Etappe 1: Firenze - Rimini, 206 kmBenvenuti! Welkom in dit topic, waar we de eerste rit van de Tour de France van 2024 gaan bespreken. De 111e Tour de France gaat weldra van start en het wordt zonder enige twijfel een bijzondere editie. Dat weten we op voorhand al, het begint al bij de start. Voor het eerst in de lange geschiedenis van de Tour gaat de ronde van start in Italië. Italië heeft natuurlijk zelf een grote ronde, daarom heeft het betrekkelijk weinig zin gehad om de Tour naar Giroland te halen, maar dit jaar doen ze dat voor het eerst wel. Dat schijnt het een en ander te maken te hebben met Ottavio Bottecchia, een Italiaanse wielrenner die in 1924 de eerste Italiaan werd die de Tour de France won. Hey, honderd jaar geleden. Een uitstekend excuus om de Tour naar Italië te halen, vindt men. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Botecchia scherpschutter in het Italiaanse leger. Tegen het eind van de oorlog werd hij gevangengenomen, maar hij slaagde erin om te ontsnappen. Na de oorlog zette hij het op een fietsen. Hij reed vier keer de Tour, in 1923 werd hij tweede, in 1924 en 1925 won hij en in 1926 haalde hij de finish niet. Vier deelnames, maar bijna altijd prijs. Voor het eerst gaat de ronde dus van start in Italië, terwijl de finish van deze Tour ook bijzonder is. Voor de derde keer in de hele geschiedenis eindigen we niet in Parijs, tevens sluiten we voor het eerst sinds 1989 af met een tijdrit. Alleen al deze ingrediënten maken dit een bijzondere Tour, dan laten we nog even buiten beschouwing dat Tadej Pogacar deze Tour met een kwartier voorsprong gaat winnen. Na de Giro is hij niet mee, nee, sterker nog, hij voelt zich beter dan ooit. Aangezien zijn enige serieuze tegenstander een paar maanden geleden nog half dood was mogen we verwachten dat hij de tegenstand omver gaat blazen. Weinig spanning vooraf, maar we gaan er toch maar eens goed voor zitten. Wie een uitgebreide vooruitblik op het hele parcours wil zien verwijs ik door naar
het volgende topic. Die vooruitblik op drie weken Tour ga ik niet nog eens herhalen, nee, we focussen hier vooral op de eerste rit. Een ongebruikelijke rit. De eerste rit van de Tour van vorig jaar, in het geweldige Baskenland, was al zwaar, maar dit jaar starten we helemaal met een pittige rit. We trekken dwars door de Apennijnen en komen liefst zeven gecategoriseerde beklimmingen tegen. Een stuk of 3800 hoogtemeters, wellicht de zwaarste Tourstart ooit. Dat moet wel spektakel gaan opleveren, toch? Of dat daadwerkelijk zo is gaan we nu even met elkaar doornemen. De start vindt in ieder geval alvast plaats in een spectaculaire stad.
![6f3d7]()
![436fa]()
De Tour de France van 2024 gaat weer eens van start in het buitenland. Na Kopenhagen en Bilbao bevinden we ons dit jaar in Florence, of Firenze. Net wat u wil. Firenze ligt in Italië, het is de hoofdstad van de regio Toscane en de metropolitane stad Florence. De stad telt circa 367.500 inwoners en ligt aan de rivier de Arno. Het is de bakermat van de renaissance en daarmee een van de bekendste cultuursteden van Europa. Florence was van 1865 tot 1871 de hoofdstad van het Koninkrijk Italië. Florence werd in het jaar 59 v.Chr. gesticht door Julius Caesar als nederzetting voor afgezwaaide Romeinse soldaten onder de naam 'Florentia' (Latijn voor 'bloei'). De stad werd opgezet als een militair Romeins kamp, wat nog altijd te zien is aan het rechthoekige stratenplan met de bij het huidige Piazza della Repubblica elkaar kruisende cardo en decumanus. Gelegen aan de Via Cassia, de hoofdroute tussen Rome en het noorden, en in de vruchtbare vallei van de Arno werd de nederzetting al snel een belangrijk commercieel centrum. Dat is alvast het begin van de geschiedenis van de stad, rechtstreeks gekopieerd van Wikipedia. Er is nog veel meer, door de eeuwen heen is er genoeg te doen geweest in Firenze. Zo heb je ooit nog de Florentijnse Republiek gehad, tussen 1115 en 1531. In de nadagen van de republiek bekleedde Niccolò Machiavelli belangrijke functies in de politiek maar moest met lede ogen aanzien hoe Florence en andere stadstaten hun macht lieten afbrokkelen. In ballingschap schreef hij zijn beroemdste werk, Il principe. Nou, pik je toch meteen weer mee. De stad werd vanaf 1434 geregeerd door het bankiersgeslacht Medici, van wie de meesten een grote belangstelling hadden voor schilderkunst, beeldhouwkunst, architectuur en literatuur. Sinds de 15e eeuw werd Florence, mede door de Medici, een belangrijk financieel centrum. Het belang van Florence als handelsstad blijkt onder meer uit het feit dat de plaatselijke munt, de fiorino d'oro of gouden florijn, zijn naam leende aan veel andere munten, zoals de Hongaarse forint en de Nederlandse gulden, die aanvankelijk ook gulden (= gouden) florijn heette. Leuk feitje voor de mensen die graag weer de gulden willen invoeren, gewoon gebaseerd op een Italiaanse munt! Florence is in zijn geschiedenis diverse malen getroffen door extreme overstromingen van de rivier de Arno. Zal in de toekomst ook nog wel vaker gebeuren. Florence is de meest uitgesproken renaissancestad van Italië. Nergens anders in Italië bevinden zich zoveel gebouwen en kunstwerken uit deze periode. Beroemde renaissancekunstenaars als Sandro Botticelli, Leonardo da Vinci en Michelangelo Buonarroti brachten een deel van hun leven door in de stad en deel van hun werken zijn in de stad te bezichtigen. De bouw van de Duomo, een van de hoogtepunten van de stad, werd begonnen door Arnolfo di Cambio in 1296, voortgezet door Giotto di Bondone, waarna Filippo Brunelleschi de koepel plaatste. Het Palazzo Vecchio werd eveneens ontworpen door di Cambio en voornamelijk gebouwd tussen 1298 en 1314. Het paleis werd bewoond door de familie de Medici totdat Cosimo I zijn zetel naar het Palazzo Pitti verplaatste. En zo valt er over alle andere bouwwerken in de stad wel iets te vertellen. Allemaal oud, allemaal mooi. Om zomaar wat hoogtepunten te noemen: De Ponte Vecchio, een brug die is gebouwd in 1345, en de Corridoio Vasariano, die ontworpen is in 1565, trekken veel toeristen. De brug is kenmerkend door bovengenoemde corridor en de vele winkels op de brug. Het bulkt van de palazzo's, zoals de Palazzo Vecchi en Pitti, maar ook Palazzo Giugni en Palazzo Medici-Riccardi. Kerken, overal kerken. De Santa Maria del Fiore is de belangrijkste, deze noemen ze ook wel de Duomo. Maar je hebt ook nog de Basilica San Lorenzo, Santa Maria Novella, Santa Croce en ga zo maar door. Ook niet onbelangrijk: er zijn tal van musea. Zo heb je het Uffizi (net als het Palazzo Vecchio gelegen aan het Piazza della Signoria), een van de beroemdste kunstmusea van de wereld met zeer veel werken van Italiaanse renaissanceschilders. Misschien nog belangrijker: Galleria
dell'Accademia, met een aantal beroemde beeldhouwwerken waaronder Michelangelo's 'David'. In het Palazzo Pitti kom je de kunstverzameling van de familie Medici tegen, zal ook wel aardig zijn. Er is ook nog een Galileomuseum en zo kun je blijven doorgaan. Firenze beschikt daarnaast over enkele kicken pleintjes, zoals het Piazza della Signoria dat al is vernoemd, maar zo heb je ook nog het Piazzale Michelangelo, boven op een heuvel met mooi uitzicht. Firenze is tevens een stad die te linken valt aan de koers. Renners als Francesco Casagrande en Franco Ballerini (RIP) werden hier geboren, terwijl kampioenen als Gino Bartali en Gastone Nencini uit de directe omgeving van de stad komen. Er zijn nog veel meer bekende Toscaanse renners te noemen, je zou bijvoorbeeld Alberto Bettiol kunnen vermelden. De kersverse Italiaans kampioen veroverde die trui hier, in Firenze. Of nouja, net buiten Firenze, in Sesto Fiorentino. In de stad die ook bekend is vanwege de lokale voetbalclub, Fiorentina. Werd in 2013 het WK wielrennen verreden. Mathieu van der Poel won toen bij de junioren, door op een muurtje net ten noorden van de stad de gehele concurrentie uit het wiel te kletsen. Bij de profs wist Rui Costa te profiteren van onderling gekonkel tussen Joaquim Rodriguez en Alejandro Valverde, ik moet iedere keer weer lachen als ik aan dat WK denk. De laatste aankomst in de Giro dateert van hetzelfde jaar, toen wist Maxim Belkov vanuit de vlucht een compleet verregende rit te winnen. Carlos Betancur ging vanuit het peloton in de tegenaanval en dacht als eerste over de streep te komen, hij kwam uitgebreid juichend over de streep. Jarlinson Pantano reed een paar meter achter hem en wist wel beter, hij was Betancur ronduit aan het uitlachen. Later zou het lachen Pantano wel vergaan. Na de Giro van 2013 keerde de Ronde van Italië in 2017 terug naar de stad, maar dan voor een start van een etappe. Van Firenze reden we naar Bagno di Romagna, we gaan nu ongeveer dezelfde kant op. In de Giro van 2009 won Mark Cavendish hier een sprintje, hij is nu aanwezig in de Tour, nog steeds op jacht naar het record van Merckx. Om het verhaal over Firenze leuk af te sluiten: tientonner Dario Pieri werd hier ook ooit geboren. Wat een stad.
