Etappa 4: Pinerolo - Valloire, 139,6 kmWe zijn getuige geweest van geschiedenis. En daar zag het lang niet naar uit. Heel lang was het een verschrikkelijke rit, het was een afschuwelijk zware opgave om wakker te blijven. Een vlakke rit van 230 kilometer, altijd een slecht idee. De eerste vlakke rit van de ronde ook nog eens, terecht had niemand zin om in de aanval te gaan. Uno-X reed even met twee man voor het peloton, maar een paar minuten later stopten ze ostentatief met fietsen. De jonge Kulset stond langs de kant van de weg, te wachten tot het peloton voorbij kwam. Daarna gebeurde er een paar uur lang helemaal niets. Een gezapig tempo in het peloton, geen demarrages. Gelukkig waren er wel nog mooie plaatjes, we reden dwars door een aantal wijnregio's en dat zag er prima uit. Matteo Sobrero reed even een paar meter op kop omdat hij door zijn thuisregio fietste, daarna ging Fabien Grellier in z'n eentje in de aanval. Een renner van Total, hij zag zijn kans schoon om op een makkelijke manier de prijs van de strijdlust binnen te halen. Slim gezien, maar het zegt ook alles over hoe deze rit niet serieus werd genomen door het peloton. Grellier werd op tijd weer ingerekend en daarna konden we toewerken naar de massasprint. Een massasprint na zo'n makkelijke rit is altijd wel een risico. Iedereen is nog fris en scherp en bereid om risico's te nemen, je kunt dan eigenlijk wachten op de onvermijdelijke valpartij. Zeker als de aanloop naar de sprint makkelijk is, het ging nu bijna continu rechtdoor en dat blijkt vaak juist gevaarlijk te zijn. We hebben het vaak over bochten, maar een lange rechte weg is vaak het grootste gevaar voor een peloton. De nervositeit leverde twee valpartijen op. Bij de eerste valpartij lag Casper Pedersen in z'n eentje, hij brak z'n sleutelbeen en zo werd hij na Gazzoli de tweede uitvaller. Een pion minder voor Evenepoel, voor zover het wat uitmaakt. Bij de tweede valpartij lagen meer renners, onder meer Philipsen. Die zag zijn sprint in rook opgaan, nadat hij eerst ook al afscheid moest nemen van Van der Poel na een dubbele lekke band. Op de plek van de valpartij was de weg 20 meter breed, het ging bovendien kilometerslang rechtdoor. Wie moeten we de schuld geven van zo'n valpartij? Parcoursen worden vaak als gevaarlijk beoordeeld, maar dit was een lange rechte weg. Totaal niet gevaarlijk, en toch viel men. Lijkt me nuttig om er eens over na te denken hoe dat komt. Dat er binnen de laatste vijf kilometer geen tijdsverschillen opgenomen zouden worden bij pech of een valpartij maakte weinig uit, dat experiment is alvast zinloos. Of je die grens nu op drie kilometer van het eind of op vijf kilometer van de finish legt, dat maakt totaal geen verschil. Hoe dan ook, met een klein groepje trokken we verder naar de laatste twee kilometer en in die laatste twee kilometer imponeerde vooral Intermarche-Wanty. Hun treintje zat het beste op de rails, Gerben Thijssen leek in een ideale positie naar de sprint te worden gebracht. Bij Wanty hebben ze twee sprinters meegenomen, die de ritten mogen verdelen. De vlakke sprints zijn voor Thijssen en de lastigere sprinters zijn voor Biniam Girmay, die tijdens de vlakke sprints zijn eigen ding mag doen. Nou, dat deed hij. En hoe. Bij het ingaan van de laatste kilometer leek hij wat ver te zitten, maar hij werd geholpen door de tegenwind. Daardoor vielen de renners vooraan stil en kon hij op een economische manier opschuiven. Een mooie ereplaats hoorde ineens tot de mogelijkheden. Maar toen er op pakweg 250 meter ineens ruimte voor hem ontstond werd ik even heel alert. Hij moest in dat gat duiken en aanzetten. En dat deed hij. Tegelijkertijd met Pedersen begon hij aan de sprint. De Deen nam in eerste instantie een voorsprong, maar Bini kwam sterk opzetten. Pedersen schoof richting de hekken, daar waar Biniam zat. De deur ging dicht, maar net niet helemaal. Biniam wurmde zich door het kleine gaatje heen en accelereerde. Mijn ogen konden amper geloven wat ze zagen. Hij ging Pedersen voorbij en er kwam niemand meer opzetten. Niemand kwam in de buurt, met een fietslengte voorsprong won Biniam Girmay. De allereerste zege van een donkere Afrikaan in de Tour, uiteraard ook meteen de eerste Eritrese ritzege in de Tour. Hij had al een zege in de Giro en natuurlijk de zege in Gent-Wevelgem, maar de Tour is natuurlijk het summum. De rit in de Tour ontbrak nog op het lijstje en die zege is er nu ook. Biniam Girmay wint een massasprint in de Tour, het zijn fantastische woorden om neer te pennen.
![GRbZJfEbsAAZXWU?format=jpg&name=large]()
De rit was het aanzien niet waard, maar de ontknoping maakte alles goed. Ik heb als een gek staan springen en schreeuwen, dit is een van de mooiste verrassingen die ik in het wielrennen heb meegemaakt. Vol ongeloof zat ik naar het scherm te staren. Het is 'maar' een sprint, en toch ben ik zelden zo uit m'n dak gegaan. Bij Wanty gingen ze voor Thijssen en Bini mocht het zelf uitzoeken. Dat is gedoemd om te mislukken. Het in je eentje uitzoeken in een massasprint in de Tour? Dat lukte alleen Freire, en bij hem ging dat ook vaker mis dan goed. Maar alles viel nu op z'n plaats. Een lekke band van Mathieu, daarna een valpartij waardoor Philipsen en Cavendish afhaakten. Vervolgens al dan niet toevallig het goede wiel gekozen in de sprint. Het gat gezien en in het gat gedoken. En het daarna volgehouden tot de finish. Hij had niet alleen mazzel, hij was vooral ook ijzersterk. Een vlakke sprint, dat zou niet zo z'n ding moeten zijn, nou, verander dat maar in je aantekeningenboekje. Dat kan hij ook. Op zondag was zijn documentaire nog te zien op NPO2, een paar dagen daar weer voor zond de Belg het ook uit. This is my moment, een profetische naam. Een schitterende documentaire, waarin je kunt zien welke uitdagingen Bini allemaal moet overwinnen. Visumgezeur, maar bovenal het gemis van familie en vrienden. Die zitten allemaal in Eritrea, hij zit in z'n eentje in Europa. Een van de meest treurige ontluikingen was nog wel dat hij in Europa niet eens echt kan genieten van zijn zeges, omdat zijn dierbaren er niet zijn om het succes mee te delen. En daar in Europa draagt hij bovendien het gewicht van heel Afrika op zijn schouders, zo liet hij ook blijken in het interview na afloop. Eerst kwamen er even wat emoties uit, daarna weergaloze teksten. De hele documentaire draaide om zijn droom om de Tour te halen. Die droom kwam vorig jaar al uit, waardoor je weer een nieuwe droom nodig hebt. Een rit winnen in de Tour. Die droom komt nu ook uit. Deze zege is voor Eritrea, voor heel Afrika.
