Etappe 17: Saint-Gervais Mont-Blanc - Courchevel Altiport, 165,7 kmWat moet ik in hemelsnaam vertellen over deze tijdrit? Ik kan beginnen bij het begin, dat meerdere renners van DSM te laat vertrokken en dat wat andere renners van DSM in de eerste bocht vielen, maar uiteindelijk draaide het natuurlijk allemaal om de ongekende demonstratie van Jonas Vingegaard. De Deen leverde de allerbeste tijdrit ooit af. Miguel Indurain was een prutser vergeleken met Vingegaard. Omdat een plaatje soms meer zegt dan duizend woorden:
![F1VF4WYWwAAHIxQ?format=jpg&name=large]()
Vingegaard reed Tadej Pogacar op bijna twee minuten, hij haalde hem aan het eind zelfs bijna in. Pogacar op zijn beurt reed dan weer Van Aert op een dikke minuut, dus we kunnen ook moeilijk beweren dat Pogacar een slechte dag had. Het meest bizarre aan deze uitslag is toch wel het volgende: het was een korte tijdrit. Het was een tijdrit van 22,4 kilometer. Een inspanning van 36 minuten, was de verwachting van de organisatie. Nou, die 36 minuten had Vingegaard niet nodig. Hij had genoeg aan 32 minuten, zo ongeveer. Per kilometer reed hij een seconde of vijf sneller dan Pogacar, dat is absurd. Deels kon je het onderweg al zien aan de manier waarop Vingegaard door de bochten ging. Hij kende het parcours van binnen en van buiten en hij ging met vertrouwen op ieder obstakel af, maar dat verklaart alsnog niet dit grote verschil. Als er überhaupt een verklaring te vinden is. Als ik er een tikje cynisch naar kijk, en dat doe ik, dan kan ik wel een paar verklaringen verzinnen. Voor de sport zijn dat geen goede verklaringen. Vingegaard heeft gisteren huisgehouden op een ongeziene manier. Dit heb ik nog nooit van m'n leven gezien. Op een inspanning van net iets meer dan een half uur de tegenstand op zo'n manier degraderen is ongekend. Het is niet normaal, het is lachwekkend en het is absurd. Hij dacht onderweg dat zijn powermeter stuk was, zo hoog waren de cijfertjes die hij te zien kreeg. Op het juiste moment zijn beste dag ooit op de fiets, en daarmee lijkt de Tour ineens beslist.
Wat we daarvan moeten vinden laat ik aan de lezer over. Het lijkt me een goed moment om nog eens naar de uitslag te kijken en alles te laten bezinken. We hebben geschiedenis meegemaakt, zo'n tijdrit gaan we waarschijnlijk nooit meer zien. Of het standbeeldgeschiedenis wordt of brandstapelgeschiedenis, dat zal nog moeten blijken. Ik ben er in ieder geval nog steeds een beetje behoorlijk stil van, en ontzettend enorm ontdaan. Ooit zagen we Tadej Pogacar de wereld verbazen op La Planche des Belles Filles, maar die tijdrit was kinderspel vergeleken met deze tijdrit. Hallucinant.
Na deze bizarre tijdrit gaan we door met de koninginnenrit van deze Tour. Ik ben benieuwd welke stratosferische prestaties we vandaag weer te zien krijgen. Het blijft toch een gemuteerde sport, he?
![8wsJguX.png]()
![d2980]()
Het is al de derde rit op rij dat we ons in dezelfde omgeving bevinden, de 17e rit gaat van start in Saint-Gervais Mont-Blanc, ook wel Saint-Gervais-les-Bains. Dat is een gemeente in het departement Haute-Savoie. Het dorp is gelegen in de Alpen aan de voet van de Mont Blanc en vormt hierdoor een uitvalsbasis voor skiërs en wandelaars. In het centrum vertrekt de Tramway du Mont Blanc. Ja, de Mont Blanc, die komt opnieuw maar weer eens in beeld. In Saint-Gervais wonen ongeveer 5800 mensen, de geschiedenis van het dorp gaat blijkbaar terug tot de Romeinse tijd. Dit charmante stadje (het voelt te groot om nog als dorp aangemerkt te worden) ligt aan de entree van het dal van Chamonix en is, wat onhandig, verbonden met Evasion Mont-Blanc. Statige gebouwen en thermale baden zorgen al eeuwenlang voor een stroom aan toeristen, meer dan de paar pistes die je boven dit dorp vindt. In Saint-Gervais vind je genoeg winkels, restaurants en barretjes voor een lange vakantie. Ook qua accommodatie vind je alles. Van fijne, ruime (en dure) chalets tot etages, gîtes en appartementen. Als je ook af en toe in Chamonix wilt skiën dan is dit een prima uitgangsplek. Aldus wintersport.nl, een geweldige bron. De Mont Blanc (Frans voor witte berg, Italiaans: Monte Bianco) is de hoogste top van de Alpen, in het naar hem genoemde Mont Blancmassief. Het is tevens de hoogste berg in Europa buiten de Kaukasus. De Mont Blanc is 4807,81 meter hoog inclusief de sneeuw op de top. Zonder die sneeuw werd in 2004 een hoogte van 4792 meter bepaald. Ja, goh, als ze iedere keer de naam Mont-Blanc overal tussendoor proppen dan gooi ik er wel even deze informatie in hoor. De top ligt op de grens tussen Frankrijk en Italië. Cartografen uit Frankrijk en Zwitserland plaatsen het terreingedeelte rond de top in Frankrijk. Deze opvatting is omstreden: de Italianen beweren dat dit op een fout van een Franse cartograaf in 1865 berust en dat de grens precies over de top loopt. Intens. Het skigebied hier luistert naar de naam Evasion Mont-Blanc, een skigebied met 400 kilometer aan piste, verdeeld over een aantal skigebieden. De bekendste dorpen van Evasion Mont-Blanc zijn Megève, Combloux, La Giettaz en Saint Gervais. Waar deze dorpen zich onderscheiden van andere Franse skidorpen zijn hun uitstraling, sfeer en authenticiteit. De betonmolens zijn hier slechts voor de fundaties van de skiliften gebruikt, want je vindt hier bijna alleen maar sfeervolle (houten) chalets en hotels. Nou, we hebben ondertussen al die dorpen wel gezien, er staan nogal wat chaletjes inderdaad. Niet elk skigebied is met liften aan elkaar verbonden, maar er is een goed netwerk van gratis skibussen die je heenbrengen waar je maar wil. De après-ski is vooral in Megève en Saint Gervais aanwezig. Hier vind je geen ordinaire toestanden met polonaises en Anton aus Tirol, maar je hebt bijvoorbeeld een rumbar en een pianobar, of een cocktailbar met exclusieve hapjes zoals oesters en caviaar. In Saint Gervais is ook een casino. wintersportlive.nl strooit ook met fantastische feitjes, geweldige sites heb je toch. We bevinden ons in Saint-Gervais blijkbaar in het iets duurdere segment, de rich and famous komt hier blijkbaar ook graag op bezoek. Kunnen ze als ze zin hebben mooi een tripje maken met de Tramway du Mont-Blanc (afgekort TMB). Dit is een metersporige tandradbaan in de Franse Alpen in de regio Haute-Savoie. De lijn start in Le Fayet, gelegen op het grondgebied van de gemeente Saint-Gervais, op een hoogte van 580 meter en bereikt via enkele tussenstations onderweg het eindstation Nid d'Aigle op 2372 meter hoogte. Hiermee is het het hoogste treinstation van Frankrijk. Nou, kijk aan. Het is dus verder ook gewoon een thermenstadje, dat les bains is vastgeplakt aan Saint-Gervais gaf ongetwijfeld al het een en ander weg. Ze hebben er ook nog een cultuurcentrum en na drie dagen in deze omgeving heb ik zelf vooral zin om andere oorden op te zoeken.