![j6f6kbxxg4g9l76711sjztolycve_1584535360_fi.jpg]()
![9f90fb7b4063eeb30115ed68edbbfa17.jpg]()
De renners gaan officieus van start bij de lokale hippodroom, het Ippodromo delle Cascine. Een paardenrenbaan die ook wordt gebruikt als concertlocatie, en nu dus voor een Tourstart. Tijdens de neutralisatie gaan de renners een rondje door de hele stad fietsen. Het wordt een lange neutralisatie, eentje waarbij we zo'n beetje alle hoogtepunten van Firenze van dichtbij mogen bewonderen. Fietsen we in het centrum langs de Duomo? Maar natuurlijk. Je kunt je beter afvragen waar we niet langs gaan fietsen. Het hele centrum, gevuld met typisch Italiaans plaveisel, wordt bezocht. We fietsen langs het Piazza della Signoria en daarna wordt het helemaal leuk, want dan mogen de renners over de Ponte Vecchio fietsen. Dat wordt kicken joh. Citymarketing tot de max. Via de Ponte Vecchio steken we de Arno over en aan de andere kant van de rivier gaan we klimmen naar de heuvel boven de stad die al een rol speelde tijdens de abominabel slechte ploegenpresentatie. Een ploegenpresentatie is altijd ruk, maar nu was het echt afgrijselijk. Die muzikanten, serieus? Maar goed, de renners rijden geneutraliseerd over de Viale Galileo, naar het Piazzale Michelangelo en het museum van Galileo. Ze rijden ook nog langs het Palazzo Pitti, passeren langs de Porta Romana, noem een hoogtepunt van de stad en we komen er langs. Abbazia di San Miniato al Monte, ja hoor, ook daar rijden we voorzichtig voorbij. We dalen vervolgens de heuvel af en gaan op weg naar Bagno a Ripoli, waar na een eeuwigdurend stukje sightseeing de Tour dan eindelijk echt helemaal volledig officieel gaat beginnen. Eerst genieten van de plaatjes, daarna genieten van de koers.
![florence_bezienswaardigheden.jpg]()
![basilica-san-miniato-al-monte-florence-italy-2.jpg]()
Na de neutralisatie gaat de koers net buiten Firenze van start in het dorpje Bagno a Ripoli, en dat niet zonder reden. Bagno a Ripoli is ook een gemeente en onder deze gemeente valt een ander dorpje, Ponte a Ema. En wie komt er uit Ponte a Ema? Een van de grootste Italiaanse renners ooit, Gino Bartali. Waar mogelijk brengt de organisatie een eerbetoon aan helden uit het verleden, een eresaluut aan Bartali kunnen we bij dezen ook weer afstrepen. In Ponte a Ema bevindt zich ook een wielerclub, waar naast Bartali ook Daniel Oss zijn opleiding schijnt te hebben genoten, en er is een heus wielermuseum dat de naam van Bartali draagt. Al rijden we daar verder helemaal niet langs, we rijden door het dorp Bagno a Ripoli, een stukje ten noorden van Ponte a Ema, en zodra Prudhomme met de vlag zwaait trekken we nog wat verder naar het noorden. De eerste tien kilometer van deze Tour volgen de renners de loop van de rivier Arno, ze rijden dwars door het Toscaanse landschap over een brede en goede weg. We passeren in de eerste kilometers een aantal dorpjes, maar daar zijn opmerkelijk weinig verkeersremmende maatregelen genomen. Op een paar brede bochten en wat minimaal hoogteverschil na komen de coureurs voorlopig geen enkel obstakel van belang tegen, het is op dat gebied een rustig begin van de ronde. Rustig zal het evenwel niet zijn, ik kan me zomaar voorstellen dat heel wat renners zin hebben om tijdens deze rit in de vlucht van de dag te belanden. Gezien het terrein voorlopig zo goed als vlak is en de wegen breed zal dat nog niet zo evident zijn, de strijd zou een tijd kunnen gaan duren. Na een kilometer of negen rijden de renners over de Arno, aan de andere kant van de rivier komen ze een dubbele rotonde tegen, het eerste hekele punt van de dag, en daarna rijden ze dwars door Pontassieve. Dit plaatsje ligt aan de samenvloeiing van de rivier Arno en Sieve, in het centrumpje van het dorp rijden we over de Sieve, slaan we linksaf en daarna volgen we een tijd deze richting richting het noorden. Pontassieve is een plaats die grotendeels verwoest is tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar we vinden er nog wel een mooie middeleeuwse brug. De woonplaats van voormalig premier Matteo Renzi, tevens de plaats waar we het woord fiasco aan te danken hebben. Kom er maar in, Wiki: Een fiasco is een mandfles voor wijn. Deze fles - ommanteld met stro - werd in de late middeleeuwen ontwikkeld als bescherming tegen breuken. Zij was vooral in de tweede helft van de 20e eeuw bekend van het wat eenvoudigere type wijn Chianti. Vanwege de hoge kostprijs wordt dit type fles sindsdien niet zo vaak meer gebruikt. Internationaal heeft het Italiaanse woord "fiasco" de betekenis van flop, mislukking of sof. De oorsprong van het woord gaat terug naar de 18e eeuw, toen in Florence een clown zijn publiek vermaakte met een wisselende collectie alledaagse voorwerpen. Toen hij op een avond een wijnfles als attribuut gebruikte, mislukte zijn optreden en smeet hij de fles uit woede kapot. De flessen fiasco schijnen voor het eerst geproduceerd te zijn hier, in Pontassieve. Zo leer je nog eens wat. En ja, we bevinden ons hier in de wijnregio Chianti.
