Etappe 19: Embrun - Isola 2000Hallo daar! De grootmeester is weer terug van zijn sabbatical. Ik wil graag Momo, Felagund, VoMy, Frozen-assassin, johannes_vermeer en maxi-mus bedanken voor het zeer kundig waarnemen van de honneurs. Wat een team effort, we lijken verdorie UAE wel! Mogen jullie zelf even bepalen wie de Politt van de groep is en wie de Ayuso, ik ben in ieder geval de Pogacar hahaha. Over Pogacar gesproken, die had gisteren even een rustdag. Hij voorspelde al dat het een rit voor de vluchters waren en die mening werd unaniem gedeeld. Dus wilde God en klein Pierke in de aanval gaan, werkelijk alle renners probeerden een gat te slaan bij het verlaten van Gap. Onder meer de wereldkampioen was heel actief, maar net op het bepalende moment besloot hij in de buik van het peloton plaats te nemen. De benen zullen wel weer slecht zijn geweest, tragische toestanden in zijn Tours. Een kleine 40 renners hadden geen last van slechte benen, zij reden op het eerste klimmetje van de dag weg en het peloton zag ze niet meer terug. UAE vond het wel best, de bestgeplaatste renner was Steff Cras en daar geeft natuurlijk niemand iets om. Wij volgen het Crassement, maar daar staan we wel mooi helemaal alleen in. Nouja, er reed dus een grote groep weg, die kregen een grote voorsprong en daarna gebeurde er vrij lang niets. Het was wachten op het moment dat de
fuga de la fuga ging ontstaan, de vlucht van de vlucht. Duurde ook tamelijk lang, pas op de klim van Saint-Apollinaire durfde men elkaar te bestoken, maar niemand wist weg te rijden. Ik zag vooral Oier Lazkano met zijn painface à la Fabio Aru zeer actief zijn, maar als je als renner in zo'n vlucht heel actief bent kun je er eigenlijk al donder op zeggen dat je niet gaat winnen. Het zijn vaak de onzichtbare figuren die met de prijzen gaan lopen en dat was nu niet anders. Wout van Aert was ook mee en met Bart Lemmen had hij een ploeggenoot meegenomen, Lemmen mocht alle aanvallen counteren. Alleen houdt het counteren ooit op, ooit rijdt er toch iemand weg. Dat bleek Michal Kwiatkowski te zijn, die na de laatste klim, die van Demoiselles Coiffees, gebruik maakte van de uitloper om een versnelling te plaatsen. Hij kreeg Victor Campenaerts en Matteo Vercher achter zich aan. Die laatste lag tijdens de neutralisatie al tegen de grond, maar een goed begin hoeft niet altijd het halve werk te zijn. Campenaerts hadden we nog amper in beeld gezien, hij had zich bewust rustig gehouden en gewacht op een aanval die volgens hem kansrijk was. Nou, dat was deze aanval dus. Al moeten we wel zo eerlijk zijn om te zeggen dat hij ook een beetje geluk heeft gehad. In de afdaling van de Demoiselles Coiffees zit er een groepje ze op de hielen, maar dan gaat Tobias Johannessen onderuit en de rest van het achtervolgende groepje moet om hem heen. Dat leverde net een paar seconden tijdverlies op dat ze daarna niet goed meer wisten te maken.
G2 is altijd een bijzonder fenomeen, na de val van Johannessen bleven er vijf achtervolgende renners over en die bleven lang op een seconde of 10 van de drie koplopers hangen. Fiets dat gat even dicht, denk je dan, maar zo werkt dat dus niet. Er gaat er altijd wel eentje slepen, een Bartje Lemmen die gokt op Van Aert in de achtergrond, een Skujins die altijd zo link als een loden deur is, of een Lazkano die voor een erkend rittenkaper toch een beetje als een kip zonder kop rijdt in zijn eerste Tour. Het boterde niet en dus liep de voorsprong van de drie op, die wel goed bleven samenwerken. In de grote groep zag Van Aert langzaam het kalf verdrinken en hij waagde nog wat halfslachtige pogingen om weg te rijden, maar dat trok allemaal op niets. Zijn positie was niet eenvoudig aangezien iedereen naar hem keek en lang kon hij Lemmen nog op een nuttige manier inzetten, maar het einde van de rit mogen ze nog even herevalueren. Eindelijk wat ritten voor vluchters in deze Tour, maar als je kijkt naar een groep van bijna 40 man waarvan er uiteindelijk drie om de zege gaan strijden is dat toch enigszins teleurstellend. Al was de sprint dan wel weer vermakelijk, want geen van de drie kon beweren de overduidelijke favoriet te zijn. Goed, Kwiatkowski had vaker met dit bijltje gehakt, iemand die wel weet hoe je dit spelletje speelt, maar afgaande op zijn resultaten leek hij niet echt over de beste benen te beschikken. Vercher was de onbekende factor, Campenaerts dan weer iemand die niet direct bekendstaat als de snelste renner. Maar goed, hij had zijn tijdritbanden meegenomen en dus ging hij in de sprint als de brandweer. Enigszins geholpen door het feit dat Kwiatkowski wachtte tot op 150 meter van het eind om aan de sprint te beginnen, tegen die tijd was Campenaerts al vertrokken. Een bochtige slotfase, mij niet geheel duidelijk waarom zo'n finish door de keuring komt, maar van die bochten kon de Belg wel mooi gebruikmaken om zo'n voorsprong bijeen te fietsen dat er niemand meer voorbij kwam. Mooie zege voor hem, zeker als je de emoties achteraf zag. Zuur voor Vercher, maar als je bekijkt hoe zijn dag begon mag hij alsnog dik tevreden zijn. En ach, Kwiat, jij hebt al twee ritzeges in de Tour. De eerste voor Campenaerts was dan wellicht nog de mooiste uitkomst. Het falende groepje daarachter eindigde op 22 seconden, sleper Skujins sleepte mooi een vijfde plaats uit het vuur, schitterend. De veel te actieve Lazkano werd zesde en even verderop won Van Aert de sprint van zijn groep, classic. Het peloton bolde binnen op bijna 14 minuten, het belangrijkste wapenfeit daar was dat Israel ineens op kop begon te rijden omdat de 9e plek in het algemeen klassement van Derek Gee plotseling bedreigd werd door een hevig oprukkende Steff Cras. Een 12e plaats nu voor Steff, die op een haar na dood was na die verschrikkelijke val in het Baskenland, jongensboek! Geen verandering in de strijd om groen, als Bini Nice weet te halen is die trui voor hem. Zal nog niet meevallen, hij had blijkbaar een zware dag en hij ging om de haverklap naar de auto van de dokter om pijnstillers te scoren. Dat wordt nog wat dan, de resterende dagen. Nog drie ritten te gaan en dat zijn allemaal zware ritten. Voor de afsluitende tijdrit in Nice moeten we nog twee dagen de bergen in. De eerste van twee afsluitende bergritten is een rit met daarin de hoogste beklimming van de Tour. Via de Col de Vars gaan we over de mythische Col de la Bonette, dat moet haast wel legendarisch worden. Zitten we al klaar?
