Etappe 10: Vulcania - Issoire, 167,2 kmHet voelt als een eeuwigheid geleden, maar een dikke week geleden beleefden we de mooiste Tourstart ooit. De Tour de France van 2023 ging van start in het majestueuze Baskenland en tijdens de eerste etappe beleefden we een vier uur durend orgasme. Het was fantastisch, en dan de overtreffende trap daarvan. De Basken waren op de afspraak, vooral op de beslissende klim van de eerste rit, Pike Bidea. Onderweg naar die klim waren we met Enric Mas en Richard Carapaz overigens twee klassementsrenners verloren middels een valpartij, dat was het minpuntje van de start. Op Pike Bidea zagen we meteen de grote mannen vooraan, Pogacar en Vingegaard toonden zich meteen, maar het waren de gebroeders Yates die na de klim wisten te ontsnappen. Onderweg naar Bilbao werkten ze goed samen en dus mochten ze het op de slotklim onderling gaan uitvechten. Adam Yates bleek de sterkste van de tweeling, hij won de eerste rit en veroverde uiteraard ook meteen de gele trui. De tweede rit was minstens zo fantastisch, we reden weer een hele dag door het Baskenland en het was geweldig. Vooral de fans en de plaatjes, de koers bleef een beetje achter. Alles moest gaan gebeuren op de Jaizkibel, en daar gebeurde ook het een en ander. Op de top van de klim lag een bonussprint en Pogacar pakte de seconden aldaar voor Vingegaard. Pogacar trok daarna door in de afdaling, op de tweede dag zagen we meteen de grote twee wegrijden van de rest. Maar Vingegaard hield de benen stil en dus keerde er een groepje terug. Pello Bilbao probeerde te ontsnappen in de afdaling en met zijn daalkunsten wist hij de rest ook op achterstand te zetten, maar Jumbo besloot in het vlakke stuk richting Donostia alles te controleren voor Van Aert. Dat ging goed, tot in de slotkilometer. Onder de vod versnelde Victor Lafay en ze zagen hem pas na de finish weer terug. Van Aert kwam nog dicht, maar hij strandde op de tweede plaats. Dit tot grote onvrede van de Belgen, die vonden dat Vingegaard het gat dicht had moeten rijden. Eigenlijk had dat ook gemoeten, want dan hadden we niet Victor Lafay als winnaar gehad. Dat was toen al totaal belachelijk, maar sindsdien lost hij op iedere drempel en dat werpt de vraag op hoe hij in godsnaam zo heeft kunnen pieken de eerste twee dagen. We snappen er nu al niets van, maar met iedere dag die verstrijkt gaat die uitslag belachelijker worden.
De derde rit was de laatste rit in het fenomenale Baskenland, we werden bij deze gelegenheid bijna uitsluitend getrakteerd op mooie natuurplaatjes. Een heel stuk langs de Baskische kust, ik heb drie dagen lang geen broek aan hoeven te trekken. We trokken van Euskadi naar Iparralde en daar ging er gesprint worden in Baiona. Het was een beetje een malle sprint, vooral omdat de laatste kilometer op geen moment recht was. Na een goede lead-out van Mathieu van der Poel was het Jasper Philipsen die naar de zege spurtte, maar dat leverde wel het een en ander aan commotie op. Hij deed de deur dicht voor Van Aert. Dat was ook wel zo, maar hij had het excuus dat er op een paar meter van het eind een bocht lag. Doordat er een bocht lag had hij in zekere zin het recht om de snelste weg naar de finish te nemen en dat doe je door de binnenbocht te pakken. Vooral een fout van de parcoursbouwers, die zich overigens van geen kwaad bewust waren, en niet zozeer van Philipsen. Die fouten zou hij later nog wel maken, zo zou het zijn schuld zijn geweest dat Fabio Jakobsen tijdens de finale van de vierde rit op het autocircuit van Nogaro ten val kwam. Naderhand beukte Mathieu van der Poel nog even Biniam Girmay aan de kant en zo creëerde het druistige duo van Alpecin-Deceuninck genoeg ruimte om de tweede ritzege op rij te laten noteren. Weer een ritzege voor Philipsen, de snelste en zeker ook brutaalste sprinter van de Tour.
Na twee vlakkere ritten trokken we de Pyreneeën in en dat werd me wat. Amai. Op dag vijf fietsten we naar Laruns, de laatste klim van de dag was de Marie Blanque. Op die klim begon Jumbo op kop te beuken en plots zat er bijna niemand meer in het wiel. Nadat Kuss klaar was met zijn beukwerk versnelde Vingegaard en Pogacar bleef zitten. In een mum van tijd reed Vingegaard een halve minuut weg bij Pogacar en in de afdaling en het vlakke stuk richting Laruns deed hij er nog een halve minuut bovenop. Vingegaard pakte een minuut op Pogacar en we hadden allemaal genoeg gezien: de Tour was beslist. De rit won Vingegaard overigens niet, want de ritzege ging naar Jai Hindley. De voormalige Girowinnaar zat in de kopgroep van de dag en hij kreeg een riante voorsprong toebedeeld van het peloton dat niet echt nerveus van hem werk. Hij won de rit en pakte de gele trui, maar die trui zou hij tijdens de tweede rit in de Pyreneeën weer verliezen. Jumbo wist het zeker, Pogacar was te pakken. En dus reden ze onderweg naar Cambasque op de Tourmalet iedereen de vernieling in. De hele ploeg reed als een gek op kop en na de versnelling van Kelderman bleven alleen Vingegaard, Pogacar en Hindley nog over in het wiel van Kuss. Hindley moest even later lossen en hij verloor meteen heel veel tijd, de gele trui zou hij gelijk weer verspelen. Na de nieuwe werken van Kuss ging Vingegaard nog maar eens in de aanval, maar deze keer plooide Pogacar niet. Hij kon het wiel houden. Na de top van de Tourmalet werd de vooruit gestuurde Van Aert bijgehaald en die mocht het tempo bepalen tot de steile stroken van de slotklim. Op die steile stroken ging Vingegaard nog maar eens in de aanval, ze waren er allemaal heilig van overtuigd dat ze hier Pogacar definitief overboord gingen kieperen. Dat was niet zo. Pogacar kende een betere dag, hij liet Vingegaard even uitrazen en dan ging hij zelf in de aanval. In een kilometer of twee pakte hij 24 seconden op Vingegaard, plus nog wat bonificaties, want alle vluchters waren opgerold. Een ritzege voor Pogacar, en zijn achterstand op Vingegaard gehalveerd. De Tour was helemaal niet klaar, de Tour was nog steeds pas net begonnen. En toch gaan we gewoon door met voorbarige conclusies, we zullen het nooit leren. Zoals Philipsen het ook nooit zal leren. Tijdens de zevende rit, een etappe met voor het eerst in 13 jaar een aankomst in Bordeaux, pakte hij zijn derde ritzege. Wel weer een sprint met een asterisk, want Philipsen week stevig van zijn lijn af en hij deed de deur dicht voor Biniam Girmay. Dat soort geintjes moet je niet uithalen, dat dragen we je na.