![19818411920_56be298fe6_h.jpg]()
Voorbij Pontassieve komt men acht kilometer later uit in Rufina, in die acht kilometer komen de renners amper iets van belang tegen. Ze zien af en toe de Sieve en ze zien wat groene Toscaanse heuvels, terwijl ze continu over een brede weg rijden die zo goed als vlak is. Amper verkeersobstakels, ze rijden een keer of het spoor en dat vormt de grootste uitdaging. Na een kleine 18 kilometer koers bereiken we Rufina, het centrum en de naamgever van het Chianti Rufina-wijngebied. Chianti Rufina is een rode wijn die sinds de jaren 90 enige bekendheid heeft verkregen omdat de wijn een hogere kwaliteit zou hebben dan een doorsnee Chianti. De passage in Rufina is ook weer simpel, waarna we buiten het dorp een tijdje langs het spoor gaan rijden, de Toscaanse heuvels tegemoet. Ze liggen in de verte op ons te wachten, we gaan langzamerhand merken dat de weg wat vals plat omhoog begint te lopen, op weg naar de eerste echte klim van de dag. Net buiten Rufina komt het peloton een rotonde tegen, maar verder zal het de komende tien kilometer tot in Dicomano weer heel simpel zijn. Zo goed als rechtdoor over een brede weg, sluipenderwijs omhoog. Onderweg komt men enkele schattig ogende dorpjes tegen, maar goed, Toscane is natuurlijk niet voor niets een populaire toeristische bestemming. Verder komen we niets tegen, pas in Dicomano zelf moet er weer even opgelet worden. Twee bochten naar rechts in het centrum van dit dorpje, waar je in het lokale archeologische museum wat Etruskische resten kunt aantreffen. Na een korte passage in het vrij fraaie centrum van Dicomano fietsen we ook nog even langs een kicken kerkje, behoorlijk tempelachtig, daarna laten we de Sieve achter ons en rijden we dan toch echt definitief het heuvelachtige binnenland in. We rijden meteen een bos in, daar wordt de brede weg een klein tikje bochtiger, terwijl er af en toe wat merkbaar hoogteverschil is. Van Dicomano is het elf kilometer fietsen tot het dorpje San Godenzo, en tegen de tijd dat we San Godenzo bereiken zijn we al officieel begonnen aan de eerste klim van de Tour. Grofweg anderhalve kilometer voor de doortocht in het pittoreske heuveldorpje San Godenzo begint het peloton aan de Col de Valico Tre Faggi, zoals de klim door de organisatie wordt genoemd. Simpelweg Valico Tre Faggi volstaat ook, maar de altijd koloniale Fransen voegen overal graag hun eigen sausje aan toe. In welk land we ook zijn, je heuvels worden côtes en je bergen worden cols. Enfin, in San Godenzo komen we ook meteen de eerste haarspeldbochten van deze Tour tegen, terwijl we inmiddels bezig zijn met de lange klim naar de top van Valico Tre Faggi. We zijn amper 40 kilometer onderweg en er mag meteen 12,5 kilometer aan 5,1% geklommen worden, dat is best intens. Extra veel reden om tijdens deze rit in de kopgroep te willen zitten, dit is meteen een klim van de tweede categorie en dus vallen er hier behoorlijk wat bergpunten te rapen. In totaal gaat het vanuit Dicomano overigens 21 kilometer aan 4% omhoog, maar dan reken je al het vals plat in de eerste kilometers wel mee. Andere sites laten de klim dan pas weer beginnen in San Godenzo zelf, dan kom je eerder aan een klim van tien kilometer aan 6%. Hoe dan ook, als eerste klim telt dit wel. Meteen de langste klim van de dag, een stevige opwarmer voor al dat nog komen gaat deze rit. Buiten San Godenzo vinden we in ieder geval het lastigste deel van de
col, de brede weg door een bijzonder groene omgeving heen loopt anderhalve kilometer aan 8% omhoog, terwijl de renners ook nog een stuk van anderhalve kilometer aan 7% tegenkomen. Door de bosrijke omgeving slingeren we vrolijk verder omhoog, na het steile stuk volgt er een afslag naar rechts, waarna er een vlakkere kilometer volgt en daarna gaat het eigenlijk continu verder aan 5% omhoog. Daar komt pas aan het eind van de klim verandering in, in de laatste meters loopt het iets steiler omhoog, aan 6%. Richting de top wordt het wat meer open, er wordt de renners een mooi uitzicht aangeboden over de omgeving, de Valico Tre Faggi mag er zijn. Al valt de top zelf een beetje tegen, een top die we na 49,7 kilometer bereiken. Grofweg 50 kilometer gehad, een vierde van de rit.
![TreFaggiW.gif]()
![valico-tre-faggi-san-godenzo.png]()
![145951563-f48efd36-c3c3-4420-be64-f2ee912f5cf3.jpeg]()
We volgen blijkbaar niet zomaar deze route, alle dorpjes die we in de eerste 50 kilometer hebben gepasseerd zijn ook plaatsen die ooit zijn aangedaan door Dante Alighieri. De schrijver van de Goddelijke Komedie werd na een politieke strijd gedwongen zijn geboortestad Firenze te verlaten. Zijn ballingschap zorgde ervoor dat hij in Ravenna eindigde, en daar kwam hij uit door van dorpje naar dorpje te lopen, waarbij hij onder meer Pontassieve en San Godenzo passeerde. Bijna alles hier draagt zijn naam, van pleintjes, tot voetpaden, tot festivals, tot bruggen en zelfs tot watervallen. Alleen de klim draagt zijn naam niet, terwijl deze berg zijn naam goed had kunnen gebruiken. De Valico Tre Faggi is blijkbaar een schier onbekende klim, zelfs voor de locals. Verkeer is hier nooit te vinden, het zal nu voor het eerst druk zijn op deze berg. We bevinden ons in de eindeloze Apennijnen en daar zijn blijkbaar nog bergen te vinden die ons tot nu toe altijd zijn ontgaan. Na de eerste klim van de dag is het uiteraard tijd om aan de eerste afdaling te beginnen, een lange afdaling. In totaal loopt de weg bijna 25 kilometer omlaag, maar vooral de eerste tien kilometer zal er sprake zijn van een echte afdaling. Direct na de top van de klim komen de renners kort achter elkaar meerdere scherpe bochten tegen. Best een pittig begin van de afdaling, we nemen hier waarschijnlijk meteen weer afscheid van Carapaz en Mas. Die kwamen vorig jaar meteen tijdens de eerste rit ten val in een afdaling, hier zie je ook zomaar iemand uit de bocht vliegen. Na het listige begin wordt de afdaling iets makkelijker, al blijft de weg voorlopig bochtig. We slingeren ons een weg naar beneden, wat best een tijd duurt aangezien we maar dalen aan een procent of vier. Niet steil, wel bochtig. Het asfalt was hier een aantal jaar geleden echt slechter dan dramatisch, maar de Tour komt langs en dus zal hier een vers laagje liggen te blinken. Tijdens de afdaling verlaten we Toscane en rijden we Emilia-Romagna binnen, dat geven we voor de administratie toch maar even mee. Ik moet zeggen, voor een eerste afdaling in de Tour vind ik deze toch best gewaagd. Met een vol en fris peloton hier meteen naar beneden, kan zomaar verkeerd aflopen. De eerste tien kilometer van deze afdaling komen ze enorm veel bochten tegen, en een aantal van die bochten zijn best lastig in te schatten. Ik zou toch maar niet teveel risico nemen, Nice is nog ver. Na tien lastige kilometers komen de renners in een dalletje terecht, ze bereiken de loop van een klein riviertje en dat watertje gaan ze de komende kilometers volgen. Een kilometer of 15 vals plat omlaag, door een fraai decor. Rotswanden aan de linkerkant, heuvels aan de rechterkant. Aan de rechterkant van de weg, in de diepte, ligt dat riviertje. Een populaire toeristische bestemming, want het riviertje is voorzien van enkele watervallen. De Cascate Urlante, bijvoorbeeld. Ziet er prima uit. Cascata della Sega, ook niet verkeerd. De Rabbi, zo heet het riviertje. De weg langs de Rabbi voert naar Premilcuore, een plaats die we na 64 kilometer bereiken. In de omgeving van Premilcuore is de brede weg nog steeds voorzien van de nodige bochten, maar het gaat nu op een haast onmerkbare manier omlaag. Makkelijker fietsen hier, de rust kan wederkeren. Best een aardig dorpje, Premilcuore, maar het fuckt toch wel met je gevoel. Is het mei? Is dit de Giro? Wat is er aan de hand? Je krijgt er spontaan behoefte van in een frisse duik.