![H%C3%B4tel_du_Mont-Joly_HDR.jpg]()
Vorig jaar reden de renners tijdens de 10e rit van de Tour van Morzine naar het altiport van Megève, in de finale van die etappe reden de renners door Saint-Gervais Mont-Blanc over een grote weg omhoog naar Megève. Voor de verandering een keer geen Côte de Domancy, nee, de doorgaande weg tussen beide plaatsen werd gekozen. En verhip, dat gaan we nu weer doen. De weg tussen Saint-Gervais en Megève loopt een aantal kilometer vrij merkbaar omhoog, maar het lastige gedeelte van de klim tussen beide plaatsen zal geneutraliseerd verreden worden. In het gehucht Les Choseaux gaat Prudhomme met de vlag zwaaien en hier is de klim afgezwakt naar vals plat. In de eerste vijf officiële kilometers van de rit gaan we met een vals platte klim te maken krijgen, na vijf geneutraliseerde kilometers waarin het veel stevig omhoog ging. Over een brede weg gaat het in de eerste kilometer van de rit aan 3% omhoog, daarna volgt er een tweede kilometer aan 2%, een derde kilometer aan 2,5%, een kilometer aan 3%, een kilometer aan 3,5% en dan bereiken we na vijf kilometer koers Megève, waar het wat vlakker wordt. De klim aan het begin van de rit stelt vrij weinig voor, we hadden er baat gehad bij een kortere neutralisatie en dus een langere klim. Maar goed, het is alleszins beter dan een volledig vlak begin, het is iets. De weg vals plat omhoog is vrij bochtig en brengt ons in eerste instantie naar Combloux, daar waar de hallucinante tijdrit eindigde. Hier slaan we bij een rotonde linksaf, voorbij de finish van de tijdrit, en dan rijden we rechtdoor naar Megève. Onderweg naar Megève komen we ontzettend veel rotondes en bloembakken in het midden van de weg tegen, het is een route vol boobytraps. Wel een bekende route, een paar dagen geleden reden we hier nog in de tegengestelde richting op weg naar Le Bettex. En in de Tour van 2021 reden we dan juist weer wel door Megève op weg naar Tignes. Die rit begon met een rondje over de Domancy, maar ter hoogte van Combloux sluiten we aan op dezelfde weg als toen en dus kennen de meeste renners de route die we nu gaan volgen wel. Van Megève gaat het vijf kilometer vals plat omlaag richting Praz-sur-Arly, een route die technisch wordt omdat we een aantal rotondes en vooral een hoop vluchtheuvels tegenkomen. Als we even de bebouwde kom verlaten moeten we ons ook door wat bochten wringen, maar de brede weg is daarbij wel een uitkomst. In de bebouwde kom is het gewoon vervelend fietsen, door al dat straatmeubilair. Na de technische doortocht in Praz-sur-Arly rijden de renners nog eens vier kilometer vals plat omlaag verder over een brede weg die vooral in het begin om de haverklap is voorzien van vluchtheuvels. Na een tijd wordt het beter, de brede weg loopt dan zonder verdere hindernissen via wat flauwe bochtjes omlaag naar Flumet, een dorpje waar we voor de rustdag ook nog doorheen zijn gefietst. Al gaan we Flumet net niet helemaal bereiken, bij een kruispunt aan de rand van het dorp gaat het schuin naar links en dan beginnen we aan de eerste echte klim van de dag, de Col des Saisies.
![col-des-saisies-flumet.png]()
![20160711-notredamedebellecombe-02-bd-1920x960.jpg]()
De Col des Saisies is een ontzettend bekende klim, de afgelopen jaren zijn we hier eigenlijk iedere keer geweest, alleen steeds wel op een andere manier. In de Tour van 2021 reden we ook over de Col des Saisies, maar dan via Crest-Voland. Een andere variant, de kant die we nu volgen is de klassieke kant. In 2020 reden we dan weer omlaag over deze weg, er liggen nog steeds stukjes Marc Hirschi op het asfalt. In totaal ging de Tour hier een keer of 13 omhoog, en dan rekenen ze de variant via de Bisanne niet mee. In 2021, weliswaar via een andere weg, was Woutje Poels als eerste boven. Dat was een beetje een tragische Tour van hem, hij ging tevergeefs op zoek naar de bergtrui en een ritzege. Dit jaar was hij minder hardnekkig op zoek, leek het, en daardoor lukte het misschien juist wel. De weg omhoog brengt de renners door Notre-Dame-de-Bellecombe, een tamelijk nietszeggend dorpje dat wel heel mooi ligt. In de eerste drie kilometer van de klim rijden de renners over een brede weg omhoog aan 6%, dan bereiken ze Note-Dame-de-Bellecombe waar heel wat bloembakken het wegdek versieren. Het loopt hier een kilometer of twee aan 6,5% omhoog, de Col des Saisies is niet meteen de meest gruwelijke beklimming. In totaal gaat het 13,4 kilometer aan 5,1% omhoog naar de top van deze klim van eerste categorie, dat het gemiddelde wat zakt heeft onder meer met de volgende kilometer te maken, na het op zich nog redelijk lastige begin gaat het een tijdje aan 3% omhoog. Brede weg, brede bochten, redelijk veel chaletjes continu en gemiddeld gezien toch best een mooi zicht in de verte. Na het makkelijk stuk van de klim gaat het in de buurt van het skidorpje Le Planay weer een kilometer omhoog aan 7%, daarna zwakt de brede weg weer af naar 3 à 4%. We gaan naar Les Saisies, een behoorlijk populair oord, en dus is de weg omhoog een fatsoenlijke. Na het stuk aan 3 à 4% volgt er zelfs een klein stukje in dalende lijn, het gaat rechtdoor vals plat omlaag. Tot we een bruggetje en een bocht naar rechts bereiken, hierna wordt de Col des Saisies dan toch nog even interessant. Het gaat een kilometer aan 6% omhoog, nouja, goed, een beetje interessant. Daarna gaat het nog drie kilometer aan 4% omhoog en dan bereiken we na een vals plat uitlopertje na 28,4 kilometer de top van de Col des Saisies. Direct na de top rijden we door het wintersportoord Les Saisies, gelegen in een gebied met een paar 100 kilometer aan piste. Vooral downhill en cross-country, op dat gebied schijnt het zelfs een
stronghold te zijn. Verder toch vooral een wieler
stronghold, de Tour passeert hier bijna jaarlijks en ene Egan Bernal won hier ook ooit een rit in de Tour de l'Avenir.