De jury vond het niets, dus bleef de zege staan. Mark Cavendish werd tweede, heel even leek hij op weg naar die magische 35e ritzege in de Tour. Het mocht niet zo zijn, en een dag later lag hij op de grond en viel hij uit met een gebroken sleutelbeen. Onderweg naar Limoges kregen we te maken met een rit die voor de vluchters had kunnen zijn, maar het werd een rit voor de sprinters. De sterkere mannen onder de sprinters, want de aankomst liep vies omhoog. Ditmaal kwam Philipsen net wat krachten tekort, het was oermens Mads Pedersen die een lange sprint helemaal wist door te trekken tot de streep. In een Tour die slecht voor de sprinters zou zijn hebben we toch maar mooi vier sprints gezien tijdens de eerste acht dagen. De negende dag zouden we dan weer niet gaan sprinten, voor de rustdag waren we getuige van een memorabele etappe. De rit ging van start in Saint-Léonard-de-Noblat, het dorp van Raymond Poulidor. En dus ook een beetje het dorp van Mathieu van der Poel. We hadden allemaal verwacht dat hij die dag in beeld zou rijden, ook al leek een ritzege een kansloze zaak. Maar hij reed niet in beeld. Het leek een rit waar iedereen in de vlucht zou willen zitten, maar het was zo'n beetje de eerste de beste vlucht die vertrok. In de vertrokken vluchtgroep zagen we amper fatsoenlijke klimmers, waardoor we de zege meteen konden uitdelen aan Michael Woods. Dat bleek net iets te simpel gedacht, want het was koers vooraan. Matteo Jorgenson was mee namens Movistar en in zijn oor tetterde Chente Garcia Acosta waarschijnlijk steeds: fuga de la fuga. Ontsnappen uit de vlucht, een vaak heilzame tactiek als de kopgroep uit meer dan 10 renners bestaat. Vrij ver van de finish zagen we talloze ontsnappingspogingen, uiteindelijk was het Jorgenson die een aardig gat wist te slaan. Hij begon aan een solo van een kilometer of 50, die hij lang nog glansrijk leek af te gaan ronden ook. De finish lag alleen boven op Puy de Dôme, de iconische Tourklim die 35 jaar geleden voor het laatst werd beklommen. Johnny Weltz was de laatste winnaar op de klim en hij leek een even lullige opvolger te gaan krijgen, ook al was het dan een impressionante solo van Jorgensen. De klassementsrenners maakten zich niet druk, de voorsprong liep op naar meer dan een kwartier.
Achter Jorgenson ontstonden meerdere groepjes. Mohoric reed met een aantal mannen op een minuut, Michael Woods verzeilde in een groepje daarachter op meer dan twee minuten. Maar dan kwam de vulkaan. De laatste vier kilometer van Puy de Dôme waren ontzettend lang, ontzettend steil, ontzettend zwaar. En daar kwam Jorgenson zichzelf na alle inspanningen van de dag enorm tegen. Tot op pakweg twee kilometer van de finish was er niets aan de hand, maar daarna zagen we vanuit de achtergrond ineens iemand opstomen. Het werd door de regie grotendeels gemist, maar Woods was begonnen aan zijn klimtijdrit. Eén voor één raapte hij de renners voor hem op, terwijl het van twee minuten naar 1:30 ging en heel snel bleef er amper een minuut voorsprong op. Toen wist je dat het moeilijk ging worden voor Jorgenson en helaas, op 500 meter van het eind werd hij bijgehaald. Volledig ingestort, terwijl Woods juist volledig op stoom was gekomen. De beste klimmer van de voormalige kopgroep maakte het dan toch af. Michael Woods is de nieuwe winnaar op Puy de Dôme, een hondslelijke Canadees die voor geen meter kan sturen en dan ook nog eens voor het genocide plegende Israël uitkomt. Vies nasmaakje. Iedere zege van die ploeg is een nederlaag voor ons allen. Wat een epische rit had moeten worden met een emotionele start ter nagedachtenis aan Poulidor en een iconische aankomst boven op Puy de Dôme werd een beetje een tegenvaller. Een kwartier later zagen we in de straten van Clermont-Ferrand Jumbo op kop boren, want de tik die Pogacar onderweg naar Cambasque had uitgedeeld was nog niet genoeg. Jumbo dacht hem nu wel te kraken, ofzo. Dat viel weer tegen. Pogacar ging richting de top nog maar eens in de aanval en weer kon Vingegaard niet mee. De identiteitsloze Deen kon ditmaal langer volgen, maar moest alsnog een paar meter laten. De voorsprong van Pogacar liep steeds verder op, maar het bleef uiteindelijk steken op acht seconden. Puy de Dôme was dus eigenlijk helemaal niet zo relevant, en daar hebben we dan 35 jaar op gewacht.
De tweestrijd die we voor de Tour allemaal hadden verwacht is er in ieder geval wel gekomen. De mannen lijken aan elkaar gewaagd te zijn. De eerste dagen leek Pogacar beter, daarna deelde Vingegaard onderweg naar Laruns een dreun uit, sindsdien sloeg Pogacar twee keer terug. Vingegaard draagt nog steeds de gele trui, maar zijn voorsprong ten opzichte van Pogacar is slechts 17 seconden. Dat is niets. De koers is verre van beslist, we hebben nog genoeg om naar uit te kijken de komende twee weken. Al blijven we vermoedelijk voorlopig wat op onze honger zitten. We beginnen de tweede week met een typische vluchtersrit, de klassementsrenners nemen waarschijnlijk een tweede rustdag. De dag daarna gaan we sprinten, dan volgt er weer een heuvelrit die naar de vluchters zal gaan en daarna krijgen we achter elkaar met drie bergritten te maken. Op vrijdag hoeven de klassementsrenners pas weer wakker te worden. We beginnen de week met twee ritten voor de vluchters en een massasprint, de eerste van de twee vluchtersritten brengt ons van Vulcania naar Issoire. Daar gaan we.
![jVOhw0h.png]()
![28721]()
Na de rustdag in Clermont-Ferrand gaat de eerste rit van de tweede week van start op een plek waar de Tour nog nooit eerder is geweest. We bevinden ons in Vulcania, een educatief themapark en wetenschapsmuseum rond vulkanisme, gelegen in Saint-Ours-les-Roches, in het departement Puy-de-Dôme, 15 kilometer ten noordwesten van Clermont-Ferrand. De realisatie werd gesteund door Valéry Giscard d'Estaing en het centrum wordt ook wel het "Parc européen du volcanisme" (Europese park van vulkanisme) genoemd. Het centrum wordt beheerd door het semi-overheidsbedrijf Volcans. Het project stuitte en stuit op verzet van natuurbeschermers. Het project werd tussen 1986 en 1990 uitgewerkt door de Franse vulkanologen Maurice en Katia Krafft, het echtpaar vorsers die in 1991 overleden bij de uitbarsting van de Japanse vulkaan Unzen. Valéry Giscard d'Estaing, de voormalige president van Frankrijk verzette zich bij de presentatie in 1990 in zijn positie als voorzitter van de regionale raad van Auvergne eerst tegen het voorstel, maar nam het project na het overlijden van de Kraffts over en zette er zijn politiek gewicht onder. Het project heeft vanaf het begin kritiek gekregen. De sterke betrokkenheid van de voormalige president voegde een politieke dimensie toe aan de economische, technische en milieukwesties. Vanuit milieuoogpunt stuitte de bouw van Vulcania in het hart van de Chaîne des Puys op sterk verzet van natuurbeschermers. Anderzijds werd het project uitgevoerd op een voormalig militair domein, met koolwaterstofafzettingen, en hierdoor zou een verwaarloosde site herontwikkeld worden. Een andere forse kritiek kwam naar voren vanwege de financiële verliezen door het overschatte aantal bezoekers. In 2004 draaide het park met een tekort van 1,707 miljoen euro. De architect achter het ontwerp van het park was de Oostenrijkse architect en Pritzker Prize-winnaar Hans Hollein. Driekwart van de funderingen is ondergronds verzonken, wat heeft bijgedragen aan de rehabilitatie van het land. Bezoekers naderen een 'metaforische vulkaan' door af te dalen van een helling naar een kegelvormige structuur bekleed met donkere steen en aan de binnenkant bekleed met een gouden metaal. Het centrum omvat onderzoeks- en conferentiefaciliteiten, grote IMAX-theaters, groene huizen om de positieve effecten van vulkanisme - vruchtbaarheid - te benadrukken en een restaurant met uitzicht op het hele natuurpark. De camping is afgelegen en wordt ook gebruikt voor recreatie en wandelen. Een van de attracties op Vulcania zijn de cinemazalen waar meerdere thematische 4D-films worden vertoond. Doorheen de jaren volgden nieuwe attracties, waaronder de Volcanbul, een GPS-aangedreven robot die rondleidingen biedt door het gebied rond Vulcania, de lanceerachtbaan Namazu en de simulators Réveil des géants d'Auvergne en Dragon Ride 2. Deze werden specifiek geïmplementeerd om het aantal bezoeken te verbeteren en bezoekers aan te moedigen om een hele dag door te brengen met het verkennen van de verschillende gebieden, in plaats van een halve dag zoals meestal het geval is voor musea. Tot zover Wikipedia, heerlijk. Heb je meer aan dan de teksten op de officiële site:
Place of leisure as well as learning, Vulcania is an amusement park that allows everyone to better understand volcanoes and our planet. Bringing science to life thanks to discovery and emotion, while remaining true to its educational ambition, represents Vulcania’s challenge. A goal that considerably changes the site in its form and spirit, with a new link between attraction, emotion and knowledge. Both old and young can meet around enriching attractions and workshops. The choice of a more lively and more involving scenography puts the generated emotion at the core of the adventure. It becomes a great knowlegde carrier to better share and understand the major challenges of the 21st century.. We leren in Vulcania dus zelfs over alle uitdagingen van deze eeuw, het is echt een uniek themapark.