We must be proud. WE maken nu onderdeel uit van de grote koersen,
this is our moment, this is our time. Dit is niet alleen de zege van Biniam Girmay, dit is een zege voor heel Afrika. Bini hoopt hiermee de deur te openen voor andere Eritreeërs en Afrikanen. Het talent is er ontegenzeggenlijk, nu nog de mogelijkheden. Wielrennen is natuurlijk een van de meest witte sporten op aarde, een sport die wel wat diversiteit kan gebruiken. Of deze ene zege veel gaat veranderen valt nog te bezien, maar je kunt niet ontkennen dat deze zege meer losmaakt dan de zoveelste ritzege van Philipsen. Het is een historisch moment. Niet voor het eerst dat een Afrikaan een rit wint, we hebben onder meer Daryl Impey en Robbie Hunter al eens zien winnen in de Tour, maar dat er nu een Eritreeër wint is wel even andere koek. Hoewel ik er zelf helemaal niets mee te maken heb voel ik toch enige trots. Sinds de opkomst van Daniel Teklehaimanot en Natnael Berhane volg ik het Eritrese wielrennen op de voet, dit is wel de ultieme bekroning van een jarenlange volharding. Er zijn meer slechte dan goede momenten als fan en volger van het Afrikaanse wielrennen, dus van dit hoogtepunt genieten we met volle teugen. Dit pakken ze Bini, Eritrea, Afrika en ondergetekende nooit meer af. Veni, Vidi, Bini. Nu echt een wereldtopper. Na zijn doorbraakjaar 2022 kreeg hij af te rekenen met behoorlijk veel pech. Een zware valpartij in de Ronde van Vlaanderen vorig jaar, waardoor de rest van zijn jaar tegenviel. Dit jaar dan weer na een paar dagen uitgevallen in de Giro, terwijl hij goede benen leek te hebben. In het voorjaar lag hij dan weer bij DE VAL in Dwars Door Vlaanderen, waardoor hij in de Ronde van Vlaanderen voor spek en benen meereed. Het draaide allemaal niet, waardoor mensen al snel gaan twijfelen aan je talent. Dat hoeft nu niet meer. We gaan staan voor Bini. En we blijven staan. Een man die zoveel meer uitdagingen heeft moeten overwinnen dan de gemiddelde wielerprof, het maakt dit soort zeges extra mooi. Hopelijk zien we over een aantal jaar veel meer succesvolle Afrikanen in het peloton, al lijkt het daar momenteel niet op. Wie weet wordt deze zege de
gamechanger. Het moet toch wat ogen openen, er is buiten Europa enorm veel talent te vinden. Voor hemzelf kan het mentaal ook een bevrijding zijn, hij heeft de afgelopen tijd bijna nooit zijn goede benen kunnen tonen. Met wat mazzel is de beer nu los en zien we zijn goede benen continu. Het is in ieder geval alvast mooi om op de sosjuls wat dingen te zien passeren, zoals Rwandese wielrenners die uit hun dak gaan omdat ze Bini zien winnen. Die jongen maakt echt verschil, hij laat aan heel veel mensen zien dat het kan. De Tour rijden is een droom die uit kan komen, ook voor een Afrikaan.
Door het gespring en gejuich vergat ik een beetje op de andere prangende kwestie van deze rit te letten. Er stond een gele trui op het spel. Pogacar droeg dan wel het geel, maar die trui wilde hij eigenlijk liever niet hebben. Aangezien meerdere renners in dezelfde tijd stonden kon Pogacar zijn trui verliezen door een aantal plaatsen achter Carapaz of Evenepoel te eindigen. Evenepoel had daar alleen niet enorm veel interesse in, Carapaz wel. Heel EF reed op kop voor Carapaz en Marijn van den Berg moest zijn eigen sprint opofferen om Carapaz richting de gele trui te loodsen. Mede dankzij de valpartij aan het eind lukte dat. Daardoor lieten Pogacar en Evenepoel lopen, terwijl Carapaz mee probeerde te sprinten. Het zag er niet uit, maar zijn plan slaagde wel. Op de dag dat er voor het eerst een Eritreeër een rit wint in de Tour mag er voor het eerst een renner uit Ecuador de gele trui dragen. Hoewel het wielrennen een sport van navelstaarders is slaat de internationalisering toch toe. Je hebt het idee dat bepaalde figuren binnen de sport die opmars proberen te stuiten, maar gisteren waren we getuige van een dubbele overwinning van het globale wielrennen. Dat we nog maar meer van deze dagen mogen meemaken. Misschien niet direct vandaag. De eerste bergrit staat op het programma, we beginnen aan de laatste kilometers op Italiaans grondgebied en trekken dwars door de Alpen richting Valloire, onder de Galibier. Dit wordt waarschijnlijk een dag waarop Europa terug gaat slaan, vooral Slovenië en Denemarken staan klaar om de internationale geest terug in de fles te stoppen. Maakt niet uit, mijn Tour is geslaagd. BINI BINI BINI BINI BINI BINI BINI
![a3e50]()
![4e94c]()
De laatste rit op Italiaanse bodem gaat van start in Pinerolo, en dat is geen toeval. Laten we eerst beginnen met een korte geschiedenisles. We gaan terug naar de Giro van 1949. Lange tijd droeg Adolfo Leoni de leiderstrui tijdens deze Giro, tot de 17e etappe op het programma stond. Een rit van 254 kilometers tussen Cuneo en Pinerolo. Vijf beklimmingen onderweg, de Maddalena, de Vars, de Izoard, Montgenevre en Sestrière. Op de eerste klim van de dag ging Primo Volpi, een van de toppers in die tijd, meteen in de aanval. Fausto Coppi wilde achter hem aan gaan, maar hij had een probleem met zijn ketting. Na een korte pauze moest hij in de achtervolging. Al snel kwam hij terug aan de kop van de koers en hij ging meteen solo verder. Het was een gure dag, met veel motregen en mist. De wegen waren in die tijd nog niet echt van asfalt voorzien, zeker niet in de bergen. Dat gaf nog wat extra cachet aan de heroïsche zegetocht die volgde. Coppi reed al snel een grote voorsprong bij elkaar, niemand was in staat om hem te volgen. Ook Gino Bartali niet, al had hij wel een bijzonder excuus waarom hij niet kon volgen. Hij moest drie keer van wiel wisselen, onder meer omdat de enthousiaste fans langs de kant van de weg een keer een bos bloemen in zijn wiel wisten te gooien. Na een vreselijk lange solo van Coppi kwam hij als de grote overwinnaar aan in Pinerolo. Bijna twaalf minuten na hem kwam de nummer twee over de streep, Gino Bartali. Op de derde van de dag was het nog langer wachten, twintig minuten na Coppi wist Alfredo Martini derde te worden. Coppi pakte uiteraard ook meteen de leiderstrui en die zou hij in de resterende etappes niet meer afstaan. Een machtsontplooiing zoals ze het in Italië niet eerder zagen. Niet zonder reden is deze rit door een aantal journalisten verkozen tot de beste rit in de geschiedenis van de Giro d'Italia. Daarom werd er in 2009 weer gereden van Cuneo naar Pinerolo, 60 jaar na de glorietocht van Fausto Coppi. De rit in 2009 mocht er ook wel zijn, het was namelijk een rit met een vergelijkbare lengte. 262 kilometer, met onderweg drie lastige beklimmingen. Niet zo moeilijk als de rit in 1949, maar toch best behoorlijk. De overwinning zou naar Danilo Di Luca gaan, maar hij werd uiteindelijk uiteraard weer betrapt en verloor die overwinning. De overwinning kwam daardoor tijdelijk op naam van Franco Pellizotti te staan, maar daar ging niet veel later ook een streep doorheen. Nu is Denis Menchov de 'winnaar', dat is dan toch wel altijd de humor van het wielrennen. Van de regen in de drup. Tien jaar later keerde de Giro weer terug naar Pinerolo, de 12e rit van die Giro werd weer eens verreden tussen Cuneo en Pinerolo. Waar het eerbetoon in 2009 nog ergens op leek kregen we nu eerder te maken met een regelrechte belediging, in het jaar dat Coppi 100 jaar geleden werd geboren eerden ze hem met een veel te makkelijke rit die een prooi zou worden voor de vluchters. Cesare Benedetti of all places kreeg het voor elkaar om aan het eind in de sprint Damiano Caruso en Eddie Dunbar te kloppen. Twee dagen achter elkaar een eerbetoon aan Coppi, twee dagen achter elkaar kan hij zich ook omdraaien in z'n graf. Pinerolo zal altijd de plaats blijven waar Coppi een van zijn mooiste zeges boekte, maar we hebben in het recentere verleden nog enkele mooie dingen gezien in deze stad. Wat te denken van de 18e rit in de Giro van 2016. Weer een rit voor de vluchters, na het kasseiklimmetje in de straten van Pinerolo leken Moreno Moser en Gianluca Brambilla te gaan sprinten om de ritzege. Maar ze pokerden en dus kon Matteo Trentin, een ploeggenoot van Brambilla, in extremis terugkeren. Hij ging erop en erover en Moreno Moser had het nakijken. Voorts blijven ons altijd de iconische beelden uit 2007 bij. Blij dat ik glij. Petacchi won de sprint, al werd die zege later geschrapt, daarachter gleed iedereen weg.