![67f5c]()
![e71d0]()
De eerste van drie lastige afsluitende ritten van deze Tour de Frons gaat van start in Embrun, een plaats met 6500 inwoners waar we de laatste jaren vrij vaak passeren. We bevinden ons op een kilometer of 50 van Barcelonnette, de finishplaats van de vorige rit. Embrun ligt in het departement Hautes-Alpes, dicht bij het meer van Serre-Ponçon. We bevinden ons in de vallei van de Durance en die rivier mondt ter hoogte van Embrun uit in het grootste stuwmeer van Frankrijk, want dat is het Lac de Serre-Ponçon. Een stuwmeer dat men vooral heeft aangelegd om overstromingen te voorkomen, de Durance schijnt in het verleden het een en ander aan schade te hebben aangericht, maar het meer wordt uiteraard ook gebruikt voor de constante aanvoer van drinkwater, irrigatie van agrarisch gebied en de opwekking van elektrische energie. En het heeft natuurlijk een toeristische functie, speciaal voor alle sport- en recreatiefaciliteiten schijnen ze het waterniveau in de zomer zelfs kunstmatig hoog te houden. Tijdens de vorige rit reden de renners al een tijdje langs dit grote en toeristische meer, nu gaan we aan de rand van het meer van start in Embrun, een plaats die niet alleen bekend zal zijn bij de gemiddelde toerist, maar vooral ook bij de gemiddelde Tourvolger. In de Tour van 2019 ging hier de vorige keer een rit van start, dat was een bergrit van liefst 208 kilometer met aankomst in Valloire, de plaats waar deze Tour ook al een rit aankwam. Nu deelde Pogacar daar een eerste tik uit, toen was het Nairo Quintana die vanuit de vlucht de rit over de Galibier naar zich toe wist te trekken. Embrun doet eigenlijk altijd dienst als startplaats van lastige ritten door de Alpen, dat zagen we voor het eerst in 1973, toen ging hier een rit van start met aankomst in Nice, de plaats waar deze Tour gaat eindigen. Die rit werd gewonnen door Vicente Lopez Carril, de rit die nu zal eindigen in Nice wordt gewonnen door Pogacar, kunt u gemakshalve alvast noteren. Na 1973 duurde het evenwel een tijd voor de Tour terugkeerde naar Embrun, maar sinds 2008 is dit dorp vaste prik in de ronde. In 2008 was het dorp zelfs startplaats van twee ritten. De 15e rit bracht de renner van Embrun naar Italië. Boven op Prato Nevoso zou de toen nog aanvallende Simon Gerrans de beste zijn van een kopgroep. Een dag later was er een rit van Cuneo naar Jausiers, de dag daar weer na keerde het peloton terug naar Embrun, om vanuit dit dorp richting Alpe d'Huez te rijden. Tijdens die rit wist Carlos Sastre die Tour definitief naar zijn hand te zetten. In 2013 kwamen we ook nog eens langs in Embrun, voor een tijdrit richting Chorges. Die tijdrit werd gewonnen door de na Pogacar grootste fraud ooit, Chris Froome. Daarna waren we hier nog eens in 2017, toen voor een rit richting Salon-de-Provence. Dat zou ook nog wel een opmerkelijke rit worden, vooral vanwege de aankomst in Salon-de-Provence. In de straten van dit dorpje wist Edvald Boasson Hagen van zijn vluchtgenoten weg te rijden door aan de goede kant langs een rotonde te rijden. Embrun is een opvallend plaatsje, vanwege de ligging op een rots. Een rots van puddingsteen zelfs, naar het schijnt. Steekt 80 meter uit boven de riviervlakte van de Durance! Van Embrun heb je dus een goed uitzicht over de omgeving, onder meer op het Lac de Serre-Ponçon, waar je alle toeristen op hun luie reet kunt zien liggen. Toch hoef je niet speciaal naar het meer als je hier toch bent. Ook in Embrun zelf zijn nog wel wat dingetjes te doen. Zo schijnt het klimaat hier bijzonder aangenaam te zijn, mede daarom wordt dit dorp het Nice van de Alpen genoemd. Daarnaast hebben ze een oude kathedraal uit de 12e eeuw, Notre-Dame-du-Réal. Dit schijnt een van de belangrijkste religieuze monumenten van de Franse Alpen te zijn, met onder andere een grote verzameling oude priestergewaden. Boeiend, zou je denken, maar blijkbaar wel. Bij de kerk hoort ook nog een mooie bruine toren, helemaal fantastisch. In de buurt van de kerk vinden we ook nog het Maison des Chanonges, dit zou het oudste huis van het dorp moeten zijn. Een overblijfsel van het aartsbisschoppelijk verleden van Embrun, jawel. In het heden is Embrun een sportieve stad, je kan hier en de omgeving aan allerlei extreme sporten doen. Zo organiseren ze hier jaarlijks de Embrunman, een triathlon, naar verluidt een van de zwaarste van de wereld.
![%C2%A9Guy-Borgia-1-1.jpg]()
![202007080942003118_big.jpg]()
De renners gaan van start aan de rand van het meer van Serre-Ponçon, in de buurt van de mooie houten letters die aanduiden waar we ons bevinden. Dit specifieke deel van het meer van Serre-Ponçon noemt men overigens Plan d'Eau, kijkers van het kwaliteitsprogramma Vive le Velo zagen daar iemand in het water fietsen en zagen tevens een onnavolgbare tennisbalact opgevoerd worden. Tijdens de neutralisatie rijden we de rots van puddingsteen tegemoet, we rijden dwars door het historische centrum van Embrun en daarna gaat buiten het dorp de rit officieel van start op een brede weg. Een weg dwars door de vallei van de Durance, feitelijk het enige nadeel aan deze rit. We gaan vandaag het trio Vars-Bonette-Isola 2000 zien, een duo dat we niet vaak zien, terwijl het zo'n enorm logisch trio is. De bergen sluiten perfect op elkaar aan en je zou ze graag vaker in koers zien, maar de Tour komt bijna nooit in dat deel van de Alpen. Nu wel een keer, dankzij de finish in Nice. Het drieluik van beklimmingen is haast perfect, het enige nadeel is dat we van start gaan in Embrun en dat we daardoor een aantal kilometer moeten overbruggen tot de voet van de Col de Vars, in Guillestre. Het blijkt dat de organisatie toch nog enige rekening heeft proberen te houden met mijn wensen, want we volgen niet de snelweg die hier dwars door de vallei loopt. Er ligt een volledig vlakke weg tussen Embrun en Guillestre, maar we volgen die weg niet. Bij het verlaten van Embrun rijden we wel over een brede weg, maar niet de snelweg, die ligt een paar meter lager aan de rechterkant van de weg. Dat we niet de hoofdweg door de vallei volgen heeft tot gevolg dat er tot aan Guillestre twee keer kort geklommen moet worden. Bijna direct vanuit het vertrek loopt de weg omhoog, al stelt het eerste klimmetje niet veel voor. Laten we zeggen dat het eerst een kilometer vrij vlak is, dat we daarna bij een brede rotonde schuin naar links gaan en dat er dan een stuk van drie kilometer aan 3% geklommen moet worden. Bepaald geen klim van de buitencategorie, maar alles is beter dan een volledig vlakke start. Via een paar brede bochten rijden we Châteauroux-les-Alpes tegemoet, een klein dorpje dat de renners na 4,4 kilometer bereiken. De eerste 100 hoogtemeters van deze rit hebben ze dan al te pakken. Châteauroux-les-Alpes is een schattig dorpje, waar de renners een aantal bochten tegenkomen en waar de weg voorzien is van een gootje in het midden. Buiten het dorp loopt de weg een aantal kilometer vals plat omlaag, op een bocht in het begin na gaat het vooral rechtdoor. Van een echte afdaling is geen sprake, zeker niet als we even later na een bocht naar links toch de snelweg die hier dwars door de vallei loopt bereiken. Die hoofdweg langs de Durance volgen we een aantal kilometer, tot we Saint-Clément-sur-Durance bereiken. De renners fietsen enige tijd vals plat omlaag dwars door een schitterend decor, maar de rit wordt pas schitterend als we na 12 kilometer koers voorbij een vluchtheuvel linksaf slaan in Saint-Clément. Je zou hier rechtdoor kunnen fietsen, dan ben je zo in Guillestre, maar we nemen een kleine omweg. Die kleine omweg leidt naar het dorpje Réotier, en dat dorpje ligt een stuk boven de vallei. Via een wat smallere weg gaat het twee kilometer aan 5,7% omhoog. Via een paar haarspeldbochten, waar we een piek tot 10% bereiken, slingeren we omhoog naar het dorpje waar tot nu toe het grootste wapenfeit is dat de Tour hier in 1957 passeerde. Toen waren de wegen in de vallei beneden weggespoeld door een overstroming van de Guil, een zijrivier van de Durance. Als alternatief besloot men dan maar hogere wegen op te zoeken, waaronder de weg dwars door Réotier. Een paar jaar geleden hebben ze een heus monument in het dorp neergezet ter herinnering aan deze historische passage. Ze hoopten dat de Tour ooit nog eens terug zou keren en kijk aan, daar zijn we. Ditmaal zonder overstroming, maar omdat Gouvenou eindelijk een keer wakker is geworden en heeft geprobeerd een vlakke aanloop minder vlak te maken.