![High-view-of-Les-Saisies-village-centre-in-the-French-Alps-23274.jpg]()
Boven in Les Saisies staan gigantisch veel hotelletjes, chaletjes en appartementen. Tussen al deze gebouwen door loopt de weg al naar beneden, we gaan 15 kilometer omlaag richting Beaufort en die afdaling begint direct na de top. In de bebouwde kom van Les Saisies komen we kort achter elkaar liefst vier rotondes tegen, waarna de afdaling buiten het dorp echt gaat beginnen. Een kilometer of 15 omlaag aan een procent of zes. In de eerste zes kilometer gaat het vrij fors naar beneden, met in het begin een paar pittige haarspeldbochten. De weg is wel breed en goed, dat maakt het leven makkelijker. De renners die in de Tours van 2021 en 2018 aanwezig waren kennen deze afdaling, in 2021 gingen we hier naar beneden na de beklimming van de Saisies via Crest-Voland, in 2018 gingen we hier dan weer omlaag na een beklimming van de Montée de Bisanne. Bij beide gelegenheden zouden we beneden in Beaufort via de Col du Pré naar de Cormet de Roselend gaan, dat zal nu anders zijn. Na twee lastige haarspeldbochten in het begin van de afdaling is het een paar kilometer wat lastiger, we komen even verderop nog een haarspeldbocht tegen en dan gaat het in de buurt van Hauteluce zelfs een halve kilometer licht omhoog, toch een hinderlijke onderbreking van het ritme. Vervolgens gaat het verder naar beneden richting Villard-sur-Dolon, voorlopig nog op een redelijk makkelijke manier. Even later wordt de afdaling wel wat bochtiger, met onder meer een stuk of zes haarspeldbochten. Wel enorm makkelijke bochten, vooral met dank aan de brede weg. Eenmaal in de buurt van Villard-sur-Dolon slaan de renners linksaf, waarna ze over een nog bredere weg een aantal kilometer volledig rechtdoor richting Beaufort rijden, dwars door de vallei. Het gaat lichtjes naar beneden, maar het stelt aan het eind niets meer voor. Al met al een vrij makkelijke afdaling. Paar haarspeldbochten onderweg die door de breedte van de weg niet al te moeilijk zouden moeten zijn, dat is het verder wel. Na 46 kilometer komen de renners uit in het pittoreske Beaufort, waar de tussensprint van de dag ligt. Bij het betreden van het dorp volgt die tussensprint meteen, voorbij de tussensprint komen de renners een aantal rotondes tegen. In 2021 en 2018 sloegen ze vervolgens voorbij de tweede rotonde rechtsaf, om via de loodzware Col du Pré naar de Cormet de Roselend te fietsen. Dat doen we nu niet, we gaan rechtdoor en zodoende rijden we op de klassieke manier naar de Cormet de Roselend. Dat hebben we al een tijd niet meer gedaan. In 2019 was het de bedoeling dat we op deze manier omhoog zouden rijden onderweg naar Val Thorens, maar enkele modderstromen zorgden ervoor dat de 20e rit van die Tour stevig werd ingekort. De Cormet de Roselend werd geschrapt, net als de klim daarna.
![35910685442_1c468e4186_b.jpg]()
De Tour keert altijd terug, zeker in het geval van zulke onvoorziene omstandigheden. Dus gaan we weer eens een keer op de klassieke manier omhoog naar Cormet de Roselend, en de andere geschrapte klim van 2019, die van Longefoy, komt hierna ook nog eens voorbij. Maar eerst de Cormet de Roselend, in Beaufort loopt de weg al licht omhoog, maar buiten het dorp begint de klim echt. Over een brede weg rijden we omhoog, meteen door een bos. De komende 19,9 kilometer loopt de weg omhoog aan 6%, maar we doen er goed aan om de klim in tweeën te knippen. Eerst gaat het 12,2 kilometer aan 7,2% omhoog naar de top van de Col du Méraillet. De klim begint meteen met twee kilometer aan 7%, terwijl we over de brede weg relatief rechtdoor omhoog rijden. Twee kleine haarspeldbochtjes, meer niet. Af en toe een houten hutje langs de kant, maar er is hier vooral ruimte voor de natuur. In de derde kilometer wordt het wat steiler, het gaat tijdelijk aan 9% omhoog. Maar daarna vlakt het dan weer af, na een stuk aan 6% volgt er een kilometer aan 3%. We beginnen steeds meer door een mooie kloof te fietsen, de natuur neemt in schoonheid toe, we scheren langs rotswanden en we fietsen onder een lawinegalerij door. Na de wat makkelijkere kilometer komen we uit in een zone vol haarspeldbochten, hier wordt de klim weer wat meer de moeite waard. Het gaat twee kilometer omhoog aan 8%, inmiddels weer in een donker bos. Na die twee lastige kilometers gaat het nog even aan 7% omhoog, waarna er een adempauze volgt met een kilometer aan 5%. De weg blijft breed en goed en de haarspeldbochten blijven elkaar opvolgen, daardoor wordt het vlak voor de top van de Col du Méraillet opnieuw heel interessant. Nog eens twee kilometer aan 8%, met tussendoor een kilometer aan 6%. Althans, volgens climbfinder. Iedere bron is weer een andere mening toegedaan, dat blijft me toch altijd mateloos fascineren als het over beklimmingen gaat. Hoe dan ook, een klim die qua lengte, gemiddeld stijgingspercentage en omgeving meer dan de moeite waard is. En dan zijn we er nog niet eens, op de top van de Col du Méraillet. In de buurt van de top van deze klim is het uitzicht wel weer even extra mooi, je kijkt zo de vallei in. Maar op de top krijgen we dan weer een ander beeld aangeboden, we kijken zo het Lac de Roselend in. Ergens aan de rechterkant zien we een smalle weg liggen, dat is de weg waar de renners in 2018 en 2021 vandaan kwamen na het beklimmingen van de Col du Pré. We zitten nu op het traditionele traject, we volgen het meer van Roselend en langs dat meer is het en vlak. Sterker nog, het gaat zelfs een kilometer naar beneden. De weg blijft breed, dus de paar bochten die we tegenkomen zijn prima te doen. Uiteraard rijden we ook weer langs het iconische kapelletje, gelegen langs de kant van de weg aan het stuwmeer. Als het korte afdalinkje gedaan is loopt de weg direct weer omhoog. We gaan beginnen aan het laatste deel van de Cormet de Roselend. We haspelen nog even de laatste zes kilometer af, gemiddeld gaat het aan 6,6% omhoog. Door een schilderachtige omgeving gaat het een kilometer omhoog aan 6%, waarna het twee kilometer lang aan ongeveer 8% omhoog gaat. In de laatste kilometers richting de top wordt het aanzienlijk minder lastig. Steeds een procentje minder, van 6,5% naar 5,5% om af te sluiten met een laatste kilometer aan 4,3%. Was althans mijn bevinding in 2021, toen kwam ASO zelf met een mooi profielkaartje en nu niet, dus staat hieronder een profiel van climbfinder dat totaal wat anders zegt. Hoe dan ook, na 66,7 kilometer bereiken we de top van deze klim van eerste categorie.