![vulcania_vue-aerienne.jpg]()
![ZMUZYURQP5CIBH3C3O3OA5A3CY.jpg]()
Van boven lijkt het terrein best tegen te vallen, maar de meeste attracties bevinden zich dan ook ondergronds. Binnenin worden uitbarstingen nagebootst en de oorsprong (en gevolgen) van erupties uit de doeken gedaan, razend interessant. Je vindt er ook een tuin met vulkanische planten en bomen. Dat lijkt me wel genoeg reclame voor dit pretpark, dat financieel best stappen zal hebben gezet als ze de Tour binnen kunnen halen. Al kan dat ook altijd een idee van de lokale prefectuur zijn om het park in het zonnetje te zetten. Enfin, tegenover het park ligt de vulkaan van Lemptégy, een vulkaan die deels is afgegraven. Het vulkanische gesteente was erg in trek. Tegenwoordig kun je kaartjes kopen voor een rondleiding door de krater van de vulkaan, waardoor het afgraven verschillende soorten gesteente aan de oppervlakte zijn gekomen. De renners rijden tijdens de neutralisatie snel weg van Vulcania en Lemptégy en zetten koers naar de route van voor de rustdag. Zodra de rit officieel begint rijden we over de weg die de renners op zondag naar Puy de Dôme bracht. De klim naar Puy de Dôme begon lastig in Clermont-Ferrand, maar buiten de stad was het een paar kilometer vals plat voor het steile slotstuk volgde. Na de officiële start volgen we anderhalve kilometer de klim van zondag, een deel van het makkelijke tussenstuk van de klim. Direct na de start gaat het een kilometer aan 4% omhoog en daarna is het een halve kilometer bijna volledig vlak. We komen uit bij de twee rotondes in de buurt van La Baraque. Bij de eerste gaan we net als zondag rechtdoor, bij de tweede gingen we zondag naar rechts richting Puy de Dôme. Nu gaan we bij de tweede rotonde schuin naar links en dan begint volgens de organisatie de eerste klim van de dag, ofschoon we dus direct vanuit het vertrek al aan het klimmen zijn. Het gaat 4,8 kilometer aan 4,7% omhoog naar de top van de Col de la Moréno, een klim van de derde categorie. Over een brede weg gaat het met uitzicht op Puy de Dôme toch flink omhoog, zeker als je bedenkt dat dit de eerste meters zijn na de rustdag. Gouvenou heeft in het verleden wel eens gezegd dat hij liever geen zware rit wil na een rustdag, want de renners moeten de kans krijgen om rustig het ritme weer op te pikken na een rustdag. Sommige renners verteren zo'n rustdag slecht en kennen dan een slechte dag, daar wil Gouvenou graag rekening mee houden. Behalve vandaag dan, want vanuit het vertrek gaat het al omhoog en als we amper twee kilometer aan de gang zijn begint deze Col de la Moréno dus. Een klim die al vaker is voorgekomen in de Tour, want hij ligt in de buurt van de Puy de Dôme en Clermont-Ferrand en die regio wordt met enige regelmaat bezocht. De Col de la Moréno is een klein beetje onregelmatig, na een kilometer aan 5,5% gaat het even wat minder hard omhoog waarna er een halve kilometer aan 8% volgt. Dat gaat heel veel renners pijn doen, de koers kan hier al helemaal gaan exploderen. Zo hoor je wat mij betreft altijd te beginnen na een rustdag, meteen een klim op de route leggen zodat we kunnen zien wie er de rustdag goed is doorgekomen. Na een klein stukje in dalende lijn gaat het richting de top van de klim nog even wat steiler omhoog, een kilometer aan 6,5% en dan in de laatste meters voor de top een stuk aan 8%. We hebben op de top, in de buurt van Puy de la Moréno, slechts 7 kilometer afgewerkt. Een explosief begin, we gaan hier te maken krijgen met een flinke uitbarsting. Ik heb er nu al zin in.