In de Giro van 2019 kwam er dus een floprit aan in Pinerolo, daags nadien ging er ook nog een rit van start. Die rit zou bergop eindigen, we reden naar het Lago Serrù boven Ceresole Reale en daar beleefde Ilnur Zakarin zijn laatste succes als wielrenner. De Tataar, tegenwoordig Cyprioot, was vanuit de vlucht onhoudbaar. Die rit was verder het begin van het einde voor Primoz Roglic, die was vooral bezig met een wedstrijdje verplassen met Nibali en hij vergat dat er andere concurrenten waren. Richard Carapaz profiteerde en pakte flink wat tijd terug. Dat kunstje zou hij in de ritten daarna nog een aantal keer herhalen, waarna hij uiteindelijk de roze trui mocht ophalen in Verona. In de Giro van 2016 ging er na de aankomst in Pinerolo ook nog een rit van start in die stad, een dag later. Maar over die rit hebben we het nooit meer. HET Nederlandse trauma bij uitstek. Van Pinerolo naar Frankrijk, naar Risoul. Onderweg over de Agnello, weet u inmiddels genoeg? Tijdens de Giro van 2020 volgde dan weer het volgende Nederlandse trauma. Tijdens die editie reden we dwars door Pinerolo op weg naar Sestriere, de plek waar Wilco Kelderman de roze trui zou verspelen. Achtergelaten door de ploegleiderswagen, de beelden gingen door merg en been. En dat allemaal ten faveure van Jai Hindley, die het uiteindelijk ook niet af kon maken. Zo is er wielergeschiedenis genoeg geschreven in Pinerolo en omgeving. De Giro kwam hier nog veel vaker voorbij, bijvoorbeeld in 1964 en 1982, toen grote namen als Franco Bitossi en Giuseppe Saronni wonnen, maar zelfs de Tour is al ooit eerder in deze stad geweest. In 2011 reden we vanuit Gap over Montgenevre en Sestriere via de steile Pramartino naar Pinerolo. In die jaren leek Edvald Boasson Hagen nog een veelbelovende renner, hij bleek die dag de sterkste van een kopgroepje te zijn. Bauke Mollema zat ook in die kopgroep, maar hij moest zijn meerdere erkennen in de toen nog jonge Noor. Die etappe werd vooral memorabel dankzij de afdaling van de Pramartino. Tijdens de technische afdaling dwars door een donker bos zagen we meerdere renners rechtdoor het skoekeloen in vliegen. Ook Bauke Mollema vloog een keer rechtdoor, desondanks wist hij wel tweede te worden tijdens deze rit. Dit was natuurlijk ook de afdaling waarin de man in de gele trui, Thomas Voeckler, een bocht totaal verkeerd inschatte en met een sprongetje ineens bij een paar mensen op het terras terechtkwam. Iconische beelden. Geen Pramartino ditmaal, maar net als in 2011 komen Sestriere en Montgenevre wel weer voorbij. Na de aankomst in Pinerolo ging er de volgende dag ook een rit van start in de stad, via de Agnello en de Izoard reden we naar de Galibier. Dat had ik vandaag ook graag gezien, die rit was een stuk meer de moeite waard dan de rit die we nu voorgeschoteld kregen. Het leverde nog een schitterende koers op ook, Andy Schleck speelde die dag alles of niets. Hij ging heel vroeg in de aanval en hij wist zijn aanval op een schitterende manier af te ronden. Na een hele dag op kop te hebben gereden kwam hij boven op de Galibier met twee minuten voorsprong op zijn broer, Frank. Ik had vrij weinig met Andy, maar dit was een zege van de buitencategorie. Hij stond er daardoor ook goed voor om de Tour te winnen, maar de eindzege liep hij dankzij de tijdrit op de voorlaatste dag mis. Cadel Evans ging met de eindzege aan de haal, tja. We kunnen in ieder geval stellen dat we vaak genoeg in Pinerolo zijn geweest, wat toch een tikkeltje bijzonder is aangezien deze stad met 36.000 inwoners niet veel voorstelt. Zelfs het lokale pleintje, de Piazza Vittorio Veneto, stelt niet veel voor. Vooral een grote parkeerplaats, met langs die parkeerplaats een aantal gebouwen die net aan de moeite waard zijn. Fonteintje erbij, stadhuisje, nog wat oude gebouwtjes. Verderop staat de lokale duomo, best een aardig kerkje. Aardige façade, van de binnenkant ook wel weer aardig aangekleed. Verder valt het eigenlijk wel mee. De kerk van San Maurizio is nog wel aardig, maar dan ben je er eigenlijk wel.
![5352410433_1ffbb194e3_b.jpg]()
Van start gaan we uiteraard in het centrum van Pinerolo, daarna werken we een neutralisatie van een paar kilometer af waarna we buiten de stad meteen aan de eerste klim van de dag gaan beginnen. En wat voor klim. Geen lastige klim, wel een gigantisch lange klim. Volgens de organisatie is de klim 40 kilometer lang en begint ie pas over 10 kilometer, maar in principe loopt het direct vanuit het vertrek alvast omhoog. Eerst vals plat, maar bon. Zodra de rit officieel begint rijden we eigenlijk vooral een eeuwigheid rechtdoor. Al komen we ook redelijk wat rotondes tegen, maar verder is het gewoon breed en recht. We passeren na een viertal kilometer in Villar Perosa, de thuisbasis van de familie Agnelli. Bekend van FIAT en Juventus, geen fijn gezelschap. Het loopt in de eerste kilometers steeds een beetje vals plat omhoog, in de eerste 12,5 kilometer tot in Perosa Argentina komen we een kleine 200 meter hoger uit. Het mag nog niet echt een naam hebben, maar het is alvast geen volledig vlak begin. Het was leuker geweest als we over de Agnello waren gegaan, maarja. We zien langzaam wat meer bergen in de buurt verschijnen, maar de weg door de vallei wil niet echt bergachtig worden. Na nog wat rotondes en een paar bochten komen we uit in Perosa Argentina, hier rijden we dwars door het centrum om vervolgens buiten het dorp weer een tijdje verder door de vallei te fietsen. Je zou kunnen stellen dat we in totaal 55 kilometer klimmen aan 3%, maar dan nemen we ook de kilometers in de neutralisatie mee. Het officiële gedeelte is 50 kilometer lang, aan net iets meer dan 3% gemiddeld. Het begin is het makkelijkste deel, het gaat behoorlijk lang aan 1 à 2% omhoog. De organisatie laat de klim daarom lager beginnen, zo komen ze aan een klim van 40 kilometer aan 3,7% gemiddeld. Erg imponerende cijfers zijn het hoe dan ook niet. Wel lang, niet echt moeilijk. We blijven ook min of meer door de vallei fietsen, langs de Torrente Chisone. Een bijzonder brede weg omhoog, best veel dorpjes onderweg ook. Steeds mooier uitzicht over de bergen, de weg wordt langzaam wat bochtiger maar het blijft vrij recht. Een mens zou veel kunnen vertellen over een klim van 30 kilometer, tegelijkertijd kun je dat ook niet doen. Voorbij Perosa Argentina gaat het een paar kilometer omhoog aan 3%, dan een paar kilometer aan 4%. Ergens rond deze tijd fietsen we door Castel Del Bosco, waar na 19 kilometer al heel vroeg de tussensprint van de dag ligt. Een leuke uitdaging voor een type Pedersen om mee te sluipen met een kopgroep en hier goedkoop wat punten te scoren. Na de tussensprint volgt er zowaar een stuk aan 6% voor het heel snel weer afvlakt. Na dat vlakkere stuk gaat het weer even omhoog aan 4%, in de buurt van het fort van Fenestrelle gaat het zowaar een tijd aan 6% omhoog, hier komen we ook de steilste kilometer tegen. Schrik niet, dames en heren, het gaat heel kort omhoog aan 7%! Daarna is het eigenlijk weer een kilometer of tien zo goed als vlak, wat een klim. Na twee kilometer aan 4% volgt richting de top het steilste stuk van de klim, zes kilometer aan 6%. Je kan je toch amper voorstellen dat grote namen hier al in de problemen komen, maar wellicht zien we wel een leuke strijd ontstaan tussen de renners die graag in de kopgroep terecht willen komen. Al bij al is 50 kilometer in stijgende lijn hoe dan ook een uitdaging, zelfs met lage percentages, maar er zijn leukere manieren te vinden om van Italië naar Frankrijk te rijden. De laatste kilometer richting de top, we komen in de buurt van de top zelfs een paar haarspeldbochten tegen, is er eentje aan 4%.