![italie-grotta-urlante-di-premilcuore-gps-cooerdinaten-43-9]()
De afgelopen kilometers reden de renners door een smalle vallei, je zou er welhaast een claustrofobisch gevoel van krijgen. Voorbij Premilcuore wordt het terrein wat meer open, geen rotswanden en bergen meer, maar een blik in de verte. De route wordt ook een stuk makkelijker, de komende tien kilometer loopt de brede en hopelijk opgelapte weg vooral vals plat omlaag. Zo nu en dan een bocht, maar niets om je over op te winden. Dacht ik, althans. Enkele dagen voor het begin van de Tour heeft het enorm hard geregend in deze regio, met tot gevolg dat de weg tussen Premilcuore en Strada San Zeno, het volgende plaatjse op de route, een tijd afgesloten is geweest. Een aardverschuiving, een modderstroom, een overstroming, de weg tussen Premilcuore en San Zeno ziet er een paar dagen voor de Tour niet goed uit. Ze gaan hier met man en macht moeten werken om de weg weer begaanbaar te maken voor de passage van de Tour. Als dat op tijd lukt kunnen we onze weg normaal vervolgen en gaan we door met het eindeloze stuk vals plat omlaag dat zal eindigen in het gehucht Strada San Zeno, hier slaan ze rechtsaf en na die bocht loopt de weg gelijk omhoog. We beginnen aan de tweede klim van de dag, een klim die de Fransen hebben omgedoopt tot Côte des Forche. Walgelijk, zeg. Laten we dan toch maar de Italiaanse naam hanteren, Monte delle Forche klinkt al een stuk beter. Passo delle Forche, ook goed, alles beter dan godbetert Côte des Forche. Dat lijkt sowieso veel teveel op Côte des Forges, alsof we ineens Luik-Bastenaken-Luik en weer terug aan het afwerken zijn. De Tour in Italië is al verwarrend genoeg, deze Waalse afleiding kunnen we niet gebruiken. De naam terzijde is het een klim die toch wel de moeite waard is, het gaat 2,5 kilometer aan 6% omhoog, met onderweg een paar stroken aan 8%. Optisch ziet het er zelfs wat lastiger uit, maar als ik climbfinder mag geloven bedriegen mijn ogen mij. De weg omhoog voert door een bos, op de weg zelf zien we een boel namen gekalkt en dat schijnt te maken te hebben met een typisch Italiaanse proletenhobby: een wedstrijdje met je autootje over een berg sjezen. De Slalom Galeata-Monte delle Forche, onderdeel van de Coppa Romagna Slalom, jawel! Ditmaal scheuren er geen gepimpte auto's omhoog, maar gepimpte carbonnen rossen. De renners bereiken na 77,8 kilometer de top van de Monte delle Forche, derde categorie, en daarna volgt er een korte afdaling richting Galeata. In het begin van de afdaling komen ze meteen een stevige haarspeldbocht tegen, even later volgen er nog een paar. Deze kant van de Forche is eigenlijk veel lastiger, het gaat bijna drie kilometer aan 7% omlaag. Veel haarspeldbochten, maar verder is deze afdaling te doen. Het wegdek is alvast in orde, dat moet ook wel als je hier zo'n slalomwedstrijdje wil organiseren. Het is nu aan de renners om te slalommen, we noteren een haarspeldbocht of zeven voor we na 80,5 kilometer beneden zijn in het dorpje Galeata. Eenmaal in het centrum van Galeata pakken we pas echt het Giro-gevoel mee, de renners mogen een aantal meter over Italiaanse steentjes rijden. Dat duurt maar heel kort en het stelt niets voor, maar toch, nu is de Giro écht begonnen. Een paar bochten later, inmiddels weer op het asfalt, verlaten we Galeata en gaan we op weg naar de tussensprint van de dag.
![monte-delle-forche-strada-san-zeno.png]()
![fiat-500-slalom-forche-2.jpg]()
![fantella-frana-sp3-24-giugno-2024-2.jpg]()
Op de onderste foto zien we de weg voorbij Premilcuore, op dinsdag voor de Tour. Ook in Galeata, het plaatsje waar we ons inmiddels bevinden, schijnt de wateroverlast enorm te zijn. In de lokale krant, ForlìToday, lezen we dat 'sommige wegen tijdelijk veranderd in kleine stroompjes', amai. IJs en weder dienende vervolgen we onze weg van Galeata naar Santa Sofia, zes kilometer verderop. In Santa Sofia volgt na 86,6 kilometer de eerste tussensprint van deze Tour. De brede weg tussen Galeata en Santa Sofia is zo goed als vlak, op een rotonde en een aantal flauwe bochten na komen de renners in dit stuk weinig tegen. Na de tussensprint in Santa Sofia botsen ze evenwel op een nieuwe rotonde, met wat, nouja, kunst in het midden. Santa Sofia is een kunstenaarsdorp, blijkbaar. Dat is te merken aan de aanwezigheid van een lokale kunstgalerie, maar je merkt het vooral als je na een stevige bocht naar links in het centrum over een brug rijdt. Een brug over een klein stroompje, de Bidente, dat na het noodweer van de afgelopen week ongetwijfeld een grote stroom zal zijn geworden. Op de oevers van dit riviertje is een heus beeldenpark te vinden, dat nu ongetwijfeld verzwolgen zal zijn door het water. Gelukkig hebben we de foto's nog!
