenwoordig vooral een toeristische bestemming. Zo kun je een escape room bezoeken in het kasteel, vet. De kans dat we dit kasteel in beeld gaan zien acht ik vrij groot, dit alles terwijl we na 171 kilometer, op 102 kilometer van de finish, boven zijn op het korte klimmetje van Herbouvilliers.
![cote-d-herbouvillier-choisel.png]()
![b8a6yqx2y5edaqpzlbnz]()
![breteuil-pns-isabelle-boitet-exporte-art.jpg]()
Na de Cte de Herbouvilliers is het eigenlijk een kilometer of drie zo goed als vlak, eerst rijden de renners een kilometer over het plateau rechtdoor richting Boullay-les-Troux, waarna ze via twee bochten naar links dit dorp weer verlaten om vervolgens nog een tijd over het plateau te rijden, alvorens er ter hoogte van het Chteau de Mridon een korte afdaling van 1,5 kilometer begint. De afdaling voert over een iets smallere weg dwars door een bos richting Chevreuse, het dorpje dat de naamgever is van de hele vallei hier. Ook een dorpje met een kicken kasteel, bovendien een dorpje dat wel eens Klein Veneti wordt genoemd, al lijkt me dat wat veel eer. Desalniettemin, langs de Yvette, de rivier die dwars door het dorp stroomt, zijn wat mooie oude huisjes en vooral een aantal mooie bruggetejs te vinden. Voor we Chevreuse bereiken moeten wel een beetje opletten, de afdaling is niet lang, maar wel best lastig. Het gaat een tijdje redelijk stevig omlaag, terwijl de vrij smalle weg een paar bochten kent. Zal waarschijnlijk weinig problemen opleveren, maar het is wel even een puntje van aandacht. Bijna beneden wordt de weg breder, maar dan komen ze weer drempels en wat paaltjes tegen, bij een bocht naar rechts in Chevreuse komen ze ook nog een slecht geplaatste vluchtheuvel tegen. In Chevreuse ligt misschien wel de lastigste klim van de hele vallei van Chevreuse, Butte des Vignes. Die slaan we over, ik ben al minstens een jaar witheet. Sinds het parcours werd onthuld verkeer ik in een permanente staat van ziedendheid. Goed, het parcours is zeker niet makkelijk en zeker niet slecht, maar met een paar minimale aanpassingen hadden ze het nog een stuk zwaarder kunnen maken. De heuvels in Chevreuse negeren we, zo slaan we ook een aantal andere leuke klimmetjes over die we de laatste jaren in Parijs-Nice hebben gezien, zoals de Cte des 17 tournants en de Mur de Milon-la-Chapelle, er waren hier opties genoeg geweest. In plaats daarvan slaan we in Chevreuse bij een rotonde rechtsaf en dan volgen we drie kilometer een brede, vlakke en vrij rechte weg tot in Saint-Rmy-ls-Chevreuse. In dit dorpje slaan we uiteindelijk linksaf, daarna volgt er een tocht door het centrum waar het na een schuine bocht naar rechts dan toch begint te klimmen. De klimmetjes die mijn voorkeur genieten slaan we over, maar alsnog komt er wat klimwerk voorbij. De volgende klim van de dag is de Cte de Saint-Rmy-ls-Chevreuse, bij een rotonde in het dorp gaat het naar links en dan zijn we vertrokken voor een klim van 1,3 kilometer aan 6,3%. Over een bijzonder brede weg gaat het omhoog richting Magny-les-Hameaux, tamelijk rechtdoor. De klim valt op door de regelmatigheid, het gaat vooral aan 6% omhoog, met een paar strookjes richting de 7%. Na 180 kilometer koers zijn we boven in Magny-les-Hameaux, waar een grote rotonde ligt, en een stuk of 10 drempels. Nog 93 kilometer tot de finish, ja!