![cormet-de-roselend.png]()
![Chapelle%20et%20lac%20de%20Roselend%20Lionel%20Terrail.jpg?itok=QQFxluX6]()
![cormet-de-roselend-01-970x646.jpg]()
Cormet de Roselend is een klim met een stevige Tourgeschiedenis, al hebben ze dus in de recente geschiedenis ervoor gekozen om vooral omhoog te gaan via de veel steilere Col du Pré. En toen ze een keer net als nu via de klassieke kant omhoog wilden gaan lag er dan weer een modderstroom op de weg. Tussendoor kwam de klim ook nog eens in 2020 voor, al gingen we toen via de andere kant omhoog, vanuit Bourg-Saint-Maurice. Nu gaan we juist afdalen richting deze plaats, het wordt een afdaling om we leven bij stil te staan. Maar niet voordat we hebben vermeld dat kleppers als Claudio Chiappucci, Alex Zülle en Alejandro Valverde ooit als eerste boven wisten te komen op deze klim. Of Michael Rasmussen in 2007, bij nader inzien niet de meest absurde Deen die we ooit hebben zien fietsen. In 2021 was het de inmiddels in de vergetelheid geraakte Nairo Quintana die hier als eerste boven was, met wat tramadol in z'n hol. Na de klim begint een lange afdaling van een kleine 20 kilometer naar Bourg-Saint-Maurice-les-Arcs. Een afdaling die in het verleden nog wel eens voor problemen heeft gezorgd. Zo reed Johan Bruyneel in 1996 tijdens de afdaling van de Roselend rechtdoor het skoekeloen in. De afdaling begint nochtans makkelijk, het gaat eerst een kilometer rechtdoor naar beneden, daarna komen de bochten pas. In vijf kilometer tijd krijgen we te maken een aantal haarspeldbochten en andere bochtjes, maar dit stelt relatief weinig voor omdat de weg behoorlijk breed is en het terrein vrij kaal. Daardoor is alles overzichtelijk, net zoals het in de laatste kilometers van de klim enorm kaal en overzichtelijk zal zijn. Na dit stuk wordt de weg weer wat rechter en wordt het ook wat vlakker. Een tussenstuk van een kilometer of drie, waarna het echte werk gaat beginnen. Voorbij Crêt Bettex wordt de weg ineens een stuk smaller en gaat het veel steiler naar beneden. We komen nu uit bij het deel waar Johan Bruyneel nog wel eens wakker van zal schrikken. Vrij snel bereiken we zijn bocht en toegegeven, dat is ook best een lastige bocht. Daarna komen er nog wat lastige bochten, waaronder een aantal haarspeldbochten. De renners rijden inmiddels door een bos, waardoor het overzicht wat minder is. Ook het feit dat de weg dus een stuk smaller is helpt niet mee. In latere tijden zijn hier nog wel eens wat renners in het skoekeloen gesukkeld, David Arroyo en Michael Rogers onder meer. Uiteraard gaan er in deze bewezen gevaarlijke afdaling geen matrassen en/of andere beschermende elementen staan, want alleen de laatste afdaling van een etappe kan gevaarlijk zijn. De afdaling van de Col de la Loze zal ingepakt zijn in bubbelplastic, de rest van de rit zoeken de renners het maar lekker uit. Het lastige stuk van de afdaling duurt zes kilometer, we kunnen geld inzetten op nieuwe memorabele valpartijen. Daarna daalt het nog een aantal kilometer verder richting Bourg-Saint-Maurice, maar dat stelt minder voor. We komen na 85,5 kilometer uit in Bourg-Saint-Maurice, waar wat drempeltjes liggen. Vanuit Bourg-Saint-Maurice kun je aan allerlei beklimmingen beginnen. In 2018 reden we naar La Rosière, waar Geraint Thomas zou winnen. Je kan ook naar La Plagne, wat we zometeen gedeeltelijk gaan doen. Je kunt ook gewoon in Bourg-Saint-Maurice zelf blijven, in de Tour van 2009 won Mikel Astarloza hier een etappe. Die werd helaas afgepakt omdat hij stout was geweest, maar in onze harten is Astarloza nog steeds de man die ooit won in Bourg-Saint-Maurice. In de plaats waar in de Tour van 2018 nog een rit van start ging slaan de renners komen de renners een stuk of vier rotondes tegen, we rijden dwars door het centrum om vervolgens buiten de stad een tijd door de vallei te rijden op weg naar de volgende klim.
![Bourg-Saint-Maurice%2C_Savoie%2C_France.jpg]()
Na de Saisies en de Cormet de Roselend praktisch meteen achter elkaar zonder een vlakke meter tussendoor volgt er nu voorbij Bourg-Saint-Maurice een vlak stuk in de vallei van liefst 13 kilometer. We gaan op weg naar Aime en na twee kilometer heel licht vals plat in Bourg-Saint-Maurice loopt de weg buiten de stad een kilometer of 11 vals plat omlaag. Het is een enorm brede weg, eentje die zo nu en dan een beetje bochtig is. Daar gaan de renners weinig van merken, het is een enorm makkelijk stuk van de rit. Een moment om even op adem te komen, om de schade op te meten na de beklimming en de afdaling van de Roselend. Een moment om een scheve situatie recht te zetten, want die kan zomaar zijn ontstaan. Onderweg naar Aime is er soms een mooi uitzicht, verder is het echt een saai stukje rit. Af en toe opletten voor wat vluchtheuvels, dat is het enige. De enorm brede weg gaat na 98,5 kilometer eindigen in Aime, waar de renners rechtsaf een wat smallere afslag nemen. Aan het eind van de afslag volgt er een bocht van 180 graden naar links en daarna rijden de renners via een brug over de Isère. Na een tocht door de vallei van de Isère fietsen we nu over de rivier, aan de andere kant van het water beginnen we direct aan de volgende klim van de dag. Na een tussenfase in de rit loopt de weg nu weer omhoog. Als we vanaf nu niet afwijken van de doorgaande weg komen we uit in... La Plagne! Een naam die voor ons Nederlanders klinkt als een klok, we denken dan meteen terug aan de Tour van 2002. Een epische solo van Michael Boogerd leverde boven op La Plagne een schitterende ritzege op. Sindsdien is de Tour er niet meer geweest, maar de Dauphiné dan weer wel. In de editie van 2021 won het enigma Mark Padun hier zijn eerste van twee bergritten, dat blijft ontzettend bevreemdend. Maar goed, uiteindelijk gaan we vandaag niet naar La Plagne. We rijden wel een aantal meter over de weg naar dat wintersportoord boven op de berg, maar in het gehucht Bonnegarde slaan we rechtsaf in plaats van linksaf en derhalve gaan we op weg naar een andere klim. Een klim die had moeten debuteren in de Tour van 2019. Tijdens de 20e rit van de Tour van 2019 zouden we via de Cormet de Roselend en de Côte de Longefoy naar Val Thorens rijden, maar door modderstromen op de Cormet de Roseland werd die klim geschrapt en daardoor werd het ook ineens een moeilijke opgave om de Côte de Longefoy te bereiken. Die klim verviel ook, en we hielden een ultrakorte unipuerto over. Nu, zoveel jaar later, wordt het schrappen van die beklimmingen rechtgezet. We beklimmen de Cormet de Roselend weer eens van de traditionele kant en we gaan nu dan toch eindelijk het debuut zien van de Côte de Longefoy. De Côte de Longefoy is een van de vele onbekende klimmetjes die hier voor het oprapen liggen in de vallei. Je hoeft ergens maar een keer rechts- of linksaf te slaan en het is meteen klimmen geblazen. Meestal blijven we netjes in de vallei, maar nu volgt er dan toch eindelijk een keer zo'n tussendoorklimmetje op weg naar het grotere werk. Blij om dit soort ontdekkingen te zien, het mogen er in de toekomst meer zijn. Richting de top van de Côte de Longefoy gaat het 6,6 kilometer aan 7,5% omhoog. Het zijn vaak kortere klimmetjes, maar ze zijn lastig genoeg. Een andere naam voor deze klim is overigens Col du Tra, wat ik persoonlijk een veel leukere naam vind. De eerste kilometer van de Col du Tra volgen we de weg naar La Plagne, het gaat aan 6% omhoog. Na de bocht naar rechts verlaten we dat traject en nadien loopt de weg een kilometer rechtdoor aan 9% omhoog. Lijkt helemaal niet zo steil, maar dat is het dus wel. We fietsen een bos in en in het bos volgt een wat makkelijkere kilometer aan 6%, vooraleer we in een fase vol haarspeldbochten terecht gaan komen. De weg omhoog is breed, maar door al die haarspeldbochten wel bochtig en in die bochtenrijke fase gaat het twee kilometer aan 8,5% omhoog. Hierna gaat het een kilometer aan 7% omhoog, terwijl we ons door de laatste haarspeldbochten wringen. Nadien gaat het aan 5% omhoog verder naar de top van de Côte de Longefoy, de bergpunten worden na 105,7 kilometer verdeeld in het dorpje Longefoy. Op 60 kilometer van de finish bevinden we ons nu, de grap is dat we nog niet boven zijn. Nee, volgens de organisatie zijn we klaar en eindigt de klim van tweede categorie hier, maar de praktijk is anders. We rijden dwars door Longefoy, waar het een kilometer zo goed als vlak is. Daarna gaat het na een bocht naar rechts buiten het dorp even kort omlaag, amper een kilometer, toch komen we een paar listige bochtjes tegen. Heel snel rijden we over een brug en dat is altijd een duidelijk signaal, er gaat opnieuw geklommen worden. Het gaat nog eens 2,5 kilometer omhoog naar de top van de Col du Tra, een klim waarvan de top zicht bevindt in het dorpje Notre-Dame-du-Pré. Over een iets smallere weg gaat het door een bos en langs wat rotswanden een kilometer aan 4% omhoog, wat op zich niet heel spannend is. De kilometer daarna aan 3% is dat ook niet, maar in de laatste halve kilometer van de klim gaat het wel nog even aan 7% omhoog. Het is vooral het deel tot in Longefoy dat pijn gaat doen aan de benen, maar met het verlengstukje erbij komen we toch tot een klim van 11,5 kilometer aan 5,7% gemiddeld. Een slopende dag wordt het hoe dan ook.