![reotier-saint-clement-sur-durance.png]()
![-upload-54945-1024x0.jpeg]()
Na een kleine 15 kilometer zijn we boven in Réotiers, verder een dorpje van niets. Maar goed, we houden er wel een keer een explosief begin aan over, dat is mooi meegenomen. In de toekomst meer van dit soort trucjes, Thierry. Dwars door een vallei fietsen is eigenlijk altijd de verkeerde optie, overal liggen wel opties om je rit op te leuken, zoals deze optie. Goed gedaan, en door. We dalen na dit korte en zeker niet makkelijke klimmetje weer af richting de vallei. Een kort afdalinkje, met in het begin een paar snelle bochtjes. De enige lastige bocht volgt als we bijna beneden zijn, de renners komen een krappe haarspeldbocht tegen. Daarna volgen er nog wat korte bochtjes en een stevigere naar links, waarna we via een vrij smalle brug over de Durance zullen fietsen. Aan de andere kant van het water gaat het even rechtdoor, terwijl we in de verte boven op een rots een fort zien liggen. Niet zomaar een fort, nee, het gaat om het fort van Mont-Dauphin. Een vestingwerk van... drie keer raden, kom op, ik weet dat je het kan... Vauban! Ja! Koning Lodewijk XIV gaf Vauban rond 1690 de opdracht de grens met de Alpen veilig te stellen en bij zijn verkenning van de omgeving viel het kennersoog van Vauban onder meer op deze locatie. In zijn eerste rapport aan de koning, eind 1692, voerde hij drie argumenten aan om hier een vesting te bouwen. Het was een strategisch gunstige plaats waar de rivieren Guil en Durance samenvloeien en waar diverse valleien bijeenkomen. Verder is het plateau aan drie zijden omgeven door steile kliffen en kan alleen vanuit het noorden aangevallen worden en tot slot de aanwezigheid van voldoende bouwmaterialen. Die man dacht ook overal aan, he? De vesting van Mont-Dauphin kreeg een centrale plaats in zijn verdedigingslinie, uiteraard is het bouwwerk tegenwoordig een monument dat samen met tal van andere vestingwerken van Vauban op de werelderfgoedlijst van UNESCO is terug te vinden. Na even rechtdoor te zijn gereden komen de renners plots een chicane tegen, tijdens deze bochten rijden ze ook nog eens over het spoor. Even later slaan ze in het dorpje Mont-Dauphin, waar amper 100 zielen wonen, rechtsaf. Ze rijden langs de steile kliffen af, boven op de top staat dus weer zo'n imponerende creatie van Vauban, maar die creatie laten we nu weer snel achter ons. De renners rijden buiten Mont-Dauphin over de Guil, aan de andere kant van het water komen ze een rotonde tegen en hier gaat het naar links, waarna we ons op gaan maken voor een moment dat belangrijk had kunnen zijn, maar het nu niet meer is: de tussensprint van de dag. Na nog een rotonde, waar men nu rechtdoor mag, rijden we Guillestre binnen en in dit plaatsje volgt vroeg op de dag, na 21 kilometer al, de tussensprint. Een lastige tussensprint, want de weg begint plotseling omhoog te lopen. Een kilometer aan 5%! Een sprint voor de sterke beren, de punten krijg je hier niet zomaar cadeau. Vlak voor de tussensprint komen de renners een paar bochten tegen, maar omdat het hier stevig omhoog gaat mogen we aannemen dat dit nu minder belangrijk is. Na de tussensprint komen we in het centrum van Guillestre meerdere rotondes tegen, op weg naar de voet van de eerste gecategoriseerde klim van de dag. Bij de eerste rotonde gaat het schuin naar rechts en daarna loopt de brede weg een aantal meter omlaag, na de tweede rotonde gaat het dan weer een soort van rechtdoor, terwijl de weg opnieuw omhoog zal lopen. Bij de derde rotonde gaat het weer rechtdoor, nog steeds in stijgende lijn, waarna we bij de vierde rotonde rechtsaf gaan slaan om te kunnen stellen dat de klim nu écht begint. Deze rotonderijke passage vindt overigens plaats in een stad waar de Tour wel vaker is geweest, in 2019 reden we bijvoorbeeld nog dwars door deze plaats op weg naar de Izoard. Guillestre ligt niet alleen aan de voet van de klim waar we zometeen aan gaan beginnen, vanuit Guillestre kun je ook omhoog naar het skiresort Risoul. Dat deden we in de Tour van 2014 bijvoorbeeld, bij die gelegenheid wist Rafal Majka de rit te winnen. Twee jaar later kwam er dan weer een andere koers aan in Risoul, eentje waar wij liever nooit meer aan herinnerd worden. We noteren 27 mei 2016, een duistere dag voor het vaderlandse wielrennen. ONZE LANDGENOOT Steven Kruijswijk kwam in de afdaling van de Agnello ten val, hij smeet zichzelf in een sneeuwmuur en hij verloor daardoor de roze trui. Wie profiteerde? Uiteraard de meester van de voodoo, Vincenzo Nibali. Na de afdaling van de Agnello volgde er na de doortocht in Guillestre een aankomst bergop in Risoul, en daar won hij de rit. Hij schoof op naar de tweede plaats in het algemeen klassement, Kruijswijk viel letterlijk weg en nu stond alleen Esteban Chaves nog voor hem. Daar rekende hij de volgende dag mee af. De rit na die zwarte dag ging van start hier, in Guillestre. We trokken terug naar Italië en daar wist Nibali het roze te heroveren. Guillestre hebben we dus niet zo'n goede herinnering aan, sad.
![guillestrois-vacances-header.jpg]()
![cYUUEwY.png]()
Na de zoveelste rotonde in het centrum van Guillestre beginnen we bij het verlaten van deze plaats aan de meest gehate col onder zelfbenoemde voetbalromantici: de Col de Vars. We zijn de rit begonnen met twee korte hupjes, maar nu beginnen we aan de eerste van drie Alpenreuzen. De Col de Vars is een beklimming
hors catégorie, buitencategorie! Het gaat de komende 18,8 kilometer aan 5,7% gemiddeld omhoog naar de top van deze klim. Het gemiddelde zegt hier evenwel niet zoveel, want de Vars is een beklimming in twee delen. Het eerste deel begint meteen vrij stevig, na een aanvangskilometer aan 6% gaat het vervolgens twee kilometer aan 8% omhoog waarna er zelfs een kilometer aan 10% volgt. De weg omhoog is breed, want we rijden naar een skigebied. De weg is verder wel voorzien van een hoop haarspeldbochten, waardoor we iedere keer een ander uitzicht krijgen aangeboden over de vallei. Een prima klimmetje om zelf over te fietsen, qua decor. Qua verkeer kan het tegenvallen, er is op deze berg een hoop te doen. Na de zeer steile kilometer volgt er eentje aan 7,5%, daarna wordt het zelfs even vrij makkelijk met een kilometer aan 5,5%. We naderen het eind van het eerste deel van de klim, de renners komen na zes kilometer klimmen een lastige kilometer aan 9% tegen en daarna vlakt het weer af naar 4%. De Vars is ontzettend onregelmatig, een tempo vinden valt hier nog niet mee. Al komt de vaart er nu hoe dan ook in, want na acht kilometer klimmen vlakt de Col de Vars af en even later begint er zelfs een stuk in dalende lijn. We duiken aldoende de eerste van drie dorpjes binnen. De entree in Saint-Marcellin is nog enigszins technisch ook, er ligt hier een drempel en in het centrumpje volgt er zelfs een lastige bochtencombinatie, eerst naar links en dan naar rechts. De weg is ook even iets smaller, maar buiten Saint-Marcellin wordt het weer breed. De weg blijft nog even omlaag lopen, al bij al gaat het een kleine twee kilometer omlaag. Op de passage in Saint-Marcellin na geen problemen, vlak voor we het volgende dorpje bereiken begint de weg opnieuw omhoog te lopen. De weg loopt richting Sainte-Marie niet direct heel steil omhoog, het tweede deel van de klim begint op een eenvoudige manier. Omdat we zelfs nog even een paar meter