![SestriereE.gif]()
![FOTO-FORTE-PER-SITO-1170x650.jpg]()
Na 50,4 kilometer bereiken we de top in Sestriere. De organisatie heeft er een beklimming van de tweede categorie van gemaakt. Kun je nagaan, een klim van 40 kilometer, en dan nog maar tweede categorie. Dan valt het allemaal wel mee, dus. Hebben we in het verleden ook kunnen zien, in de Giro van 2020 reed men hier namelijk over dezelfde weg omhoog. In mijn gedachten zie ik Rohan Dennis meteen weer kilometers op kop rijden voor Tao Geoghegan Hart. Ondanks het feit dat de klim niet heel veel voorstelt kregen ze het toch voor elkaar om heel wat renners in de problemen te brengen, Wilco Kelderman kon het tempo bijvoorbeeld niet aan. Die reed in het roze, maar hij was duidelijk minder dan zijn ploeggenoot Hindley, die ook nog in kansrijke positie rondreed, en dus besloot de ploeg om het plan Kelderman overboord te gooien en volledig voor het plan Hindley te gaan. De ploegleiding gaf hem voor de moeite nog even een bidon en daarna reden ze snel door, op weg naar Hindley. Dat was de 20e rit van de Giro van 2020, de voorlaatste dag. Van Alba, waar we gisteren doorheen zijn gereden, ging het naar Sestriere. Daar werkten we een merkwaardig parcours af. Eerst vanuit Pinerolo 50 kilometer omhoog en daarna twee rondjes Sestriere met iedere keer een andere zijde van de klim. Aan het eind van de dag won Geoghegan Hart in de sprint van Hindley. Die laatste nam de roze trui over van ploeggenoot Kelderman, maar in de afsluitende tijdrit in Milaan was Geoghegan Hart veel sneller dan Hindley en dus ging de Brit met de eindzege lopen. Kelderman werd nog derde in het klassement, maar hij verloor zijn Giro dus onderweg naar Sestriere. Als je een Rohan Dennis tot je beschikking hebt kun je hier blijkbaar oorlog maken. Al denk ik dat het momenteel wat moeilijk wordt om Rohan even in te vliegen. Enfin, Sestriere kennen we natuurlijk van meer etappes in grote rondes. Wat te denken van de Giro van 2015, toen Fabio Aru hier won. Tijdens die rit reden we over de onverharde stroken van de Finestre, om vervolgens in Sestriere te eindigen. De combinatie van die twee beklimmingen hebben we vaker gezien in de Giro, ook in 2011, toen Kiryienka won, en in 2005, toen the one and only koffieplanter met de zege aan de haal ging. José Rujano, wat een man. De combinatie van Finestre en Sestriere is al een aantal jaar niet meer gezien in de Giro, maar komt mogelijk wel snel voor in de Tour. Althans, de Tour de l'Avenir kent dit jaar een aankomst boven op de Colle delle Finestre. En waar de Tour de l'Avenir naartoe gaat, daar gaat de Tour vaak een jaar later heen. Finestre, dat lijkt me wel weer eens lachen, lang geleden inmiddels. In 2018 voor het laatst gezien, toen Chris Froome een Landis deed. Goed, Sestriere hebben we verder ook regelmatig in de Tour gezien, zo stak Claudio Chiappucci hier in 1992 z'n handen in de lucht. In 1996 zagen we dan weer een bizarre prestatie van de mutant Bjarne Riis en in 1999 greep Lance Armstrong in Sestriere voor het eerst de macht. Althans, na de tijdrit ging hij al aan de leiding, maar hier liet hij bergop eigenlijk voor het eerst de volledige concurrentie zijn hielen zien. Het begin van een enorm saai tijdperk. Je kunt overigens best wat aanmerken op het wintersportoord Sestriere, het ontstond namelijk toen de baas van het Fiat-concern, Giovanni Agnelli, in 1930 grond kocht op deze barre hoogten om daarop twee torengebouwen te bouwen die moesten dienen als vakantiebestemming voor de mederwerkers van de fabriek in Turijn. De boel werd gebouwd in de rationele architectuur die toen in het fascistische Italië domineerde. Het schijnt zelfs een idee van Benito Mussolini te zijn geweest om in de bergen dit wintersportoord te bouwen. Dubieus. Met 2035 meter hoogte (gemeten vanaf het gemeentehuis) is het de hoogstgelegen gemeente van Italië, zo'n feitje gooi je er dan maar snel in om de fascistische smaak weg te spoelen.
![Sestriere-summer.jpg]()
![Fausto-Coppi--Sestriere.jpg]()
In Sestriere komen we ook weer een van de vele monumenten ter ere van Fausto Coppi tegen. Die man won natuurlijk de epische rit tussen Cuneo en Pinerolo met onderweg een passage in Sestriere, maar in de Tour de France van 1952 won hij ook nog eens een aankomst bergop in Sestriere. Hij won dat jaar vijf ritten en het eindklassement, tegen de tijd dat hij aankwam in Sestriere droeg hij al lang de gele trui, maar als een echte kannibaal deed hij er nog een aantal ritzeges bij. De man was onvermijdelijk in die tijd. Ondermijdelijk is het ook dat er na een klim een afdaling volgt. Na de beklimming van tweede categorie rijden we dwars door Sestriere. We komen hier flink wat bochten tegen, beetje willekeurig tussen de appartementen door vliegen. Na een tijd bereiken we de hoofdweg die ons Sestriere gaat doen verlaten. Er volgt een afdaling van 11 kilometer richting Cesana Torinese. Niet de lastigste afdaling ooit, vooral omdat de weg ook hier weer enorm breed gaat zijn. Een afdaling die de deelnemers aan de Giro van 2020 herkennen, toen gingen we hier ook omlaag. Na drie vrij makkelijke kilometers in dalende lijn komen we een paar haarspeldbochtjes tegen, daarna ligt er een lastige bocht naar rechts te wachten op de renners in Champlas du Col. Het wegdek is tijdens de gehele afdaling vrij slecht, al kan dat inmiddels beter zijn, maar op deze bochten na is het verder een simpele afdaling. In de vier kilometer na Champlas komen we amper een bocht van enig belang tegen. Daarna wordt het wel weer wat bochtiger, met aan het eind in Cesana Torinese zelfs nog een paar haarspeldbochtjes. Ook dat mag weinig problemen opleveren, dankzij de brede weg. De koers zal hier denkelijk ook nog redelijk rustig zijn, we moeten over een tijd immers nog over de Galibier. Na 61 kilometer komen we uit in Cesana Torinese, we slaan hier in het centrum linksaf bij een rotonde en rijden vervolgens naar de voet van de volgende klim. In de Giro van 2013 ging er een rit van start in Cesana Torinese, we reden toen naar de... Col du Galibier! Giovanni Visconti won die rit, hij kon dat jaar plotseling goed klimmen. Tijdens de Olympische Winterspelen van 2006 werden er heel wat onderdelen georganiseerd in Cesana Torinese, onder meer het bobsleeën. Het sleeën is voor de renners even voorbij, we gaan weer omhoog.