![DSCF5182.jpg]()
![Col_de_la_Mor%C3%A9no_-_Puy_de_Laschamps_20220825-02.jpg]()
De weg omhoog is breed en goed, hetzelfde kan gezegd worden over de weg omlaag. Er volgt een afdaling van vijf kilometer aan 5%, de Col de la Moréno kent wat dat betreft twee gelijke kanten. De weg omlaag loopt vooral rechtdoor, het wordt een snelle afdaling derhalve. Geen lastige, want bochten komen we amper tegen. Als we bijna beneden zijn één scherpere naar links, maar dat is het dan ook wel. Beneden botsen we in de buurt van Nébouzat op een rotonde, ook liggen hier wat vluchtheuvels. Bij de rotonde gaan we rechtdoor en daarna is de afdaling gedaan, er volgt nu een vlak stuk van twee kilometer waarna de weg drie kilometer vals plat omhoog zal lopen aan een procent of drie. Ik ben benieuwd of de kopgroep al meteen op de eerste klim zal ontstaan, ik denk het eerlijk gezegd niet. Iedereen weet dat dit een rit voor de vluchters is en dus zal iedereen ook in de vlucht willen. Je moet wel je klimmersbenen meenemen, maar ik acht de kans vrij groot dat we na de eerste klim nog steeds een flink gevecht gaan zien om in de vlucht van de dag terecht te komen. Het beste scenario is dat er een klassementsrenners slecht uit de rustdag komt en meteen lost op de eerste klim, waarna andere ploegen gaan rijden. Dat is vast te optimistisch, maar toch, ik ga wel even goed zitten voor het begin van de rit. Na het stuk vals plat is het weer twee kilometer zo goed als vlak en dan bereiken we na 19 kilometer Orcival, waar de voet ligt van de tweede klim van de dag. De weg naar Orcival is vrij recht en breed, maar vlak voor we het dorp bereiken komen we nog wel een paar bochten tegen in licht dalende lijn. Eenmaal in Orcival zouden we rechtdoor kunnen rijden in het dorp, maar onzinnig genoeg slaan we scherp rechtsaf, een onnodig moeilijke bocht als je ook gewoon rechtdoor had kunnen gaan. We slalommen door het centrumpje van Orcival en dan gaat het buiten het centrum 7,8 kilometer aan 5% omhoog naar de top van de Col de Guéry. De passage in Orcival kwam me overigens nogal bekend voor en wat blijkt: tijdens de Tour van 2020 reden we onderweg naar Puy Mary ook al eens dwars door het centrum van Orcival om daarna aan de Col de Guéry te beginnen! Ik spot in mijn aantekeningen: De Col de Guéry, derde categorie. Bij het binnenrijden van Orcival slaan we eerst rechtsaf, het centrum van het dorp in. Klein stukje in dalende lijn, paar bochtjes kort achter elkaar. Smallere passage, ze zullen in Orcival wel wat geld hebben gelapt zodat hun pittoreske kern in beeld komt. Hoewel Orcival ook een bedevaartsoord schijnt te zijn, in de lokale kerk, die enorm oud is, staat een beeld van Maria. Daar zijn er nogal veel van, maar deze zou dan weer heel speciaal moeten zijn. Nouja, vooruit dan maar. Na deze kleine omleiding komen we weer uit op de doorgaande weg, die direct omhoog loopt. We zijn vertrokken voor een beklimming van acht kilometer aan 5% gemiddeld. Blijkbaar beginnen we met twee kilometer aan 7%, straffen toebak. Door een bos rijden de renners omhoog, maar al snel zal de Guéry een stuk makkelijker worden. Aan de rand van het bos wordt het al wat makkelijker met een kilometer aan 5%, zodra we het bos verlaten gaat het nog maar aan 3% omhoog. Het gaat een tijd rechtdoor, terwijl we verder klimmen aan 4%. In de buurt van de top gaat het dan nog eens stevig omhoog aan 7%, terwijl we in de verte allerlei imponerende lavakoepels zien liggen. Het laatste stuk van de klim is echt schitterend, al gaan we in de laatste twee kilometer nog maar vals plat omhoog. Na 27 kilometer koers bereiken we al de top van de tweede klim van de dag, het is een zwaar begin van de rit. In 2020 reden we na de top van de Col de Guéry nog een stuk verder naar het Lac de Guéry, nu slaan we direct op de top rechtsaf en volgt er zonder dat er een meer in beeld komt een afdaling.
![tour-de-france-2023-stage-10-climb-n9-1a7c0f7ea6.png]()
![roches-tuiliere-et-sanadoire-automne-davidgonthier-1600px-2.jpg]()
Op de top van de klim vinden we een parkeerplaats en een panoramisch uitzicht, het Point de vue Roches Tuilière et Sanadoire. De twee rotsen die hierboven te zien zijn stelen de show in deze omgeving, maar voor de renners is er weinig tijd om stil te staan bij de schoonheid van deze plek. Na de klim volgt er een afdaling van negen kilometer richting Rochefort-Montagne. We slaan op de top rechtsaf, slaan een smallere weg in en over die weg gaat het omlaag. De renners fietsen een bos binnen en daar gaat het een paar kilometer aan 6% omlaag terwijl we een aantal haarspeldbochten en tal van snelle bochtjes tegenkomen. Kortom, het is een technische afdaling. Als het verschil tot nu toe nog niet bergop gemaakt is kan het net zo goed in deze afdaling gaan gebeuren, de echte waaghalzen kunnen hier prima het verschil maken. Als het hier nog steeds koers is vrees ik een beetje voor de zaak, ik verplaats me in dat geval naar de keuken. Na die eerste drie kilometer wordt de afdaling overigens een stuk makkelijker, het gaat wat meer rechtdoor vals plat omlaag, nog steeds in de bossen. We komen nog wel wat listige bochtjes tegen, maar het venijn zit vooral in het begin. Aldoende komen we na bijna 37 kilometer uit in Rochefort-Montagne, waar de passage in het centrum belachelijk smal is. De helft van de weg wordt ingenomen door een huis, dat wordt even passen en meten. Na de smalle passage slaan de renners linksaf en dan rijden ze via een haarspeldbocht omhoog naar een grote weg, we hebben voorlopig het laagste punt bereikt. De brede weg die we bereiken loopt een kilometer of drie omhoog. Grotendeels vals plat, maar het gaat tussendoor ook even een dikke kilometer aan 6% omhoog, de rit blijft lastige trekjes vertonen. We bereiken vervolgens een soort van plateau. Er zijn geen vulkanen in de buurt te zien, het is even wat meer agrarisch terrein. De snelweg loopt na het klimmende gedeelte een kilometer of vijf vooral rechtdoor op een redelijk vlakke manier. Lichtjes glooiend, maar als we het vergelijken met alles wat we tot nu toe al hebben meegemaakt is dit het eerste rustmoment van de etappe. We nemen een keer een afslagje aan de rechterkant van de weg mee en slaan vervolgens linksaf richting Laqueuille, dwars door de akkers gaat het enkele kilometers rechtdoor op een zo goed als vlakke manier tot dit dorpje dat we na 45 kilometer koers gaan bereiken. Dit dorpje is blijkbaar bekend vanwege Blue de Laqueuille, een blauwaderkaas die in 1850 werd ontwikkeld door Antoine Roussel, een man wiens standbeeld in het dorp te vinden is. In Laqueuille komen we een heuse haarspeldbocht tegen, de weg loopt omlaag en buiten het dorp blijft die weg nog eens anderhalve kilometer verder omlaag lopen. In Laqueuille schijnen ze ook hun eigen mineraalwater te hebben, de renners moeten vooral rekening houden met het feit dat het na de haarspeldbocht in het dorp vooral rechtdoor omlaag gaat. Na het stukje in dalende lijn loopt de brede weg anderhalve kilometer rechtdoor vals plat omhoog. Amper merkbaar, wel. Het gaat daarna ook weer een halve kilometer vals plat omlaag, rechtdoor, maar het lijkt gewoon vlak. Na een tijd pakken we weer een afslag aan de rechterkant mee om uiteindelijk linksaf te slaan, waarna de renners over een brede weg naar Murat-le-Quaire gaan fietsen. Deze weg zou twee kilometer aan een procent of vier omhoog moeten lopen, maar de oogtest zegt mij dat het nog net wat makkelijker is. Na 52 kilometer komen de renners uit in Murat-le-Quaire, de tussensprint is inmiddels heel dichtbij. We komen in het centrum van het dorp een paar bochten tegen, maar ook buiten het dorp blijft het een tijd bochtig terwijl de weg een kilometer of drie omlaag zal lopen. Dit is geen al te lastige afdaling, de weg is breed en het gaat zeker niet steil omlaag, maar alsnog gaat het wel omlaag en we komen wat bochten tegen, dus is er enige aandacht vereist. Beneden komen de renners uit bij een rotonde, hier gaan ze rechtdoor en dan is het een kilometertje vlak, voor we een tijdje vals plat omhoog gaan fietsen richting Mont-Dore. Hier ligt na 60 kilometer de tussensprint van de dag.