afdalen zodra de eerste blokhuten van Sainte-Marie in beeld komen komt deze kilometer niet verder dan 3% gemiddeld, voor de volgende kilometer geldt overigens hetzelfde. Vooral vals plat, met tussendoor een paar meter in dalende lijn, terwijl we tamelijk rechtdoor fietsen op weg naar dorpje nummer drie. Dat derde dorpje leent haar naam aan de klim, onderweg naar de top van de Col de Vars rijden we na 37 kilometer door Vars. We zien dit skiresort in de verte al liggen, tijdens dit deel van de klim kun je continu ver voor je kijken. In aanloop naar de passage in Vars begint het tweede deel van de klim te tellen, het gaat tussen de chalets en de skiliften door aan 8% omhoog. In het skiresort Vars, samen met Risoul onderdeel van het skigebied La Forêt Blanche, wonen buiten het seizoen ongeveer 600 mensen. In het seizoen zijn het er getuige alle chalets en appartementen een stuk meer. Ze organiseren hier allerhande wintersportactiviteiten, vooral het speedskiën schijnt hier een ding te zijn. Ik had er nog nooit van gehoord, maar het wereldrecord speedskiën is zelfs hier gevestigd, in Vars Het wereldrecord staat met 254,958 km/u op naam van de Italiaan Ivan Origone en werd behaald op de snelle piste van Vars, Frankrijk in 2016. Ongeveer de snelheid die Pogacar hier gaat benaderen, zeg maar. Enfin, voorbij Vars loopt de klim nog een kleine zes kilometer verder omhoog. We laten het wintersportgebeuren achter ons en komen in de wilde, woeste natuur terecht. Het resterende deel van de Col de Vars is verrassend recht, het gaat eigenlijk continu rechtdoor over een brede weg. Paar flauwe bochten, meer niet. Buiten Vars gaat het even aan 6,5% omhoog en daarna volgt de laatste lastige kilometer, eentje aan 8,5%. Dat lijkt overigens niet echt zo, aangezien de weg dus vooral rechtdoor loopt. Optisch lijkt het bijna vals plat, maar dat schijnt toch niet helemaal te kloppen. Na de laatste lastige kilometer vlakt de klim af, het gaat twee kilometer aan 4% omhoog en tijdens dit deel van de klim passeren we een aantal kleine meertjes en fietsen we zomaar voorbij aan de Refuge Napoléon. In deze omgeving vinden we op zes verschillende bergen zo'n Refuge Napoléon terug, berghutten die werden gebouwd op bevel van, goh, Napoleon. Op de Col du Noyer, waar we een paar dagen geleden passeerden, staat er ook eentje! Voorbij deze berghut, verder geen erg opvallend bouwwerk, zijn we eigenlijk al bijna boven. Nog een kilometer aan 6,5% en na een laatste stuk aan 4,6% bereiken we na 42,6 kilometer de top van deze klim van buitencategorie.
![4a766]()
![col-de-vars-01.jpg]()
![1200x680_remi_morel_-_col_de_vars.jpg]()
Op de top van de Col de Vars vinden we een parkeerplaats, een soortement snackbar, een kraampje met snuisterijen en een monument ter ere van de mensen die deze weg in 1891 gerestaureerd hebben. Je krijgt het idee dat de weg nadien nog wel een paar keer is opgelapt, over het wegdek hebben de renners weinig te klagen. De top is vooral een toeristische plek, een plek waar de Tour vroeger ontzettend vaak kwam. De Col de Vars debuteerde in 1922 en in de jaren daarna kwam het peloton hier ongeveer ieder jaar voorbij. In de recente geschiedenis is de Vars eventueel bijna geheel uit de Tour verdwenen. Waar ze hier in de jaren '20 en '30 bijna geen gelegenheid oversloegen om de renners over de klim te jagen vond er tussen 2000 en 2017 geen enkele passage plaats, vreemd is dat altijd. In totaal kwam de Col de Vars 35 keer voor in de Tour en na 2017 volgde de voorlopig laatste passage in 2019. Toen kwam Tim Wellens als eerste boven, een feit dat hij nu zomaar zou kunnen gaan herhalen. Lekker brommeren bij UAE, geestig. Tim zou in die rit in 2019 verder geen rol spelen, we gingen via de Izoard en de Galibier naar Valloire en daar won Quintana. Mocht het tot een sprint komen op de top van de Vars dan mag de VAR aan de slag, haha. Oké, tot zover, we gaan snel afdalen. De andere kant van de klim kennen de renners eigenlijk beter, zowel in 2017 als 2019 gingen we vanuit Jausiers omhoog en nu dalen we juist af naar die plaats. De laatste keer dat er een koers omlaag ging langs deze kant van de Vars dateert van 2016. Toen vertrok de beslissende rit van de Giro vanuit Guillestre, aan de voet van de Vars, om vervolgens via de Col de Vars naar de Bonette te rijden. Hey, klinkt bekend, dat gaan we nu ook doen. Jausiers bereiken we over 21 kilometer en de komende 21 kilometer gaat het continu omlaag, maar vooral de eerste negen kilometer is er sprake van een daadwerkelijke afdaling. We gaan negen kilometer aan 7,5% omlaag, riemen vast. Alhoewel, riemen vast, eigenlijk valt deze afdaling wel mee. De weg is breed en goed en de renners komen weinig schokkende bochten tegen. Een paar haarspeldbochten in het eerste deel van de afdaling, maar die zijn enorm breed en het terrein is dusdanig open dat iedere bocht zich ruimschoots op tijd meldt. Het gaat dan wel een paar kilometer aan bijna 10% omlaag, maar dat zal voor weinig problemen zorgen. Het wordt pas iets lastiger als de renners na een kilometer of vier dalen door het gehucht Le Mélezen fietsen, hier volgen kort achter elkaar twee lastige bochtjes tussen wat huizen door. Als we door deze twee bochten zijn gekomen hebben we het enige lastige deel van de afdaling meteen achter de rug, in de resterende kilometers van de afdaling komen de renners amper een bocht van belang tegen. Aan het eind van de afdaling, in Saint-Paul-sur-Ubaye, volgt er nog een niet al te lastige haarspeldbocht, nee, tijdens deze afdaling kun je vooral genieten van het zeer fraaie uitzicht. Na ongeveer 50 kilometer koers bereiken we Saint-Paul-sur-Ubaye, de komende 13 kilometer tot we Jausiers bereiken fietsen we continu over dezelfde weg en in dit stuk van 13 kilometer komen we ongeveer 300 meter lager uit, reken maar uit. Vals plat omlaag over een brede weg dwars door de vallei van het riviertje de Ubaye. De renners volgen het water en het opmerkelijkste feit van dit stukje van de route is dat ze door enkele donkere tunneltjes mogen fietsen. Een paar bochtjes in die tunneltjes, hinderlijk, maar verder is het een doodsimpele route. Wel een kicken omgeving, niet alleen qua natuurschoon maar ook vanwege het Fort de Tournoux dat de renners ter hoogte van La Condamine-Châtelard zullen passeren, vlak voor ze Jausiers bereiken. Een keer geen creatie van Vauban, maar alsnog een degelijk bouwwerkje. Gebouwd om de Fransen te beschermen tegen Italiaanse invasies, logisch, wie wil dit stukje land nou niet hebben? Voorbij het fort rijden we door het dorpje La Condamine-Châtelard, hier zou je rechtsaf kunnen slaan om aan de Col du Parpaillon te beginnen, een
geheimtipp. We rijden evenwel rechtdoor en zien buiten La Condamine-Châtelard dat de Ubaye hier zelfs een heuse kloof heeft uitgesleten, het laatste stuk richting Jausiers scheuren de renners vals plat omlaag langs de rotswanden af. En dan komen ze na 63,6 kilometer uit in Jausiers, waar de voet ligt van de volgende klim. Jausiers is een plaats waar we vaker doorheen fietsen, als je over de Vars wil moet je ook door Jausiers rijden. Vaak blijven we voorbij Jausiers in de vallei van de Ubaye, maar nu gaan we beginnen aan een klim die we al acht jaar niet meer in welke koers dan ook hebben gezien. In het centrum slaan we linksaf en dan beginnen we aan de gevreesde Col de la Bonette.