![col-du-tra-aime.png]()
![full]()
![cote-de-longefoy-climb.jpg]()
![longefoy-exit.jpg]()
Na 110,4 kilometer bereiken we Notre-Dame-du-Pré en hier passeren we ook de top van de Col du Tra. De afdaling begint direct, meteen, gelijk. Zodra de eerste huizen van Notre-Dame-du-Pré in beeld verschijnen gaat het omlaag, in eerste instantie tussen de huizen door. We komen in het dorp meteen een paar haarspeldbochten tegen, terwijl de niet gigantisch brede weg vrij steil omlaag loopt. De afdaling is meteen gevaarlijk. In totaal gaat het tien kilometer omlaag aan 8%, we mogen onze borst gaan natmaken voor wellicht een bepalend onderdeel van deze etappe. De klim was al niet makkelijk, maar de afdaling is eigenlijk het echte probleem. Draaien en keren in Notre-Dame-du-Pré, met heel wat krappe haarspeldbochten erbij, waarna we buiten het dorp in een bos terechtkomen. In dit bos komen de renners de ene na de ander haarspeldbocht tegen, het zijn er wel 30 in totaal. Om de paar hectometer volgt er een nieuwe haarspeldbocht, allemaal zijn ze niet bepaald breed. Geen soepele bochten, ze zijn allemaal kort maar krachtig. Je kunt ook zien hoe steil het hier omlaag gaat, vaak aan meer dan 10%. Een ontzettend lastige afdaling gaat dit worden, de remmen zullen warm worden. De weg is niet heel erg smal, twee auto's kunnen elkaar hier makkelijk passeren, maar het is een minder brede weg dan we in de Tour gewoon zijn. En we fietsen het grootste gedeelte van de tijd in het bos, waar niet iedere bocht ruim op tijd zichtbaar is. Buiten de krankzinnig grote hoeveelheid haarspeldbochten om komen we nog een aantal andere bochten tegen, de renners moeten continu alert zijn. Weer een afdaling waar we Adam Hansen niet over hebben gehoord, want het is niet de laatste afdaling. Ik vind dat een beetje belachelijk. Deze afdaling is overduidelijk heel technisch en lastig, als je een punt wil maken van veiligheid dan moeten er hier ook voorzorgsmaatregelen worden genomen. Ik word een beetje tureluurs van deze afdaling, het is echt continu draaien en keren. Een haarspeldbocht naar links en dan 20 meter later weer een haarspeldbocht naar rechts, met direct daarna weer zo'n ding naar links en dan nog een naar links en dan weer naar rechts, godsallemachtig. Een systeem valt er niet direct in te ontdekken, het is heel willekeurig en dus lastig. Een goede daler kan hier ontzettend veel tijd pakken, een slechte daler eindigt ontegenzeggenlijk in het skoekeloen. Het zal wellicht de reden zijn dat we deze klim nog niet vaak hebben gezien. Het was ergens logischer geweest om deze kant te beklimmen en dan de andere kant af te dalen, want dan kon er afgedaald worden over een bredere weg met minder haarspeldbochten, maar ik vind dit ook wel leuk. De goede dalers kunnen hier echt een keer hun kunsten vertonen. Absoluut een must om in het peloton enigszins vooraan te beginnen, anders zit je beneden op een groot gat. Bijna beneden rijden we door het gehucht Les Plaines, hier moeten de renners zich weer een weg zien te banen tussen de huizen door. Ga je rechtdoor dan eindig je in een schuur of bij iemand op het terras, zie ik zomaar gebeuren. Het uitzicht is gedurende de afdaling wel steeds mooier geworden, maar het piekt in Les Plaines. Er is hier een imponerende rots te zien, met boven op die rots een kapelletje. Amai. Zodra dit spectaculaire beeld te zien is komen we nog één laatste haarspeldbocht tegen om het af te leren, daarna rijden we over een bruggetje en als we over een bruggetje rijden zijn we beneden. Dit gaat gewoon leuker worden dan de klim, echt heel goed.
![tra-notre-dame-du-pre-11-.jpg]()
![col-du-tra-l.jpg]()
![les-plaines-chapelle-saint-jacques-2.jpg]()
De renners zijn via een brug over de Isère gefietst en aan de andere kant van de rivier loopt de weg nu een halve kilometer vrij stevig omhoog. Een kort knikje na de gevaarlijke afdaling, maar we slaan heel snel linksaf en dan komen we op de snelweg richting Moûtiers terecht. Vier kilometer lang volgen we de snelweg, de brede weg loopt vooral rechtdoor en in het begin gaat het wat vals plat omlaag. We rijden door een schitterende vallei, overal komen de imponerende bergen op ons af. Voor de renners is het vooral een momentje om even op adem te komen, en even de schade op te meten. Als er gaten zijn ontstaan in de afdaling van de Col du Tra kan het hier wel eens hard gaan. Na een tijd wordt de weg helemaal vlak en dan rijden we langs de Isère Moûtiers tegemoet. In dit plaatsje gaat de volgende rit van start, dus ik ga mooi even niets melden over Moûtiers. Bij het bereiken van dit dorp gaan we de snelweg verlaten, we houden de linkerkant van de weg aan en komen uit bij een rotonde, waar we linksaf slaan. We gaan nu direct op weg naar de voet van de Col de la Loze, die klim gaat over vijf kilometer officieel beginnen. Alhoewel de weg nu al gewoon omhoog loopt, daar niet van. Voor de Col de la Loze echt begint komen we in het stuk van vijf kilometer tussen Moûtiers en Brides-les-Bains een meter of 120 hoger uit, het gaat dus net iets meer dan vals plat omhoog. Net wat meer dan 2%, kinderspel in vergelijking met wat er zometeen allemaal nog gaat komen. Door een bijzonder fraaie omgeving fietsen de renners naar Brides-les-Bains, we fietsen langs een mooi riviertje en we zien heel wat bergen liggen. Dat er ook wat industrie is nemen we dan maar op de koop toe. Na een tijd duiken de renners linksaf een weggetje in en dan gaat het een paar meter omlaag naar het centrum van Brides-les-Bains, een centrum dat we na 130 kilometer bereiken. Nog een kleine 36 kilometer fietsen tot de finish, het begint spannend te worden. Brides-les-Bains is ondertussen een thermenstadje, je schijnt hier vooral de lokale baden te moeten bezoeken als je wil afvallen. Tijdens de Olympische Winterspelen van 1992 was er in Brides-les-Bains wat te doen, blijkbaar, verder moeten ze het vooral hebben van de spa, een casino en de nabijheid van een groot skigebied. En laten we daar nu net naartoe gaan.