![50993dd0d37b20df089502dd386a25adc62f5f6c.jpeg?v=v1]()
Uit Murat-le-Quaire is de zanger Jean-Louis Murat afkomstig, naar het schijnt. Ik heb het even voor jullie opgezicht, niet direct een bindende luistertip. We dalen vanuit Murat een stukje af en daarna is het even vlak voor het ogenschijnlijk een kilometer of drie omhoog gaat naar de tussensprint. De oogtest geeft opnieuw aan dat dit wel meevalt. We rijden rechtdoor Mont-Dore binnen, een kuuroord dat bekend is om haar warmwaterbronnen en het naastgelegen wintersportgebied. In deze omgeving ontspringt de rivier de Dordogne, tevens ligt met de Puy de Sancy hier de hoogste top van de Auvergne een stukje verderop. De gemeente is vernoemd naar de Mont-Dore, een oude stratovulkaan ten zuiden van het dorp. Vlak voor de tussensprint slaan we in Mont-Dore rechtsaf en bijna direct daarna gaat het naar links, hierna volgt de sprint. Voorbij de sprint rijden we rechtdoor verder in het centrum van dit toeristische oord, terwijl de weg wat omhoog loopt. Buiten het centrum gaat het twee keer naar links en dan meteen naar rechts, na dit bochtenwerk begint de derde klim van de dag, de komende zes kilometer gaat het aan 6,3% omhoog naar de top van de Col de la Croix Saint-Robert. De klim begint meteen met een reeks haarspeldbochten, het gaat twee kilometer omhoog aan 7% terwijl de weg iets smaller is geworden. In het begin is er even een uitzicht over Mont-Dore, daarna duiken we de bossen in. Buiten de bossen blijkt dat het zwaarste gedeelte van de klim meteen het eerste deel was, we komen ineens in de open velden terecht en hier gaat het aan 4,5% omhoog. Na een tijd duiken we een tweede bos in, waar het weer een tijd aan 6% omhoog zal gaan, met wat haarspelbochten erbij. We verlaten ook dit bos weer en dan rijden we dwars door een kale vlakte de top tegemoet. Dit terwijl we in de verte andere toppen zien liggen, Puy de Sancy eist hier alle aandacht op. Na een stukje aan 5% bereiken we na 66,6 kilometer de top van deze klim van de tweede categorie, een klim die vaker is voorgekomen in de Tour. In de Tour van 2011, om precies te zijn, onderweg naar Super Besse. De weg omhoog heet dan ook de Route de Besse, we zijn dicht in de buurt van de plaats waar ooit een bepaalde renner schitterde. Nee, niet Rui Costa in 2011. Wie wel? Daar komen we later nog op terug. In 2011 kwam Tejay van Garderen hier als eerste boven, goh, je zou zijn bestaan al bijna weer zijn vergeten. De pas ligt in het gebergte van de Monts Dore, tussen de Puy de l'Angle en de Roc de Cuzeau. De pasweg D36 vormt een verbinding tussen de valleien van de Dordogne en die van de Couze Chaudefour - Couze Chambon. Chambon-sur-Lac, daar gaan we nu naartoe.
![col-de-la-croix-saint-robert-mont-dore.png]()
![42e10abb3c.jpg]()
![1562486927661.jpg]()
De komende tien kilometer gaat het aan bijna zes procent gemiddeld omlaag naar Chambon-sur-Lac, de andere kant van de Col de la Croix Saint-Robert is eigenlijk een stuk lastiger. De weg omlaag is netjes, lijkt vrij recent nog voorzien te zijn van een nieuw laagje asfalt. Wel is de weg relatief smal, terwijl we enorm veel bochten gaan tegenkomen. De eerste vijf kilometer slingeren we ons een weg van de ene naar de andere bocht, sommige van die bochten zijn nog best scherp ook. Het voordeel is dan weer dat het terrein ontzettend open is, alle bochten zijn daardoor vrij goed in te schatten. Na vijf vrij lastige kilometers in dalende lijn slaan de renners linksaf een andere weg in, het gaat daarna een tijdje wat minder steil naar beneden terwijl we ook wat minder bochten tegenkomen. Tijdens de afdaling is er bijna continu een mooi uitzicht, maar als we bijna beneden in Chambon-sur-Lac zijn valt ons oog op dat lac, een prettig aangezicht. Voor we langs het meer gaan fietsen duiken we eerst nog even een bos in waar we het laatste stuk in dalende lijn afwerken. We komen nog wat bochten en een haarspeldbochtje tegen, maar het venijn zit hier duidelijk weer in het begin. Na 76 rijden we over een brede weg door Chambon-sur-Lac, we passeren het lokale kerkhof en op dat lokale kerkhof staat een kicken kapelletje, het hoogtepunt van het dorp. Buiten het dorp fietsen we rechtdoor over die brede weg naar het Lac Chambon, een meer van vulkanische oorsprong. Het is breed, recht en vlak voor drie volle kilometers, als we van Chambon-sur-Lac langs het Lac Chambon naar Murol fietsen. Onderweg komen we alleen een rotonde tegen, verder is het even een moment van rust tijdens deze onstuimige rit. En onstuimig zal het blijven, want als we na 79 kilometer door Murol fietsen gaat de volgende klim alweer beginnen. Over Murol weet Wikipedia ons het volgende te melden: Murol is gelegen in het gebied van de Monts dore, een gebergte van vulkanische oorsprong in het Centraal Massief. Tussen Murol en Chambon-sur-Lac ligt het lac Chambon, een natuurlijk stuwmeer dat is ontstaan doordat de vulkaan de Tartaret, het dal van de Couze Chambon blokkeert. Met een ouderdom van 3500 tot 8000 jaar is de Tartaret een van de recentste vulkanische formaties uit het gebied. Dan voeg ik er zelf nog even aan toe dat ze hier een kasteel boven op een heuvel hebben liggen en dat we na de doortocht in het centrum beginnen aan de Côte de Saint-Victor-la-Rivière. Een beklimming van de derde categorie, het gaat drie kilometer omhoog aan 6% naar het dorpje Saint-Victor-de-la-Rivière. Een brede weg brengt ons door de bossen omhoog naar dit dorpje, na 84 kilometer zijn we op de helft van de rit en boven op deze klim.
![tour-de-france-2023-stage-10-climb-n11-946604c7a2.png]()
![chateau-de-murol.jpeg?itok=fClmiJ1y]()
Toch een klim met een paar steilere stroken, het gaat een tijdje rond de 8% omhoog, dit is toch wel gewoon een lastige rit. Al komen we na deze klim op ander terrein terecht, de komende kilometers gaan we vooral een aantal ongecategoriseerde korte klimmetjes tegenkomen. Dat andere terrein begint eigenlijk direct na deze klim, want er volgt niet gelijk een afdaling. Over een plateau rijden we zes kilometer verder tot in Besse. Het is eerst even vlak, dan gaat het heel kort naar beneden, volgt er een knikje omhoog van een kilometer, gaat het twee kilometer vals plat omlaag en dan loopt de weg even een kilometer aan 5% omhoog tot in Besse, een pittoresk dorpje. De weg richting Besse is enorm breed en het asfalt is heel goed, de paar bochten die we tegenkomen zullen we daarom zonder meer goed gaan doorkomen. In Besse komen we nog meer bochten tegen, maar de weg loopt hier inmiddels vrij stevig omhoog. Toen het karretje van streetview hier passeerde reed er toevallig een renner van EF door de straten van het dorp, dat soort dingen vind ik dan altijd wel weer geestig om te zien. Geen idee wie, laten we het op Rolland houden omdat dat een Fransman is die destijds voor de ploeg reed. Hoe dan ook, in Besse slaan we uiteindelijk in het centrum linksaf. We zouden ook rechtsaf kunnen slaan, dan rijden we naar het wintersportoord Super Besse. Dat hebben we in de Tour al eens gedaan, in 2011 bijvoorbeeld. Toen won Rui Costa daar. Maar we gingen er ook in 2008 op bezoek. En wat er toen gebeurde zul je nooit geloven.