![plante-sur-un-eperon-rocheux-le-fort-de-tournoux-s-etage-sur-700-metres-de-denivele-l-ensemble-est-accroche-a-la-pente-abrupte-et-constitue-des-le-milieu-du-xix-e-siecle-le-noyau-du-dispositif-strategique-de-la-vallee-de-l-ubaye-photos-le-dl-c-b-1543230665.jpg]()
![21906833-diaporama.jpg]()
In Jausiers eindigde in de Tour van 2008 een etappe. Die etappe eindigde direct na de afdaling van de Bonette. Vanuit Cuneo reden we over de Col de la Lombarde van Italië naar Frankrijk, om vervolgens via de Bonette af te dalen richting Jausiers. Het zou meteen de laatste keer zijn dat de Bonette voorkwam in de Tour, voor het eerst in 16 jaar trekt de Tourkaravaan weer eens over de Col de la Bonette, het werd tijd om weer eens terug te keren. Die rit in 2008 werd meteen een etappe om nooit te vergeten, want John-Lee Augustyn verdween in het skoekeloen. De toen piepjonge Zuid-Afrikaan van Barloworld kwam nota bene als eerste over de top van de Bonette, vanuit de kopgroep. Hij begon als eerste aan de afdaling, maar al snel werd hij bijgehaald. Heel soepel zat hij niet op zijn fiets, zagen we toen al. Een bocht later ging hij rechtdoor en daalde hij de steile helling op een ietwat onorthodoxe manier af. Hij gleed naar beneden over het puin dat overal te vinden is op de flanken van de Bonette. Met moeite krabbelde hij weer terug omhoog, terwijl zijn fiets steeds verder in de diepte verdween. Nadat hij in de afdaling eerst werd bijgehaald hadden we even vijf koplopers, maar nadat Augustyn letterlijk wegviel bleven er vier over. Die vier kregen elkaar in de afdaling niet gelost en dus eindigde de rit in een sprint in de straten van Jausiers. Alhoewel, sprint, nee, geen sprint. De finale was ontzettend bochtig, Cyril Dessel smeet zich als een idioot door die bochten en de rest zag hem niet meer terug. Met een paar meter voorsprong op Sandy Casar won hij de rit in Jausiers, zonder tijd te hebben om te juichen, want tien meter na de finish volgde er nog een bocht. De parcoursen laten tegenwoordig wel eens te wensen over, maar vroeger was zeker niet alles beter. In het peloton zagen we toen overigens vrij weinig actie op de Bonette, met dank aan een beetje tegenwind. Het was kijken, kijken, niet aanvallen. De Tour van 2008 was de lollertour van Saunier Duval, maar die waren tegen deze tijd al verdwenen, waarna het commando werd overgenomen door Gerolsteiner. Bernhard Kohl in zijn bolletjestrui, wat een tijden. Alejandro Valverde die probeerde aan te vallen, maar daarna zichzelf volledig tegenkwam, want we gaan zometeen flink de hoogte in en boven de 2000 meter was Piti altijd een blaffende hond die niet beet. Denis Menchov die vervolgens een halve minuut verloor in de afdaling, omdat hij niet kon dalen. Samuel Sanchez probeerde dan weer een masterclass dalen te geven, maar hij kwam uiteindelijk toch niet echt weg, terwijl Valverde uiteindelijk weer terug wist te keren. Dat allemaal over deze wegen, maar wel in tegengestelde richting. De kant van de Bonette die we nu gaan beklimmen zagen we voor het laatst in de Giro van 2016, al moet ik heel eerlijk bekennen dat ik toen niet heb gekeken. Het was de dag na de zwarte dag voor het vaderlandse wielrennen. Tijdens de 19e rit van de Giro was Steven Kruijswijk in de afdaling van de Agnello ten val gekomen, hij verloor zijn roze trui en moest daarna tijdens de 20e rit zijn podiumplaats zien te verdedigen, terwijl hij allerlei gebroken ledematen had. De teleurstelling was zo groot dat ik mooi wat anders ben gaan doen, #vlaggetje. Helemaal gemist dus dat we tijdens de 20e rit van de Giro van 2016 via de Vars over de Bonette naar Isola 2000 reden, om vervolgens voorbij Isola 2000 nog wat verder omhoog te gaan naar de Lombarda om uiteindelijk te finishen in Sant'Anna di Vinadio, waar Rein Taaramae vanuit de vlucht de rit won en waar Nibali de roze trui in extremis over wist te nemen van Chaves. Acht jaar geleden voor het laatst de Bonette van deze kant in een koers gezien, in 1993 voor het laatst in de Tour. Terwijl het nochtans een prachtige klim is, maar in dit stukje Frankrijk schijnen ze niet zo snel met een goedgevulde envelop te zwaaien. En dan komt de Tour niet op bezoek, zo simpel is het. Probeer te genieten van deze klim, Gouvenou heeft al aangegeven dat de kans niet heel groot is dat je de Bonette snel nog eens gaat zien. Het begint al meteen in Jausiers met de passage langs een kasteeltje in de stijl van Neuschwanstein, daarna beginnen we aan een klim van 23 kilometer naar de top van de Cime de la Bonette. Col de la Bonette, Cime de la Bonette, dat leggen we zometeen uit.
![ad707]()
![1024x576a.jpg]()
In Jausiers bevinden we ons op 1232 meter boven zeeniveau, na de bocht naar links in het centrum van dit plaatsje beginnen we aan een klim van 23 kilometer die ons naar een hoogte van 2802 meter gaat brengen. Riemen vast, zuurstofflessen om. De wonderschone en loodzware klim naar Cime de la Bonette begint met een tamelijk eenvoudige kilometer, bij het verlaten van Jausiers gaat het in de eerste kilometer slechts aan 3,5% omhoog. Gemiddeld gaat er gedurende de komende 23 kilometer aan 6,9% geklommen worden, er komt nog wat zwaarder werk aan. Bij het verlaten van Jausiers komen de renners een bord tegen met daarop een flagrante leugen.