![QBpVP56.jpeg]()
Na de bocht naar links in Cesana Torinese rijden de renners over een brug, even later komen ze nog een rotonde tegen en niet lang daarna begint de weg omhoog te lopen. Over een snelweg rijden we Frankrijk tegemoet, maar dan wel een snelweg die de komende 8,3 kilometer aan 5,9% zal stijgen. We gaan naar Montgenèvre, een plaats die net over de grens in Frankrijk ligt. Montgenèvre gaan we bereiken via een ontzettend brede weg, normaal gesproken houdt dat in dat de klim gelijkmatig is. Niet in dit geval, na een makkelijke kilometer aan 5% volgt er een kilometer aan 10%, het loopt via een aantal haarspeldbochten zeer steil omhoog, ook al zie je dat niet. Na deze steile kilometer vlakt het dan weer af, er volgt een makkelijke kilometer, het is zelfs even een halve kilometer zo goed als vlak. De renenrs rijden even kort door een tunneltje, daarna loopt de weg weer wat steiler omhoog. Een kilometer aan 7%, daarna anderhalve kilometer aan bijna 9%. We bereiken vervolgens de volgende tunnel en dat is een wat langere. De renners verdwijnen even uit beeld, terwijl het in de resterende kilometers naar de top eerder vals plat omhoog zal lopen. Buiten de tunnel komen de renners uit in het grensdorpje Claviere, de Olympische ringen die een rotonde in het dorp versieren geven weg dat men hier tijdens de Olympische Winterspelen van 2006 ook is geweest. Bij de rotonde gaat het rechtdoor, waarna we dwars door het centrum van Claviere rijden, om buiten het centrum de magische grens te bereiken. Na 3,5 dagen fietsen verlaten we Italië, we betreden eindelijk Frankrijk. De Tour de France is in France, voila. Even een passage langs een grenspost, een relikwie uit het verleden, en we rijden Frankrijk binnen. De laatste meters van de Montgenèvrepas zijn allesbehalve boeiend, zodra de chalets van het dorp in beeld komen mag je het niet eens meer vals plat noemen, we houden simpelweg plat over. Na 71,1 kilometer zijn we boven op deze klim van de tweede categorie, de Col de Montgenèvre. De Montgenèvrepas is een ruim 1850 meter hoge bergpas in de Cottische Alpen. De pasweg vormt de verbinding tussen het Italiaanse Cesana Torinese (Piëmont) en het Franse Briançon. Het is, samen met de nabijgelegen Col de l'Échelle, de laagste Alpenovergang in de Westelijke Alpen. We worden bedrogen, zo'n beetje de makkelijkste manier om naar Frankrijk te rijden komt voorbij. De Montgenèvrepas is een drukbreden weg, die ook gedurende de winter open wordt gehouden. Aan beide zijden van de grens verkeert de weg in goede staat en is deze goed uitgebouwd. Op de pashoogte ligt de Franse wintersportplaats Montgenèvre waarnaar de pas vernoemd is. In Montgenèvre staat een heuse obelisk op de top van de klim, deze is gebouwd in opdracht van Napoleon. Die gaf in 1804 de opdracht om een brede weg aan te leggen over de pas, en om te bewijzen dat hij die opdracht gaf moest er dan ook maar meteen een obelisk bij, ter markering van zijn unaniem belachelijk grote succesvolheid. In een verder verleden maakten verschillende legers gebruik van deze lage pasovergang om onder de sneeuwgrens op te rukken. Waarschijnlijk trok Hannibal Barkas in oktober 218 v.Chr. langs hier richting Italië, met enkele tienduizenden manschappen en 27 olifanten, boh! Zowel de Tour als de Giro zijn in het verleden ook regelmatig over deze pas getrokken, al moeten we daarvoor wel terug naar 2011. Dat was de rit die in Pinerolo eindigde en waar Boasson Hagen uiteindelijk zou winnen. Voor we via Sestriere naar de steile Pramartino reden werd eerst de Montgenèvrepas bedwongen en Sylvain Chavanel kwam bij die gelegenheid als eerste boven. Daarvoor kwam de pas voor in de Giro van 2000, toen er een tijdrit werd verreden tussen Briançon en Sestriere. Een tijdrit van 34 kilometer met daarin de beklimming van de Montgenèvre én Sestriere, koekoek. Dat durven ze tegenwoordig niet meer, ben ik bang. Jan Hruska won die tijdrit, voor de volledigheid. In de Tour van 1999 reden we onderweg naar Sestriere ook over deze klim en in 1996 kwam ie zelfs twee keer voorbij. Eerst vanuit Frankrijk richting Sestriere, en dan daags nadien weer terug de grens over richting Gap. Zo'n beetje de enige keer dat de Montgenèvrepas vanuit Italië werd bedwongen, doorgaans zien we deze klim van de Franse kant. Afwisseling, dat is dan wel weer goed. Al zweer ik nog steeds bij de combinatie Agnello-Izoard.