![riccardo_ricco_super_besse.jpg]()
Wilde ik toch niet onbenoemd laten. Goed, we rijden van Besse helemaal niet naar Super Besse, nee, we slaan dus in het centrum linksaf en dan zetten we koers richting Compains. We slaan na de bocht naar links even verderop bij een rotonde rechtsaf en dan rijden we over een wat smallere weg een kilometer of drie vals plat omlaag. Eerst rijden we door de open velden, met ook nog een klein knikje omhoog tussendoor, daarna fietsen we een donker bos in en daalt het een beetje op een vrij simpele manier, vooral rechtdoor. Na een tijd merken we dat deze bosweg ineens omhoog begint te lopen. De renners gaan beginnen aan een ongecategoriseerd klimmetje, het gaat 2,7 kilometer aan 5,4% omhoog naar het Lac de Bourdouze. Een heel gelijkmatig klimmetje, op een paar stroken aan 6% na gaat het eigenlijk continu aan 5% omhoog. Na alles wat we vandaag al hebben gezien worden we daar niet meer heel erg bang van, maar het zijn wel weer extra hoogtemeters. We kunnen er rustig vanuit gaan dat deze rit gewonnen gaat worden door een sterke vluchter, niet de eerste de beste krabbelaar zal vandaag zegevieren. De weg omhoog leidt deels door de bossen, maar we komen ook in open terrein terecht, terrein dat je het gevoel hebt dat je ineens midden in de Tour of Britain zit. Alleen de stenen muurtjes missen nog. Na 96 kilometer fietsen de renners langs het Lac de Bourdouze, een klein meertje. Rond van vorm, vermoeden van vulkanische activiteiten in het verleden. Na deze klim loopt de weg vier kilometer omlaag richting Compains, gemiddeld gaat het aan een procent of vijf omlaag. Toch best een lastige afdaling, want de weg is vrij smal en ten tijde van de passage van het karretje van Google was het wegdek niet al te best. In het begin rijden we nog steeds door open terrein, maar na verloop van tijd duiken de renners een donker bos in en daar komen ze een paar vervelende bochten tegen. Onder meer een bocht naar rechts over een bruggetje, met direct daarna een lastige bochtencombinatie. Vooral veel lastige bochten naar rechts, valt me op. Die zijn iedere keer redelijk scherp en onoverzichtelijk, terwijl de bochten naar links allemaal goed in het zicht liggen en minder scherp zijn. Hoe dan ook, toch even een vervelende afzink. Beneden in Compains slaan de renners nog eens scherp rechtsaf en na die bocht loopt de weg gelijk omhoog. We gaan vier kilometer aan 4% klimmen naar de top van de Col de la Chamoune. De klim begint vals plat, dan gaat het twee kilometer aan 5% omhoog en dan zal het in het laatste stuk voor de top weer wat vlakker zijn. De renners fietsen omhoog door boerenland, het is dunbevolkt gebied waar we af en toe alleen een (verlaten) boerderij zien verschijnen. Vrij lege heuvels alhier, de koeien mogen hier naar hartelust grazen. Als we 104 kilometer achter de rug hebben komen de renners boven op de Col de la Chamoune, er is een restaurantje te vinden op de top.
![lac-de-bourdouze-besse.png]()
![4976607591_32493b1e33_b.jpg]()
![col-de-la-chaumoune-saurier.png]()
(alleen de laatste vier kilometer, vanaf Compains)
![ob_d99fde_imgp5060.JPG]()
Voorbij de top van de Col de la Chamoune fietsen we langs een ander meertje dat wederom vrij rond is. Over de oorsprong hoeven we ook nu niet lang na te denken. Na de klim loopt de weg nu 2,5 kilometer vals plat omlaag over het plateau, van een echte afdaling is geen sprake. Paar bochten erbij, maar het gaat op zo'n trage manier omlaag dat we hier weinig over hoeven te melden. Beneden komen we uit bij een splitsing, hier gaat het naar links en dan zetten we koers richting La Godivelle. La Godivelle ligt vier kilometer verderop, 100 meter hoger dan het punt van de splitsing. Reken maar uit, we gaan de komende vier kilometer vals plat omhoog fietsen aan 2,5%. Een vrij smalle en bochtige weg omhoog over het lege en levenloze plateau, waarna we uitkomen in het gehucht La Godivelle. Als we dit gehucht verlaten bereiken we een deel van het plateau dat die naam ook echt mag dragen. Een hoogvlakte, met de nadruk op het tweede deel van het woord. De vijf kilometer na La Godivelle is het gewoon echt helemaal vlak. Een totaal open ruimte, je kunt kilometers ver kijken. Als je dat doet zie je ook een vlakke weg voor je uit, en een hoop koeien en schapen. Die krijgen een keer gezelschap van wat renners, die na een kilometer of 116 het eindpunt van het plateau gaan bereiken. We slaan aan het eind van de hoogvlakte linksaf, rijden nog een paar metertjes omhoog en dan fietsen we voorbij de Col de la Volpilière. Van deze kant was dat geen klim, maar van de andere kant is dat dus echt wel een col. De komende 16 kilometer zal het omlaag gaan richting Ardes, gemiddeld gaat er gedaald worden aan 4%. Blijkbaar hebben we de afgelopen kilometers gefietst over het vulkanische plateau van Le Cézallier, een gebied dat men soms ook wel het 'Schotland van de Auvergne' noemt, zat ik toch niet zo ver uit de richting met mijn Tour of Britain.
![reserve-naturelle-godivelle-tourbier-lac-en-bas-credit-photo-elyas-saens.jpg]()
De afdaling richting Ardes is niet heel erg ingewikkeld. In het begin dalen we af langs een aantal weiden, het zicht is hier dus perfect. Na een paar kilometer dalen komen we uit in het dorpje Saint-Alyre-ès-Montagne en hier ligt dan een keer een wat scherpere bocht, maar voorlopig kun je hier met de ogen dicht omlaag. Ondanks de wat smallere weg, daar hebben we voorlopig weinig last van. Buiten Saint-Alyre-ès-Montagne wordt het een ander verhaal, we komen wat meer in de bossen terecht en hier zijn de bochten wat lastiger in te schatten. Het terrein wordt er wel iets fraaier op, aangezien we ook langs een aantal rotswanden scheren. Een aantal kilometer is de afdaling flink lastig, in het bos komen we behoorlijk wat bochten tegen en een aantal van die bochten zijn door de combinatie van het slechte zicht en de smalle weg geen pretje om doorheen te moeten sturen. We komen ook nog een lastige haarspeldbocht tegen, het feit dat het mogelijk ook nog eens gaat regenen maakt het er niet beter op. De wegen hier zijn niet al te best, dus we moeten ook vooral hopen dat het droog gaat blijven. Het is alleen niet de hele afdaling lastig, het begin is makkelijk en daarna zal het ook in de laatste zes kilometer van de afdaling makkelijk dalen zijn. Het gaat nooit ontzettend steil naar beneden, maar de laatste paar kilometer gaat het vals plat omlaag. Het blijft bochtig in het donkere bos, maar als je slechts aan een procent of twee daalt maakt dat al een stuk minder uit. Na een eindeloze afdaling bereiken we na 131 kilometer Ardes, een versleten dorpje. De boel lijkt hier op instorten te staan, terwijl ze nochtans hun eigen mineraalwater hebben, Ardesy. In Ardes slaan we scherp linksaf, rijden we over een bruggetje en direct daarna begint de volgende klim van de dag, de laatste gecategoriseerde. De komende 6,5 kilometer gaat het aan 5,6% omhoog naar de Côte de la Chapelle-Marcouse, al is dat niet het hele verhaal. Na de bocht in Ardes loopt de weg meteen vrij steil omhoog. De ene bron geeft aan dat de eerste kilometer er eentje is aan 5,5%, de andere bron geeft aan dat we wat steviger gaan beginnen. De oogtest zegt dat de weg van het prille begin meteen steil omhoog loopt, een piek tot 9% klinkt geloofwaardig. Door een klein stukje in dalende lijn is de tweede kilometer iets makkelijker, gemiddeld komen we uit op 3%. Ook de volgende kilometer is niet heel boeiend, nu komen we gemiddeld uit op 4%. In het begin reden we even door een bos, nu rijden we juist weer door open gebied, als het gaat waaien kan dat deze rit ook nogal wat invloed gaan hebben. Na een tijd duiken we weer een bos in en dan loopt de wat smallere weg een kilometer aan 7% omhoog, waarna we richting de top 2,5 kilometer moeten klimmen aan 6,5%. Toch geen onaardig klimmetje, vooral voor de vluchters. Hier kunnen die jongens nog een leuke strijd uitvechten, voor de klassementsrenners zal het wat te ver van de finish zijn en is het bovendien niet lastig genoeg.