![6005810ca92214086845f56bb587a30b-1649152825.jpg]()
Voor de tweede keer in de Tourgeschiedenis gaan we naar de Col de la Loze. Maar we gaan wel op een andere manier omhoog dan de vorige keer. Toen reden we ook dwars door Brides-les-Bains, maar buiten het dorp reden we via Les Allues omhoog naar Méribel, om vervolgens de moordende laatste kilometers van de Col de la Loze af te werken. We spraken toen over een klim van 21,5 kilometer aan 7,8% gemiddeld. Nu gaan we vanuit Brides-les-Bains eerst richting Courchevel, om vervolgens via een andere weg naar Méribel te fietsen en uiteindelijk wel dezelfde laatste kilometers van de Loze af te werken. Op deze manier is de klim iets makkelijker, het gaat 28,1 kilometer aan 6,6% gemiddeld omhoog. De klim is op deze manier langer, maar het gemiddelde stijgingspercentage zakt flink. Dat heeft weinig met het eerste deel van de klim te maken, bij het verlaten van Brides-les-Bains loopt de weg direct twee kilometer aan 7% omhoog, daarna gaat het zelfs een kilometer aan 8% omhoog. Over een brede weg, voorzien van heel wat haarspeldbochten, gaat het omhoog naar Courchevel. Daar gaan we uiteindelijk finishen op het vliegveld, maar wel met een omweg. Na een makkelijkere kilometer aan een kleine 5% komen de renners ter hoogte van het gehucht Le Grand Carrey uit bij een rotonde. Hier slaan ze rechtsaf en dan bevinden ze zich op de Route de Saint-Bon, er gaat geklommen worden richting Saint-Bon-Tarentaise. Dit stuk begint met een kilometer aan 6%, waarna er een kilometer volgt aan bijna 8,5%. Nadien gaat het twee kilometer aan 7% omhoog en dan zijn we in Saint-Bon. De renners rijden vooral omhoog door de bossen, continu over een brede weg. Ze komen redelijk wat haarspeldbochten tegen, waar het nog redelijk pittig omhoog zal gaan. Dit is de 'makkelijkere' kant van de Col de la Loze, maar dat wil niet zeggen dat het echt makkelijk is. Vooral niet omdat we eenmaal in Saint-Bon geconfronteerd worden met een kilometer aan bijna 9%. In dit dorpje komen we ook een rotonde tegen, rotondes bergop vind ik altijd een leuk fenomeen. Minder leuk is wellicht dat we van Saint-Bon naar Courchevel fietsen en dat we dan een simpelere kilometer tegenkomen waarin het slechts aan een procent of vijf stijgt. Goed, daarna gaat het dan weer even aan 8% omhoog. Als we Courchevel bereiken, ook wel Courchevel Le Praz, is het eerste deel van de klim voorbij. We hebben negen kilometer geklommen aan 7%, nu volgt er een tussenstuk van ongeveer zes kilometer. Een tussenstuk waarin er amper geklommen hoeft te worden, het stuk dat de reden is dat we beter dezelfde weg als in 2020 hadden kunnen volgen. Het eerste deel van de klim is prima, dit deel verpest de sfeer een heel klein beetje. In Courchevel slaan we rechtsaf en na die bocht is het een kilometer volledig vlak. Vervolgens gaat het een kilometer aan 5,5% omhoog, en daarna volgt een kilometer aan 3,5%. Gezapige percentages, niet het terrein waar renners in de problemen komen. Vooral niet als het in de kilometer nadien kort naar beneden gaat, over een brede weg zonder al teveel gekke bochten. We rijden door het skidorpje La Tania en buiten dit dorp waar vooral veel vluchtheuvels liggen gaat het kort omlaag op een manier die niet spannend valt te noemen. De weg is breed en best goed, het feit dat we door een bos fietsen vormt geen belemmering. We moeten alleen even opletten voor de hoge vluchtheuvel aan het eind van dit afdalinkje, waarna we Méribel betreden. De weg is een kilometer wat vlakker en dan gaat het nog eens omlaag, wat steiler. Paar listige bochtjes, maar al snel komen we uit bij een rotonde. Bij deze rotonde gaat het naar links en direct daarna loopt de weg opnieuw omhoog. We sluiten nu aan op de route van 2020, het restant van de Col de la Loze werken we af op dezelfde manier als toen.
![c66f5]()
![200604_-_Saint-Bon.JPG]()
We bevinden ons nu in het gigantische wintersportoord Méribel, hier gaat het laatste, lastige deel van de Col de la Loze beginnen. In de resterende 11 kilometer van de klim gaat het gemiddeld aan 8,5% omhoog, dat is even een ander verhaal. We kennen dit deel van de klim wellicht nog van 2020, het debuut van de Col de la Loze was in ieder geval memorabel genoeg om te onthouden. Na de rotonde waar we naar links gaan komen we tussen de lokale blokhutten terecht, het gaat in eerste instantie niet heel steil omhoog. Een stukje aan 3,5%, dat overleven de renners nog wel. Even verderop gaat het naar links en dan gaan we vrij snel aan de laatste tien kilometer van de klim beginnen, het leukste zit er nu dan toch echt aan te komen. Na de bocht naar links slingeren we ons een weg omhoog tussen de chalets door, we komen een stuk of acht brede haarspeldbochten tegen in dit toeristische oord. In dit bebouwde gebied gaat het een kilometer omhoog aan 7%, daarna volgt er na een kilometer aan 7,5% zelfs een kilometer aan 8%. Als we in de buurt van de laatste chalets zijn gaat het tijdelijk omhoog aan 6%, we nemen nu wat bochtjes en gaan op weg naar het laatste gedeelte van de klim, een noviteit in 2020. De weg was toen pas net geasfalteerd, als onderdeel van een project om de verschillende wintersportoorden met elkaar te verbinden. Courchevel en Méribel moesten met elkaar verbonden worden, maar dan wel met een weg speciaal voor fietsers. Het gedeelte waar we nu aan gaan beginnen is verboden terrein voor auto's. Aan de andere kant van Méribel, richting Les Ménuires en Val Thorens, hebben ze ook al zo'n weg neergelegd. Op termijn kunnen we een rit ontwerpen die alle bekende oorden met elkaar zal verbinden. Het kan nooit lang duren voor de klim naar Tougnète ook in de Tour zal verschijnen. Dit geheel terzijde, de weg omhoog naar Col de la Loze is er niet alleen voor de fietsers. Het is er ook voor de wintersporters, de weg waarover we ons de laatste zeven kilometer van de klim omhoog gaan hijsen wordt in de winter gebruikt als piste. Dat er geen auto's mogen komen houdt wel in dat er geen Street View is, maar als ons geheugen nog een beetje werkt halen we ons zo de beelden van 2020 voor de geest. Het mag geen verrassing heten dat het meteen bijzonder steil omhoog gaat, een kilometer aan 9% is het eerste wapenfeit van het fietspad van Col de la Loze. Want dat is het eigenlijk wel, een veredeld fietspad. We hebben ook kunnen zien dat de klim ontzettend onregelmatig is. Het is amper te doen, iedere keer gaat het 100 meter steil omhoog, dan vlakt het weer af, dan gaat het weer aan 20% omhoog, maar dan is het weer even vlak, het is een soort eeuwigdurende achtbaan. Gemiddeld gezien kom je in de volgende kilometer uit op 7,6%, maar dat vertelt op de Col de la Loze dus niet het hele verhaal. Wel grappig: in 2020 zou de volgende kilometer er een zijn geweest aan 6,6%, het nieuwe profiel van deze editie maakt er een kilometer aan 9,1% van. Klein verschil. Heel veel maakt het overigens niet uit, juist door de wisselvalligheid van de klim. Enorm steile stroken worden afgewisseld door vlakkere stukken, het is lastig om hier in je ritme te komen. Daar komt de hoogte nog bij, we begeven ons richting de grens van 2000 meter en gaan daar een heel stuk boven. Op 4,5 kilometer van de top wordt het pas echt lastig. Het gaat aan 11% omhoog, gemiddeld. Ook de kilometer daarna, 11% gemiddeld. Waarbij gemiddeld het toverwoord is, want we komen pentes tot 24% tegen. Op een kilometer of twee van het top slaan we linksaf, daarna gaat het praktisch rechtdoor tot we boven zijn. Je kan de ellende dus voor je zien liggen, want ellende is het. Dat leverde wel fascinerende beelden op in 2020, je kon de renners elkaar steeds bijna zien aanraken, maar dan raakten ze elkaar even later toch weer kwijt. Richting de top komen we nog een kilometer aan 9% tegen, maar die is ook weer verschrikkelijk onregelmatig. De gemiddeldes zeggen echt niets over deze klim, het wordt simpelweg krasselen voor de renners. Af en toe is er een kort moment van verpozing als de weg even een paar meter omlaag loopt, maar dan gaat het daarna meteen weer vrolijk omhoog aan 18%. In de laatste kilometer van de klim kruipt het gemiddelde weer richting de 10%, met uiteraard hogere pieken. Het blijft lastig tot op de top, terwijl we ons inmiddels op 2300 meter hoogte bevinden. Niet alleen de percentages zijn hier dodelijk, ook het gebrek aan zuurstof. Degene die na 28 kilometer klimmen en 159 kilometer koers als eerste boven weet te komen op de Col de la Loze neemt ook meteen de Souvenir Henri Desgrange mee. De hoogste top van deze Tour, een geldbedrag van een euro of 5000 euro voor de winnaar.