Route de la Bonette, la plus haute d'Europe. 2802 m. De hoogste weg van Europa? Ammehoela. Geen sprake van, zo heb je bijvoorbeeld in Oostenrijk de Ötztaler Gletscherstraße die enkele meters hoger is en in Spanje heb je uiteraard doodleuk de Pico Veleta. De weg naar de Bonette is teringhoog, maar het is niet de hoogste weg van Europa, ook niet de hoogste verharde weg van Europa. Veel hogere verharde wegen zijn er niet, maar ze zijn er wel. Veel hogere onverharde wegen zijn er wel, de claim is geenszins op waarheid berust en toch zal het morgen door de commentatoren als waarheid worden verkondigd. Dit even geheel terzijde, in de tweede kilometer van de klim naar de
hoogste weg van Europa komen we alvast in de fraaie natuur van de Mercantour terecht en het gaat nu ook al steviger omhoog, aan 6%. In de derde kilometer klimmen we zelfs aan 7%, deze fabelachtige klim van buitencategorie komt langzaam los. Iedere kilometer van de klim is voorzien van een bord langs de kant van de weg, waar steeds dezelfde leugen te vinden is, maar de afstand tot de top staat er ook op aangegeven. Lijkt me bij een klim van 23 kilometer tamelijk demotiverend, de Bonette is eindeloos, ein-de-loos. De weg omhoog is vrij breed, behoorlijk goed en tamelijk bochtig. In het begin rijden we door de bossen, dat gaat later wel veranderen. Tijdens de vierde kilometer van de klim, eentje aan 6%, rijden we door het gehucht Lans, voorlopig ons laatste contact met de bewoonde wereld. Na nog een kilometer rond de zes procent wordt het pas echt leuk, tussen kilometer vijf en elf van de klim gaat het eigenlijk continu zo rond de 8% omhoog. Zware kost, je kunt je er alles bij voorstellen dat Visma deze klim voor aanvang van de Tour met rood had omcirkeld. Dit was het ideale terrein geweest om Pogacar uit te putten, zoals ze het in voorgaande jaren op soortgelijke beklimmingen hebben geprobeerd. Zal nu anders liggen, maar dat maakt de klim niet minder mooi. Door een steeds woestere en rotsachtige omgeving worstelen de renners zich via een aantal haarspeldbochten verder omhoog, dit is zo'n rit die je familieleden en je boomercollega's kijken voor de mooie plaatjes. En geef ze eens ongelijk, de Bonette is hemeltergend mooi. Na 11 kilometer klimmen, bijna halverwege, volgen er twee kilometer aan 7%, de weg loopt iets meer rechtdoor, de klim lijkt ineens verdacht veel op de Vars, maar al snel wordt het weer wat bochtiger en steiler. We bevinden ons tegen deze tijd ook al boven de magische grens van 2000 meter, al voelt die grens minder magisch nu Valverde niet meer van de partij is. Door de ongerepte natuur gaat het voorts een kilometer aan 8% omhoog en daarna volgt er zelfs een kilometer aan 9%. De beelden van Streetview dateren van 2008 en tonen een nieuw laagje asfalt, speciaal voor de Tourpassage dat jaar. Sommige dingen veranderen nooit. Inmiddels hebben we 15 kilometer afgehaspeld, al een eeuwigheid bezig en dan moet je nog steeds acht kilometer verder omhoog. Langzaam komen we boven de boomgrens uit en daar toont de Bonette haar ware prachtig. Een klim à la de Ventoux, het wordt steeds meer een maanlandschap. Een maandlandschap vol donker gesteente, laten we het voor het gemak lavasteen noemen. Na de lastige kilometer aan 9% volgt er een kilometer aan 7,5%, we passeren tijdens deze kilometer het mooie meer van Essaupres, de Bonette is een klim van vele schoonheden. Richting de top komen we evenwel ook nog een paar makkelijkere stukken tegen, zo botsen we nu op een kilometer aan 4,3%, keerzijde is dan weer dat het in de kilometer daarna aan 9,4% omhoog zal gaan. De Bonette wordt ineens onregelmatig, terwijl de wind dankzij het kale karakter van het bovenste stuk van de klim steeds meer invloed kan hebben. Wel met name rugwind op de klim, dat scheelt dan weer. Met tegenwind had je hier een flopshow gehad, niet normaal, maar de weergoden lijken ons gunstig gezind. Na weer een lastige kilometer gaat het vervolgens twee kilometer aan 7% omhoog, terwijl we langzaam het terrein van John-Lee Augustyn bereiken. Niet ver van de top rijden we voorbij
zijn bocht, daar waar hij rechtdoor ging. Volgens de legende ligt zijn fiets nog steeds beneden. Nee, da's niet waar, het eigenlijke verhaal is zelfs beter. De mecanicien is later de fiets gaan ophalen en de enige schade was een schrammetje op het zadel. John-Lee Augustyn had zelf verder ook niets, al zou zijn carrière later wel gesmoord worden door een aanslepende heupblessure. Hij vertelde achteraf dat hij niet zo'n goede daler was en dat hij door vermoeidheid even zijn concentratie verloor, plausibel. Via nog meer bochten en langs een gebouw dat ooit een militaire functie moet hebben gehad gaat het in de ijle lucht verder omhoog, in eerste instantie naar de top van de Col de la Bonette. In de laatste twee kilometer tot de top van de Col de la Bonette loopt de weg meer rechtdoor langs de afgrond, een stuk minder steil omhoog. We klimmen aan 4% en daarna nog maar aan 3%, tot we na 22 kilometer klimmen op 2703 meter hoogte de top van de Col de la Bonette bereiken. Op de top van de Col de la Bonette kun je linksaf slaan om zodoende meteen aan de afdaling te beginnen, maar nee, dat doen we niet. Dit is de Tour de France, we voegen uiteraard een gimmick toe. Voorbij de Col de la Bonette loopt er een klein lusje verder omhoog, de weg naar de Cime de la Bonette. En uiteraard pakken wij de Cime de la Bonette mee. Voor de mooie plaatjes, maar vooral ook voor de percentages. In de laatste 900 meter van de klim gaat het aan 10,3% omhoog, een uitsmijter van jewelste. Boven de 10% klimmen richting 2802 meter, koekoek.
De auto passeert Col de la Bonette, de renners nemen deze shortcut niet maar rijden buiten beeld nog een extra lus om de berg heen
De lus om Cime de la Bonette heen
Tijdens de lus voorbij Col de la Bonette kun je elkaar bijna zien![Cime_de_la_Bonette_north_03_3.jpg]()
[img]Kicken kazerne[/i]
[img]https://dqh479dn9vg99.cloudfront.net/wp-content/uploads/sites/9/2016/03/02124309/col_de_la_bonette_12.jpg[/img]
Nog een sfeerbeeldje, voor de sfeer
De absolute topAlleen al op het stukje voorbij Col de la Bonette richting Cime de la Bonette zie je Pogacar al lachend 40 seconde pakken op de concurrentie, het is het ideale terrein om nog even een flink verschil uit te bouwen voor je aan de afdaling begint. De hele klim is mooi, maar dat laatste stuk spant wel echt de kroon als je voor de plaatjes kijkt. De weg is ooit voor militaire doeleinden aangelegd in opdracht van Napoleon III, het huidige traject en de lus rond Cime de la Bonette werden pas in 1961 afgerond en in 1962 kwam de Tour al voorbij. Bij het debuut was Federico Bahamontes als eerste boven, de Adelaar van Toledo zou ook in 1964 als eerste boven zijn op de Bonette, toen ie van de andere kant werd beklommen. Sindsdien kwam de Bonette slechts twee keer terug in de Tour, in 1993 en 2008. Die editie van 2008 hebben we al uitgebreid besproken, in 1993 reden we dan weer over dezelfde kant van de Bonette omhoog als nu, met uiteindelijk als eindpunt van de rit Isola 2000. Hey, waar gaan we nu ook alweer naartoe? Juist. Liefst 31 jaar na dato een herhaling, dan mag het van mij wel. De top van de Cime de la Bonette bereiken we na 87,5 kilometer, er volgt nu een enorm lange afdaling. Eerst dalen we maar eens af van Cime de la Bonette terug naar Col de la Bonette, een punt waarvan je verwacht dat de overgebleven sprinters gaan afsnijden. Pas de vijfde keer dat we deze klim in de Tour zien, terwijl het ontegenzeggenlijk een absolute parel is. Ieder jaar hoeft ook weer niet, maar voor het eerst sinds 2008? Hallo? Bij de passage in de Giro in 2016 reden de renners overigens 'slechts' tot Col de la Bonette, de lus rond Cime de la Bonette deden ze niet, want in de Giro houden ze uiteraard niet van gimmicks! Van de schrikbarende hoogte van 2800 meter dalen we eerst af naar 2700 meter hoogte, naar de Col de la Bonette. Op een paar meter na passeren we het punt waar we eerder al waren, de weg terug kent meteen een paar linke bochten en zoals we in 2008 hebben gezien moet je hier vooral niet over de rand kukelen. Afgronden, overal afgronden. Dit maanlandschap is onverbiddelijk, op de weg blijven is altijd het devies maar nu nog meer dan normaal. Voorbij Col de la Bonette gaan we rechtdoor, het gaat na een eerste kilometer in dalende lijn aan 8% nog eens 24 kilometer verder omlaag richting Saint-Étienne-de-Tinée. Een afdaling van in totaal 25 kilometer, van de maan terug naar de aarde. Deze kant van de Bonette is evenwel iets simpeler, het gaat gemiddeld aan 6,5% omlaag. Het eerste stuk is wat steiler, maar verder gaat het eigenlijk continu aan 6 à 7% omlaag. In het stukje rond Cime de la Bonette zit meteen een listige bocht, maar verder komen we in het begin van de afdaling niet meteen de lastigste bochten tegen. Een paar bochten waar je rechtdoor kunt schieten als je er net zoals Augustyn even niet helemaal bij bent, maar deze afdaling kent in de eerste acht kilometer weinig opzienbarende bochten. Desalniettemin doodeng, de renners rijden een tijd direct langs de afgrond, waar steile kliffen en grote stenen op ze wachten. We fietsen door een wonderbaarlijk mooie omgeving en passeren na een tijd een monument ter ere van generaal Jacquemot, een militair van vele oorlogen die het voor elkaar kreeg om hier door de bliksem getroffen te worden. Best een militaire berg, vooral als we even later uitkomen bij Camp des Fourches, een heuse kazerne midden op een berg in het midden van het niets. Tegenwoordig verlaten en afgebrokkeld, er waren blijkbaar ooit plannen om er een toeristisch park van te maken, maar dat is zichtbaar niet doorgegaan. Voorbij de kazerne wordt de klim een stuk bochtiger, een aantal kilometer lang hollen de renners van haarspeldbocht naar haarspeldbocht. Buitengewoon lastig zou ik het desondanks niet willen noemen, de weg is behoorlijk breed en het asfalt is heel behoorlijk, zeker als je bedenkt hoe verlaten dit gebied is. De meeste haarspeldbochten zijn ook vrij breed, al zitten er een paar krappere tussen. Hoe dan ook denk ik dat de renners blij mogen zijn dat ze langs deze kant omlaag mogen, die andere kant is erger. Je moet alsnog wel lange tijd goed opletten, na een zware klim zal het niet meevallen om ook nog eens 25 kilometer op het scherp van de snede af te dalen. Richting het eind van de zone vol haarspeldbochten rijden de renners door een klein dorpje, het bewijs dat er in deze omgeving niet alleen wilde dieren wonen. Hier liggen nog een paar nare bochtjes, maar vervolgens loopt de afdaling van de Bonette weer een aantal kilometer wat meer rechtdoor. Even geen lastige bochten meer, er volgt alleen nog een smalle passage wanneer we via een brug over de Tinée rijden. In de eerste pakweg 13 kilometer van de afdaling kan een goede daler flink wat verschil maken, in dat stuk moeten we ook ouderwets in de keuken gaan staan. In het restant van de afdaling kun je moeilijk verschil maken en kunnen we weer met minder samengeknepen billen voor de tv plaatsnemen. We verruilen het maanlandschap voor de bossen en dan komen we op zes kilometer van het eind van de afdaling alleen nog even twee haarspeldbochtjes tegen in de buurt van Vens, waar de renners langs een kicken watervalletje rijden. Voorbij de waterval in de resterende vijf kilometer geen gekke bochten meer, het blijft wel bochtig maar het zijn wat meer korte bochtjes. Na al het werk dat we al hebben gehad zou dit prima moeten lukken, vooral als even verderop de weg nog wat breder wordt in het laatste stuk voor we Saint-Étienne-de-Tinée bereiken. Na 25 kilometer dalen komen we na 112,5 kilometer koers uit in dit kleine dorpje. Nog 32 kilometer tot de finish, we krijgen nog af te rekenen met een stukje vallei en vervolgens een stevige slotklim.