![magny-les-hamaux-saint-remy-les-chevreuses.png]()
![890151-la-promenade-des-petits-ponts-dans-la-vallee-de-chevreuse-a7c3883.jpg]()
![2020-05-31_%E2%80%94_Ch%C3%A2teau_de_la_Madeleine_%28Chevreuse%29_2.jpg]()
We rijden rechtdoor in Magny-les-Hameaux, springend over de vele drempels, om vervolgens buiten het dorp over een brede weg kort af te dalen richting Chteaufort. Een afdaling zonder enig gevaar, twee keer met je ogen knipperen en je bent beneden. Eenmaal beneden volgt meteen de volgende klim, we beginnen er na een lopende bocht naar rechts meteen aan. Een vliegende start, waardoor je mag verwachten dat de renners bijzonder snel boven zullen zijn. Het gaat 900 meter omhoog aan 5,7% naar de top van de Cte de Chteaufort, een klim die voert over een brede, doorgaande weg. Een mooie weg, zonder schokkende percentages. Op een klein stukje aan 7% na gaat het vooral heel steady omhoog, de enige lastigheid is dat dit de vierde klim in korte tijd is, op zichzelf stelt dit natuurlijk geen fluit voor. Na 184 kilometer bereiken we de top van dit klimmetje, we treffen op de top twee dingen aan. Ten eerste een kruispunt, maar daar hebben de renners weinig last van aangezien ze rechtdoor mogen rijden. Het tweede is dat er aan de linkerkant van de weg een mooi monument verstopt staat op de top. Een monument ter ere van Jacques Anquetil, een van de grootste Franse renners ooit. Komt hier totaal niet uit de buurt, maar Les Amis de Tour de France, de vrienden van de Tour, vonden dit toch een mooie plek om hun Maitre Jacques te eren. Heeft te maken met het feit dat in de vallei van de Chevreuse ooit jaarlijks een koers werd verreden, de Grand Prix des Nations. Een tijdrit, met aankomst op dit klimmetje, wow. Anquetil won die koers negen keer, vandaar het monument dus. Ooit hoorde er ook nog een bronzen beeld bij, maar dat beeld is gestolen. De renners zoeven er met een kilometertje of 40-45 per uur voorbij, maar toch, een korte ode aan Anquetil.
![cote-de-chateaufort-chateaufort.png]()
![Ch%C3%A2teaufort_78_Anquetil.jpg]()
Voorbij het monument ter ere van Anquetil knallen de renners rechtdoor, het terrein is ineens volledig open en de weg is voorlopig vlak, we bereiken weer eens zo'n fameus plateau. De renners rijden over een brede weg met een boog om Toussus-le-Noble heen, ze komen onderweg alleen enkele rotondes tegen. De renners rijden richting Buc, in een stuk van vijf kilometer komen ze eigenlijk geen enkele hoogtemeter tegen. Wel wordt de weg weer eens in tween gesplitst, maar goed, tegen deze tijd zal het peloton al aardig uitgedund zijn. Eenmaal in Buc slaan de renners rechtsaf, wat mij betreft net een afslag te vroeg. Een afslag later en je kunt via een klimmetje naar Les Loges-en-Josas rijden, nu nemen we een shortcut, blijven we op het plateau en rijden we op een vlakke manier naar datzelfde Les Loges-en-Josas. Bovendien missen we nu een passage langs het imponerende aquaduct van Buc, een bijzondere omissie van de organisatie. De Fransen hadden me moeten inhuren, gemiste kans. Enfin, op een vlakke manier rijden we Les Loges-en-Josas binnen en in dit dorpje volgt er een technische passage. Paar bochtjes, paar drempels en vooral een paar wegversmallingen. Buiten het dorp volgt er dan weer een afdaling, een niet al te lange afdaling die grotendeels gevaarloos is. Brede weg, paar niet al te scherpe bochten, maar als we bijna beneden zijn in Jouy-en-Josas volgt er ineens een scherpe bocht naar links, met halverwege de bocht ineens een wegversmalling. Een stenen muurtje maakt de weg ineens een stuk smaller, ik zie daar sowieso een renner overheen kukelen. Meteen na die bocht zijn we beneden, bij een rotonde gaat het naar rechts en dan rijden we van Jouy-en-Josas naar Bivres, waar de volgende klim gaat beginnen. De weg tussen de twee dorpen in is ongeveer vier kilometer lang, breed, grotendeels recht en licht glooiend. Het gaat een klein beetje op en af, maar daar hoeft niemand wakker van te liggen. Af en toe toch weer opletten voor de vluchtheuvels, vooral als we nog in Jouy-en-Josas zijn, maar daarna is het een paar kilometer rustig. Bij het binnenrijden van Bivres slaan de renners direct linksaf een verdekt straatje in, een behoorlijk rechte straat. In deze straat loopt het eerst een paar meter omlaag, maar in de verte zien we iets liggen. We zien dezelfde straat liggen, maar dan in stijgende lijn. De renners rijden over het spoor en direct daarna begint de klim, de Cte de Bivres. Het gaat 1,2 kilometer aan 6,5% omhoog, dit wordt een venijnig klimmetje. De klim begint met een aantal stroken aan 7%, waarna we even later uitkomen bij een bocht van 180 graden naar links. Een steile bocht, terwijl het daarna alleen maar steiler wordt. Een strook van 300 meter aan 9%, dat kan zomaar een mooie springplank vormen voor een aantal renners. Na deze steile strook zwakt de brede weg af richting 6%, daarna richting 4% en dat is het moment voor de organisatie om aan te geven dat we de top hebben bereikt, maar na die top volgt er nog een vals platte uitloper van een halve kilometer. Ideaal terrein om even goed door te trekken en te kijken wie er nog kan volgen, als we de top van de Cte de Bivres bereiken hebben we immers al 197 kilometer gereden, Parijs komt nu echt dichtbij.