![col-de-montgenevre-cesana-torinese.png]()
![obelisque-napoleon-montgenevre.jpg?1603304133]()
Eén keer eindigde er een rit in Montgenèvre. Dat was in de Tour van 1976, ONZE Joop Zoetemelk ging met de zege aan de haal. Hij was Bernard Thevenet en Lucien Van Impe net te snel af. In een heel grijs verleden kregen zowel Gino Bartali als Fausto Coppi het voor elkaar om hier als eerste boven te komen in de Tour, de heren zijn onvermijdelijk. Na de top van de klim komen de renners een rotonde tegen, na deze rotonde beginnen ze aan een afdaling van 11 kilometer richting Briançon. De afdaling begint met een passage in het centrum van Montgenèvre, de weg loopt hier rechtdoor aan 5% omlaag. Zodra we het centrum achter ons laten komen we weer een rotonde tegen, hier gaat het naar rechts en dan komen we opnieuw op de brede doorgaande weg terecht. Deze weg zal zes kilometer aan 6 à 7% omlaag lopen, met onderweg een stuk of vijf haarspeldbochten en een aantal andere bochten. Omdat de weg breed is zal dit niet direct voor problemen zorgen, buitengewoon steil loopt het ook weer niet omlaag. Al zien sommige van die haarspeldbochten er wel vrij steil en krap uit, terwijl we ook een paar bochten tegenkomen waar je niet goed doorheen kunt kijken. Maar al bij al is dit geen lastige afdaling. Wel wat draaien en keren, maar voor je het weet rijden we aan het eind van de bochtige zone via een bruggetje over de rivier de Durance en daarna gaat het een kilometer of vier quasi rechtdoor vals plat omlaag verder richting Briançon. Een valsplatte snelweg, rechtdoor omlaag. Nee, ik denk niet dat we hier al veel toestanden gaan beleven. Ter hoogte van het gehucht La Vachette bereiken we het voorlopige einde van de afdaling. De weg loopt daarna een kleine kilometer lichtjes omhoog, hierna loopt het dan juist weer wat vals plat omlaag verder richting Briançon. In aanloop naar de doortocht in die stad zien we in de verte al het fort van Vauban liggen. Er is ook nog een tweede fort, Fort des Salettes, op een berg buiten de stad. Beide forten zijn op een gegeven moment samen in beeld, dat levert een wondermooi beeld op. Eenmaal in Briançon komen we een rotonde tegen en even verderop een terugdraaiende bocht naar links, nu dalen we nog even wat steviger af over een brede weg richting het centrum van de stad. Steil weggetje omlaag na die bocht, het daalt een kilometer aan 10%. Geen lastig stuk verder, want de weg is breed en er zit in die kilometer alleen een flauwe bocht naar rechts. Aan het eind van deze afdaling komen de renners twee rotondes tegen waar ze weinig hinder van ondervinden. Vervolgens slaan ze rechtsaf en dan gaan ze op weg naar de laatste klim van de dag. Maar niet voordat we het nog even over Briançon hebben gehad. In deze stad ging in de Tour van 2022 nog een rit van start, over de Galibier reden we toen naar de Alpe d'Huez, waar Tom Pidcock met de zege aan de haal zou gaan vanuit de vlucht. In 2017 ging er ook een rit van start in Briançon, toen gingen we naar de Izoard en daar won Warren Barguil. In het verdere verleden was Briançon een stad die bijna nooit werd overgeslagen, de Tour is hier liefst 35 keer geweest. In recentere tijden komt Briançon niet meer zo vaak voorbij. Voor de laatste aankomst in de stad moeten we zelfs terug naar 2007, toen won de Colombiaan Mauricio Soler hier. In 2007 reed Soler in dienst van Barloworld en tijdens zijn eerste Tour de France viel hij vanwege zijn pijlsnelle demarrages meteen op. Zo'n beetje iedere bergrit ging hij in de aanval en dat leverde hem een tiende plaats op in het klassement, de bolletjestrui en de ritoverwinning in Briançon. In een rit over de Télégraphe en de Galibier wist hij van iedereen weg te rijden en daarna kwam hij solo aan na een lange afdaling. In 2005 won Vinokourov in de stad, terwijl in 2000 een andere Colombiaan, Santiago Botero, aan het feest was. In een veel verder verleden kom je uit bij namen als Coppi, Bartali, Bobet, Gaul, Merckx en Bahamontes, een erelijst om duimen en vingers bij af te likken. Maar goed, dat allemaal terzijde, in Briançon draait het natuurlijk vooral om de vestingwerken van my man Vauban. In de tijd van de Romeinen was Briançon al een versterkte plaats, en in de eeuwen daarna is de functie eigenlijk nooit veranderd. Altijd was er een belangrijke militaire functie en werd de stad omringd door vestingwerken en forten om de toegangsweg tot Italië te bewaken. Naast de stadsverdedigingswerken liggen ook enkele forten op enkele honderden meters boven de stad. Veel van deze vestingwerken zijn in het eerste kwartaal van de 18e eeuw gebouwd. Bouwmeester van de verdedigingswerken van de bovenstad was, uiteraard, Vauban. De Tour is pas echt begonnen als we zijn kunstwerken mogen aanschouwen.
![FG3GcOS.png]()
![02_Citadelle-ALPES_PDV3863u5jyaz3hnB.jpg]()
In de Tour van 2022 reden we vanuit Briançon via de Lautaret over de Galibier om vervolgens af te dalen richting Valloire, alleen reden we toen nog een stuk verder door. Hoe dan ook, het restant van de rit van vandaag zit dus nog redelijk vers in het geheugen, twee jaar geleden reden we nog over deze wegen. Na de bocht naar rechts in Briançon rijden we een paar kilometer vooral rechtdoor vals plat omhoog richting Saint-Chaffrey, waar in 2022 de rit officieel begon na de neutralisatie. In Saint-Chaffrey ligt de voet van de Granon, de klim waar Tadej Pogacar een dag eerder kopje onder was gegaan. Geen gunstig terrein voor de Sloveen, wellicht komt er een trauma boven als hij over deze wegen rijdt. Vanuit Saint-Chaffrey is het 12 kilometer fietsen tot aan Monêtier-les-Bains, waar de volgende klim officieel begint. In deze 12 kilometer tot Monêtier-les-Bains komen de renners alvast 160 meter hoger uit, het gaat continu een beetje sluimerend omhoog. De weg moeten we kennen, want we passeren hier ontzettend vaak. Zo rijden we ook weer langs Serre Chevalier, waar Primoz Roglic in de Tour van 2017 voor het eerst een rit wist te winnen. De weg is breed en recht en wordt af en toe onderbroken door een verdwaalde rotonde. Bovenal gaat het rechtdoor in een decor dat wel altijd de moeite is. Als we Monêtier-les-Bains passeren begint de weg wat meer omhoog te lopen, we beginnen voorbij dit dorpje officieel aan de beklimming van de Col du Galibier. Langs deze kant gaat het 23 kilometer omhoog aan 5,1% gemiddeld, uiteraard is dit een klim van de buitencategorie. In eerste instantie klimmen we naar de top van de Lautaret, dit deel van de klim is niet heel lastig. De beklimming van de Lautaret is vooral heel erg gelijkmatig en nooit erg steil. Na een eerste kilometer aan 4% is het zelfs drie kilometer zo goed als vlak. Het gaat omhoog aan 2% gemiddeld, niet heel spannend. Ook na dit vlakkere stuk wordt het niet direct interessant, we klimmen twee kilometer aan 4% en daarna twee kilometer aan 5%. Wel rijden we door een mooie omgeving, het is iets. Vervolgens gaat het een kilometer aan 5,5% omhoog, maar daarna zakken we weer terug tot 4%. In de twee daaropvolgende kilometers gaat het aan 5% omhoog, waarna we al bijna op de top van de Lautaret zijn. Nog twee kilometer aan ongeveer 4% brengen ons naar de top van deze pas, waar we ook nog een complete toeristische nederzetting aantreffen. Ergens in deze omgeving slaan we rechtsaf, bereiken we een net iets minder brede weg en begint de Col du Galibier pas echt. Het is vanaf dit moment nog negen kilometer klimmen tot de top van deze klim van buitencategorie en in deze negen kilometer gaat het een stuk steiler omhoog. De weg wordt een stuk smaller en ook gelijk een stuk bochtiger. Bovendien gaat het meteen aan 7% omhoog, hier is het te doen. Al wordt het hierna iets makkelijker, met twee kilometer aan 6%. Vervolgens gaat het een kilometer aan 8% omhoog, voor we weer met een kilometer aan 6% te maken krijgen. De klim wordt daarna nog een klein stukje makkelijker met een kilometer aan 5,5% en zelfs een kilometer aan 5%, voor we langs het monument ter ere van Henri Desgrange passeren. Voorbij dit monument kunnen we rechtdoor een tunnel in, maar we gaan naar rechts en dan werken we ons in de laatste kilometer via een paar haarspeldbochten aan 9% omhoog richting de top van de Col du Galibier. Deze mythische beklimming van de buitencategorie zit er na 121 kilometer op. De vierde dag, en dan meteen al zo'n klim. Hier zou in de laatste negen kilometer van de klim toch iets moeten gebeuren, zou je denken. Over de Galibier valt een boel te vertellen, al val je dan wel redelijk snel in herhaling. In 2022 kwam Anthony Perez hier potjandorie als eerste boven, maar een rol zou hij verder niet spelen in het restant van de rit. De keer daarvoor dat we de Galibier van deze kant bedwongen dateert van 2019. Toen kwam Nairo Quintana als eerste boven, hij noteerde bij die gelegenheid zelfs de recordtijd. Nooit reed iemand harder de Galibier op vanuit Briançon, maar daar gaat Tadej Pogacar nu iets aan veranderen.