![1280px-Camps_des_fourches-vue_hauteur.jpg]()
![1024px-Camp_des_Fourches_et_route.jpg]()
Eenmaal in Saint-Étienne-de-Tinée komen de renners wel weer een paar stevige bochten tegen, ze slaan in het dorp scherp rechtsaf en rijden dan over de Tinée heen, om voorbij het water meteen weer linksaf te slaan. Na dit bochtenwerk verlaten we Saint-Étienne-de-Tinée en dat doen we op een stijgende manier. Op de kaart van de organisatie lijkt het alsof er zwaar geklommen moet worden, maar dat valt in de praktijk mee. Het gaat een kilometer of twee aan een procent of drie omhoog, veel spannender kan ik het niet maken. Op de top van dit hupje komen we uit bij een rotonde, hier zou je rechtsaf kunnen slaan. Doe je dat, dan zet je koers richting het skiresort Auron. Dat waren we tijdens Parijs tegen Nice van dit jaar van plan, maar dat plan moest vanwege de gure weersomstandigheden geschrapt worden. Geen Auron, als goedmakertje noemen we dit plaatsje nu dan toch maar even. We gaan bij de rotonde niet rechtsaf maar rechtdoor en dan volgt er een kort stukje in dalende lijn. Over een brede weg gaat het omlaag, de renners komen twee haarspeldbochten tegen maar je zou hier een vliegtuig kunnen laten landen en dus stelt het allemaal niets voor, zeker niet na de afdaling van de Bonette. Voorbij deze haarspeldbochten rijden we nog maar eens over de Tinée, en dan zijn we terug in de vallei. Die vallei volgen we dik tien kilometer tot in Isola, aan de voet van Isola 2000. In deze tien kilometer loopt de doorgaande weg vooral rechtdoor, het gaat continu een beetje vals plat omlaag. Een brede weg langs het water, zonder veel noemenswaardigheden, of het moet zijn dat er hier een groen fietspad langs de weg ligt. Het maakt een aantal op de Bonette wel tot een risico, je moet een aardig stuk in de vallei overbruggen als je er vroeg aan bent begonnen. Aan de andere kant is een bruggenhoofd hier goud waard, als de verschillen iets kleiner waren geweest hadden we hier zomaar een magistrale koers kunnen zien. Javier Sola heeft ons iets prachtigs ontnomen. De plaatjes zullen hoe dan ook continu blijven leveren, de Mercantour is een regio waar de Tour niet vaak te vinden is, maar na deze rit zal iedereen het er wel mee eens zijn dat we er vaker te vinden moeten zijn. Kort samengevat: na de afdaling van de Bonette een klein hupje omhoog, twee haarspeldbochten omlaag en dan eigenlijk continu rechtdoor over een snelweg richting Isola. Pas in Isola, waar we na 127 kilometer passeren, komen de renners weer het een en ander tegen. Een straat vol vluchtheuvels bijvoorbeeld, gelukkig is Lutsenko al naar huis. Een rotonde ook, warempel. Bij deze rotonde ter hoogte van een malle kerktoren gaat het naar links en een paar meter later slaan de renners rechtsaf, waarna we zonder enige moeite kunnen beweren dat de slotklim is begonnen. Van Isola naar Isola 2000, van 904 naar 2024 meter boven zeeniveau.
![Isola%2C_From_Louch_Waterfall.jpg]()
De top van de Bonette ligt 40 kilometer achter ons. We zijn bijna vergeten wat klimmen is, maar de slotklim geeft de renners weinig ruimte om weer in het ritme te komen. De slotklim is er eentje van de eerste categorie, het gaat in de laatste 16,1 kilometer van de rit aan 7,1% gemiddeld omhoog, maar in de eerste twee kilometer van de klim beginnen we gelijk met stroken aan 10%. Een kilometer aan 10% en daarna eentje aan 10,5%, dat is nog eens een begin. De brede weg slingert via een aantal haarspeldbochten Isola uit, de natuur in. De renners fietsen langs wat rotswanden af, terwijl de klim verder vooral heel groen te noemen valt. Na het stevige begin gaat het in de derde kilometer aan 7% omhoog, waarna er nog een lastige kilometer aan 8% volgt vooraleer het twee kilometer omhoog zal gaan aan 6%. Het venijn zit vooral in het begin, maar na de twee makkelijkere kilometers aan 6% keert het venijn toch een beetje terug. Een kilometer aan 10% gevolgd door een aan 9%, het is niet heel gek om te verwachten dat de renners vooral op de slotklim gaan wachten. Een joekel van een klim toch weer, met de inspanning van de Bonette in de benen mag je verwachten dat hier de verschillen snel gaan oplopen. Een klim met de nodige haarspeldbochten ook, het ideale terrein voor Pogacar om nog eens aan te vallen en dan na zo'n bocht extra te versnellen, een versnelling waar zijn podiummetgezellen geen antwoord op hebben. We rijden naar een skiresort en dus is de weg heel breed, dat vind ik voorlopig het grootste nadeel aan de klim. Verder is het een mooi ding, al hebben we halverwege de klim wel de zwaarste percentages gehad. Hoeft niet erg te zijn, het begin is het lastigste deel en als je het verschil wil maken moet je dus vroeg aanvallen. Voor de koers gunstig, mocht er sprake zijn geweest van een koers. Nu gaat Pogacar er gewoon weer lachend vandoor, maar dat weet de parcoursbouwer op voorhand niet. In kilometer 9 en 10 van de klim gaat het aan 6% omhoog, waarna er een kilometer aan 6,6% volgt. Minder interessant, meer het terrein voor Pogacar om zijn voorsprong uit te bouwen. Daarna volgt er zelfs een kilometer aan 5%, een heuse Remcostrook. De haarspeldbochten blijven komen, terwijl we onderweg door een paar lawinegalerijen mogen fietsen. De omgeving blijft voorlopig groen, in tegenstelling tot de kale Bonette heeft de wind hier minder invloed. Na de kilometer aan 5% bevinden we ons alweer op vier kilometer van de finish en in de resterende kilometers gaat het niet heel interessant meer worden. Een kilometer aan 6,1% en daarna twee kilometer aan 6,3%, jeetje. De weg loopt steeds meer rechtdoor, terwijl we op een kilometer of drie van het eind de eerste tekenen van wintersportigheid aantreffen. Even daarvoor rijden we nog langs een mooie rotswand, maar nu wordt het ineens ordinair. Als we ons eenmaal in de slotkilometer bevinden zitten we midden tussen de skiliften, zodra de rode vod in beeld komt komen we bovendien twee haarspeldbochten tegen. Geen steile haarspeldbochten, want het gaat in de laatste kilometer slechts aan 5,6% omhoog. Na die twee haarspeldbochten gaat het rechtdoor tot op 300 meter van het eind, op dat punt komen we een rotonde tegen. Hier moeten de renners merkwaardig genoeg aan de linkerkant langs, om vervolgens rechtsaf te slaan. Daarna zou het in de finishstraat tussen de lelijke appartementen in nog even aan 8,5% omhoog moeten gaan, amai. Gek bochtje aan het eind en daarna rechtdoor recht omhoog sprinten, voor zover het hier sprinten wordt. Finish op de Avenue du Mercantour, mooie naam, mooie regio, minder mooie straat.