![santa-sofia-ert.jpg]()
In Santa Sofia wist kersvers Brits kampioen Ethan Hayter ooit Georg Zimmermann te kloppen in een sprintje in de Baby Giro. Tevens is er ooit een paus geboren in dit dorp, jawadde. Ooit behoorde dit gebied bij Toscane, maar sedert enige tijd maakt het onderdeel uit van Emilia Romagna, omdat grenzen nog wel eens verlegd willen worden. Als we over de artistieke brug zijn gereden rijden we in het centrum van het dorp rechtdoor en zodra we Santa Sofia achter ons laten begint de weg meteen omhoog te lopen. De derde beklimming van de dag staat op het punt van beginnen, een klim van 10,5 kilometer. Het gaat gemiddeld aan 4,6% omhoog naar de top van de Côte de Carnaio, oh god, daar gaan we weer. Deze beklimming van de derde categorie gaan we voorts Passo del Carnaio noemen, schei eens uit met je verfransing. De Passo del Carnaio is een beklimming in drie delen, buiten Santa Sofia duiken we een bos in en hier loopt de weg via een aantal haarspeldbochten een kleine drie kilometer vrij stevig omhoog. We komen een paar stroken aan 8 à 9% tegen, je kunt aannemen dat we tegen deze tijd al afscheid gaan nemen van wat renners in het peloton. Na de steile aanvangsfase loopt de weg een kilometer of twee gelijkmatiger aan 5% omhoog, waarna we een restaurant passeren waar een finishstreep voor de deur ligt. Deze streep kondigt vooral aan dat er een tussenfase volgt, een kilometer of twee is de weg wat vlakker. Een paar strookjes vals plat omhoog, een paar strookjes vals plat omhoog en dan gewoon wat plat. De renners laten het bos achter zit en rijden langs velden vol akkerbouw, waarna het tweede deel van de klim begint. Het gaat 2,5 kilometer omhoog richting Ospedaletto, een gehucht dat een paar huizen rijk is. Op een strook aan 7% na stelt dit deel van de klim niets voor, het venijn zit in het begin van de Carnaio. Voorbij de kleine verzameling huisjes van Ospedaletto loopt de weg een paar hectometer omlaag, waarna het derde en laatste deel van de klim begint. Richting de top van de Passo del Carnaio gaat het anderhalve kilometer omhoog aan 7%, een stevig slotstuk. Na 98 kilometer, pakweg halfweg de rit, bereikt het peloton de top van deze klim. Op de top vinden we een restaurant, Ristore Gamberini. Hier kun je dineren met een fraai uitzicht over de omgeving. De Passo del Carnaio is overigens geen onbekende klim voor de koers, in de Giro van 2021 reden de renners ook nog over deze klim, al was er wel een belangrijk verschil. Vanuit Santa Sofia zijn er twee manieren om omhoog te rijden naar de top van de Carnaio, we kiezen nu voor een andere kant dan tijdens de Giro van 2021. We bereiken dezelfde top, maar verder is er geen enkele overeenkomst tussen de twee beklimmingen. Met deze kennis schieten we dus eigenlijk niets op, jammer. Was wel een leuke rit toen overigens, in 2021. Die rit eindigde in Bagno di Romagna, waar Andrea Vendrame zou winnen. Maar mensen hebben die rit vooral onthouden omdat Sjors Bennett en Gianluca Brambilla het met elkaar aan de stok kregen. Dat we nu over de Carnaio rijden is overigens een aanpassing ten opzichte van het parcours zoals het oorspronkelijk werd aangekondigd, we hadden vanuit Santa Sofia eigenlijk naar Spinello moeten rijden, maar om duistere redenen heeft men de route verlegd. Ik kom een krantenartikel tegen die spreekt over deze aanpassing, maar niet over het waarom. Matig, maar je komt in zulke artikels wel altijd andere informatie tegen die toch ook een vrij absurde blik werpt op zo'n passage in een grote ronde, met excuses voor de matige vertaling: "Aan de Romagna-kant legt Daniele Valbonesi, in de dubbele rol van burgemeester van Santa Sofia en provincieraadslid met verantwoordelijkheid voor de wegen in het Forlì-gebied, uit: “We hebben de eerste tranche asfalt langs de Sp3 del Rabbi voltooid vanaf de grens van Toscane tot het kruispunt met Fiumicello, de volgende interventies op de resterende 5 km worden in mei verwacht, samen met de route van Monte delle Forche richting Galeata en de Sp4 del Bidente. Er is al 350.000 euro uitgegeven, maar het zal het miljoen bereiken, en dat valt niet allemaal onder de verantwoordelijkheid van de provincie. Het meest uitdagende deel van de route ligt in Pianetto, waar de aardverschuiving plaatsvond tijdens de overstroming. Het uitvoerende project – vervolgt Valbonesi – wordt goedgekeurd en zal 2 miljoen euro kosten." Ben je al mooi drie miljoen verder voor een dagje Tour. Maar hey, de locals kunnen de komende jaren wel weer over een puntgaaf wegdek crossen. Afgaande op de foto's vond hier overigens vorig jaar inderdaad een aardverschuiving plaats, een deel van de Carnaio verdween in de afgrond. Maar goed, dat is inmiddels allemaal gerepareerd dus.
![passo-del-carnaio-gamberini-santa-sofia-ospedaletto.png]()
![5039420068_248039a485_b.jpg]()
In 2021 reden we in de Giro dus via een andere route omhoog over de Carnaio, maar in de Giro van 2017 reden we wel op deze manier vanuit Santa Sofia omhoog. Bij beide gelegenheden eindigde de rit in Bagno di Romagna, een stad die we nu niet gaan bereiken. Toch kan ik onmogelijk onvermeld laten dat de rit in 2017 in Bagno di Romagno werd gewonnen door Omar Fraile, jawel! De overeenkomst tussen de Giroritten uit 2017 en 2021 en de Tourrit van 2024 is dat we na de Carnaio gaan afdalen richting San Piero in Bagno. Alhoewel, we gaan nog niet meteen dalen. Voorbij de top van de Carnaio is het nog even vlak, er is zelfs sprake van een kleine uitloper vals plat omhoog, maar daarna gaan we vijf kilometer omlaag tot we San Piero in Bagno bereiken. Best een lastige afdaling, de bochten gaan elkaar in hoog tempo opvolgen en ze zijn bijna allemaal zeer scherp. Er zitten een paar haarspeldbochten tussen, eentje daarvan is echt bijzonder steil. In het verleden was de weg hier niet per se heel fantastisch, maar zoals we hebben kunnen lezen is er in deze regio met miljoenen gesmeten en dus is dat euvel verholpen. De weg omlaag is breed, daar lijken ze tijdens deze rit ook wel op uitgekozen te zijn. Ondanks die brede weg is het alsnog een lastig afdalinkje, waar we waarschijnlijk weinig spektakel gaan zien aangezien de finish nog ver weg is. In het verleden viel hier meer beleven, zo schijnt er tijdens de Tweede Wereldoorlog het een en ander aan narigheid plaats te hebben gevonden op de flanken van de Carnaio. Als vergelding voor de dood van een drietal Duitse soldaten werden 30 willekeurige mannen uit hun huizen in San Piero in Bagno gesleurd en doodgeschoten op de berg. Er loopt een wandelroute over de berg, waar meerdere gedenktekens zijn uitgebracht. De renners fietsen onder meer langs een kapelletje ter nagedachtenis aan de slachtoffers van dit zinloze geweld. De kans is aanwezig dat UAE vroeg of laat ook een pistool op het hoofd van de concurrentie zet, vluchten heeft geen zin. Na talloze haarspeldbochten bereiken we na 103,5 kilometer de buitenrand van San Piero in Bagno, waar we in de Giri van de voorgaande jaren rechtdoor reden op weg naar Bagno di Romagna. Nu slaan we bij het binnenrijden van het dorp meteen scherp linksaf, deze bocht vormt de laatste haarspeldbocht van de afdaling. Nadien gaan we dik 25 kilometer door een vallei rijden op weg naar de volgende klim. De weg in de vallei loopt grotendeels omlaag, al is het buiten San Piero in Bagno eerst eventjes zo goed als vlak. Even verderop duiken we dan weer een bos in waar de weg flink bochtig is en waar het ook nog even een aantal kilometer merkbaar omlaag gaat. De weg is wel heel erg breed en de bochten niet zo lastig, dus dit deel van de rit zou niet veel voor moeten stellen. Al is de kans altijd aanwezig dat ze dan juist wel op hun bek gaan, maar goed. We fietsen dwars door een vallei, langs de snelweg. Enkele keren rijden we onder de snelweg door, terwijl de weg een kilometer of tien flink bochtig blijft. Na tien kilometer draaien en keren, zonder echt lastige bochten, wordt de weg een stuk rechter en ook vlakker. Van merkbaar dalen loopt het voortaan vals plat omlaag verder. De passage langs Bar Pineta Sosta del Ciclista kondigt het vals platte deel aan. Een barretje speciaal voor wielrenners, leuk! Ik stel voor dat Pogacar hier een kopje koffie tot zich neemt, dan rijdt de rest vrolijk verder. Het barretje bevindt zich op het grondgebied van het gehucht Quarto, van dit gehucht rijden we de komende 15 kilometer via Sarsina naar Mercato Saraceno. Je kunt iedere kilometer minutieus bestuderen, maar laten we voor het gemak zeggen dat dit een vrij eenvoudig deel van de rit is. We rijden door de vallei van de rivier Savio, shout-out naar Gianni, de weg is hier breed, af en toe nog steeds even bochtig en het loopt dus vooral vals plat omlaag. Na 121 kilometer rijdt het peloton door Sarsina, de geboorteplaats van Titus Maccius Plautus. Dit was een Latijns blijspeldichter, wat dat dan ook moge zijn. Hij stond blijkbaar bekend om zijn krachtige, humoristische en levendige, origineel Latijnse stijl. Voorbij Sarsina loopt de weg redelijk rechtdoor acht kilometer verder vals plat omlaag naar Mercato Saraceno, waar we dan weer de naam Mussolini kunnen laten vallen. Nee, niet Benito, zijn broer Arnaldo. Ook een ontzettende fascist. Zijn vrouw kwam uit Mercato Saraceno en dat is de reden dat Arnaldo Mussolini hier ligt begraven. Hij overleed in 1931 aan een hartaanval, in sommige gevallen straft God dus wel.