![7811a]()
![Summit-of-the-Col-du-Galibier-looking-south-French-Alps-102.jpg]()
Op de top van de Galibier vinden we de bonussprint en de Souvenir Henri Desgrange. Een dubbele motivatie om hier als eerste boven te willen komen. Je kunt je naam ook in een mooi rijte plaatsen. Anthony Perez is een beetje een vreemde eend in de bijt, bij de Galibier denken we toch eerder aan de editie van 2011, toen Andy Schleck na een lange tocht hier in z'n eentje bovenkwam om de rit te winnen. We denken ook aan 1998, toen Marco Pantani hier Jan Ullrich vernederde. Op de flanken van de Galibier kom je ter ere van Pantani een monument tegen, we hebben Italië inmiddels verlaten maar we eren de Italiaanse helden op deze manier nog steeds. Toen Nairo Quintana in 2019 als eerste bovenkwam op de Galibier eindigde de rit net als nu in Valloire. Hij hoefde alleen nog maar even af te dalen om de ritzege binnen te halen. Het restant van deze rit is exact hetzelfde als de finale van toen, tot op de meter. Mooi, kan ik m'n oude boekwerk simpelweg kopiëren. Op de top van de Galibier bevinden we ons redelijk ver boven de zeespiegel, op 2642 meter hoogte. In de komende 18 kilometer gaan we flink dalen richting Valloire, een plaats die een kleine 1200 meter lager ligt. De afdaling van de Col du Galibier is vooral in het begin behoorlijk lastig. Direct in de eerste kilometer van de afdaling gaan we over een wat smallere en bochtige weg naar beneden. Aan 10% naar beneden met een stuk of zes bochten, altijd gezellig. Aan het eind van deze kilometer slaan we rechtsaf en dan komen we op een iets bredere weg terecht, maar het blijft lastig. Het gaat nog een kilometer aan 9% naar beneden, met tal van lastige bochten. Een aantal haarspeldbochten en ook een paar wat scherpere korte bochten. De twee kilometer daarna is het wat makkelijker dalen, al gaat het nog steeds vrij steil naar beneden. We komen wel tijdelijk wat minder bochten tegen, dat scheelt een hoop. Na een tijd fietsen we langs het monument ter ere van Marco Pantani en daarna wordt de afdaling weer wat bochtiger. Het is op zich redelijk goed te doen, omdat de meeste bochten vrij overzichtelijk zijn. We rijden door een behoorlijk open gebied en dus zie je alle bochten al een tijd liggen voor je ze moet aansnijden. In 2022, toen we voor het laatst hier waren, zagen we na de beklimming van de Galibier een ontketende Tom Pidcock in de afdaling. Die beelden gingen de hele wereld over, hij daalde als een idoot af, haalde renners in de binnenbocht in, in de buitenbocht, het maakte hem allemaal niet uit. Hij liet zien dat je in de afdaling van de Galibier best wat verschil kunt maken, als je maar bereid bent om risico te nemen. De komende vier kilometer gaat het nog steeds behoorlijk steil naar beneden, maar op het ietwat korrelige asfalt na lijkt dit deel van de afdaling me goed te doen. Een aantal haarspeldbochten en een aantal kortere bochten, maar we komen weinig verrassingen tegen. Inmiddels bevinden we ons ongeveer halverwege de afdaling en in het tweede deel van de afdaling wordt het nog wat makkelijker. Het gaat minder steil verder en we komen ook minder moeilijke bochten tegen. De komende kilometers zou je bijna met je ogen dicht kunnen afwerken. Pas vier kilometer later komen we weer een paar lastige bochten tegen, maar daarna gaat het weer anderhalve kilometer zo goed als rechtdoor. We steken dan een bruggetje over en vervolgens gaat het opnieuw rechtdoor, een kilometer of drie tot aan de buitenrand van Valloire. We rijden tussendoor nog door Les Verneys waar wat flauwe bochtjes liggen, maar lastig is het niet. Op twee kilometer van de streep komen we wel nog een rotonde tegen, hier moeten we rechtdoor. Het gaat een meter of 500 steil naar beneden, waarna we scherp rechtsaf slaan. Meteen slaan we linksaf, waarna we over een wat smallere weg langs de rivier La Valloirrete rechtdoor de laatste kilometer infietsen. De renners fietsen rechtdoor tot op 800 meter van het eind, dan volgt er een lastige bocht naar rechts. Na deze bocht rijden we over een wat smallere brug Valloire binnen. We volgen nu de bochtige doorgaande weg, die aan een procent of drie omhoog loopt. Na een flauwe bocht naar links volgt er een flauwe bocht naar rechts, waarna we op 400 meter van het eind scherp linksaf slaan. Na deze bocht slaan we meteen weer rechtsaf, waarna het rechtdoor gaat tot op 200 meter van het eind. Nog steeds gaat het vals plat omhoog. Na de laatste bocht naar rechts gaat het in de laatste meters nog aan iets van vier procent omhoog, en dan zijn we na een kleine 140 kilometer klaar met fietsen. De eerste bergrit komt ten einde.
![2ac33]()
![PbXDc7S.png]()
Onderweg naar de Galibier zijn we met enige regelmaat in finishplaats Valloire geweest, maar het is pas de vierde keer dat de Tour er wat meer van maakt dan een vluggetje. In 1972 bleef het circus hier voor het eerst wat langer plakken. Vroeger, in de goede oude tijd, reden ze nog wel eens twee ritten op een dag. Etappe 14a van de Tour van 1972 voerde van Briançon naar de top van de Galibier. Eddy Merckx won, want Eddy Merckx won toen altijd. Hij versloeg ONZE Joop, het is niet waar. Een paar uur later ging rit 14b van start, in Valloire. Die rit zou eindigen in Aix-les-Bains en daar won Cyrille Guimard. Drie jaar later keerde de Tour terug, weer zou er een rit vertrekken vanuit Valloire. Nu gingen de renners naar Morzine-Avoriaz en daar bleek de Spanjaard Vicente Lopez Carril de beste te zijn. Dit kleine plaatsje met iets meer dan 1000 inwoners heeft daarna tot 2019 moeten wachten voor er eens een keer een rit zou aankomen. In de Tour van 2019 was Nairo Quintana niet echt op dreef, voorafgaand aan de rit die zou eindigen in Valloire stond hij op de 12e plaats, een kleine tien minuten achter Alaphilippe. Het signaal voor hem om dan maar eens in de vlucht plaats te nemen. We reden van Gap naar Valloire en kwamen onderweg onder meer de Col de Vars en de Izoard tegen. De laatste uitdaging van de dag was net als nu de Galibier. Hoewel Quintana in een sterke kopgroep terechtkwam met daarin onder meer Romain Bardet en Alexey Lutsenko, stond er die dag geen maat op hem. Zijn Tour was niet best, maar die dag had hij wel de beste benen. Hij noteerde een recordtijd op de Galibier, zoals eerder vermeld. In de afdaling kwam hij niet meer in de problemen, waarna hij met een ruime voorsprong van liefst anderhalve minuut de rit wist te winnen. Bardet werd nog tweede, maar ver achter de Colombiaan. Die kon overigens niet de mooiste foto inlijsten, tijdens de rit had hij geknoeid met een gelletje en dus zat er een rode vlak over de M van Movistar heen. Ach, Nairo kende later nog meer momenten waar hij niet trots op hoeft te zijn. Vijf jaar later zijn we terug in Valloire, een wintersportoord met 150 kilometer aan piste. Valloire is een typisch authentiek Frans bergdorp. Het ademt gastvrijheid en gezelligheid uit en biedt een keur aan kroegjes, winkeltjes en restaurants, aldus geheel objectieve bronnen. De bebouwing van het dorp kenmerkt zich door de afwezigheid van hoogbouw en veelal in chalet-stijl gebouwde huizen en appartementen. Centraal in het dorp staat de kerk en een klein plein wat ook gelijk dé plek is voor plaatselijke evenementen zoals de weekmarkt. Je zit nergens echt ver van de liften maar bij sommige accommodaties is toch eventjes lopen, of je moet de skibus pakken. Let hierop als je boekt. De Wikipediapagina is ook erg vermakelijk, daar wordt de keur aan kroegjes uitgebreid besproken. Valloire kent een aantal cafés en restaurants. Veel daarvan bevinden zich vanouds in het centrum, zoals de cafés Le Centre, L'Entrepot, Bar À Zing en als bekendste Le Mast'Rock waar met regelmaat kleinschalige concerten plaatsvinden. In deze omgeving bevindt zich ook de discotheek Le Slalom. Lijkt me een fantastisch etablissement, Le Slalom. We bevinden ons overigens in het Franse departement Savoie, regio Auvergne-Rhône-Alpes. Valloire is dus een skistation, dat onderdeel uitmaakt van het skigebied Galibier-Thabor. De plaats ligt in een zijdal van de Maurienne, maar aangezien dit zijdal uitmondt in een steil ravijn is de hoofdweg die het stadje met het Maurienne-dal verbindt, aangelegd via het nabijgelegen zijdal van Valmeinier. Hierdoor wordt de uit de Tour de France bekende Col du Télégraphe gevormd. Weten we ook weer hoe dat zit, genieten. De Télégraphe slaan we nu alleen een keer over, we houden het bij Valloire. Daar hebben ze naast al die kroegen en de hotels ook een kerk en een bowlingbaan. Om het geheel af te sluiten nog een belangrijke mededeling: Valloire is de uitvalsbasis van Jean-Baptiste Grange, de tweevoudig wereldkampioen alpineskiën.