![col-de-la-loze-meribel.png]()
![B9724599043Z.1_20200915180949_000%2BGG9GM6FQ5.1-0.jpg?itok=sO5cj_Ch1600186195]()
![sZTafVkR6YVHx3kK5Zd2cT.jpg]()
![big_ride_col_de_la_loze_20_1.jpg]()
![AF4IXQAXDJD4RJ4R67LFUMFDBA.jpg]()
![le-terrible-col-de-la-loze-l-une-des-grandes-curiosites-de-ce-tour-de-france-photo-le-dl-thierry-guillot-1600182797.jpg]()
Ik kan moeilijk kiezen, alle plaatjes zijn de moeite waard. Het is een unieke col, zo'n beklimming met om de tien meter een verandering van stijgingspercentage zie je eigenlijk nergens. Als hebben ze dus aan de andere kant van Méribel nog zo'n weg aangelegd, richting Tougnète. Dat is eigenlijk precies hetzelfde verhaal, prop die twee ooit samen in een rit en je kunt helemaal je lol op. Op 6,5 kilometer van de finish bereiken de renners de top van de Col de la Loze, uiteraard een beklimming van de buitencategorie. Op de top ligt een bonussprint op de renners te wachten, eentje waarvan je voor de tijdrit nog kon denken dat ie best belangrijk ging worden. Het wordt de derde keer dat we Col de la Loze in een koers zien verschijnen. De klim debuteerde in 2019 in de Tour de l'Avenir, amper een paar maanden nadat de boel was geasfalteerd. ASO maakte meteen gebruik van deze asfaltering om in de Ronde van de Toekomst een test uit te voeren. Het was een bijzondere test, want de rit was slechts 23,5 kilometer lang. Van Brides-les-Bains reden de renners via Les Allues omhoog naar Col de la Loze en ondanks de geringe lengte werd het een veldslag. Mauri Vansevenant ging aan de leiding, maar hij had behoorlijk veel moeite met de Col de la Loze. Wild zigzaggend kwam hij amper boven op de klim. Alexander Evans had daar minder moeite mee. Een pure klimmer, iemand die op ieder ander gebied volledig ongeschikt was. Deze rit was ideaal voor hem, hij domineerde en het leverde hem een contract op bij Intermarche, waar hij snel weer vertrok omdat bleek dat niet iedere etappe 23 kilometer lang is en naar de top van een berg leidt. De klim leidt vooral langs skiliften en sneeuwkanonnen, verder is er een eindeloze leegheid te bewonderen. En dus een geitenpad dat continu op en af gaat, waarbij de stukken op maar al te vaak richting de 20% gaan. Bij ASO waren ze op slag verliefd, en dus kwam de Tour de France een jaar later op bezoek. Net als nu tijdens de 17e rit. Tijdens de Tour van 2020 reden we van Grenoble naar Col de la Loze en op de Col de la Loze was het Miguel Angel Lopez die in de aanval ging. De verketterde Superman, zegekoning van 2023, kwam zijn geliefkoosde terrein tegen. Een lange klim op grote hoogte, hij doet niets liever. Kuss probeerde zijn karretje aan te haken, maar uiteindelijk waren het zoals te verwachten viel alleen Roglic en Pogacar die enigszins in de buurt van Lopez konden blijven. Maar ze konden hem nooit meer inhalen, op hoogte stond er geen maat op Superman. De zege was voor hem, terwijl we ons toch vooral aan het focussen waren op het duel tussen Pogacar en Roglic. En dat duel was fascinerend. Roglic was de betere die dag, maar hij kon Pogacar nooit helemaal lossen. Iedere keer leek Pogacar naar Roglic toe te rijden, maar dan knalde Roglic er weer een paar meter van weg. En dan leek Pogacar weer terug te komen, maar reed Roglic weer weg. Het verschil tussen de twee werd grotendeels bepaald door de grilligheid van de Col de la Loze. Iedere keer die knikjes, waardoor je iedere keer optisch een ander effect creëert. Richting de top van de klim reed Roglic dan toch definitief weg van Pogacar. Hij droeg al de gele leiderstrui en hij verstevigde daar zijn leidende positie. Hij leek de Tour te gaan winnen, tot die ene verduivelde tijdrit op La Planche des Belles Filles. Sindsdien hebben ze bij Jumbo besloten om niets meer aan het toeval over te laten en daar waren we gisteren dan weer getuige van. Maar goed, dat was het debuut van de Col de la Loze in een notendop. Een afgetekende zege van Superman Lopez, die vroeg in de aanval ging en nooit meer werd teruggezien. En daarachter een titanenstrijd tussen Roglic en Pogacar, beslecht in het voordeel van Roglic. Hij pakte 15 seconden op Pogacar, na zo'n beest van een klim kunnen de verschillen dus alsnog vrij beperkt blijken te zijn.