![mercato-centro-14.jpg.webp]()
De afgelopen kilometers zijn vrij makkelijk geweest. De renners rijden over een brede weg door een bijzonder groene omgeving, op een verdwaalde rotonde en enkele halfbakken bochtjes na komen ze niets van belang tegen. Goed, vlak voor ze Mercato Saraceno bereiken fietsen ze ook nog even door Monte Castello, waar zowaar enkele vluchtheuvels te vinden zijn. Alsnog, dit is een beetje een inkakmomentje. Maar daar komt snel verandering in zodra we na 129 kilometer door Mercato Saraceno rijden. Hier ligt namelijk de voet van de volgende klim van de dag, de Côte de Barbotto, gruwel. Bij het betreden van Mercato Saraceno slaan de renners rechtsaf een weggetje in, rijden ze door het gezellige centrum van het dorp om vervolgens nog eens rechtsaf te slaan. Nu rijden ze via een brug over de Savio, waarna aan de andere kant van het water de klim meteen gaat beginnen. Een sfeerbeeld van de passage in Mercato Saraceno valt hierboven te bewonderen. De brug waar de renners overheen fietsen draagt de naam Ponte del Barbotto, zodat ze meteen weten welke kant ze opgaan. Mooie omgeving rond de brug, net zoals de klim ook mooi gaat zijn. De Colle del Barbotto, ook wel Monte Spelano, is bijna zes kilometer lang, gemiddeld gaat het aan 7,6% omhoog. Deze klim maakt onderdeel uit van de Nove Colli, een gran fondo met start en finish in Cesenatico, aan de kust. Tijdens de Giro van 2020 werkten we het parcours van deze Nove Colli bijna volledig af, het zou een verregende rit worden die vanuit de vlucht werd gewonnen door Jhonatan Narvaez. Hij bleek de sterkste en ook gelukkigste vluchter te zijn, het fenomeen Mark Padun, wie kent hem nog, was ook vooraan aanwezig, maar reed lek en toen was Narvaez gevlogen. Enfin, tijdens die rit reden ze dus ook vanuit Mercato Saraceno omhoog naar Barbotto, mensen met een spectaculair geheugen kunnen hebben onthouden dat deze klim ontzettend de moeite waard is. Direct buiten Mercato Saraceno komen we in het bos de eerste haarspeldbochten tegen, en die zijn meteen heel steil. Een kilometer aan 9% in het begin, om de klim even goed af te trappen. Is dit een rit voor iemand als Mathieu van der Poel? Vergeet het maar. Hoewel de weg nog steeds breed is treffen we hier wel de eerste weg aan die geen snelweg valt te noemen. De net iets smallere weg loopt na het steile begin twee kilometer omhoog aan 7%, terwijl we het bos hebben verlaten en inmiddels door terrein rijden dat wordt gedomineerd door agrarische activiteiten. Het steilste stuk van de klim volgt vlak voor we het dorpje Barbotto bereiken, de renners komen opnieuw enkele haarspeldbochten tegen en hier slingert de weg zich een een kilometer aan 12% omhoog, jawel! Zelfs een stukje tot 17%, hier kun je als je zin hebt alvast wat oorlog maken in het peloton. In het dorpje Barbotto verlaten we de route van de Giro van 2020. Toen waren we hier al boven en sloegen we linksaf, nu slaan we juist rechtsaf en gaat het nog wat verder omhoog naar de top van de Monte Spelano, na de bangelijk steile kilometer aan 12% loopt de klim anderhalve kilometer verder aan 5% omhoog tot we na 135,6 kilometer de top van deze lastige klim van tweede categorie bereiken. Flink wat bergpunten te verdienen voor de vluchters, flink wat pijnlijke grimassen voor de sprinters.
![monte-spelano-barbotto-mercato-saraceno.png]()
![nove-colli-5-1024x694-1.jpg]()
![bar.jpg]()
Goed, de Barbotto maakt dus onderdeel uit van de Nove Colli en de klim zat in het parcours van de Giro van 2020, maar in de Giro van 2010 zat ie ook al eens. Toen ook al onderweg naar Cesenatico, de startplaats van de volgende rit. Toen de Giro Donne in 2022 passeerde in deze regio reden ze ook over de Barbotto, bij die gelegenheid reden Annemiek van Vleuten en Mavi Garcia liefst vijf minuten weg van de tegenstand. De Barbotto hoort erbij als je in deze regio bent, al zijn we nu dus wel getuige van een variatie. We breien er een stuk van anderhalve kilometer aan vast en na die uitloper begint er niet eens een afdaling. Nee, na de officiële top loopt de weg eerst nog een halve kilometer vals plat verder omhoog, vervolgens loopt dezelfde weg anderhalve kilometer licht omlaag. Een echte afdaling mag je dat niet noemen, het gaat heel lichtjes naar beneden, zonder dat we bochten van belang tegenkomen. Nadat de renners door een gehuchtje fietsen begint de weg zelfs weer opnieuw omhoog te lopen, een ongecategoriseerd hupje. Richting het dorpje Perticara. Toch nog twee kilometer aan 5%, een verstopt klimmetje dat deze rit nog net dat tikje zwaarder maakt. Mooie omgeving, overigens. Hier kan de helikopter mooi van de zijkant een beeld in elkaar draaien zoals je het in de Strade Bianche ook wel ziet, of op het WK van 2020 in Imola. Perticara zelf ziet er ook spectaculair uit, met dank aan een flinke rotspartij die boven het dorp uittorent. Van oudsher is het een mijnwerkersdorpje, blijkbaar was hier ooit sprake van een zwavelmijn waar meer dan 1600 mensen werkten. De mijn is al lang dicht, maar er is nog wel een museum, uiteraard. In het dorp is de weg bochtig, terwijl we het hoogste punt hebben bereikt, de weg loopt hier vooral naar beneden. Niet ver buiten Perticara mogen de renners linksaf slaan, waarna dan eindelijk de echte afdaling gaat beginnen. Na de bocht naar links gaat het zeven kilometer naar beneden richting Novafeltria, een plaats die ze in de diepte zien liggen. De eerste twee kilometer van deze afdaling zien er op papier spectaculair uit, de renners moeten zich namelijk in die twee kilometer door liefst zeven haarspeldbochten zien te wurmen. Kan lastig zijn, maar dat is in dit geval niet zo. De weg is hier enorm breed, het asfalt onberispelijk, de bochten gelijkmatig en het dalingspercentage verre van indrukwekkend. De weg lijkt hier Keldermanproof ontworpen te zijn, geen gevaar voor het peloton. Na die eerste twee kilometer wordt de weg steeds rechter, her en der komen ze nog een bocht tegen maar de boel is perfect aangelegd. Pas in Novafeltria zelf komen de renners weer een écht lastige bocht tegen, in het centrum van het dorp waar met Angiolino Piscaglia een vijfvoudig deelnemer aan de Giro werd geboren gaat het scherp naar links. Als deze bocht is genomen zit de afdaling er zo'n beetje op, in de kilometers hierna loopt de weg nog een tijdje wat verder vals plat omlaag. De renners komen in de vallei van de Marecchia terecht, een rivier die ze een tijd gaan volgen. Al komt het water voorlopig niet in beeld, eerst rijden we nog even door Novafeltria, waar opgelet mag worden voor enkele vluchtheuvels, vervolgens fietsen we door een dorpje gevuld met industrie, Campiano. Buiten Campiano komen we dan wat meer in het bos terecht, waar de brede weg lichtjes omlaag blijft lopen. Af en toe een keer een flauwe bocht erbij, maar de renners kunnen hier even tot rust komen. Niet lang, voor ze het weten bereiken ze Secchiano en hier gaat de volgende uitdaging van de dag beginnen.