![cote-de-bievres-rue-de-la-martiniere.png]()
![15851641681_0be3712cfb_b.jpg]()
Ondanks de pijnlijke uitglijer van de organisatie krijgen jullie toch even het Aqueduc de Buc van me cadeau. Dit geheel terzijde, uiteraard. Op 76 kilometer van de finish zijn we boven op de Cte de Bivres, er volgt dan die korte vals platte uitloper, waarna we een tijdje langs een luchtmachtbasis mogen fietsen. Veel krijgen de renners daar niet van mee, behalve dat ze continu langs een hek rijden. Na de klim is het 3,5 kilometer volledig vlak, weer zo'n befaamd plateau, maar voorbij de luchtmachtbasis wordt het toch nog even een lastige route. We komen bij een verkeersknooppunt uit waar ik met de auto niet graag zou komen, de kans dat je de verkeerde afslag neemt is vrij groot. Voorbij een rotonde moeten de renners in ieder geval naar rechts, ze rijden vervolgens over de snelweg heen en slaan dan nog eens rechtsaf, waarna ze uitkomen op het industrieterrein van Vlizy-Villacoublay. Hier komen ze een paar rotondes tegen en hier rijden ze twee keer over het spoor, de tweede keer volgt die passage over het spoor midden in een bocht en dat is dus wel eventjes een punt om bij de les te zijn. Buiten Vlizy-Villacoublay loopt de brede weg kort naar beneden, volledig rechtdoor. Een echte afdaling mogen we dat niet noemen, maar we denderen daardoor wel met hoge snelheid Chaville binnen, een stad waar we in het begin van de koers al eens zijn geweest. In Chaville wordt het weer vlak, terwijl de renners mogen opletten voor enig straatmeubilair. Na een doortocht in dit plaatsje komt het peloton, of wat daar nog van over is, uit op een kruispunt waar ze al eerder zijn geweest. Ze slaan bij deze gelegenheid rechtsaf en daarna beginnen we meteen aan de laatste klim van de lus buiten Parijs. Het gaat 1,3 kilometer omhoog aan 6,5% naar de top van een klim die we kennen van de Tour, de Cte du Pav des Gardes. Een naam die van geen kant klopt, want er is hier geen pav te bekennen, maar vroeger was dat natuurlijk wel zo. Ooit was dit een formidabele kasseiklim, nu brengt een brede asfaltweg ons omhoog. De Cte du Pav des Gardes had een iconische klim kunnen zijn, maar omdat de klim vooral deel uitmaakt van de 21e rit van de gemiddelde Tour de France is het een klim die we niet kennen, terwijl we hier vaak passeren. In de Tours van 2023 en 2022 reden we tijdens de laatste rit over deze klim. Er viel zelfs een bergpuntje te verdienen op de top! Maarja, het is de laatste rit, en dus wordt er niet gekoerst. De koers begint pas op het lokale circuit, op de Champs-lyses, en dus maakt rijdt men nooit hard omhoog over deze klim. Al staat me wel bij dat lolbroek Pogacar vorig jaar nog even in de 'aanval' ging op deze klim, wat een leuke knul is het ook. Ook in 2021 reden we trouwens over deze klim tijdens de afsluitende rit van de Tour, het zou voor veel renners dus bekend terrein moeten zijn, al wordt dit natuurlijk de eerste keer dat ze hier vol moeten rijden. De Cte du Pav des Gardes zou iconisch moeten zijn, wegens het uiterlijk van de klim. De klim begint met een niet al te steil stijgende strook van 300 meter, tussen de huizen door. De renners rijden vervolgens over een spoorbrug, waarna de weg ineens 300 meter licht naar beneden loopt. Daarna doemt het iconische beeld van deze klim op, een snelweg die loodrecht omhoog gaat. Na het glooiende begin zijn we nu aangekomen bij het chte deel van deze klim, een strook van 600 meter waarin het omhoog gaat aan 10%. Afhankelijk van je bron een piek tot 16%, of 'slechts' 13,5%. Hoe dan ook, het wordt heel even heel erg steil. Een klim van 1,3 kilometer aan 6,5% klinkt niet indrukwekkend, maar er zit dus een strook van 600 meter in die zeer zeker wl indrukwekkend is. Hier kun je alle registers opentrekken, al is het nadeel dat na deze klim het makkelijkste deel van het parcours volgt, heel wat vlakke kilometers terug naar Parijs, op weg naar het lokale lusje bij de Sacre Coeur. Na 205 kilometer zijn de renners boven op de Cte du Pav des Gardes, een klim die kan tellen. Over de snelweg loodrecht omhoog, zo zie je ze niet vaak.