![miguel-angel-lopez-astana-tour-francia-2020-etapa17.jpg]()
![6309d]()
In 2020 eindigden we op de top van de Col de la Loze, nu volgt er nog een toetje. De andere kant van de berg is ook geasfalteerd, op dezelfde manier. Vrij smal, vooral bedoeld voor fietsers. Verboden terrein voor auto's. Ook verboden terrein voor zeepkisten, toch is Adam Hansen hier gepasseerd. Zijn beelden zijn behoorlijk nuttig, want van Streetview is geen sprake hier. Om de afdaling in te kunnen schatten moeten we het dus hebben van andere bronnen. Als we de beelden van Adam bekijken zien we dat de afdaling gelijk begint met een aantal stevige bochten, waarbij het voordeel wel is dat je in het gras eindigt als je een foutje maakt. De afdaling is onderhand net zo grillig als de klim, het gaat zo nu en dan bizar steil omlaag, maar dan is het ineens weer een stuk vlakker. Ook omlaag is het moeilijk om een ritme te pakken te krijgen, wat ook met het aantal bochten te maken heeft. Na een tijd volgt er een haarspeldbocht om een mooie rots heen, met even daarna een bocht die wat vervaarlijk door blijft lopen naar rechts. Hierna lijkt de afdaling een tijd vrij makkelijk te zijn, pas op vijf kilometer van de finish komen we weer een serieuze bocht tegen. Even later volgt er een wat listige naar rechts, maar daarna gaat het dan weer op een vrij eenvoudige manier verder. Dat idee krijg ik althans als ik kijk naar de werken van Hansen. De weg is niet gigantisch breed, maar hij had nog smaller kunnen zijn. Het asfalt is in ieder geval onberispelijk, niet gek als het zo'n nieuwe weg is. De omgeving is volledig open, dat helpt enorm. Met iets minder dan vier kilometer te gaan komen de renners kort achter elkaar twee haarspeldbochten tegen, het gaat hier steil omlaag en dat maakt deze bochten lastig. Na deze haarspeldbochten loopt de weg op de typische Col de la Loze-manier verder omlaag, je ziet de steile strookjes en de wat vlakkere stukken elkaar afwisselen. De renners komen nog wat bochten tegen, maar het grote probleem heb ik nog altijd niet gezien. Een leuke verrassing is nog wel dat met minder dan drie kilometer te gaan een kort knikje omhoog volgt van 400 meter aan 7%. De renners komen gelanceerd aan en dus vliegen ze er waarschijnlijk vrij eenvoudig overheen, maar Adam Hansen komt hier bijna tot stilstand. Voorbij het opmerkelijke skistation van Les Verdons is het nog 2,5 kilometer fietsen tot de finish. De weg loopt nu eigenlijk een kilometer behoorlijk rechtdoor omlaag, dit stuk van de afdaling is het probleem ook weer niet. Paar flauwe bochtjes, maar niets om bang van te worden. Op 1,5 kilometer van de finish volgt er dan wel weer een enge bocht, althans, Adam Hansen schatte deze bocht in ieder geval volledig verkeerd in. Een haarspeldbocht naar rechts, met wat extra asfalt toegevoegd aan de randen, het was alsnog amper genoeg voor Hansen. Na deze lastige bocht, waar ze ter bescherming een aantal matrassen hebben geplaatst, rijden we behoorlijk rechtdoor de slotkilometer binnen. Uiteraard staan de matrassen nog verkeerd ook, aan het eind van de bocht ontbreken ze, maar afijn. We zitten in de slotkilometer en in die slotkilometer gaan we ook nog een hoop meemaken. Tot op 800 meter van het eind blijft de weg dalen, maar we komen geen rare bochten meer tegen. Pas helemaal aan het eind van de afdaling volgt er nog een bocht, eentje die werd gemist door Hansen. De renners moeten schuin naar rechts, onder een tunneltje door. Ze rijden na het eerste tunneltje een tweede tunnel in, het wordt donker en het gaat meteen steil omhoog. Aan het eind van de etappe volgt nog een uitsmijter, een klim van 800 meter aan 11% gemiddeld, met in de laatste 400 meter een piek tot 18%. Buiten de tunnel blijft de weg heel steil omhoog lopen, een paar meter later slaan de renners scherp linksaf richting een nieuw weggetje dat speciaal voor deze gelegenheid is aangelegd. Ze rijden naar het altiport van Courchevel en op 400 meter van de finish bereiken ze dit vliegveld, ze slaan linksaf en daarna gaat het op de landingsbaan in de laatste 400 meter aan 15% gemiddeld omhoog. We kennen de beelden van het altiport van Peyragudes in de Tour van vorig jaar, dit gaat die beelden waarschijnlijk nog overtreffen. Een muur van jewelste in de laatste paar meter van de rit, we gaan stervende zwanen te zien krijgen op het vliegveld van Courchevel. Allemachtig, dit gaat wel even een ontknoping worden.
![F1VOohcXwAIdpn0?format=png&name=900x900]()
![EBik7crWwAA78l_?format=jpg&name=large]()
![F1VW99oXwBQjrNd?format=jpg&name=large]()
![rZmjkJG.png]()
Na een kleine 166 kilometer eindigt de koninginnenrit van deze Tour op het vliegveld van Courchevel. Een vliegveld waar we wel iets over kunnen vertellen: Het vliegveld Courchevel (Frans: Altiport de Courchevel) is een vliegveld in de Franse Alpen bij de plaats Courchevel gelegen op een hoogte van 2.000 meter. Het beschikt over een korte start- en landingsbaan van slechts 525 meter. Ook heeft de baan een helling van 18,5% omhoog; er kunnen geen doorstarts gedaan worden op het vliegveld. Door de heuvels, kliffen en bergen is het erg moeilijk om te landen op het vliegveld. Een tientallen meters diepe kloof aan de ene zijde van de landingsbaan en een heuvel aan de andere zijde zorgen voor extra gevaar. Er kan maar vanaf één kant gestart worden en vanaf de andere kant kan enkel geland worden. Alleen piloten die een speciale training hebben gevolgd mogen op dit vliegveld landen. Courchevel geldt als op 6 na gevaarlijkste luchthaven ter wereld. Tegenwoordig wordt het vliegveld enkel nog gebruikt voor helikopters en kleine Cessna's, terwijl vroeger ook twin otters en Dash 7's landden. Een van de gevaarlijkste luchthavens ter wereld! Ronduit fascinerend. In het verleden is de Tour wel al vaker op dit vliegveld te vinden geweest, drie keer eerder kwam er een rit aan in Courchevel. In 1997 gooiden Jan Ullrich en Richard Virenque het op een akkoordje. Virenque mocht tegen betaling de rit winnen van Jan, die op dat moment al twee ritten op zak had en op weg was om op z'n gemakje de Tour te winnen. Ullrich zou die Tour ook winnen, meteen zijn enige eindzege. Drie jaar later keerde de Tour terug naar Courchevel en toen waren we getuige van een van de laatste straffe stoten van Marco Pantani. Zijn laatste profzege boekte hij hier. Hij reed in de finale weg van Jose Maria Jimenez, nog zo'n tragische figuur. Twee godstalenten, maar allebei kwamen ze op een tragische manier aan hun einde. Pantani was in 2000 nogal op z'n pik getrapt. Op de Mont Ventoux kreeg hij de zege 'cadeau' van Armstrong, dus wilde hij nog even aan de wereld tonen dat hij ook op eigen kracht kon winnen. Dat lukte. Missie geslaagd, hij verliet vrij snel daarna de Tour en in Frankrijk zagen ze hem nooit meer terug. Eigenlijk zagen ze hem nergens meer terug, amper vier jaar later was zijn leven voorbij. In 2005 waren we op het vliegveld van Courchevel dan weer getuige van de ontplooiing van een ander talent, Alejandro Valverde boekte hier zijn eerste ritzege in de Tour. In de Vuelta had hij al geschitterd, maar op zijn Tourdebuut moesten we wat langer wachten. Toen het moment eindelijk daar was won hij gelijk. In een sprintje bergop was hij Lance Armstrong de baas. Valverde kijkt daar zelf nog altijd met heel veel plezier op terug, bleek uit El Dia Menos Pensado. Opa vertelt, het liefst over die ene keer dat hij 'de Amerikaan' de oren wist te wassen op Courchevel. Valverde zou in de jaren daarna nog krankzinnig veel winnen, maar die zege op Courchevel was er eentje voor de eeuwigheid. Hij gaat 18 jaar later een opvolger krijgen. Virenque, Pantani, Valverde, wie voegt er zich in dit iconische rijtje? Wat we verder nog kunnen melden over het iets lager gelegen Courchevel: Courchevel is een wintersportgebied in de Franse Alpen, meer bepaald in de Tarentaisevallei in het departement Savoie. Het ligt op het grondgebied van de gelijknamige gemeente. Courchevel is een van de drie oorspronkelijke valleien van het megaskigebied Les 3 Vallées en heeft de naam een exclusief en mondain skioord te zijn. Het skigebied omvat een aantal skidorpen. Het grootste en hoogst gelegen is Courchevel 1850 of kortweg Courchevel. Daaronder liggen Courchevel Moriond (1650), Courchevel Village (1550) en Courchevel Le Praz (1300). Verder westwaarts ligt La Tania. Nog lager ligt het historische dorp Saint-Bon-Tarentaise. Courchevel is een van de oudste Franse skigebieden; de hoger gelegen skistations van Courchevel werden uit het niets opgebouwd vanaf de jaren 1930. Les 3 Vallées, over een tijdje zijn ze allemaal met elkaar verbonden door Col de la Loze-achtige fietspaden. 's Werelds grootste aaneengesloten wintersportgebied, met 600 kilometer aan piste, en over een tijd ook 600 kilometer aan fietspad. Dit jaar organiseren Courchevel en Méribel samen overigens het WK alpineskiën, voor de liefhebber.
![Tour-2005-Armstrong-Valverde.jpg]()