![Perticara-veduta.jpg]()
In Secchiano slaat het peloton rechtsaf. Dat wordt een lastige bocht, met hoge snelheid denderen ze het dorp binnen en de bocht staat verdekt opgesteld. Of, beter gezegd, er staat een huis voor de bocht. Je hebt geen flauw idee dat je rechtsaf moet slaan, met de auto zou je er geheid aan voorbij rijden. Toch moeten we echt naar rechts, dat valt ook te zien aan de bordjes. San Leo staat aangegeven, en laat de volgende klim van de dag volgens de Fransen nou net Côte de San Leo heten. Na de bocht naar rechts rijden de renners over de Marecchia, terwijl ze in de verte enkele kicken heuvels zien liggen. Een van die heuvels gaan ze aan de andere kant van de rivier meteen bedwingen. Als ze op de brug over de rivier recht vooruitkijken zien ze een stevige bult, met boven op die bult een kasteel. Dat is het Forte di San Leo en daar gaan we zonder omweg naartoe. San Leo ligt dus boven op een heuvel, en niet zomaar een heuvel. Aan de andere kant van de Marecchia loopt de weg bijna direct omhoog en de komende 4,6 kilometer zal de weg gemiddeld aan 7,7% omhoog blijven lopen. We fietsen nu in het trainingsgebied van Marco Pantani, de man die dit jaar tot in den treure wordt geëerd. Zijn vaste trainingsklim was de Monte Carpegna, enkele kilometers verderop en niet opgenomen in het parcours, maar ook de vorige klim, die van Barbotto, en deze San Leo, scheen hij regelmatig op te nemen in zijn trainingen. Met Il Pirata in gedachten pakken we de guidon van onder en gaan we staan, geen overbodige luxe aangezien het na een kleine aanloop direct aan 9% omhoog zal gaan. Het peloton rijdt door het gehucht Piega, buiten het gehucht zien ze dat het terrein hier nog steeds behoorlijk open is, waardoor ze in de verte steeds San Leo zien liggen, boven op de heuvel. Na een halve kilometer aan 7% gaat het voorts een volle kilometer aan 8% omhoog, na een makkelijkere halve kilometer aan 5% volgt er dan nog eens een kilometer aan 8%. Af en toe komt men een haarspeldbocht tegen, de behoorlijk brede weg slingert zodoende flink omhoog. In de laatste kilometer voor de top wordt het iets makkelijker, het gaat aan 6% omhoog. De benen zullen spontaan geen pijn meer doen zodra San Leo echt in beeld komt. Niet meer van ver, maar van dichtbij. Het blijkt dat San Leo boven op een rots is gebouwd, het laatste deel van de klim kijken de renners vooral tegen een imponerende rotswand aan, met helemaal boven op de rots het kasteel. Na 157,3 kilometer bereiken we de top van de klim naar San Leo, tweede categorie, hier zijn weer punten te rapen. Iets minder dan 50 kilometer van het eind, dit is wel het punt dat het spel op de wagen moet zijn. Zelfs als er hier nog niet stevig wordt gekoerst kan de passage in San Leo zomaar het hoogtepunt van de dag vormen. San Leo is namelijk een schitterend dorpje, volgens Umberto Eco, de man die ons leerde hoe je een fascist herkent, is San Leo ‘la più bella città d’Italia’, de mooiste stad van Italië. Ook de tijdens deze rit onvermijdelijke Dante Alighieri schreef over dit dorpje in zijn Goddelijke Komedie. San Leo zou in het jaar 301 gesticht zijn door Leo, een metgezel van de heilige Marinus, die in hetzelfde jaar het naburige San Marino stichtte, waar we zometeen naartoe gaan. San Leo was een tijd net als San Marino een zelfstandige stadstaat, maar waar San Marino dat nog steeds is ging San Leo op Italië. Het hoogtepunt van San Leo wordt letterlijk en figuurlijk gevormd door het Forte di San Leo, ook wel Rocca de San Leo, volgens Machiavelli het mooiste militaire bouwwerk dat de mensheid in Italië had weten te creëren. La Rocca di San Leo is bijna zeshonderd meter hoog en torent hoog boven de omgeving uit, daar mooi boven op de rots. In de 18e eeuw werd het fort een gevangenis, waar onder meer Alessandro Cagliostro gevangen zat. Nog nooit van de beste man gehoord, maar zijn pagina op Wikipedia laat een interessant levensverhaal zien, al volstaat wellicht de conclusie dat hij door velen werd gezien als een charlatan. Momenteel is het fort een museum, waar je onder meer een folterkelder kunt begluren. Toch draait het in San Leo niet alleen om het fort, een stuk onder de formidabele rots kom je in het centrumpje het Piazza Dante Alighieri tegen, waar meerdere palazzo's te bewonderen zijn. Tevens staat het hier vol met kerken en is er zelfs een heuse kathedraal, met in de crypte de tombe van de heilige Leo. Kortom, reden genoeg om San Leo te beschouwen als een acceptabel dorpje.
![SanLeoE.gif]()
![Fortezza-di-San-Leo-Ph.-Carlo-Grifone.jpg]()
![borgo-san-leo.jpg]()
Omdat het fort zo perfect opgaat in de rots wordt het ook wel het ontoegankelijkste fort van Italië genoemd, desondanks viel San Leo toch, dus in de praktijk zal het zijn meegevallen. Het is een plek die we vaker in koers hebben gezien, dit jaar nog zelfs. In de eerste rit van de Internationale Wielerweek van Coppi en Bartali reed men halverwege over deze klim, de ritzege zou uiteindelijk in Riccione naar niemand minder dan Koentje Bouwman gaan. Wij zijn nu op weg naar Rimini en die kustplaats komt toch langzamerhand in beeld. We laten San Leo achter ons en beginnen meteen aan een afdaling, het gaat vijf kilometer omlaag richting de voet van de volgende klim, die zonder een vlakke meter tussendoor zich zal aandienen. Deze afdaling van vijf kilometer is enorm simpel. Onderweg komen de renners weliswaar zes haarspeldbochten tegen, maar de weg is breed en de bochten zijn zo mogelijk nog breder. Het ziet er allemaal weer keurig uit, je zou denken dat het hier weinig zin heeft om de concurrenten onder druk te zetten, al zal er richting de voet van de volgende klim ongetwijfeld weer flink tempo worden gemaakt. Het asfalt zag er vorig jaar niet zo heel geweldig uit, maar ook hier zullen ze wel weer met ettelijke tonnen gesmeten hebben om de boel op te kalefateren. De lastigste bocht van deze afdaling volgt pas helemaal aan het eind, beneden in het gehucht Agenzia Stazione volgt er een stevige terugdraaiende bocht naar rechts. Na deze pittige bocht rijden de renners weer eens over een riviertje, als ze de brug over deze rivier verlaten loopt de weg gelijk omhoog, en steil ook. Er gaat 4,2 kilometer aan 6,6% geklommen worden naar de top van de Côte de Montemaggio, een klimmetje van de derde categorie. We beginnen met een kilometer aan 9%, en dat kun je zien ook. Een paar heerlijk steile haarspeldbochten, we mogen verwachten dat het peloton tegen deze tijd niet al te groot meer is. Door een heerlijk groene omgeving rijden we over een iets smaller weggetje verder omhoog, maar zo steil als in de eerste kilometer wordt het niet meer. Met 7% is de tweede kilometer ook nog wel de moeite waard, de resterende twee kilometer zijn dan weer minder interessant. Al is het uitzicht wel de moeite, op een gegeven moment is er zowel links als rechts een blik in de diepte te werpen. Terwijl we van 6% naar 5% naar zelfs een paar meter aan 4% uitbollen komen we na 167 kilometer uit in het schattige dorpje Montemaggio. In dit dorpje vinden we de top van de voorlaatste klim van deze rit, we wurmen ons even door een wegversmalling heen en vrij snel daarna volgt er een scherpe bocht naar links, de volgende afdaling van de dag begint na de top direct. Het is anderhalve kilometer fietsen tot de grens. De grens met Frankrijk? Nee, de grens met San Marino. De eerste dag, en meteen het tweede land dat we gaan bereiken. Zonder lastige bochten bereiken we vals plat dalend Chiesanuova, een dorpje dat de grens tussen Italië en San Marino markeert. We rijden San Marino binnen en zien boven onze hoofden de volgende tekst verschijnen: Welkom in het oude land van de vrijheid. Staat genoteerd.