![d8be3]()
![DSCF1808.JPG]()
![DSCF1803.JPG]()
![sH1VqJm.png]()
Vanuit Isola kun je klimmen naar de Italiaanse grens. De weg die we volgen naar Isola 2000 leidt, als we niet in het skiresort zouden stoppen, naar de top van de Lombardapas. Deze klim, in het Italiaans Colle della Lombarda en in het Frans Col de la Lombarde ligt op de grens van Italië en Frankrijk en vormt de verbinding tussen het Valle Stura en de Vallée de la Tinée. Het trajact is aanvankelijk voor militaire doeleinden aangelegd in het begin van de twintigste eeuw. Het is de zuidelijkste bergpas in de Alpen die de 2000 meter overschrijdt. Vanuit Isola 2000 is het nog vijf kilometer klimmen, maar goed, dat hoeven de renners nu dus niet te doen. Deden ze in de Giro van 2016 wel, op weg naar het heiligdom van Sant'Anna, nu volgt er voor het eerst sinds 1993 weer een finish in Isola 2000. Dit is een wintersportoord in het Massif du Mercantour-Argentera. De plaats ligt in de regio Provence-Alpes-Côte d'Azur in het departement Alpes-Maritimes. Het wintersportstation ligt op een hoogte van 2000 meter, vandaar de naam! Het wintersportoord werd gebouwd op land dat Italië bij de Vrede van Parijs (1947) aan Frankrijk had afgestaan, zo! Isola 2000 is ontworpen door de Fransman Michel Renaud en werd uitgebouwd vanaf 1971. Het skigebied varieert van 1.800 meter tot 2.600 meter (bij de bergtop Sistron) en biedt 45 pistes met een totale lengte van 120 kilometer, lijkt me nuttig om te weten voor alle klimaatterroristen die graag gaan skiën. Het skioord Isola 2000 profiteert van een hogere sneeuwbedekking op deze breedtegraad vanwege de nabijheid van de Golf van Genua en het lagedrukgebied die zich daar vormt tijdens een noordwestelijke stroming, waardoor overvloedige neerslag wordt gegenereerd die op deze hoogte in de vorm van sneeuw naar beneden valt. Geen idee wat hier staat, maar het is hier dus ideaal om te wintersporten, blijkbaar. Het is ook ideaal terrein voor een hoogtestage, meerdere wielrenners hebben hun voorbereiding op de Tour afgewerkt in Isola 2000. En niet zomaar een paar renners, nee, de gele en de witte trui, godbetert. Tadej, wat heb jij te zeggen over Isola 2000, ouwe pik? “Ik ken het daar goed. Ik weet niet of we al beslist hebben wat de koninginnenrit is, morgen is voor mij de koninginnenrit van deze Tour. Ik hou Col de la Bonette, en op Isola 2000 heb ik veel getraind in de maand voor de Tour. Ik kijk ernaar uit om daar te koersen.” Godverdomme, we zijn de sjaak. "We denken eerst defensief en dan op de laatste klim zien we wel hoe de benen voelen." Geloof ik niks van, die wil hier natuurlijk winnen omdat hij hier heeft getraind. Remco Evenepoel heeft een stage van twee weken afgewerkt in Isola 2000, met als belangrijkste argument dat veel van zijn concurrenten in Nice en Monaco wonen, dichtbij Isola 2000. Zij kennen deze wegen allemaal en hij niet, daarom heeft hij zijn kennis van het lokale wegennet bijgespijkerd door hier twee weken op hoogte te gaan. De Bonette en Isola 2000 zullen geen geheimen hebben voor de toppers, die eikel van een Pogacar houdt zelfs van de Bonette, een klim die hem angst zou moeten inboezemen. Help. In Isola wonen overigens een stuk of 700 mensen, die Isoliens worden genoemd. De Isoliens hebben de koers al vaker kunnen zien passeren, en ze kunnen hier dus menig coureur van wereldfaam aantreffen. De Tour kwam hier in 2008 nog eens voorbij, toen we vanuit Cuneo over de Lombarda en de Bonette naar Jausiers reden. Vanuit de Italiaanse kant over de Lombardapas, de renners kwamen toen dus in dalende lijn voorbij in Isola 2000, op weg naar Isola. In de Giro van 2016 gingen ze dan wel weer op dezelfde manier omhoog, alleen stopten ze niet in het wintersportoord. Dat gebeurde voor het laatst in 1993, in een etappe waarin nogal wat iconische namen een hoofdrol speelden. Robert Millar was als eerste boven op de Bonette, maar in de afdaling en op de slotklim richting Isola 2000 waren het andere renners die de macht grepen. Met name Tony Rominger en Miguel Indurain. Indurain reed al in het geel en hij wist zijn voorsprong verder uit te breiden. De ritzege liet hij aan Rominger, die stond in het klassement toch al op een minuut of zes. Gunt Pogacar hier Evenepoel de ritzege? Karrel mag dromen. Die rit in 1993 was overigens wel extra episch. Van Briançon naar Isola 2000, over de Izoard, Vars, Bonette en dan de slotklim. Ten opzichte van nu nog een dikke klim erbij, andere tijden.
![DSCF1821.JPG]()
![unnamed-file-4-jpg.jpg]()
Al 16 jaar geen Bonette in de Tour en 31 jaar geleden voor het laatst een aankomst in Isola 2000, terwijl het zo'n voor de hand liggende combinatie is, ondergetekende blijft het verbazingwekkend vinden. Maar goed, we zijn er nu en daar moeten we dan maar van profiteren. De rit begint in Embrun en daar wordt het tamelijk warm, een graadje of 29 in de middag. Klein beetje wind uit het zuidwesten, waardoor we de wind in de eerste kilometers in de rug hebben. Snelle start, dat moet de renners die het vanuit de vlucht willen proberen motiveren. Al geef ik het je te doen met zo'n rit, toch lekker een kilometer of 60 klimmen. Enfin, in Isola 2000 wordt het iets koeler, want dat ligt hoger. Een graadje of 22. Beetje wind uit het westen, dat levert grotendeels rugwind op de slotklim op. Er gaan weer wat records sneuvelen, al is dat in dit geval niet zo ingewikkeld aangezien we hier bijna nooit komen. Geen kans op regen, nee, weer een droge en warme dag. Een zware dag, die gaat beginnen om 12:20. Na een korte neutralisatie van 10 minuten verlaat men Embrun en zal het demarrages gaan regenen. Dit kunt u allemaal live aanschouwen bij de NOS, die zijn er zelfs om 12:15 al bij. Sporza is om 12:10 al live en Eurosport 1 weet altijd de rest te overtoepen, dus beginnen zij ditmaal om 12:00. Een rit die u niet mag missen, en een rit waarbij u rekening moet houden met een vroege finish. De organisatie verwacht de renners tussen 16:28 en 17:03 in Isola 2000.