![fa3caf0cbf927d666bd51c3be4bca8cc-scaled.jpg]()
In startplaats Pinerolo wordt het overdag 26 graden. Er is in de avond wat kans op regen, maar overdag blijft het mooi droog. Er staat weinig wind, maar het kleine briesje dat er staat zal wel mooi in de rug blazen. Dat helpt om die ellenlange klim richting Sestriere toch net iets sneller te laten verlopen. In Valloire wordt het warempel behoorlijk fris, slechts 17 graden. Geen kans op regen en waarschijnlijk tegenwind. Niet veel wind, maar genoeg om het te merken. Tegenwind op de Galibier en in de afdaling, ojee, dat is niet goed voor het spektakel. Op de top van de Galibier zal het slechts 9 graden zijn, met dus wind op kop. Oké, laat maar zitten deze rit. Of nee, laten we tegen beter weten in toch maar gaan kijken. Het is een korte rit, na drie lange ritten komen we nu weer uit bij de tegenwoordig gebruikelijke afstanden in de Tour. Omdat het zo'n korte rit is gaan we pas om 13:05 van start, na een voor de verandering korte neutralisatie begint de rit om 13:15 echt. De NOS is er meteen om 13:10 bij, wie graag bij de Belg kijkt moet weer even een keertje schakelen. Ze beginnen om 12:54 op Canvas, na het onvermijdelijke nieuws schakelen we rond 13:30 over naar één. Eurosport 1 is er uiteraard ook meteen bij, vanaf 12:45. De aankomst van deze bergrit wordt verwacht tussen 17:05 en 17:37.
![Valloire_-_%C3%89glise.JPG]()
Wel, wel, wel. De eerste echte bergrit van de Tour. We begonnen met twee heuvelritten, maar dit zou de eerste echte afspraak tussen de klassementsrenners moeten zijn. In Bologna zagen we Pogacar al eens demarreren en alleen Vingegaard kon toen volgen, dus we hebben al wat actie gezien tussen de mannen met gele ambities, maar een bergrit is toch anders dan een heuvelrit. Wel een beetje een matige bergrit, vind ik. De klim naar Sestriere is oneindig lang, maar niet zwaar. Ik kan me niet voorstellen dat er daar al een ploeg is die de koers hard wil maken. Het zal daar toch vooral een vrij gezapig tempo zijn, waarna we pas serieus gaan beginnen koersen als we in Frankrijk zijn. Ook van de Montgenevre zal men waarschijnlijk geen gebruik gaan maken, dus zal alles moeten gebeuren op de Galibier. Aanvallen op de Montgenevre kan wel, daar heel hard rijden kan ook, maar je moet dat stuk in de vallei rond Briançon zien te overbruggen en dat zal niet meevallen. Nee, ik verwacht pas actie op de Galibier. En dan uiteraard pas aan het eind van de Galibier, want op het eerste gedeelte, de Lautaret, ga je het verschil ook niet maken. Maarja, dan zie je het weerbericht en dan blijkt er tegenwind te staan op de Galibier. Dat lijkt me de kans te verkleinen dat we een mooie koers gaan zien. Er wordt gefluisterd dat ze bij UAE vooraf vooral hun zinnen hadden gezet op deze rit. Ze zouden zich de eerste dagen inhouden om vooral tijdens deze rit uit te pakken. Maar gaan ze dat nog steeds doen nu Vingegaard beter in orde lijkt te zijn dan verwacht? Gaan ze dat doen als er tegenwind is op de klim? Voor de koers hopen we van wel, maar ik weet het zo net nog niet. De kansen van de vluchters zijn met dit weerbericht niet kleiner geworden. Al is het dan wel weer in hun nadeel dat Carapaz de hele trui heeft veroverd, ik denk niet dat hij die trui meteen uit handen wil geven. Die zal alles doen om de trui te verdedigen en dan kun je niet zomaar een groep vluchters met sterke klimmers daarin een kwartier geven. En sterke klimmers gaan hier wel in de vlucht zitten, dat kan bijna niet anders als je begint met een klim van 50 kilometer. Dus uiteindelijk denk ik dat we toch naar de klassementsrenners moeten kijken. Die gaan elkaar wellicht niet lossen bergop, maar of ze het bergaf gaan doen durf ik ook weer niet te zeggen. Risico nemen, daar zijn ze niet zo van. Een Pidcock kan wellicht weer gek doen, al lijkt het me dat hij gladjes wordt gelost bergop. Vingegaard en Pogacar gaan hier hun leven niet wagen. Misschien krijgen we uiteindelijk wel een sprint te zien in Valloire, linksom of rechtsom gaan we natuurlijk naar een zege van Pogacar kijken.
1. Pogacar. UAE zou vandaag full retard willen gaan. Nou, ik ben benieuwd. Heel wat renners van die ploeg lijken niet op punt te staan, maar misschien doen ze een Vismaatje en strooien ze zand in onze oogjes. Met of zonder ploeg, als de vlucht niet teveel voorsprong krijgt lijkt Pogacar de absolute favoriet. Zelfs als hij Vingegaard bergop niet kan lossen is hij sneller aan de meet. Het zal normaal gesproken moeilijk zijn om hem te kloppen. Dat Visma hem gaat slopen zoals ze eerder deden onderweg naar de Granon lijkt tijdens deze rit niet voor de hand te liggen.
2. Vingegaard.
I'm just happy to be here. Beetje lachwekkend, als je zijn prestaties tot nu toe bekijkt. Maar goed, eerlijk is eerlijk, wij zijn ook wel blij dat Jonas er toch is, anders had Pogacar deze Tour wel heel erg makkelijk gewonnen.
3. Carapaz. Richard kan er vandaag ook zomaar eens grandioos doorheen gaan zakken, hij is een beetje onpeilbaar. Maar goed, als hij de benen van de San Luca nog heeft kan hij een dappere poging gaan wagen om zijn gele trui te verdedigen.
4. Evenepoel. Die kan ook zomaar lossen als een baksteen, maarja, wie eigenlijk niet? Een two horse race, de rest doet voor spek en bonen mee.
5. A. Yates. Als we de geruchten mogen geloven gaat het ware UAE nu opstaan. Nou, ik ben razend benieuwd. Voorlopg lijken ze vrij kwetsbaar, maar niets zo veranderlijk als de koers.
[ Bericht 0% gewijzigd door Rellende_Rotscholier op 02-07-2024 10:03:51 ]