![tour-de-france-2024-stage-1-climb-n6-8830c54396.jpg]()
![666046d4cdc4f516306495.jpg]()
Voorbij dit bord dalen we op een makkelijke manier verder af in San Marino, waar de wegen goed en breed zijn. Je krijgt al snel het gevoel in Andorra te vertoeven, alle wegen zijn enorm breed en perfect onderhouden, in zo'n microstaatje is het wegennet altijd wel makkelijk bij te houden. In Chiesanuova volgt er nog een keer een bocht naar rechts, waarna de weg een halve kilometer lichtjes omhoog zal lopen. Vervolgens begint een lastiger deel van de afdaling, het gaat een kleine drie kilometer wat steviger omlaag terwijl we de nodige haarspeldbochten tegenkomen. Nog steeds niet echt heel erg lastig, want de weg is zoals gezegd perfect. Veel draaien en keren, maar problemen zijn hier niet te verwachten. Beneden rijden de renners over een brug, naast die brug ligt een oude brug, de Ponte Vecchio. Kicken bruggetje, de nieuwe brug is helaas wat minder mooi. Enfin, een brug na een afdaling, dan weet je vaak hoe laat het is. Jawel, we gaan beginnen aan de laatste klim van de rit. We hebben tijdens deze rit liefst zes gecategoriseerde beklimmingen afgewerkt, dit wordt de zevende en laatste. Onderweg heeft het peloton best wat lastige klimmetjes gezien, maar de laatste beklimming stelt relatief weinig voor. We verzamelen tijdens deze rit heel wat hoogtemeters, en dat is eigenlijk het enige wat we over deze klim kunnen zeggen: er komen nog wat hoogtemeters bij. We zijn in het land San Marino en we gaan nu daadwerkelijk koers zetten naar de stad San Marino. Om daar te komen moeten we een klim van 7,1 kilometer aan 4,8% bedwingen. De weg omhoog naar San Marino is breed en ontzettend gelijkmatig. Het is een snelweg omhoog, continu wordt er aan 5% geklommen. Af en toe komen we een brede haarspeldbocht tegen, terwijl we via dorpjes als Fiorentino en Crociale naar San Marino rijden. Dit is niet de klim om het verschil te maken, iedereen die aan de voet van de klim nog in het peloton zit heeft een grote kans om er op de top ook nog bij te zijn. Als je koers wil maken zul je het op de eerdere beklimmingen moeten doen, hier is het te laat. In de eerste kilometer van de klim rijden we nog door de natuur, de rest van de klim rijden we continu door de bebouwde kom, dat geeft dan ook wel weer een apart beeld. Qua percentages valt er niets te beleven, de lastigste kilometer is er eentje aan 5,7%. Nee, hier kruip je mooi mee in de slipstream omhoog. We zijn hier vooral voor de mooie plaatjes, daarvan zijn er in San Marino genoeg te maken. Na 179,7 kilometer bereiken we in het centrum van de stad de top van deze klim van derde categorie. We scheren langs de imponerende stadsmuur af in de wetenschap dat er nog dik 26 kilometer gefietst zal moeten worden tot de finish in Rimini. De finish is nog relatief ver, zeker als je bedenkt dat dit geen klim is waar je de tegenstand op minuten kunt rijden.
![tour-de-france-2024-stage-1-climb-n7-f2338b3ba3.jpg]()
![San-Marino-Europe-1129x752.jpg.optimal.jpg]()
San Marino is een kleine staat met 33.000 inwoners. Gesticht door de heilige Marinus van Rimini. Die ging samen met z'n boy Leo op pad om hier allemaal plaatsen op te richten doen ze door keizer Diocletianus werden weggejaagd uit Rimini. In 301 werd San Marino opgericht, San Marino is daardoor de oudste nog bestaande constitutionele republiek van de wereld. Dit kleine staatje, dat uiteraard volledig omringd is door Italië, beschikt ook nog eens over de oudste nog van kracht zijnde grondwet ter wereld. Vastgelegd in 1600, toe maar. San Marino heeft de kleinste bevolkingsomvang van alle leden van de Raad van Europa, het is een minimaal ministaatje. De nationale economie van San Marino steunt vooral op financiën, industrie, diensten en toerisme. Het schijnt een van de rijkste landen van de wereld te zijn, met een stabiele economie, lage werkloosheidcijfers en een overschot op de begroting. In de stad San Marino zelf wonen ongeveer 4000 mensen. De stad is gebouwd op de Monte Titano, de hoogste berg van San Marino. Het historische centrum van San Marino staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO en dat niet zonder reden. Er valt genoeg moois te zien, de Porta San Francesco is bijvoorbeeld al de moeite waard. Dit is de toegangspoort van het fraaie historische centrum. In dit centrum is er een mooi pleintje, met een palazzo en een basiliekje. Ook heeft San Marino nogal wat kasteelmuren. Tussen die muren door komen we drie torens tegen, die drie torens vormen samen het symbool van San Marino. Het ziet er wel gruwelijk mooi uit allemaal, er lijkt vanuit toeristisch oogpunt goed nagedacht te zijn over deze rit. De Cava dei Balestrieri is ook nog de moeite waard, een kleine groeve midden in de stad. De stenen die men hier weg heeft gehakt zijn gebruikt om de rest van de stad van te bouwen. Tegenwoordig is het een mooi klein parkje. Buiten dat kom je in alle straten wel iets tegen. Zo is er ook nog een Museo della Tortura, voor de mensen die graag willen zien hoe mensen vroeger gemarteld werden. Dat San Marino de moeite waard is kan de wielervolger moeilijk ontgaan zijn, de koers komt hier namelijk wel eens voorbij. Zo won Ben Tulett hier in 2022 een rit in de Settimana Internazionale Coppi e Bartali, terwijl ene Jonas Vingegaard in dezelfde koers hier een rit won in 2021. Nog veel belangrijker is dat hier in de Giro van 2019 een tijdrit werd afgewerkt. De renners reden van Riccione naar San Marino, een tijdrit van bijna 35 kilometer, met een aankomst bergop in de stad. De slotklim was dezelfde als de klim die de renners hebben afgewerkt. Lang ging Victor Campenaerts aan de leiding, maar aan het eind was daar de onvermijdelijke Primoz Roglic. Hij reed de tegenstand op een hoopje, en hij leek toen nog op weg naar de eindzege in die Giro. Ging mis, maar dat maakte hij vorig jaar dan weer goed. Daarvoor was het dan weer 21 jaar geleden dat de Giro nog eens passeerde, in 1998 eindigde er hier een rit in lijn. Die rit werd gewonnen door Andrea Noè, hij versloeg niemand minder dan Marco Pantani. De local hero, de man wiens naam we nog een miljoen keer gaan laten vallen, werd niet ver van zijn geboortegrond tweede. Pavel Tonkov werd bij die gelegenheid derde, terwijl hij een jaar eerder nog een tijdrit had gewonnen die aankwam in San Marino. In een verder verleden wonnen er behoorlijk veel grote namen in San Marino. Onder meer Charly Gaul, Felice Gimondi, Franco Bitossi, Eddy Merckx en Giuseppe Saronni. Merckx en Bitossi wonnen in hetzelfde jaar, 1969. Bitossi won eerst een rit in lijn richting San Marino, waarna Merckx een dag later een tijdrit van 49 kilometer won. Tijdritten in San Marino zijn dus een vaker terugkerend fenomeen. Koers in San Marino is ook een terugkerend fenomeen. Maar de Tour in San Marino? Dat zal waarschijnlijk een eenmalige gebeurtenis zijn.