![tour-de-france-2023-stage-10-climb-n12-0e5b89d1d2.png]()
![F0sFSAoWwAAW_O6?format=jpg&name=large]()
![F0saHBEWIBEErQP?format=jpg&name=large]()
Na 138,6 kilometer, op iets minder dan 30 kilometer van het eind, komen we boven op de Côte de la Chapelle-Marcousse, een klim van de derde categorie. Maar eigenlijk zijn we dan nog niet eens helemaal boven, na de top is het even een paar meter vlak en daarna gaat het een kilometertje vals plat omlaag zonder dat we echt een lastige bocht tegenkomen. Daarna fietsen we over een bruggetje en na dat bruggetje volgt er een uitsmijter, het gaat nog eens twee kilometer aan 4% omhoog. Dit toetje stelt weinig voor, op een paar piekjes tot 6% na gaat het niet heel serieus omhoog, maar juist op zo'n wat vlakkere strook na een zwaardere klim kun je eventueel het verschil nog maken. Richting de top fietsen we weer door enorm open terrein, het is weer een hoogvlakte waar de grasvelden domineren. Drie kilometer na de originele top zijn we echt boven en dan volgt er een afdaling van negen kilometer. De omgeving is ruraal en zo kunnen we de weg omlaag ook wel een beetje omschrijven. Geen al te brede weg, want de omgeving is volledig uitgestorven en dus hebben ze ook geen behoefte aan brede wegen. De eerste vier kilometer van de afdaling komen we betrekkelijk weinig lastige bochten tegen. Misschien is iedere bocht wel lastig omdat de wegen niet echt breed en fantastisch zijn, maar dit zou heel goed mee moeten vallen. Het terrein is ook weer behoorlijk open, we kunnen alles zien. Na 145 kilometer koers fietsen de renners door het dorpje Dauzat-sur-Vodable en vlak voor dit dorpje komen ze wel een paar scherpere bochten tegen. In het dorp zelf is het ook even technisch, waarna het buiten Dauzat-sur-Vodable weer wat makkelijker wordt. We dalen nog wat verder, maar het gaat aardig rechtdoor en de dalingspercentages zijn niet al te hoog. We komen enkele bochten tegen, maar je hoeft die niet direct te noteren in je schriftje. Dan toch eerder aantekenen dat we zo nu en dan een mooi uitzicht krijgen aangeboden, we kijken ver weg en zien beneden in het dal genoeg moois liggen. Ik zou zeggen dat het zwaartepunt in het absolute begin van de afdaling ligt, dan het stukje rond Dauzat en daarna stelt het gewoon helemaal geen reet meer voor. We komen uit in Vodable en in deze boerengemeenschap slaan we linksaf, die bocht is wel even link. Na de bocht loopt het nog een paar meter omlaag, maar al snel zien we dat de weg omhoog begint te lopen. In de verte zien we ook een dorpje op een heuvel liggen, daar gaan we naartoe. Dat dorpje heet Tourzel-Ronzières en boven op de heuvel in het dorp ligt een romaanse kerk. We klimmen één kilometer aan 5% om die kerk te bereiken, een laatste knikje omhoog. Het laatste moment voor de klimmers om vandaag het verschil te maken. Na 153 kilometer, op 14 kilometer van het eind, fietsen we bergop een rondje om de kerk heen.
![1280px-Eglise_Notre-Dame_-de-Ronzi%C3%A8re_perch%C3%A9e_au_sommet_du_village_de_Ronzi%C3%A8re_-63-_photo_n%C2%B012.jpg]()
Na het laatste klimmetje van de dag loopt de weg nog eens 5,5 kilometer omlaag. Direct in het begin van deze laatste afdaling komen we een paar lastige bochten tegen, we fietsen bijvoorbeeld een keer over een smaller bruggetje met vlak voor en vlak na die brug een stevige bocht. De wegen blijven landelijk en dus relatief smal, het wegdek is niet heel geweldig en we fietsen weer door een bos, dus dit deel wordt leuk. Na anderhalve kilometer in dalende lijn rijden we door een dorpje heen, hier is de weg nog wat smaller. Buiten het dorp wordt de weg weer iets breder, terwijl we ook de bossen achter ons laten. Langs de akkers gaat het omlaag, onderweg komen we toch redelijk wat pittige bochten tegen. Een haarspeldbocht ook nog als we bijna beneden zijn, qua route heeft het eerder wat weg van een rit uit de Dauphiné. De parcoursbouwer steekt hier zijn nek uit, dit is niet direct heel gevaarlijk terrein, maar het is wel terrein waar je prima een valpartijtje kunt zien plaatsvinden. Bijna beneden komen de renners uit in het dorpje Meilhaud, hier wordt het weer heel erg smal. Paar laatste kronkelingen nog en dan slaan we rechtsaf, we bereiken een brede weg en met minder dan 10 kilometer te gaan zijn we beneden. Na de bocht naar rechts rijden we twee kilometer bijna volledig rechtdoor over de brede weg richting Perrier, het is zo goed als vlak, het gaat hooguit wat licht vals plat naar beneden. Eenmaal in Perrier slaan we rechtsaf, het leuke is dat we na deze bocht eigenlijk gewoon praktisch rechtdoor gaan rijden tot op twee kilometer van de finish. De weg blijft steevast een beetje vals plat omlaag lopen terwijl we wel wat flauwe bochten tegenkomen, maar goeddeels gaat het rechtdoor en is het vlak. Een eventuele eenzame aanvaller zal nog heel wat kilometers moeten afwerken over ondankbare wegen. Op 3,5 kilometer van de finish komen de renners nog een rotonde tegen op het industrieterrein van Issoire, maar na een pittige rit is dit toch vooral een ontzettend eenvoudige ontknoping. Op twee kilometer van de meet slaan we in Issoire bij een rotonde rechtsaf, over een brede, rechte en vlakke weg rijden we de slotkilometer tegemoet. De vod bereiken we na een lopende bocht naar links, dat vormt geen enkele probleem. Op 700 meter van het eind komen we vervolgens uit bij een nieuwe rotonde, hier gaat het naar rechts en daarna gaat het doodleuk rechtdoor tot aan de meet. Ontzettend makkelijke laatste kilometers, dit was een goede finale geweest voor een vlakke rit.