![GTpQ1DZXYAAReqY.jpg]()
![cote-du-pave-des-gardes.png]()
![1718181345849?e=2147483647&v=beta&t=j_a9eAwmLSXS25PZn1HEcrB-cH6zIJZ_ddgMXUHP43M]()
![F0QXtD0XsBoJ21U?format=jpg&name=4096x4096]()
Parijs is dichtbijWe rijden over een weg die ooit door het leger is aangelegd, het vormde de snelste verbinding tussen Parijs en Versailles. Zo kunnen we de naam van de klim verklaren, al is het wellicht belangrijker om te melden dat we ons thans op 68 kilometer van de finish bevinden. Parijs komt eraan, we rijden terug naar die stad over een weg die we in het begin van de koers in tegengestelde richting hebben afgewerkt. Op de top van de Cte du Pav des Gardes botsen de renners op een rotonde, ze gaan rechtdoor en na een tweede rotonde, waar ze weer rechtdoor gaan, volgt er de afdaling van de Cte des Gardes, een paar uur geleden was dat de eerste klim van de dag. De afdaling is simpel omdat het vooral rechtdoor gaat, de afdaling is lastig omdat er hier veel vluchtheuvels te vinden zijn. Na een tijd komt er zelfs een middenberm van een meter hoog tevoorschijn, fantastische keuze om hier maar met 90 man aan het vertrek te verschijnen. Alles voor de veiligheid! Beneden komen we uit in Meudon, bekend van het Observatoire de Paris. Een observatorium boven op een berg, via een leuk kasseienklimmetje kun je naar het observatorium toe. Deden we ooit in Parijs-Nice, doen we nu niet tot mijn grote ongenoegen. Nee, we blijven beneden. Een rotonde en nog wat meer verkeersmeubilair ontwijkend knallen we van Meudon naar Issy-les-Moulineaux, waar ooit het hoofdkantoor van ASO stond. Al hebben we nu niks met de ASO te schaften, maar het blijft toch ietwat onwennig om hier te koersen zonder dat het de Tour is. Goedmakertje voor het feit dat de Tour dit jaar niet eindigde in Parijs, zullen we maar zeggen. Toch nog deze regio gezien, een regio met een overdosis vluchtheuvels. Levensgevaarlijk, was het tijdens een normale koers geweest. Nouja, verder spreekt de route nu wel even voor zich. Over brede en vlakke wegen crossen we door de agglomeratie van Parijs, op weg naar het centrum van die stad. Van Issy-les-Moulineaux via Vanves en Malakoff naar Montrouge, om vanuit deze laatste plaats na 214 kilometer daadwerkelijk Parijs te betreden. Zo nu en dan een bocht, met enige regelmaat een verkeersremmer, maar verder knallen over brede, rechte en vlakke wegen, niets te melden. Het is echt wachten op het lokale circuit, dit is een tussenfase die de renners en de kijkers even moeten zien te overbruggen. Eenmaal in Parijs volgt er weer een iets bochtigere fase, terwijl we via het Parc de Montsouris naar de Place d'Italie fietsen. Na 217 kilometer, op net iets meer dan 55 kilometer van het eind, bereiken we deze grote rotonde weer, waar we moeten opletten voor de steentjes. We verlaten het plein schuin naar links en rijden vervolgens via de Avenue des Gobelins naar de Rue Gay-Lussac, waar heel wat kilometers geleden de koers officieel begon. Onderweg naar de Rue Gay-Lussac loopt het even een paar meter vals plat omhoog, de eerste hoogtemeters in meer dan 10 kilometer tijd. Veel stelt dat niet voor en lang duurt het niet, al snel wordt het weer vlak terwijl we ter hoogte van de Jardin du Luxembourg rechtsaf slaan om vervolgens rechtdoor richting de Seine te fietsen. Ergens in deze omgeving ligt ook het Pantheon, om nog maar een willekeurig hoogtepunt van Parijs te noemen. Over de Boulevard Saint-Michel rijden de coureurs richting de Pont Saint-Michel, als je over deze brug gaat ben je bijna bij de Notre-Dame, maar we gaan niet over de brug. We slaan linksaf en rijden vervolgens een stukje rechtdoor langs de Seine, over een weg vol vluchtheuvels. Een paar meter later passeren we de Pont Neuf, die negeren we ook, maar bij de volgende brug is het raak. Na 221,5 kilometer rijden de renners over de Pont du Carrousel, een brug die is voorzien van steentjes. Een bocht naar rechts en dan betreden we de weg die ons naar het lokale gaat brengen. In de absolute slotfase van deze koers rijden we in tegengestelde richting nog eens over deze brug, op weg naar de finish in de buurt van de Eiffeltoren.