![NtG34jT.png]()
De aankomst ligt in Issoire, een plaats in de regio Auvergne-Rhône-Alpes en het departement Puy-de-Dôme waar 15.300 mensen wonen. Wikipedia weet niet veel over deze stad te melden, er is alleen een kopje infrastructuur en industrie en daar treffen we het volgende: Er ligt station Issoire. In Issoire ligt een auto- en motorcircuit, CEERTA. Het merk motorfietsen Voxan was tot 2009 in Issoire gevestigd, totdat het, omdat het failliet ging, door automerk Venturi werd opgekocht. Het vliegveld Aérodrome d'Issoire - Le Broc met een onverharde grasbaan ligt in de aangrenzende gemeente Le Broc. Hier worden de vliegtuigen van Issoire Aviation gebouwd. Een vliegveld en een circuit, wat een pauperparadijs. Via de site van de Tour vernemen we dan weer dat Génard Lenorman te linken valt aan Issoire, hij heeft hier naar het schijnt een tijd gewoond. Le ballade des gens heureux! Klassiekertje hoor. Als het over de koers gaat moeten we vermelden dat er één keer eerder een Tourrit is geëindigd in Issoure, we moeten 50 jaar terug in de tijd naar het jaar 1983. Pierre Le Bigaut wist de rit te winnen vanuit de vlucht, met een voorsprong van meerdere minuten op zijn naaste belagers. Issoire is vaker voorgekomen in de Tour, maar dan als startplaats. In 2005 trokken we bijvoorbeeld van Issoire naar Le Puy-en-Velay, waar Giusepe Guerini zou winnen. In 2011 ging het dan weer van Issoire naar Saint-Flour, een etappe die we ons allemaal nog steeds kunnen herinneren. Niet omdat Luis Leon Sanchez won vanuit de vlucht of omdat Titi Voeckler het geel veroverde. Nee, dat durven we nogal eens te vergeten. We kennen die rit nog steeds vanwege EEN OTO NEE. Johnny Hoogerland in het prikkeldraad, die bewuste dag gingen ze dus hier van start, in Issoire. Sindsdien kwam Issoire alleen voor in het Criterium du Dauphiné, waar Brent Van Moer in 2021 een solo wist af te ronden tijdens de eerste etappe met start en einde in Issoire. Als het over renners gaat die te linken vallen aan Issoire moeten we Marcel Mazeyrat noemen, want die kwam uit Issoire en hij reed tussen 1929 en 1932 vier keer de Tour. Louis Kosec wordt ook nog genoemd, een man die geboren werd in Joegoslavië maar terechtkwam in Issoire en nog een paar jaar prof was. Zonder de Tour te rijden, koop je weinig voor. Steef gooit ook nog Nicolas Baldo in de strijd, maar dat hij in 2012 de Rás Tailteann won kan ons zijn ontgaan. In het hart van Issoire vinden we de lokale kerk, Abbatiale Saint Austremoine. Van buiten mooi, van binnen ook wel aardig aangekleed. Daarnaast zou de lokale klokkentoren de moeite waard moeten zijn en blijkt Issoire een kunstzinnige stad te zijn, er zijn meerdere
art centres en er wordt jaarlijks een andere kunstenaar in het zonnetje gezet die door de stad heen meerdere werken tentoon mag stellen. Nee, in principe kun je Issoire wel overslaan. Als je in de buurt bent kan het eerder de moeite lonen om wat langer in Perrier te blijven hangen, waar we in de finale doorheen fietsen. In de buurt van Perrier vinden we enkele grotten die nog bewoond zijn geweest door holbewoners. Vet.
![2560px-Perrier_%2863%29_grottes_%281%29.JPG]()
In Clermont-Ferrand, niet ver van de start in Vulcania, wordt het overdag 35 graden. Dat is genieten, zeg. Er is flink wat kans op regen, vooral later op de dag. 's Ochtends zou het droog moeten zijn, in het begin van de middag ook nog, maar daarna is er steeds meer kans op nattigheid. Geen heel groot feest als je de wegen ziet waar de renners vandaag overheen mogen fietsen. Tijdens het eerste deel van de rit krijgen de renners te maken met flink wat tegenwind, het kan wel eens een tijdje gaan duren voor de vlucht van de dag gaat ontstaan. Grootste gedeelte van de dag tegenwind, maar in de buurt van de finish zal de wind dan weer vol in de rug staan. Een graad of 37 in Issoire, schitterend. Behoorlijk veel kans op regen, al houdt meteofrance het op zeldzame buien. Doe mij maar gewoon geen buien, dat heeft het parcours niet echt nodig. Al kan het dan wel weer verfrissend zijn als het daadwerkelijk 37 graden wordt. Windstoten tot 40 km/u in de buurt van de finish, dat klinkt niet heel aangenaam. Met die wind wordt het wel grappig om te kijken wat er gaat gebeuren op het plateau waar we vrij lang overheen gaan fietsen. Het grootste deel van de tijd is er sprake van tegenwind, maar richting het eind van dit plateau zal er in de buurt van La Godivelle een tijdje spraken zijn van wind die wat meer schuin in de rug staat terwijl het terrein volledig open is. Klein waaieralarmpje, heel klein. Waarschijnlijk waait het er niet hard genoeg voor, het begint harder te waaien als de renners al lang en breed de finish hebben bereikt. Nee, vergeet die wind dan maar weer, behalve dat er meewind is aan het eind van de rit. Vooral de hoge temperaturen en de kans op regen mogen blijven hangen. Van start gaat de rit om 13:05, na een neutralisatie van een kwartier gaan we om 13:20 meteen bergop rijden. Mag u niet missen, het gaat demarrages regenen. De NOS en Sporza zijn er wel pas omstreeks 14:20 bij en missen dus het cruciale eerste uur. Wanbeleid. Ja, voor dat extra uur moet je betalen, maar dat is tijdens deze etappe dubbel en dwars het geld waard. We zijn weer afhankelijk van Discovery+ en Eurosport 2 om de hele rit te zien, geen doen. Tussen 17:19 en 17:44 wordt de aankomst verwacht.
![Abbaye-Austremoine-001-scaled.jpeg]()
Dit is een rit voor de vluchters, simpel. Gezien het zware begin zullen het nog sterke vluchters zijn ook. Het enige alternatieve scenario is dat er een klassementsrenner slecht uit de rustdag komt en meteen lost op de eerste klim waarna de rest van het peloton de hele dag gaat rijden, maar die kans lijkt me verwaarloosbaar. Dus gaan we een episch gevecht zijn tussen de vluchters. Eerst al om in de vlucht van de dag terecht te komen, daarna gaan de gelukkigen elkaar bestrijden met het oog op de dagzege. De klassementsrenners zullen er een halve snipperdag van maken. De rit is lastig, maar niet lastig genoeg om elkaar het vuur aan de schenen te leggen. Gezien de meewind aan het eind kun je een aanval op het laatste klimmetje overwegen, maar het lijkt me niet dat die mannen elkaar daar kunnen lossen. Dus gaan we kijken naar een spannende strijd tussen de vluchters en een optocht van de klassementsrenners. Laten we snel vijf namen noemen en het dan voor gezien houden.
1. Mohoric. Kwam al best een eind onderweg naar Puy de Dôme. De vorm is dus niet heel slecht, tijd voor een nieuwe poging. Deze rit ligt hem een stuk beter. Geen steile puist aan het eind, maar juist een wat makkelijkere klim en dan een afdaling. Daar kan hij zich smijten en dan heeft de rest een flink probleem.
2. Van Aert. Die zal wel in de vlucht willen zitten, en als hij dat wil dan lukt hem dat ook. Daarna is het een beetje de vraag of hij alleen zit of dat er meer Jumbo's vooraan zitten. Met het oog op Vingegaard denk ik niet dat ze veel mannetjes de vrijheid gaan geven, waarschijnlijk alleen Wout. En als je in je eentje voorin zit in een vermoedelijk grote groep vluchters ben je al snel de aap gelogeerd. Mag weer eens het sprintje om de tweede plaats winnen, de boel viel toch weer niet te controleren.
3. Bettiol. Ik vind dit wel een Bettilollerige rit.
4. Costa. Ik verwacht heel Intermarche massaal in de aanval zodat ze morgen massaal geen benen hebben om Bini te helpen. Ballenploeg.
5. Martin. De tijd is aangebroken voor Guillaume Martin om zijn verzopen klassement weer boven water te vissen door tijd terug te pakken middels een geslaagde vlucht. Niet de leukste rubriek, maar je doet er niets aan.